Machtigingsbeslissing Nationale ombudsman

Afdoening van enkele categorieën verzoekschriften inzake bevoegdheid, ontvankelijkheid en herkansing, en van klachten op grond van de `Klachtregeling Bureau Nationale ombudsman'

Nr. FPZ 2003/304-141

De Nationale ombudsman,

Overwegende

dat het van belang is de werkprocessen binnen het Bureau Nationale ombudsman verder te stroomlijnen;

dat het daarom wenselijk is enige bevoegdheid tot afdoening van bepaalde categorieën verzoekschriften en van klachten op grond van de `Klachtregeling Bureau Nationale ombudsman' namens de Nationale ombudsman te verlenen aan de hoofden en plaatsvervangend hoofden van de afdelingen III en IV alsmede aan het hoofd en enkele medewerkers van afdeling I van het Bureau Nationale ombudsman, en voor de afdoening van de bovengenoemde klachten ook aan de directeur en aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van afdeling II van het Bureau Nationale ombudsman;

Besluit:

Artikel 1

1. Het hoofd en de senior-onderzoekers van afdeling I alsmede de hoofden en de plaatsvervangend hoofden van de afdelingen III en IV van het Bureau Nationale ombudsman zijn gemachtigd in naam van de Nationale ombudsman verzoekschriften, die bij de Nationale ombudsman zijn ingediend, af te doen, indien en voor zover:

a. de conclusie van de toetsing van een verzoekschrift aan het bepaalde in artikel 1a van de Wet Nationale ombudsman is, dat het betreffende verzoekschrift geen betrekking heeft op een onder de bevoegdheid van de Nationale ombudsman vallend bestuursorgaan als bedoeld in genoemd wetsartikel;

b. de verzoeker, alvorens zijn verzoek te doen, over de gedraging waarop zijn verzoekschrift betrekking heeft een klacht heeft ingediend bij het betrokken bestuursorgaan, die kennelijk ten onrechte niet door het bestuursorgaan is behandeld overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, en het bestuursorgaan zich bereid verklaart de klacht alsnog in overeenstemming met dat hoofdstuk te behandelen;

c. de conclusie van de toetsing van een verzoekschrift aan het bepaalde in artikel 16, aanhef en onder a, b, c, e of f van de Wet Nationale ombudsman is dat geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot onderzoek;

d. de conclusie van de toetsing van een verzoekschrift aan het bepaalde in artikel 14, aanhef en onder a, e, g of i van de Wet Nationale ombudsman is dat geen gevolg wordt gegeven aan een verzoek tot onderzoek.

2. Deze bevoegdheid omvat mede de ondertekening van alle brieven die uitgaan in het kader van de in het eerste lid bedoelde afdoening.

Artikel 2

Het hoofd van afdeling I kan de hem in artikel 1, eerste lid, onder a, verleende bevoegdheid in ondermachtiging verlenen aan front-office medewerkers van afdeling I.

Artikel 3

1. Het hoofd en de senior-onderzoekers van afdeling I alsmede de hoofden en de plaatsvervangend hoofden van de afdelingen II, III en IV van het Bureau Nationale ombudsman zijn gemachtigd in naam van de Nationale ombudsman klachten ingevolge de `Klachtregeling Bureau Nationale ombudsman', die bij de Nationale ombudsman over medewerkers van hun afdeling zijn ingediend, te behandelen en af te doen.

2. De directeur is gemachtigd in naam van de Nationale ombudsman klachten ingevolge de `Klachtregeling Bureau Nationale ombudsman', die bij de Nationale ombudsman over de in het eerste lid genoemde hoofden, plaatsvervangend hoofden en senior-onderzoekers zijn ingediend, te behandelen en af te doen.

3. Deze bevoegdheid omvat mede de ondertekening van alle brieven die uitgaan in het kader van de in het eerste lid bedoelde behandeling en afdoening.

Artikel 4

De ondertekening, bedoeld in artikel 1, tweede lid, en artikel 3, derde lid, door de aldaar genoemde functionarissen luidt:

`DE NATIONALE OMBUDSMAN,

namens deze:

(handtekening en vermelding van titel, naam en functie van de functionaris)'.

Artikel 5

De in deze beslissing verleende machtigingen worden uitgeoefend in overeenstemming met het door de Nationale ombudsman vastgestelde beleid en de gegeven aanwijzingen.

Artikel 6

De uitoefening van de in deze beslissing verleende machtigingen is beperkt indien de beslissing zodanig complex is of de beslissing (in zijn gevolgen) zodanig zwaarwichtig is, dat de afdoening voorbehouden dient te zijn aan de Nationale ombudsman of de substituut-ombudsman.

Artikel 7

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2003 en vervangt alle voorgaande machtigingsbeslissingen.

2. Deze regeling kan worden aangehaald als `Machtigingsbeslissing Nationale ombudsman'.

3. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 april 2003.
De Nationale ombudsman,
R. Fernhout.

Toelichting

Hoewel de Nationale ombudsman ingevolge het bepaalde in artikel 1:2, onder f, van de Algemene wet bestuursrecht geen bestuursorgaan is en de bepalingen over mandaat in afdeling 10.1.1 van deze wet dus niet van toepassing zijn, hecht de Nationale ombudsman eraan de door hem verleende machtigingen in de Staatscourant te publiceren, zodat voor een ieder inzichtelijk is welke bevoegdheden namens hem door anderen binnen de organisatie mogen worden uitgeoefend.

De verleende machtiging heeft om te beginnen de afdoening op het oog van verzoekschriften die op grond van het bepaalde in artikel 1a van de Wet Nationale ombudsman niet voor behandeling in aanmerking komen, oftewel om verzoekschriften, die niet gedragingen van bestuursorganen betreffen.

Machtiging is verder verleend voor de afdoening van verzoekschriften die klachten betreffen die ten onrechte nog niet de interne klachtprocedure van hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht hebben ondergaan, de zogeheten herkansingszaken.

Artikel 16 van de Wet Nationale ombudsman bepaalt in welke gevallen de Nationale ombudsman (nog) niet tot onderzoek bevoegd is. De verleende machtiging strekt zich uit tot verzoekschriften die tot onderwerp hebben een gedraging:

- over het algemeen (regerings)beleid (artikel 16, aanhef en onder a);

- over algemeen verbindende voorschriften (artikel 16, aanhef en onder b);

- waartegen bezwaar of beroep openstaat of aanhangig is (artikel 16, aanhef en onder c);

- waarover op grond van een administratiefrechtelijke voorziening een rechterlijke uitspraak is gedaan (artikel 16, aanhef en onder e);

- betreffende belastingen of andere heffingen, waartegen een bestuursrechtelijke voorziening heeft opengestaan (artikel 16, aanhef en onder f).

Artikel 14 van de Wet Nationale ombudsman bepaalt wanneer de Nationale ombudsman wel bevoegd, doch niet verplicht is tot onderzoek. De verleende machtiging heeft betrekking op verzoekschriften:

- die te laat zijn ingediend of niet voldoen aan de vereisten uit de Wet Nationale ombudsman (artikel 14, aanhef en onder a);

- die dezelfde gedraging betreffen als die bij een Commissie voor de Verzoekschriften dan wel de Nationale ombudsman in behandeling is of is afgehandeld (artikel 14, aanhef en onder e);

- over gedragingen, waartegen een bestuursrechtelijke voorziening heeft opengestaan en waarvan geen gebruik is gemaakt (artikel 14, aanhef en onder g);

- waarbij niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan (artikel 14, aanhef en onder i).

Ten slotte wordt machtiging verleend tot het behandelen en afdoen van klachten in de zin van de `Klachtregeling Bureau Nationale ombudsman' over medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman. Grieven over beslissingen in het kader van de ontvankelijkheid van de verzoeker en over de bevoegdheid van de Nationale ombudsman, alsmede onderzoeksbeslissingen, vallen buiten deze klachtregeling.

Naar boven