Convenant bestuurlijke boeten en strafrechtelijke sancties

Convenant betreffende de afstemming over de keuze tussen de oplegging van bestuurlijke boeten, het ter openbare kennis brengen van feiten of strafrechtelijke afdoening bij bepaalde overtredingen van de financiële wetgeving

Het Openbaar Ministerie, de Minister van Financiën, de Stichting Autoriteit Financiële Markten, de Pensioen- & Verzekeringskamer, de Nederlandsche Bank NV en de Belastingdienst/FIOD-ECD (hierna de partijen),

Gelet op de bepalingen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en de bepalingen betreffende het ter openbare kennis brengen van bepaalde feiten in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, de Wet inzake de geldtransactiekantoren en de Wet toezicht trustkantoren,

Overwegende dat bij bepaalde overtredingen van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, de Wet inzake de geldtransactiekantoren en de Wet toezicht trustkantoren, zowel bestuurlijke boeten kunnen worden opgelegd, bepaalde feiten ter openbare kennis kunnen worden gebracht, als strafrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd,

Overwegende dat de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen danwel de bevoegdheid om op grond van de financiële wetgeving bepaalde feiten ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van de overtreding strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen danwel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht,

Overwegende dat het recht tot strafvervolging vervalt indien ter zake van een overtreding een bestuurlijke boete is opgelegd danwel indien op grond van de financiële wetgeving een overtreding ter openbare kennis is gebracht,

Overwegende dat het met het oog hierop wenselijk is beslissingen omtrent de afdoening van te voren af te stemmen en daartoe tijdig in overleg te treden; reden waarom het College van Procureurs-generaal en de toezichthouders dit convenant sluiten,

Overwegende dat dit convenant onverlet laat de richtlijn Financiën-bankwezen van 29 augustus 1983,

Overwegende dat het Functioneel Parket i.o. met betrekking tot de afspraken die voortvloeien uit dit convenant namens het Openbaar Ministerie fungeert als aanspreekpunt voor de overige bij dit convenant betrokken partijen,

Overwegende dat deze functie van het Functioneel Parket i.o. onverlet laat de verantwoordelijkheden van de (bijzondere) opsporingsdiensten ten opzichte van andere onderdelen van het Openbaar Ministerie,

Overwegende dat het Functioneel Parket i.o. een coördinerende rol heeft en bevoegd is ten aanzien van informatie en communicatie over opsporing en vervolging van schendingen van de financiële wetgeving,

Overwegende dat jaarlijks in het kader van het handhavingsarrangement afspraken worden gemaakt tussen het College van Procureurs Generaal en de Belastingdienst over het aantal overtredingen van de financiële wetgeving dat strafrechtelijk zal worden afgedaan,

Overwegende dat dit convenant in de toekomst voor zover niet anders is bepaald, eveneens van toepassing zal zijn op andere financiële toezichtswetgeving waarvoor de toezichthouders door de minister van Financiën door middel van mandatering of delegatie zijn belast met het toezicht en waarbij samenloop tussen strafrechtelijke sancties en bestuurlijke boetes danwel de bevoegdheid tot het ter openbare kennis brengen van feiten mogelijk is,

zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1 Definities

In dit convenant wordt verstaan onder:

a) Financiële toezichtswetgeving: de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, de Wet inzake de geldtransactiekantoren en de Wet toezicht trustkantoren en voor zover van toepassing de op deze wetten gebaseerde uitvoeringsbesluiten;

b) toezichthouder(s): de Stichting Autoriteit Financiële Markten, de Pensioen- & Verzekeringskamer, de Nederlandsche Bank NV en de Minister van Financiën, gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk;

c) overtreding: een schending van de financiële wetgeving waarvoor zowel een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als strafrechtelijke afdoening mogelijk is;

d) boetebedragnummer: het nummer behorend bij een boetebedrag als weergegeven in de bijlagen bij artikel 33d van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, artikel 48d van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, artikel 90d van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikel 93d van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, artikel 188d van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, artikel 13c van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996, artikel 22 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren en artikel 22 van de Wet toezicht trustkantoren;

e) het ter openbare kennis brengen van feiten: de bevoegdheid van de toezichthouders om bepaalde feiten ter openbare kennis te brengen zoals neergelegd in artikel 33n van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, artikel 48n van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, artikel 90n van de Wet toezicht kredietwezen, artikel 93n van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, artikel 188n van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, artikel 31 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren en artikel 31 van de Wet toezicht trustkantoren.

Artikel 2 Informatieverstrekking door het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst/FIOD-ECD

Indien en zodra het Openbaar Ministerie of de Belastingdienst/FIOD-ECD bekend is met feiten, omstandigheden of gedragingen die duiden op een overtreding, informeert het de betreffende toezichthouder daarover met het oog op de afstemming over de wijze van afdoening.

Artikel 3 Informatieverstrekking door de toezichthouder

1. Indien en zodra de toezichthouder voornemens is terzake een overtreding een bestuurlijke boete op te leggen waarbij boetebedragnummer 5 van toepassing is of een feit ter openbare kennis te brengen, informeert hij het Openbaar Ministerie, namens deze het Functioneel Parket i.o., daarover met het oog op de afstemming over de wijze van afdoening.

2. Indien en zodra de toezichthouder voornemens is terzake een overtreding een bestuurlijke boete op te leggen waarbij een boetebedragnummer van 1 tot en met 4 van toepassing is, informeert hij het Openbaar Ministerie, namens deze het Functioneel Parket i.o., daarover met het oog op afstemming over de wijze van afdoening:

a. wanneer sprake is van samenloop van een overtreding met één of meer afzonderlijke gedragingen waarvoor uitsluitend strafrechtelijke afdoening openstaat;

b. wanneer sprake is van een herhaling van een overtreding (recidive) waarbij een boetebedragnummer van 3 of 4 van toepassing is;

c. wanneer naar het oordeel van de toezichthouder sprake is van een overtreding waarbij de specifieke omstandigheden van het geval -beoordeeld in het licht van de ernst van de overtreding, de mate van opzet en verwijtbaarheid, de omvang van de schade en in relatie tot de bescherming van het publiek- aanleiding geven tot het informeren van het Openbaar Ministerie, namens deze het Functioneel Parket i.o.

Artikel 4 Afstemming over de wijze van afdoening

1. Wanneer de toezichthouder is geïnformeerd overeenkomstig artikel 2 besluit hij niet tot het opleggen van een bestuurlijke boete of het ter openbare kennis brengen van een feit, dan na afstemming met het Openbaar Ministerie, namens deze het Functioneel Parket i.o.

2. Wanneer het Openbaar Ministerie is geïnformeerd overeenkomstig artikel 3, besluit het niet tot opsporing of vervolging over te gaan, dan na afstemming met de toezichthouder.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde afstemming vindt zoveel mogelijk plaats binnen zes weken nadat de informatievoorziening, bedoeld in de artikelen 2 en 3 heeft plaats-gevonden.

Artikel 5 Tripartiete overleg

1. De afstemming tussen partijen op grond van de artikelen 2 tot en met 4 vindt zoveel mogelijk plaats in een tripartiete overleg tussen het Functioneel Parket i.o., de toezicht-houder en de FIOD-ECD. Wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist vindt buiten het tripartiete overleg op ad hoc basis afstemming plaats tussen de betrokken partijen.

2. Nadat de informatievoorziening en afstemming, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4, heeft plaatsgevonden, informeert de partij die de afdoening ter hand neemt de andere partij omtrent het verloop van de opsporing en vervolging en de genomen beslissingen terzake, respectievelijk het verloop van het opleggen van een boete, het ter openbare kennis brengen van een feit en de genomen beslissingen terzake.

Artikel 6 Rapportages

1. De toezichthouder informeert het Openbaar Ministerie, namens deze het Functioneel Parket i.o., zo spoedig mogelijk na afloop van elk kwartaal omtrent de door de toezichthouder opgelegde boeten en de feiten die ter openbare kennis zijn gebracht.

2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt bevat:

a. de overtreden wet;

b. het overtreden artikel;

c. het aantal boetes en het bedrag van de opgelegde boetes;

d. het aantal overtredingen;

e. het aantal keren dat een feit ter openbare kennis is gebracht.

Artikel 7 Wijziging van het convenant

Elke partij bij dit convenant kan voorstellen indienen tot wijziging van het convenant.

Artikel 8 Looptijd, opzegging en evaluatie

1. Dit convenant treedt in werking op 1 juli 2004 en wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.

2. Elke partij kan dit convenant door middel van een schriftelijke mededeling aan alle partijen opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.

3. Wanneer een partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige partijen in stand voorzover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

4. De werking van het convenant wordt na inwerkingtreding driejaarlijks op initiatief van het Openbaar Ministerie geëvalueerd.

Artikel 9 Relatie tot andere convenanten

Hetgeen in dit convenant is geregeld staat niet in de weg aan hetgeen is overeengekomen in het kader van het convenant herstructurering FEC (Stcrt. 2 april 2004, 65).

Den Haag, 30 juni 2004.
Het Openbaar Ministerie,
Namens deze,
De Voorzitter van het College van procureurs generaal,
J.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn.
De Stichting Autoriteit Financiële Markten
Namens deze,
De Voorzitter van de Stichting Autoriteit Financiële Markten,
A.W.H. Docters van Leeuwen.
De Nederlandsche Bank NV/ de Pensioen- & Verzekeringskamer,
Namens deze,
D.E. Witteveen.
De Minister van Financiën,Namens deze,
De Thesaurier-Generaal,
C. van Dijkhuizen.
De Belastingdienst/FIOD/ECD,
De voorzitter van het managementteam van de FIOD/ECD,
H.J. Haverkamp.

Naar boven