Aanwijzingsregeling Technische Voorschriften vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht met militaire luchtvaartuigen

24 februari 2003

nr. CWW85/089/2003000652

Directie Juridische Zaken Afdeling Wet- en Regelgeving

De Minister van Defensie,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht en artikel 6.59 van de Wet luchtvaart;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. STANAG 3854: ingevolge een in de Staatscourant gepubliceerde mededeling van Onze Minister van Defensie van kracht zijnde versie van de NATO Standardization Agreement nr. 3854 inzake policies and procedures governing the air transportation of dangerous cargo, zoals ter inzage gelegd op de bij die mededeling aangegeven locatie;

b. STANAG 2487: ingevolge een in de Staatscourant gepubliceerde mededeling van Onze Minister van Defensie van kracht zijnde versie van de NATO Standardization Agreement nr. 2487 inzake transport of cargo by helicopters, zoals ter inzage gelegd op de bij die mededeling aangegeven locatie;

c. Technische Voorschriften: Technische Voorschriften als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht;

d. militair luchtvaartuig: een luchtvaartuig gehouden door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid.

Artikel 2

1. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht behoeven bij het onder laatstgenoemd besluit vallende vervoer van gevaarlijke stoffen met militaire luchtvaartuigen door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid in militair operationele omstandigheden de volgende gedeelten van de Technische Voorschriften niet in acht te worden genomen:

a. Deel 1, hoofdstuk 4 trainingsbepalingen betrokken personeel;

Deel 5, hoofdstuk 1, par. 1.5

Deel 7, hoofdstuk 4, par. 4.9

Deel 5, hoofdstuk 4 bepalingen inzake documentatie;

Deel 7, hoofdstuk 4, par. 4.1 en 4.2 informatieverstrekking;

b. voorzover de bepalingen daarnaast betrekking hebben op batterijen:

Deel 3, hoofdstuk 2, tabel 3-1 lijst gevaarlijke goederen;

c. voorzover daarnaast de gevaarlijke stoffen behoren tot de uitrusting van de krijgsmachteenheid die met dat militaire luchtvaartuig wordt vervoerd:

Deel 4, hoofdstuk 1, par. 1.1 algemene verpakkingsvereisten bij vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht;

Deel 7, hoofdstuk 2, par. 2.1 verbod vervoer gevaarlijke stoffen en passagiers in één ruimte.

2. In afwijking van artikel 3, eerste lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht behoeven door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid de Technische Voorschriften niet in acht te worden genomen bij het vervoer van voertuigen uit als uitwendige last door middel van militaire helikopters welke zijn bestemd of aangepast met het oog op dergelijk vervoer.

Artikel 3

In plaats van de in artikel 2 genoemde gedeelten van de Technische voorschriften worden door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid de op de beschreven uitzonderingen betrekking hebbende gedeelten van de STANAG 3854 en STANAG 2487 in acht genomen.

Artikel 4

Indien de dienst zulks vereist en de veiligheid van het luchtverkeer niet in gevaar komt brengt de militair slechts gevaarlijke stoffen niet zijnde ontplofbare stoffen aan boord van een militair luchtvaartuig en voert de militair dergelijke stoffen slechts met zich:

a. in militair operationele omstandigheden;

b. voor zover die stoffen behoren tot zijn uitrusting, en

c. de Technische Voorschriften in acht worden genomen met uitzondering van de in artikel 2, eerste lid, van deze regeling aangewezen gedeelten en met uitzondering van hoofdstuk 8.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling Technische Voorschriften vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht met militaire luchtvaartuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 24 februari 2003.
De Minister van Defensie,H.G.J. Kamp.

Toelichting

De onderhavige regeling strekt in de eerste plaats ter uitvoering van artikel 3, tweede lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht (Stb. 2002, 180). Uit artikel 10.6 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht vloeit voort dat het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht voor wat betreft de krijgsmacht geldt voor het nationaal vervoer van gevaarlijke stoffen, anders dan ontplofbare stoffen. Een en ander voor zover het niet betreft bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen behorend tot de operationele uitrusting of het wapensysteem van het betreffende militaire luchtvaartuig of behorend tot de uitrusting van personen die met een dergelijk luchtvaartuig worden vervoerd.

Overigens zullen op basis van artikel 10.7 van de wet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, op voordracht van de Minister van Defensie, afzonderlijke regels worden vastgesteld ten aanzien van het nationale vervoer van ontplofbare stoffen door de krijgsmacht. Dit geldt eveneens voor het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen door de krijgsmacht.

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht bepaalt dat het wettelijke verbod om bepaalde vervoershandelingen met gevaarlijke stoffen te verrichten door middel van een luchtvaartuig, niet geldt voor de in het besluit aangewezen gevaarlijke stoffen, voorzover daarbij de Annex 18 behorende bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaartorganisatie en de daarop gebaseerde Technical Instructions for the safe transport of dangerous goods by air (Technische Voorschriften) in acht worden genomen.

Hoewel uitgangspunt is dat bij het onder de reikwijdte van het besluit vallende vervoer van gevaarlijke stoffen met militaire luchtvaartuigen zoveel mogelijk de Annex 18 en de Technische Voorschriften in acht worden genomen, zijn deze niet één op één toepasbaar op dat vervoer met militaire luchtvaartuigen. Dit is met name het geval bij de inzet van helikopters in het kader van luchtmobiel optreden. Artikel 3, tweede lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht bepaalt daarom dat de Minister van Defensie bepaalde gedeelten van de Annex 18 en de Technische Voorschriften kan aanwijzen, welke niet door de krijgsmacht of de krijgsmacht van een buitenlandse mogendheid in acht behoeven te worden genomen.

Die aanwijzing vindt plaats in artikel 2 van de onderhavige regeling. In dit artikel worden twee situaties genoemd. In het eerste lid is een voorziening getroffen voor het onder het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht vallende vervoer van gevaarlijke stoffen met militaire luchtvaartuigen in militair operationele omstandigheden. Bij het laatste moet in het bijzonder worden gedacht aan oefeningen of trainingen of aan daadwerkelijke operationele inzet in het kader van militaire bijstand of steunverlening. In het tweede lid is een voorziening getroffen voor het in punt 1.1.3, onder e, van de Technische Voorschriften bedoelde vervoer voorzover dat vervoer met militaire helikopters met uitwendige last plaatsvindt (het zgn. underslungvervoer).

Ingevolge artikel 3, tweede lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht kan de Minister van Defensie bij de aanwijzing bepalen dat in dat geval internationale militaire voor-schriften in acht dienen te worden genomen. Artikel 3 van de onderhavige regeling geeft daar invulling aan door te bepalen dat de NATO Standardization Agreement nr. 3854 inzake policies and procedures governing the air transportation of dangerous cargo in acht moeten worden genomen alsmede de NATO Standardization Agreement nr. 2487 inzake transport of cargo by helicopters. Deze Stanags bevatten op het vervoer met militaire luchtvaartuigen toegesneden voorschriften ten aanzien van de in artikel 2 van de onderhavige regeling genoemde onderwerpen.

Artikel 4 van de onderhavige regeling strekt ter uitvoering van artikel 6.59 van de Wet luchtvaart. Ingevolge laatstgenoemd artikel is het passagiers en leden van het boordpersoneel verboden gevaarlijke stoffen aan boord van een luchtvaartuig te brengen, of met zich mee te voeren in hun bagage, anders dan met inachtneming van de door Onze Minister van Verkeer en Water-staat respectievelijk Onze Minister van Defensie aangewezen Technische Voorschriften van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht. Artikel 4 van de onderhavige regeling bepaalt ter uitvoering van artikel 6.59 dat de militair slechts gevaarlijke stoffen niet zijnde ontplofbare stoffen aan boord van een militair luchtvaartuig brengt en dergelijke stoffen slechts met zich voert a. in militair operationele omstandigheden indien de dienst zulks vereist en de veiligheid van het luchtverkeer niet in gevaar komt; b. voor zover die stoffen behoren tot zijn uitrusting, en c. de Technische Voorschriften in acht worden genomen met uitzondering van de in artikel 2, eerste lid, van deze regeling aangewezen gedeelten en met uitzondering van hoofdstuk 8. Het gaat daarbij om artikelen, zoals een gasbrander, asbitsblokjes of (stoffen in) een kompas, welke benodigd zijn voor het operationele optreden van de militair en waarvan vaststaat dat daarmee de veiligheid van het luchtverkeer niet in gevaar komt.

Deze regeling is genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingevolge Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De notificatie heeft geen aanleiding gegeven tot opmerkingen van de EU-lidstaten.

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp.

Naar boven