Instellingsregeling Nederlands Anti-doping Platform

8 april 2003

nr. S/SBG-2295159

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de staatssecretaris: de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. het platform: het platform, genoemd in artikel 2.

Artikel 2

Er is een Nederlands Anti-doping Platform.

Artikel 3

1. Het platform heeft tot taak:

a. het bevorderen van een adequate informatie-uitwisseling tussen de bij het Nederlandse anti-dopingbeleid betrokken organisaties;

b. het bevorderen van een optimale afstemming van de activiteiten in het kader van het Nederlands anti-dopingbeleid van die organisaties, met inbegrip van de participatie in internationale samenwerkingsverbanden.

2. De staatssecretaris kan het platform ten aanzien van de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

Artikel 4

1. Het platform bestaat uit:

a. een onafhankelijk voorzitter, tevens lid;

b. een secretaris namens het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tevens lid;

c. negen andere leden.

2. Op uitnodiging van het platform kunnen andere personen dan de leden vergaderingen bijwonen.

Artikel 5

1. De voorzitter, de secretaris en één ander lid worden benoemd, geschorst en ontslagen door de staatssecretaris.

2. De staatssecretaris voegt aan het platform een secretariaat toe. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording verschuldigd aan het platform.

Artikel 6

De volgende organisaties wijzen elk twee van de leden, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, aan:

a. Nederlands Olympisch Comité/Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF);

b. Atletencommissie van NOC*NSF;

c. Dopingcontrole Nederland (DoCoNed);

d. Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo).

Artikel 7

Het platform stelt een reglement omtrent zijn werkwijze vast. Het reglement wordt aan de staatssecretaris gezonden.

Artikel 8

Het platform zendt jaarlijks binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar een rapportage omtrent zijn werkzaamheden aan de staatssecretaris.

Artikel 9

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het platform geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van het platform opgeborgen in het archief van dat ministerie.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Nederlands Anti-doping Platform.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,C. Ross-van Dorp.

Toelichting

Het anti-dopingbeleid in ons land heeft de laatste jaren fors aan kracht gewonnen. Dat is te danken aan een intensievere inzet van de organisaties die reeds langer op dat terrein werkzaam zijn en aan de komst van nieuwe organisaties. Zo is het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken reeds langer actief in het tegengaan van het dopinggebruik, doch heeft de laatste jaren zijn werk aanzienlijk uitgebreid. Ook de sportkoepel NOC*NSF heeft een duidelijke en grotere verantwoordelijkheid voor het tegengaan van het dopinggebruik in de sport genomen, hetgeen onder andere blijkt uit zijn nota `Topsportbedrijven op eigen kracht' waarin het antidopingbeleid voor 2001-2004 uiteengezet wordt. Bovendien hebben zich nieuwe organisaties aangediend en inmiddels hun waarde bewezen. Zo is Dopingcontrole Nederland sinds begin 2000 actief met het uitvoeren van een steeds groeiend aantal dopingcontroles, momenteel rond 2.500 per jaar. En binnen NOC*NSF zijn twee commissies zich actief gaan bezighouden met het dopingprobleem, te weten de Auditcommissie en de Atletencommissie. De eerste ziet toe op een goede naleving van dopingreglementen door sportbonden. De Atletencommissie raakt eveneens meer en meer betrokken bij het bestrijden van het dopingprobleem, hetgeen ongetwijfeld ook het geval zal zijn voor de recent opgerichte vakbond NL Sporter. Tot slot voert ook de overheid een concreet antidopingbeleid; niet alleen door voorwaardenstellende en -scheppende activiteiten, doch ook door middel van wetgeving inzake het bestrijden van dopinghandel en door de participatie in internationale samenwerkingsverbanden. Bij dat laatste valt ook te denken aan de World Anti-Doping Code, die in maart 2003 in Kopenhagen is aangenomen en die op nationaal niveau geïmplementeerd dient te worden.

Naast de vele positieve resultaten van die groeiende inzet bij het tegengaan van het gebruik van en handel in dopinggeduide middelen, is er ook een minder positief gevolg. De samenhang en de afstemming met betrekking tot al die anti-dopingactiviteiten is niet altijd even optimaal. Dat kan ten koste gaan van een goed en efficiënt integraal anti-dopingbeleid. Dat beleid wordt voor een groot gedeelte collectief gefinancierd, en een niet-optimale samenhang en afstemming betekent dan ook een niet geheel doelmatige besteding van die collectieve middelen. Hieruit vloeit een primaire verantwoordelijkheid voor de overheid voort, om die samenhang en afstemming wel degelijk te optimaliseren. De verplichting daartoe vloeit ook voort uit de door Nederland geratificeerde Anti-dopingconventie van de Raad van Europa (Stbl. 1994, 878). Die conventie verplicht de aangesloten landen immers de beleidslijnen en maatregelen van overheidsdiensten en andere openbare organen die betrokken zijn bij de bestrijding van doping in de sport, te coördineren. Het nakomen van die verplichting is complexer geworden door de toename van de bij het anti-dopingbeleid betrokken organisaties en door de intensivering van hun werkzaamheden. Om aan de verplichting te blijven voldoen, wordt een Nederlands Anti-doping Platform ingesteld. De leden van het platform zullen vertegenwoordigers van de meest betrokken organisaties bij het Nederlands antidopingbeleid zijn. Het voorzitterschap berust bij een door de staatssecretaris benoemd onafhankelijk voorzitter. De werkwijze zal door het platform zelf vastgesteld worden.

Het platform wordt ingesteld voor een periode van vier jaar. Aan het eind van die periode vindt een externe evaluatie plaats, waarna besloten wordt over de voortzetting van het platform.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C. Ross-van Dorp.

Naar boven