Stimuleringsregeling criminaliteitspreventie 2004

Besluit van de Minister van Justitie van 18 december 2003 nr. 5258020 houdende vaststelling van beleidsregels inzake het verstrekken van projectsubsidies voor de bevordering van effectief gebleken maatregelen op het gebied van criminaliteitspreventie en de vaststelling van subsidieplafonds voor het jaar 2004 (Stimuleringsregeling criminaliteitspreventie 2004)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wet Justitie-subsidies;

Besluit:

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Justitie;

b. project: een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het in de praktijk toepassen van werkzaamheden en/of producten die in Nederland bijdragen aan het implementeren van preventieve maatregelen en die hun waarde reeds hebben bewezen bij het in de praktijk aanpakken van een criminaliteitsvraagstuk op een van de in artikel 2 bedoelde deelgebieden;

c. samenwerkingsverband: een verband, bestaande uit ten minste een natuurlijk persoon en een rechtspersoon of twee rechtspersonen.

Artikel 2

Deelgebieden als bedoeld in artikel 34, onderdeel a, van de Wet Justitie-subsidies die in 2003 voor projectsubsidies in aanmerking komen zijn:

a. Keurmerk Veilig Ondernemen;

b. Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan;

Een omschrijving van genoemde deelgebieden en de aanvullende inhoudelijke vereisten waaraan een project dient te voldoen, is opgenomen in de toelichting van deze regeling.

Artikel 3

1. De Minister verstrekt op aanvraag, subsidie aan de deelnemers in een samenwerkingsverband die voor gezamenlijke rekening en risico een project uitvoeren dat past in een voor dat jaar door de Minister aangewezen deelgebied.

2. De subsidie wordt ten behoeve van de deelnemers gezamenlijk verstrekt en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag is opgetreden. De ontvanger van de subsidie fungeert als penvoerder.

3. Geen subsidie wordt verstrekt als voor een project in een van de voorafgaande drie kalenderjaren reeds subsidie door de Minister is verstrekt.

Artikel 4

De subsidie in het kader van de in artikel 2 bedoelde deelgebieden bedraagt voor:

a. het Keurmerk Veilig Ondernemen ten hoogste 50% van de projectkosten tot een maximum van € 30.000;

b. de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan ten hoogste 50% van de projectkosten tot een maximum van € 20.000.

Artikel 5

1. Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag noodzakelijk te maken en/of te betalen kosten:

a. organisatiekosten van het project;

b. kosten van gebruikte materialen en hulpmiddelen gebaseerd op werkelijke aanschafprijzen;

c. aan derden verschuldigde kosten.

2. De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt deze niet in aftrek kan brengen.

Artikel 6

1. Er is een projectgroep die de Minister adviseert omtrent de aanvragen op grond van deze regeling.

2. De projectgroep bestaat uit ten minste een voorzitter en twee leden.

3. De projectgroep stelt zelf haar werkwijze vast.

4. De projectgroep geeft in ieder geval een negatief advies:

a. indien de aanvraag niet voldoet aan deze regeling en de daarop berustende bepalingen;

b. indien het aannemelijk is dat het project niet binnen 12 maanden na de datum van toekenning van de gelden kan zijn afgerond;

c. indien het aannemelijk is dat het project niet geheel kan worden uitgevoerd;

d. indien er gegronde vrees bestaat dat de aanvrager(s) het resterende gedeelte van de financiering niet kunnen opbrengen;

e. indien er gegronde vrees bestaat dat de aanvrager(s) niet de capaciteiten hebben om het project naar behoren uit te voeren.

5. De projectgroep rangschikt per deelgebied de aanvragen waarop positief wordt geadviseerd zodanig dat een project hoger wordt gerangschikt naar mate:

a. het project een groter bereik heeft gezien de doelgroep van het project;

b. het project in samenwerking met meer (lokale) instanties wordt opgezet;

c. het project vernieuwende elementen naast de bestaande toevoegt;

d. beter is aangegeven hoe resultaten aan een effectevaluatie worden onderworpen.

6. De projectgroep ziet toe op voldoende geografische spreiding van de projecten.

7. De beschikbare gelden per deelgebied(en) worden in volgorde van de rangschikking van de aanvragen verdeeld tot het vastgestelde plafond van gelden voor een deelgebied is bereikt.

§ 2

Aanvragen

Artikel 7

1. Aanvragen voor subsidie voor het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan kunnen worden ingediend tot 1 april 2004.

2. De aanvragen voor subsidie voor het Keurmerk Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan worden beoordeeld tussen 1 en 15 april 2004.

3. De subsidieplafonds voor het in 2004 verlenen van subsidie in het kader van in artikel 2 bedoelde deelgebieden bedragen voor:

a. het Keurmerk Veilig Ondernemen: € 1.050.000,–

b. de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan: € 200.000,–

4. Indien op een deelgebied het plafond niet wordt bereikt, kunnen de resterende gelden van dat deelgebied worden gevoegd bij het andere in artikel 2 genoemde deelgebied.

Artikel 8

1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1. Het formulier dient door de aanvrager te worden ondertekend en gedagtekend.

2. De aanvraag gaat vergezeld van een begroting, een projectplan, een beschrijving van de deelnemers met ondertekening, een machtiging en eventueel een samenwerkingsovereenkomst en/of een overeenkomst tot uitbesteding zoals weergegeven in de bijlagen 1 tot en met 7.

3. Eén van de deelnemers van het samenwerkingsverband dient de aanvraag mede namens de andere deelnemers in. Hij dient daartoe namens dezen schriftelijk gemachtigd te zijn.

§ 3

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 9

1. De subsidie-ontvanger voert het project uit, overeenkomstig het projectplan waarop de verlening van de stimuleringsgelden plaatsvindt en houdt zich aan de bij de verlening van deze gelden genoemde termijnen. De maximum termijn voor de uitvoering is een jaar na de datum van de toekenning van de gelden.

2. Er kan, indien hiertoe een schriftelijk verzoek is ingediend, door de Minister ontheffing van het bepaalde in het eerste lid worden verleend in geval van vertraging, essentieel wijzigen of stopzetten van het project.

3. De subsidie-ontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd naar de in artikel 5 genoemde kostensoorten.

4. De Minister kan bij de verlening van de subsidie verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze van het geven van bekendheid aan het project en de resultaten ervan.

§ 4

Voorschotten

Artikel 10

1. Indien op een aanvraag positief wordt beschikt, verstrekt de Minister de indiener van de aanvraag een voorschot ter hoogte van maximaal 80% van het toegekende bedrag.

2. Bij de vaststelling van de subsidie zal de overige 20% van het toegekende bedrag worden verrekend c.q. verstrekt.

3. Indien mocht blijken dat op het tijdstip dat het project ingevolge artikel 9, eerste lid, moet zijn uitgevoerd het voorschot niet volledig is verbruikt, betaalt de subsidie-ontvanger de overgebleven gelden onmiddellijk terug.

§ 5

Vaststelling subsidie

Artikel 11

1. De subsidie-ontvanger brengt na afloop van een periode van zes maanden, te rekenen van de datum van verlening van de subsidie, aan de Minister een verslag uit over de uitvoering van het project, met inbegrip van een vergelijking van het projectplan met de uitvoering daarvan en van de bij de toekenning van de subsidie vermelde raming van de projectkosten met de werkelijk gemaakte kosten.

2. De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag tot vaststelling van de hoogte van de subsidie in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 9, eerste lid, moet zijn uitgevoerd.

3. De Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling.

§ 6

Slotbepalingen

Artikel 12

De stimuleringsregeling criminaliteitspreventie 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze regeling wordt in de Staatscourant bekend gemaakt. Zij treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant. Deze regeling vervalt op 1 april 2005.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling criminaliteitspreventie 2004.

Den Haag, 18 december 2003.
De Minister van Justitie,
namens deze:de Directeur-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties
E.J. Mulock Houwer.

Toelichting

Algemeen

Criminaliteit is een van de belangrijkste maatschappelijke vraagstukken. Het nemen van preventieve maatregelen is een probaat middel om criminaliteit te bestrijden. Op het gebied van criminaliteitspreventie wordt veel ondernomen. Diverse projecten worden opgezet. Vaak zijn de resultaten bemoedigend, maar het blijkt dat deze niet altijd worden omgezet in duurzame werkzaamheden. Meestal liggen hier financiële drempels aan ten grondslag.

Met het verlenen van subsidie kunnen organisaties, die beproefde concepten willen implementeren, worden geholpen. Het is niet de bedoeling projecten structureel te financieren. Het gaat om een eenmalige bijdrage als steuntje in de rug.

In 2000 is voor het eerst een regeling in het leven geroepen om effectief gebleken maatregelen op het gebied van criminaliteitspreventie te bevorderen. Criminaliteitspreventie bestrijkt een groot aantal gebieden. Daarom zijn in de regeling specifieke gebieden aangegeven waarop een aanvraag om voor een bijdrage in aanmerking te komen, kan worden ingediend. Het deelgebied Keurmerk Veilig Ondernemen blijft net als in 2002 en 2003 gehandhaafd. Het deelgebied Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is nieuw. Verder stelt de regeling ook eisen aan het tijdsbestek waarin aan te vatten projecten moeten zijn geïmplementeerd.

Het onderhavige besluit vervangt het besluit van 14 april 2003 nr. 5217558, dat wordt ingetrokken.

Genoemde regeling wordt in de praktijk aangeduid als de Stimuleringsregeling Criminaliteitspreventie. Hierop aansluitend wordt het onderhavige besluit aangehaald als: Stimuleringsregeling Criminaliteitspreventie 2004.

Artikelen

Artikel 1

In dit artikel worden de activiteiten omschreven op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt.

Van belang is dat de regeling mede ten doel heeft samenwerking tussen diverse organisaties te bevorderen. Uit dien hoofde kan alleen een samenwerkingsverband in aanmerking komen voor de verstrekking van subsidies. Indien het verband zelf rechtspersoonlijkheid bezit dient een afschrift van de statuten daarvan tegelijkertijd met de subsidieaanvraag te worden meegezonden.

Artikel 2

In artikel 2 worden de deelgebieden genoemd die op grond van artikel 34, onder a, van de Wet Justitie-subsidies voor een projectsubsidie in 2004 in aanmerking komen.

In de toelichting van de regeling is een omschrijving opgenomen van de verschillende deelgebieden. In deze omschrijvingen wordt nog een aantal aanvullende voorwaarden genoemd waaraan een project moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 3

De subsidie wordt ten behoeve van de deelnemers gezamenlijk verstrekt en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag is opgetreden. De hoogte van de toekenning wordt berekend over alle projectkosten, zonder dat wordt aangegeven welk deel van de gelden betrekking heeft op welke deelnemer afzonderlijk.

De toegekende subsidie wordt betaald aan degene die namens het samenwerkingsverband de aanvraag indient. Hij treedt op als penvoerder.

In het derde lid van dit artikel wordt aangegeven dat projecten waaraan in de drie voorafgaande jaren reeds subsidie is verstrekt niet voor de regeling in aanmerking komen. De regeling heeft namelijk ten doel nieuwe initiatieven te ondersteunen. Het is derhalve niet wenselijk subsidie toe te kennen aan projecten die op hetzelfde gebied binnen een bepaalde termijn al eerder ondersteuning hebben gehad. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat geldstromen binnen één publiekrechtelijke rechtspersoon geen subsidies zijn.

Artikel 4

In dit artikel worden twee beperkingen aangebracht in de hoogte van de subsidie die kan worden toegekend. Het is – ten eerste – niet de bedoeling om activiteiten geheel te financieren. De aanvragers zullen zelf ook moeten bijdragen.

Ten tweede is er een maximum bedrag voor de subsidie bepaald.

Artikel 5

Dit artikel bevat een limitatieve opsomming van de voor de regeling in aanmerking komende kosten. Van belang is dat er voorafgaande kosten mogen zijn gemaakt. De toekenning van subsidie beperkt zich echter tot na de indiening van de aanvraag te maken en te betalen kosten. Het betreft de volgende kosten:

a. Organisatiekosten van het project;

b. Kosten van gebruikte materialen en hulpmiddelen gebaseerd op werkelijke aanschafprijzen;

c. Aan derden verschuldigde kosten.

Aangeschafte materialen en hulpmiddelen worden eigendom van het samenwerkingsverband. Voor beide deelgebieden geldt dat de kosten voor aangeschafte materialen en hulpmiddelen (sub b.) moeten behoren tot de zogenaamde kosten voor publiek-private samenwerking en certificering, zoals weergegeven in het begrotingsformulier (bijlage 4). Bij aan derden verschuldigde kosten valt te denken aan kosten voor evaluatieactiviteiten of het inschakelen van adviesbureaus.

Kosten die in alle redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, komen niet voor verstrekking van subsidie in aanmerking.

Artikel 6

In artikel 6 is voorzien in de instelling van een projectgroep die de aanvragen beoordeelt en de Minister hieromtrent adviseert. Het gaat hierbij niet om een advies in de zin van artikel 3:5 Awb. In het vierde lid worden de meer formele criteria gegeven waarop een aanvraag wordt getoetst. In het vijfde lid wordt aangegeven op basis van welke criteria de aanvragen die aan de formele vereisten voldoen vervolgens worden gerangschikt.

Artikel 7

In dit artikel wordt in het eerste lid ingegaan op de perioden waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend. In het tweede lid is aangegeven wanneer de beoordelingen van de aanvragen plaatsvinden. Tussen de einddatum van indiening en van de beoordeling is een korte periode voorzien waarbinnen ingevolge artikel 4:5 van de Awb verzuimen hersteld kunnen worden. Deze periode kan kort zijn, daar ervan wordt uitgegaan dat aanvragen worden ingediend met een volledig ingevuld aanvraagformulier en vergezeld gaan van alle bescheiden die blijkens het aanvraagformulier moeten worden meegezonden, waaronder het projectplan.

Verder wordt aangegeven hoe hoog de subsidieplafonds voor de verschillende deelgebieden in 2004 bedragen, en hoe resterende gelden worden verdeeld indien in de eerste of tweede aanvraagperiode dit subsidieplafond op een bepaald deelgebied niet wordt bereikt.

Artikel 8

Een aanvraag voor subsidie dient ingevolge het eerste lid van artikel 8 te geschieden met gebruikmaking van het aanvraagformulier zoals dit is opgenomen in bijlage 1 van de regeling. Aanvragen kunnen alleen via dit formulier worden ingediend, voorzien van een originele handtekening. De aanvrager dient zich op een aantal punten garant te stellen voor de goede gang van zaken.

Aanvragen ingediend per telefax of elektronische post voldoen niet aan het vereiste van een originele handtekening.

In het aanvraagformulier wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden meegezonden. Vooral het projectplan is daarbij van belang. Dit vormt immers de grondslag voor de beoordeling. Omdat de projecten onderling vergeleken worden, is het van belang de aangegeven indeling te volgen. Het is in het belang van de aanvrager zelf zo nauwkeurig mogelijk in te gaan op de criteria voor de rangschikking als bedoeld in artikel 6, vijfde lid. Voor de begroting wordt geadviseerd om het begrotingsformulier van bijlage 4 te gebruiken. In bijlage 2 worden de gegevens van de deelnemers aan het samenwerkingsverband ingevuld. Het is noodzakelijk dat iedere deelnemende partij dit formulier ook ondertekent. Hiermee wordt direct ook aan de verplichting van een machtiging van de andere deelnemers voldaan.

U kunt uw subsidie-aanvraag verzenden aan:

Ministerie van Justitie

Afdeling Criminaliteitspreventie

Postbus 20301

2500 EH Den Haag

Artikel 9

Dit artikel, dat tezamen met artikel 3 de kern van de onderhavige regeling vormt, formuleert de verplichtingen van de subsidieontvanger. Zo moet de subsidieontvanger het project overeenkomstig het projectplan uitvoeren en dient hij zich te houden aan de bij de verlening van de subsidie genoemde termijnen. De projecten en/of activiteiten moeten daadwerkelijk worden uitgevoerd binnen de in de toekenning van gelden vermelde periode. Tevens dient de subsidieontvanger een zodanige administratie te voeren dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen. De regeling kent voor de projecten maximaal een looptijd van één jaar gerekend vanaf de feitelijke start van het project en maximaal één jaar gerekend vanaf de datum van toekenning van gelden. Via het vierde lid kan aan de aanvrager onder meer opgelegd worden dat de minister voor een door het ministerie uit te geven publicatie vrijelijk kan beschikken over gegevens en resultaten van projecten en/of activiteiten.

Artikel 10

De toe te kennen subsidie wordt als voorschot uitgekeerd.

Artikel 11

Algemene bepalingen voor het definitief vaststellen van de toekenning van subsidies zijn neergelegd in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht. In dit artikel worden daarom alleen de termijnen specifiek benoemd. Vermelding verdient wel dat ingevolge artikel 4:46, tweede lid, van de Awb het definitief toe te kennen bedrag lager kan worden vastgesteld dan bij de oorspronkelijke toekenning is gedaan in de volgende gevallen:

– Indien de projecten en/of activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

– Indien de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan;

– Indien de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en dat heeft geleid tot een andere verleningsbeschikking dan het geval zou zijn bij beschikbaarheid van de juiste/volledige gegevens;

– Indien de verlening van de gelden anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Omschrijving van de in artikel 2 genoemde deelgebieden die voor projectsubsidies in 2004 in aanmerking komen

Het betreft de volgende deelgebieden:

a. Het Keurmerk Veilig Ondernemen

b. De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

Ad a. Keurmerk Veilig Ondernemen

1. Inleiding

Het Nederlandse bedrijfsleven lijdt jaarlijks veel schade door criminaliteit en onveiligheid. De overheid en het bedrijfsleven willen hier graag iets aan doen. Onder de vlag van de Stichting Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing is het instrument van een keurmerk ontwikkeld om in een publiek-private samenwerking deze problematiek adequaat aan te pakken. Een keurmerk enerzijds gericht op de problematiek op bedrijventerreinen en anderzijds in winkelcentra.

Het Keurmerk Veilig Ondernemen is een werkwijze die het mogelijk maakt om door middel van een stappenplan gestructureerd maatregelen te treffen voor de veiligheid op bedrijventerreinen en winkelgebieden. Deze werkwijze, die u als ondernemer vele voordelen oplevert, is vastgelegd in handboeken.

De voordelen zijn onder meer:

– Beproefde werkwijze

– Maatwerk voor iedere locatie

– Betere veiligheidsbeleving

– Verlaging servicekosten door collectieve inkoop, schoonmaak en surveillance

– Dervingsverlaging

– Reductie verzekeringspremie

– Integrale werkwijze leidt tot samenhang maatregelen

– Veiliger omgeving om te werken en te winkelen

– Minder schade

Het Keurmerk Veilig Ondernemen gaat uit van een krachtig samenwerkingsverband. Dit betekent dat de partijen gemeenschappelijk resultaatgerichte doelstellingen formuleren waarop ze elkaar gaan afrekenen. Iedere partij voor zich formuleert haar inspanningsverplichting. Het is dus wel vrijwillig maar niet vrijblijvend. Een goed samenwerkingsverband is de basis voor succes.

Daarom regelt het keurmerk de samenwerking tussen publiek en private partijen zoals ondernemers, gemeente, politie, brandweer en indien nodig andere partijen.

Vervolgens stelt het samenwerkingsverband een activiteitenplan op waarin aangegeven wordt welke concrete maatregelen (bijvoorbeeld communicatie) worden getroffen afgestemd op de locale situatie. Wanneer dit gerealiseerd is wordt het KVO-certificaat (bedrijventerreinen) of de Keurmerkster (winkelcentra) uitgereikt.

De mogelijke route en aanpak om te komen tot een certificaat of keurmerkster zijn omschreven in een tweetal handboeken: het Keurmerk Veilig Ondernemen voor winkelcentra en het Keurmerk Veilig Ondernemen voor bedrijventerreinen. Er zijn handboeken voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw ontwikkeld.

De handboeken Keurmerk Veilig Ondernemen kunnen worden gedownload van de NPC-website www.npc-web.nl.

2. Welke projecten komen in aanmerking?

De subsidieregeling heeft als doel om te stimuleren dat beproefde methoden, als het KVO, breed in het land worden toegepast. De subsidie is dan ook gericht op het stimuleren van een stevig fundament in de publiek-private samenwerking als basis voor een goede uitvoering van het keurmerk. Dit betekent dat de subsidiabele activiteiten van artikel 5, wat betreft het KVO betrekking hebben op onderdelen als publiek-private samenwerking, communicatie, extern advies, nulmeting, projectleider. Fysieke en organisatorische maatregelen, zoals het plaatsen van camera’s en trainen van personeel, vallen buiten de subsidieregeling. Dergelijke kosten komen niet direct in de eerste fase van het project aan de orde. Uitvoering vindt in een latere fase plaats.

Naast de algemene vereisten die zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 11 van de regeling moet een project om aangemerkt te worden als een KVO-project, waarvoor op basis van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. Het project draagt in algemene zin bij aan de bevordering van criminaliteitspreventie en veiligheid binnen het bedrijfsleven;

b. Het project komt qua aanpak en werkwijze overeen met de aanpak uit de handboeken;

c. Aan het project ligt een samenwerkingsconvenant ten grondslag conform de handboeken;

d. het project wordt beschouwd als afgerond als binnen twaalf maanden na de datum van toekenning van gelden:

– Bij KVO-bedrijventerreinen binnen 12 maanden het KVO-certificaat kan worden behaald;

– Bij KVO-winkelcentra binnen 12 maanden de eerste keurmerkster kan worden behaald.

e. Het project wordt door meerdere andere instanties medegefinancierd.

Ad b. Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

1. Inleiding

Veilig Uitgaan is een aandachtsgebied dat niet meer is weg te denken uit het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Samenwerking is daarbij onontbeerlijk. Om deze samenwerking te stimuleren en te ondersteunen is, onder de vlag van de Stichting Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing, het instrument ‘kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan’ (KVU) ontwikkeld.

In veel gemeenten wordt reeds gewerkt met een convenant veilig uitgaan. Ondanks goede ervaringen daarmee is een roep ontstaan naar het meer inzichtelijk maken van de afspraken die gemaakt worden op het gebied van veilig uitgaan en de mogelijkheid elkaar op de naleving daarvan aan te spreken. Gemeente, politie, horeca en openbaar ministerie merken in sommige gevallen dat het proces rond veilig uitgaan stagneert. Vaak is dan onduidelijk wie welke afspraken niet is nagekomen. De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan komt tegemoet aan de behoefte bij lokale samenwerkingsverbanden aan een concreet instrumentarium waarmee, vanuit een eenduidige procesbenadering en afgestemd op de lokale situatie, invulling kan worden gegeven aan veilig uitgaan.

De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan heeft tot doel het inzichtelijk maken van de inspanningen van lokale partijen teneinde in samenwerking de kwaliteit van uitgaansgebieden (waarvan veiligheid een wezenlijk onderdeel uitmaakt) te verhogen. Het ontwikkelde instrument meet en waardeert de samenwerking door lokale partijen, die gericht is op het komen tot afspraken en het selecteren en uitvoeren van concrete maatregelen die rechtstreeks betrekking hebben op de veiligheid in uitgaansgebieden. De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan biedt daarmee een methodiek die aanzet tot een continu proces van verbetering. Gemeenten kunnen het instrument ook gebruiken om verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.

Ieder uitgaansgebied komt in principe in aanmerking voor toepassing van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. De resultaten zijn sterk afhankelijk van de inspanning van de lokale partijen (in ieder geval de gemeente, politie, horeca en OM).

De Kwaliteitsmeter is een instrument dat op vrijwillige basis ingezet kan worden. Als in onderling overleg besloten is om volgens de methodiek van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan te werken, gebeurt dit echter volgens de spelregels die horen bij de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan.

De Kwaliteitsmeter is een instrument dat uitgaat van de bereidheid tot samenwerking op lokaal niveau en van een gezamenlijk gevoel van verantwoordelijkheid voor een veilig uitgaansgebied. De bereidheid en het gezamenlijk verantwoording willen dragen zullen derhalve aanwezig moeten zijn wil de toepassing van het instrument succesvol kunnen zijn. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is het verschil in cultuur en achtergrond (overheid versus bedrijfsleven) tussen de deelnemende partijen.

De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan bestaat uit twee hoofdonderdelen:

onderdeel A gaat over de wijze van samenwerking (procesaanpak) en

onderdeel B gaat over de wijze van selectie en uitvoering van maatregelen (maatregelcyclus). Bij beide onderdelen worden modellen en checklists aangeboden. Dit zijn modellen voor intentieverklaring, samenwerkingsovereenkomst (A) en invulmatrices voor probleeminventarisatie, maatregelselectie, maatregelplan, maatregeluitvoering en evaluatie.

Informatie over de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is te vinden op de website www.npc-web.nl.

2. Welke projecten komen in aanmerking?

De subsidie heeft als doel om te stimuleren dat de KVU breed in het land wordt toegepast. De subsidie is dan ook gericht op het stimuleren van een stevig fundament in de publiek-private samenwerking als basis voor een goede uitvoering. Dit betekent dat de subsidiabele activiteiten van artikel 5, wat betreft het KVO betrekking hebben op onderdelen als publiek-private samenwerking, communicatie, extern advies, nulmeting, projectleider. Fysieke en organisatorische maatregelen, zoals het plaatsen van camera’s en trainen van personeel, vallen buiten de subsidieregeling. Dit neemt niet weg dat zo’n maatregel niet van belang kan zijn. Maar in de eerste fase staat de samenwerking, de maatregelselectie en -uitvoering voorop.

Naast de algemene vereisten die zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 11 van de regeling moet een project om aangemerkt te worden als een KVU-project, waarvoor op basis van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, voorts voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. Het project draagt in algemene zin bij aan de bevordering van criminaliteitspreventie en veiligheid binnen een uitgaansgebied;

b. Het project komt qua aanpak en werkwijze overeen met de aanpak uit de kwaliteitsmeter;

c. Aan het project ligt een samenwerkingsovereenkomst ten grondslag conform de kwaliteitsmeter;

d. Het project wordt beschouwd als afgerond als binnen twaalf maande na de datum van toekenning van gelden er een eerste evaluatie kan plaatsvinden omtrent de uitvoering van de maatregelen zoals afgesprokenv olgens de KVU-methodiek;

e. Het project wordt door andere instanties medegefinancierd.

Wegwijzer subsidie-aanvraag

Welke formulieren dient u in te sturen?

1. Aanvraagformulier

Het formulier is bijgevoegd in bijlage 1.

2. Beschrijving van de deelnemers aan het project (per deelnemer) en machtiging

Iedere deelnemende organisatie aan het project dient het invulformulier in te vullen en te ondertekenen. Het formulier is bijgevoegd in bijlage 2.

Artikel 8, derde lid van de Stimuleringsregeling criminaliteitspreventie 2004 vraagt om een machtiging om aan te tonen dat u namens de deelnemers kunt optreden. In bijlage 2 is een korte passage opgenomen met betrekking tot de machtiging. Met de ondertekening van de bijlage door de deelnemers wordt hiermee gelijk aan de verplichting van de machtiging uit de stimuleringsregeling voldaan.

3. Projectplan

De onderdelen van het projectplan die in ieder geval uitgewerkt moeten worden zijn toegelicht in bijlage 3.

4. Begroting

De verplichte onderdelen van de begroting zijn toegelicht in bijlage 4. Een standaard begrotingsformulier is bijgevoegd.

5. Samenwerkingsovereenkomst

Indien de samenwerking door een overeenkomst is geregeld gelieve u die bij te voegen. Indien er sprake is van een rechtspersoonlijkheid dienen de statuten meegezonden te worden.

6. Overeenkomst tot uitbesteding

In geval van uitbesteding van (onderdelen van) het project gelieve u de offertes/overeenkomsten tot uitvoering bij te voegen.

Bijlage 1

stcrt-2003-251-p19-SC62973-1.gif

Bijlage 2

stcrt-2003-251-p19-SC62973-2.gif

Bijlage 3

Het projectplan

In het bij te voegen projectplan gaat u – volgens de hieronder staande indeling – in ieder geval in op de volgende onderwerpen. De vragen die genoemd zijn geven alleen een indicatie van hetgeen u moet vermelden.

1. Aanleiding voor het project

– Wie heeft besloten tot het project en waren er nog speciale redenen om het project te beginnen?

– Geef een korte omschrijving van het gebied waar het project betrekking op heeft (oppervlakte, hoeveel (horeca)bedrijven, structuur etc)

– Hoe is er commitment van de samenwerkende partners bereikt?

– Waaruit blijkt het commitment voor dit project?

2. Het doel van het project

– Wat wilt u concreet bereiken met het project?

– Wat heeft u bereikt als het project is afgerond?

3. De doelgroepen van het project

– Geef aan op welke doelgroepen uw project is gericht.

4. De beschrijving en aanpak van het project

– Welke middelen zet u in om de doelstelling te behalen?

– Hoe wordt het bijeenblijven van het samenwerkingsverband gegarandeerd?

– Wat is de rol en functie van de verschillende betrokken partijen?

5. Projectfasering

– Welke fasen kent het project?

– Wat gebeurt er in elke fase en wat zijn de eindproducten in elke fase?

– Wat is het tijdpad? Welke activiteit wordt wanneer ondernomen?

– Hoe is voorzien in een effect- en procesevaluatie en op welke termijn?

6. Toelichting op de beoordelingscriteria

U draagt per criterium gegevens aan waarop de projectgroep uw aanvraag op grond van artikel 6, vijfde lid van de Stimuleringsregeling Criminaliteitspreventie 2004 kan rangschikken. Het gaat hier om:

– de grootte van de doelgroep die bereikt wordt;

– de instanties die participeren en/of ondersteunen;

– mogelijk vernieuwende elementen naast de bestaande;

– hoe een proces- en effectevaluatie wordt gehouden en binnen welke termijn.

Bijlage 4

Begroting

Voeg een begroting van het project bij. De kosten uit de begroting moeten onderbouwd worden via het projectplan. Deze begroting omvat:

– een overzicht van activiteiten en kosten voor het gehele project;

– een overzicht van activiteiten en kosten per uitvoerende partij.

– De dekking van de opgevoerde begroting

Begrotingsformulier

Project:

  

Jaar:

  

Periode:

  
   

1. Kosten Publiek/Private samenwerking

Uren

Bedrag

Ingezette uren per organisatie

  

* brandweer

  

* politie

  

* gemeente

  

* ondernemers

  

* Kamer van Koophandel

  

* derden

  

Projectbegeleiding

  

* per dagdeel

  

* reiskosten

  

Extern advies

  

* per dagdeel

  

* reiskosten

  

Vergaderruimte

  

Communicatie- en PR-kosten

  

* nieuwsbrieven

  

* drukwerk

  

* kopieerkosten

  

* zaalhuur

  

Secretariaatskosten

  

Subtotaal

  
   

2. Certificering

  

Auditkosten

  

Enquêtekosten

  

Extern advies

  

Kosten uitreiken certificaat

  

Subtotaal

  
   

Totaal 1 en 2

  

Totaal generaal

  
   

Dekking

Bijdrage ….

  

Bijdrage …..

  

Bijdrage ….

  

Subsidie KVO

  

Toelichting Begrotingsformulier

– De kosten voor ingezette uren van publieke partijen zijn in principe niet subsidiabel. Gemeenten, politie en brandweer hebben een verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid. Het is logisch dat er beleidskeuzes gemaakt moeten worden over welk onderwerp of gebied extra aandacht verdient, maar de kosten van de medewerkers zijn hiermee niet subsidiabel. Alleen als aantoonbaar extra capaciteit wordt ingehuurd of anderszins beschikbaar komt, kunnen deze kosten voor subsidie in aanmerking komen.

– De kosten voor het inhuren van extern advies, nulmeting, projectleider en anderen: een offerte of opdrachtbevestiging moet bij de subsidieaanvraag worden bijgevoegd.

– Certificeringkosten: er wordt voor deze post maximaal € 6.000,– beschikbaar gesteld. Voor de auditkosten wordt een standaardbedrag van € 3.000,– toegekend, waarbij eventuele kosten voor het uitreiken van het certificaat niet zijn inbegrepen.

– Voor subsidieaanvragen voor KVO-winkelgebieden geldt dat indien gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid van procesbegeleiding via het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel, deze kosten niet subsidiabel zijn voor de subsidieaanvraag in het kader van deze stimuleringsregeling.

Naar boven