Bijstellingsregeling 2004

19 december 2003

Nr. WDB 2003/623 M

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op hoofdstuk 10, afdeling 10.1, van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 30a, 31 en 33 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, zoals dat luidt met ingang van 1 februari 2004 en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken;

Besluit:

Artikel I

1. Voor de berekening van de bij het begin van het kalenderjaar 2004 toe te passen tabelcorrectiefactor als bedoeld in artikel 10.2 van de Wet IB 2001 wordt als gemiddelde prijsindexcijfer over de dertigste tot en met negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand in aanmerking genomen het gemiddelde van de prijsindexcijfers over die maanden uit de ‘Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens, afgeleid’, reeks 2000 = 100, van het Centraal Bureau voor de Statistiek, zoals deze zijn gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin waarin het indexcijfer van de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand voor het eerst is gepubliceerd.

2. Voor de berekening van de bij het begin van het kalenderjaar 2004 toe te passen factor ih als bedoeld in artikel 10.3 van de Wet IB 2001 wordt als indexcijfer van de woninghuren over juli van het tweede voorafgaande kalenderjaar in aanmerking genomen het indexcijfer over die maand zoals dat is gepubliceerd in het nummer van de Maandstatistiek van de prijzen waarin het indexcijfer over de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand voor het eerst is gepubliceerd.

3. Voor de berekening bij het begin van het kalenderjaar 2004 van het bedrag ter vervanging van het in de artikelen 3.97 en 3.114 vermelde bedrag, zoals bepaald in artikel 10.6 van de Wet IB 2001, wordt als indexcijfer van de woninghuren over juli van het tweede voorafgaande kalenderjaar in aanmerking genomen het indexcijfer over die maand zoals dat is gepubliceerd in het nummer van de Maandstatistiek van de prijzen waarin het indexcijfer over de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand voor het eerst is gepubliceerd.

4. Voor de berekening van de bij de inwerkingtreding van artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen toe te passen correctiefactor als bedoeld in dat artikel wordt als gemiddelde prijsindexcijfer over de dertigste tot en met negentiende aan het kalenderjaar 2004 voorafgaande maand in aanmerking genomen het gemiddelde van de indexcijfers over die maanden uit de reeks ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloning, CAO-sector Overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek, zoals deze is gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin waarin het indexcijfer van de negentiende aan het kalenderjaar 2004 voorafgaande maand voor het eerst is gepubliceerd, nadat dit gemiddelde prijsindexcijfer is vermenigvuldigd met de factor A/B, waarbij:

A. voorstelt: het gemiddelde indexcijfer van die reeks over de maanden juli 2002 tot en met juni 2003 berekend uit de indexcijfers gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer over juni 2003 voor het eerst is gepubliceerd, en

B. voorstelt: het gemiddelde indexcijfer van die reeks over de maanden juli 2002 tot en met juni 2003 berekend uit de som van de indexcijfers over de maanden juli 2002 tot en met mei 2003 gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin, waarin het indexcijfer over mei 2003 voor het eerst is gepubliceerd, en het indexcijfer over juni 2003 volgens de reeks met basisjaar 1990 dat wordt berekend door het indexcijfer over juni 2003 volgens de reeks met basisjaar 2000 te vermenigvuldigen met een factor die voorstelt de verhouding van het indexcijfer over de maand mei 2003 volgens de reeks met het basisjaar 1990 tot het indexcijfer over die maand volgens de reeks met het basisjaar 2000.

Artikel II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10 worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet

meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

    

I

II

III

IV

€ 16 265

1,70%

€ 16 265

€ 29 543

€ 276

7,20%

€ 29 543

€ 50 652

€ 1 232

42%

€ 50 652

€ 10 097

52%

B

In artikel 3.19, tweede lid, worden ‘1,60%’, ‘1,75%’, ‘2,00%’ en ‘€ 20 000’ vervangen door respectievelijk 1,65%, 1,80%, 2,05% en € 20 650.

C

In artikel 3.41, tweede lid, worden de bedragen zodanig vervangen dat de tekst van dat voorschrift komt te luiden:

2. Bij een investeringsbedrag in een kalenderjaar van:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt het percentage

€ 2 000

0

€ 2 000

€ 33 000

25

€ 33 000

€ 65 000

22

€ 65 000

€ 96 000

19

€ 96 000

€ 127 000

16

€ 127 000

€ 159 000

13

€ 159 000

€ 191 000

11

€ 191 000

€ 223 000

8

€ 223 000

€ 254 000

5

€ 254 000

€ 286 000

3

€ 286 000

0

D

In artikel 3.42, vierde lid, wordt ‘€ 103 000 000’ telkens vervangen door: € 106 000 000.

E

In artikel 3.68, eerste lid, wordt ‘€ 10 545’ vervangen door: € 10 799.

F

Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de bedragen zodanig vervangen dat de tekst van dat voorschrift komt te luiden:

gelijk aan of meer dan

maar minder dan

bedraagt de zelfstandigenaftrek

€ 12 850

€ 6585

€ 12 850

€ 14 905

€ 6122

€ 14 905

€ 16 965

€ 5660

€ 16 965

€ 48 595

€ 5045

€ 48 595

€ 50 650

€ 4604

€ 50 650

€ 52 710

€ 4118

€ 52 710

€ 54 765

€ 3634

€ 54 765

€ 3194

2. In het derde lid wordt ‘€ 1895’ vervangen door: € 1941.

G

Artikel 3.77 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 5331’ vervangen door: € 5459.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 2666’ vervangen door: € 2730.

3. In het vierde lid wordt ‘€ 6333’ vervangen door: € 6485.

H

Artikel 3.87 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid worden de bedragen in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Bij een reisafstand per openbaar vervoer

   

van meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

10 km

10 km

15 km

€ 386

15 km

20 km

€ 516

20 km

30 km

€ 867

30 km

40 km

€ 1075

40 km

50 km

€ 1404

50 km

60 km

€ 1561

60 km

70 km

€ 1732

70 km

80 km

€ 1791

80 km

€ 1816

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘€ 1773’ vervangen door: € 1816.

3. In het zesde lid wordt ‘€ 1773’ vervangen door: € 1816.

I

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 3595’ vervangen door: € 3710.

J

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden ‘0,45%’, ‘0,60%’, ‘0,80%’ en ‘€ 8200’ vervangen door respectievelijk 0,50%, 0,65%, 0,85% en € 8500.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 8200’ vervangen door: € 8500.

K

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 3595’ vervangen door: € 3710.

L

In artikel 3.118, eerste lid, worden ‘€ 134 500’ en ‘€ 30 500’ vervangen door € 137 500, respectievelijk € 31 200.

M

Artikel 3.125 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 60 951’ vervangen door: € 62 414.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘€ 18 288’ vervangen door: € 18 727.

N

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘€ 6097’ telkens vervangen door ‘€ 6244’ en wordt ‘€ 12 045’ vervangen door ‘€ 12 335’.

2. In het derde lid wordt ‘€ 141 815’ vervangen door: € 145 219.

O

Artikel 3.129 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 386 771’ vervangen door: € 396 054.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘€ 193 389’ vervangen door: € 198 031.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘€ 96 699’ vervangen door: € 99 020.

P

In artikel 3.141, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 3620’ vervangen door: € 3707.

Q

In artikel 3.143, eerste lid, wordt ‘€ 9400’ vervangen door: € 9626.

R

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘€ 2600’ telkens vervangen door ‘€ 2700’ en wordt ‘€ 5200’ vervangen door ‘€ 5400’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 5200’ telkens vervangen door: € 5400.

S

Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 18 800’ vervangen door: € 19 252.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 37 600’ vervangen door: € 38 504.

3. In het vierde lid worden ‘€ 18 800’, ‘€ 37 600’ en ‘€ 2510’ vervangen door respectievelijk € 19 252, € 38 504 en € 2571.

T

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 248 812’ vervangen door: € 254 784.

2. In het eerste lid worden de bedragen van de tabel in de laatste volzin zodanig vervangen dat de tekst komt te luiden:

Bij een inkomen uit werk en woning vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek van:

meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de ouderentoeslag

€ 13 024

€ 25 484

€ 13 024

€ 18 119

€ 12 742

€ 18 119

nihil

3. In het tweede lid worden ‘€ 248 812’ en ‘€ 497 624’ vervangen door € 254 784, respectievelijk € 509 568.

U

In artikel 5.10, onderdeel a, wordt ‘€ 6097’ telkens vervangen door: € 6244.

V

Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 50 185’ vervangen door: € 51 390.

2. In het derde lid wordt ‘€ 100 370’ vervangen door: €102 780.

W

Artikel 5.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 50 185’ vervangen door: € 51 390.

2. In het derde lid wordt ‘€ 100 370’ vervangen door: € 102 780.

X

In artikel 6.18, tweede lid worden ‘€ 26 703’ , ‘€ 40 055’ en ‘€ 53 406’ telkens vervangen door respectievelijk € 27 344, € 41 017 en € 54 688.

Y

In artikel 6.20, tweede lid, wordt ‘€ 757’ vervangen door: € 776.

Z

Artikel 6.20a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 300’ vervangen door: € 307.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 757’ vervangen door: € 776.

AA

In artikel 6.21, tweede lid, wordt ‘€ 757’ vervangen door: € 776.

AB

Artikel 6.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 300’ vervangen door: € 307.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 757’ vervangen door: € 776.

AC

Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, worden ‘€ 6643’ en ‘€ 744’ vervangen door € 6804, respectievelijk € 762.

2. In het tweede lid, onderdeel b, worden ‘€ 6643’ en ‘€ 51 750’ vervangen door € 6804, respectievelijk € 53 000.

3. In het tweede lid, onderdeel c, worden ‘€ 51 750’ en ‘€ 5796’ vervangen door € 53 000, respectievelijk € 5936.

4. In het derde lid worden ‘€ 6643’, ‘€ 13 286’, ‘€ 744’ en ‘€ 1488’ vervangen door respectievelijk € 6804, € 13 608, € 762 en € 1524.

AD

In artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 11 750’ vervangen door: € 12 150.

AE

In artikel 8.10, tweede lid, wordt ‘€ 1766’ vervangen door: € 1809.

AF

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel a, worden ‘1,725%’ en ‘€ 138’ vervangen door 1,753%, respectievelijk € 142.

2. In het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, worden ‘10,70%’ en ‘€ 8001’ vervangen door 11,213%, respectievelijk € 8101.

3. In het tweede lid, derde volzin, wordt ‘€ 1155’ vervangen door: € 1183.

4. In het derde lid, onderdeel a, worden ‘13,7%’ en ‘€ 1390’ vervangen door 13,737%, respectievelijk € 1424.

5. In het derde lid, onderdeel b, worden ‘16,7%’ en ‘€ 1625’ vervangen door 16,250%, respectievelijk € 1664.

6. In het derde lid, onderdeel c, worden ‘19,6%’ en ‘€ 1860’ vervangen door 18,773%, respectievelijk € 1905.

AG

Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 58 214’ vervangen door: € 59 612.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 41’ vervangen door: € 42.

AH

Artikel 8.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 29 108’ vervangen door: € 29 807.

2. In het tweede lid, onderdeel a, worden ‘€ 27 438’ en ‘€ 534’ vervangen door € 28 097, respectievelijk € 547.

3. In het tweede lid, onderdeel b, worden ‘€ 27 438’, ‘€ 29 108’ en ‘€ 354’ vervangen door respectievelijk € 28 097, € 29 807 en € 363.

4. In het derde lid wordt ‘€ 63’ vervangen door: € 64.

AI

Artikel 8.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4206’ vervangen door: € 4306.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 218’ vervangen door: € 224.

AJ

In artikel 8.15, tweede lid, wordt ‘€ 1348’ vervangen door: € 1381.

AK

In artikel 8.16, tweede lid, wordt ‘€ 1348’ vervangen door: € 1381.

AL

In artikel 8.16a, tweede lid, wordt ‘€ 518’ vervangen door: € 531.

AM

Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 29 592’ vervangen door: € 30 303.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 346’ vervangen door: € 355.

AN

In artikel 8.18, tweede lid, wordt ‘€ 242’ vervangen door: € 248.

AO

Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 211’ vervangen door: € 217.

2. In het vijfde lid wordt ‘€ 12’ vervangen door: € 13.

Artikel III

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 1080’ vervangen door: € 1093.

2. In het achtste lid wordt ‘€ 3363’ telkens vervangen door: € 3405.

B

In artikel 7 wordt ‘€ 17 576’ vervangen door: € 17 806.

C

In artikel 14, derde lid, wordt ‘€ 20 533’ vervangen door: € 20 793.

D

In artikel 16b worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. In het eerste lid, derde volzin, worden de bedragen zodanig vervangen dat de tekst van die volzin komt te luiden:

De afdrachtvermindering beloopt 50 percent van het doorbetaalde loon met een maximum per werknemer per kalenderjaar van

indien de werknemer de leeftijd heeft bereikt van

doch niet de leeftijd van

 

15 jaren

16 jaren:

€ 3 403

16 jaren

17 jaren:

€ 3 913

17 jaren

18 jaren:

€ 4 480

18 jaren

19 jaren:

€ 5 161

19 jaren

20 jaren:

€ 5 955

20 jaren

21 jaren:

€ 6 975

21 jaren

22 jaren:

€ 8 223

22 jaren

23 jaren:

€ 9 641

23 jaren:

 

€ 11 342

2. De bedragen in het tweede lid worden zodanig vervangen dat de tekst van dat lid komt te luiden:

2. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof bedraagt per kalenderjaar

indien de werknemer de leeftijd heeft bereikt van

doch niet de leeftijd van

 

15 jaren

16 jaren:

€ 3 403

16 jaren

17 jaren:

€ 3 913

17 jaren

18 jaren:

€ 4 480

18 jaren

19 jaren:

€ 5 161

19 jaren

20 jaren:

€ 5 955

20 jaren

21 jaren:

€ 6 975

21 jaren

22 jaren:

€ 8 223

22 jaren

23 jaren:

€ 9 641

23 jaren:

 

€ 11 342

E

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘€ 19 776’ vervangen door: € 20 027.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt € 22 709’ vervangen door: € 23 015.

Artikel IV

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, eerste lid, worden de bedragen in de tarieftabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

Gedeelte van de belaste verkrijging

Indien geërfd of verkregen wordt door:

  

I. echtgenoot,

kinderen,

afstammelingen in

tweede of verdere

graad, of een verkrijger

als bedoeld in

het tweede lid1

II. broers, zusters,

bloedverwanten in de

rechte opgaande lijn

III. andere verkrijgers,

uitgezonderd de

rechtspersonen bedoeld

in het vierde lid

        
  

a

b

a

b

a

b

0–

21 212

0

5

0

26

0

41

21 212–

42 419

1 060

8

5 515

30

8 696

45

42 419–

84 829

2 756

12

11 877

35

18 239

50

84 829–

169 650

7 845

15

26 720

39

39 444

54

169 650–

339 293

20 568

19

59 800

44

85 247

59

339 293–

848 219

52 800

23

134 442

48

185 336

63

848 219 en het hogere bedrag van de belaste verkrijging

169 852

27

378 726

53

505 959

68

1 Voor afstammelingen in de tweede of verdere graad bedraagt de belasting het ingevolge deze kolom verschuldigde, vermeerderd met 60% daarvan.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 3°, wordt ‘€ 8284’ vervangen door: € 8483.

2. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel a, wordt ‘€ 484 691’ vervangen door: € 496 324.

3. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel b, worden ‘€ 4143’, ‘€ 8284’ en ‘€ 12 426’ vervangen door respectievelijk € 4243, € 8483 en € 12 725.

4. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel c, wordt ‘€ 8284’ vervangen door: € 8483.

5. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel d, worden ‘€ 8284’ en ‘€ 24 851’ vervangen door € 8483, respectievelijk € 25 448.

6. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel e, worden ‘€ 484 691’, ‘€ 242 346’, ‘€ 193 874’, ‘€ 145 404’ en ‘€ 96 933’ vervangen door respectievelijk € 496 324, € 248 163, € 198 527, € 148 894 en € 99 260.

7. In het eerste lid, onder 4°, onderdeel f, wordt ‘€ 41 418’ vervangen door: € 42 413.

8. In het eerste lid, onder 6°, wordt ‘€ 8284’ vervangen door: € 8483.

9. In het eerste lid, onder 7°, wordt ‘€ 1795’ vervangen door: € 1839.

10. In het tweede lid worden ‘€ 12 426’ en ’€ 8284’ vervangen door € 12 725, respectievelijk € 8483.

11. In het derde lid worden ‘€ 138 483’ en ‘€ 69 247’ vervangen door € 141 807, respectievelijk € 70 909.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder 4°, wordt ‘€ 4143’ vervangen door: € 4243.

2. In het eerste lid, onder 5°, wordt ‘€ 4143’ telkens vervangen door ‘€ 4243’ en wordt ‘€ 20 711’ vervangen door ‘€ 21 209’.

3. In het eerste lid, onder 7°, wordt ‘€ 2486’ vervangen door: € 2546.

Artikel V

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘€ 13’ vervangen door: € 14.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden ‘€ 34’ en ‘€ 9938’ vervangen door € 35, respectievelijk € 10 326.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 13’ vervangen door: € 14.

3. In het derde lid wordt ‘€ 13’ vervangen door: € 14.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden ‘€ 47’, ‘€ 60’, ‘€ 13’ en ‘€ 23’ vervangen door respectievelijk € 49, € 62, € 14 en € 24.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 13’ vervangen door: € 14.

3. In het derde lid wordt ‘€ 4’ vervangen door: € 5.

Artikel VI

In artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken worden ‘€ 138 500 000’, ‘€ 55 260 000’ en ‘€ 20 722 500’ vervangen door respectievelijk ‘€ 140 429 475’, ‘€ 56 171 790’ en ‘€ 21 064 421’.

Artikel VII

In artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt ‘€ 10 000’ telkens vervangen door: € 10 165.

Artikel VIII

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004, met uitzondering van artikel V dat in werking treedt met ingang van 1 februari 2004.

2. Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, J.G. Wijn.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften, neergelegd in hoofdstuk 10, afdeling 10.1, van de Wet IB 2001, de artikelen 30a, 31 en 33 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, zoals die bepaling luidt met ingang van 1 februari 2004, en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. De voor de inkomstenbelasting toegepaste indexering aan de hand van de in de artikelen 10.1 en 10.7 van de Wet IB 2001 bedoelde tabelcorrectie is ook van belang voor de loonbelasting, de afdrachtvermindering en de werknemersverzekeringen. De artikelen 20a, tweede lid, en 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 schrijven voor dat de in die artikelen vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege worden vervangen door de overeenkomstige bedragen en percentages van de artikelen 2.10, 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17 en 8.18 van de Wet IB 2001. Artikel 16c, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 6, zevende lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en artikel 16, zesde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen schrijven voor dat de in die artikelen vermelde bedragen van de ten hoogste per kind per kalenderjaar in aanmerking te nemen kosten van kinderopvang bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege worden vervangen door het overeenkomstige bedrag van artikel 3.143, eerste lid, van de Wet IB 2001.

Met betrekking tot de indexcijfers die worden gehanteerd voor de berekening van de tabelcorrectiefactor, de factor ih voor de bijstelling van bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001) en van de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 Wet IB 2001), de bijstelling van de bedragen van de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 Wet IB 2001) en de berekening van de correctiefactor voor de bijstelling van bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen heeft een basisverlegging plaatsgevonden. In de desbetreffende indexeringsbepalingen is opgenomen dat bij een basisverlegging bij ministeriële regeling wordt aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks indexcijfers. De hierop betrekking hebbende bepalingen zijn opgenomen in artikel I van deze regeling. De toelichting op artikel I is opgenomen bij de desbetreffende onderdelen in het vervolg van deze toelichting.

Toepassing tabelcorrectiefactor

Met ingang van 1 januari 2003 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek het basisjaar gewijzigd van de voor de berekening van de tabelcorrectiefactor gehanteerde reeks prijsindexcijfers. Het basisjaar van de reeks ‘Consumentenprijsindexcijfers, Alle Huishoudens, afgeleid’ is verlegd van 1995 = 100 naar 2000 = 100. Ingevolge de bepaling van artikel 10.2, derde lid, van de Wet IB 2001, is in artikel I, eerste lid, van deze regeling aangegeven op welke wijze voor de berekening van de tabelcorrectiefactor per 1 januari 2004 wordt overgegaan van de oude op de nieuwe reeks. Het voor de berekening van de tabelcorrectiefactor benodigde gemiddelde van de prijsindexcijfers over de maanden juli 2001 tot en met juli 2002 wordt ontleend aan de eerste publicatie in het Statistisch Bulletin waarin het indexcijfer volgens de reeks 2000 = 100 over de maand juni 2003 voor de eerste maal is gepubliceerd.

De per 1 januari 2004 toe te passen tabelcorrectiefactor bedraagt 1,024. De bedragen die worden aangepast ingevolge artikel II, onderdelen A, C tot en met H, L tot en met AC, AE, AF, eerste lid en derde tot en met zesde lid, en AG tot en met AO en artikel IV zijn bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor. Op grond van artikel XVI van de Technische herstelwet 2003 wordt met betrekking tot het in artikel 3.127, derde lid, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag van € 10 571 de inflatiecorrectie per 1 januari 2004 niet toegepast.

In deze regeling (artikel II, onderdelen Z en AB) vindt voor het eerst bijstelling plaats met betrekking tot het in de artikelen 6.20a, eerste lid, en 6.22, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag van € 300, zijnde het drempelbedrag van een aantal specifieke uitgaven in de buitengewone-uitgavenregeling om in aanmerking te komen voor het forfaitaire aftrekbedrag in verband met uitgaven wegens chronische ziekte c.q. uitgaven wegens chronische ziekte van een kind. Het bedrag van € 300 wordt bijgesteld door daarop de tabelcorrectiefactor toe te passen en de uitkomst naar beneden af te ronden op hele euro’s.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning, het eigenwoningforfait, de kamerverhuurvrijstelling en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden

Met ingang van 1 januari 2003 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek het basisjaar van de consumentenprijsindexcijfers voor alle huishoudens, waarvan het indexcijfer woninghuur deel uitmaakt gewijzigd. Het basisjaar is verlegd van 1995 = 100 naar 2000 = 100. Ingevolge artikel 10.5, derde lid, Wet IB 2001, betrekking hebbend op de vaststelling van de factor ih, als bedoeld in de artikelen 10.3 en 10.4 Wet IB 2001, welke bepaling ingevolge artikel 10.6, tweede lid, Wet IB 2001 ook van toepassing is met betrekking tot de indexering van het bedrag van de vrijstelling kamerverhuur, is in artikel I, tweede en derde lid, van deze regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan van de oude op de nieuwe reeks. Het indexcijfer woninghuur van de negentiende aan het kalenderjaar voorafgaande maand (juni 2002) wordt ontleend aan de eerste publicatie in de Maandstatistiek van de prijzen waarin het indexcijfer woninghuur over de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand (juni 2003) voor het eerst is gepubliceerd. De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privé-gebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001), de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 Wet IB 2001) en de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 Wet IB 2001) die plaats vindt ingevolge de artikelen 10.3, 10.4 en 10.6 van de Wet IB 2001, geschiedt met inachtneming van vorenstaande met de factor 110,5/107,1.

1. Bijstelling bedrag en percentages privé-gebruik woning (artikel 3.19 Wet IB 2001) – artikel II, onderdeel B, van deze regeling

Het in artikel 3.19, tweede lid, laatstvermelde percentage en het in dat lid laatstvermelde bedrag luiden na bijstelling 2,0726%, respectievelijk € 20 671. Ingevolge artikel 10.5, eerste lid, Wet IB 2001 vindt afronding plaats op 2,05%, respectievelijk € 20 650. Als basis voor de bijstelling voor 2005 gelden het genoemde niet-afgeronde percentage en niet-afgeronde bedrag.

Bijstelling van de eerstvermelde vier percentages vindt plaats op basis van artikel 10.3, zevende lid. Deze percentages zijn gelijk aan nihil, respectievelijk de drie eerstvermelde percentages van artikel 3.112, zoals deze luiden na bijstelling (zie hierna onder 2), telkens vermeerderd met het percentage van artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidt na bijstelling (zie hierna onder 4). Aangezien de als tweede en derde in artikel 3.112 genoemde percentages worden verhoogd tot respectievelijk 0,50% en 0,65% en het percentage van artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a, door de bijstelling niet wordt verhoogd, komen de eerstvermelde vier percentages van artikel 3.19, tweede lid, achtereenvolgens te luiden: 1,15%, 1,45% (beide ongewijzigd), 1,65% en 1,80%.

2. Bijstelling bedrag en percentages eigenwoningforfait (artikel 3.112 Wet IB 2001) – artikel II, onderdeel J, van deze regeling

Het in artikel 3.112, eerste lid, laatstvermelde percentage, luidt na bijstelling 0,8727%. Het in dat lid laatstvermelde bedrag en het in het vijfde lid vermelde bedrag luiden na bijstelling € 8509. Ingevolge artikel 10.5, eerste lid, Wet IB 2001 vindt afronding plaats op 0,85%, respectievelijk € 8500. Als basis voor de bijstelling voor 2005 gelden het genoemde niet-afgeronde percentage en niet-afgeronde bedrag. De in het eerste lid drie eerstvermelde percentages en het percentage in het vijfde lid worden op grond van artikel 10.3, vijfde lid, respectievelijk zesde lid, afgeleid van het in het eerste lid laatstvermelde percentage door dit percentage te vermenigvuldigen met respectievelijk 0,4, 0,6, 0,8 en 10/6. Met toepassing van het afrondingsvoorschrift van artikel 10.5, eerste lid, worden de drie eerstvermelde percentages van artikel 3.112, eerste lid, voor 2004 gesteld op respectievelijk 0,30% (ongewijzigd), 0,50% en 0,65% en wordt het percentage van artikel 3.112, vijfde lid, gesteld op 1,40%.

3. Bijstelling bedrag kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 Wet IB 2001) – artikel II, onderdelen I en K van deze regeling

Bijstelling van het bedrag van de kamerverhuurvrijstelling resulteert in een bedrag voor 2004 van € 3710.

4. Bijstelling bedrag en percentage van de vermindering van de uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 Wet IB 2001) – artikel II, onderdeel AD van deze regeling

Het in artikel 6.31, eerste lid, onderdeel a vermelde percentage en het aldaar laatstgenoemde bedrag luiden na bijstelling 1,1999%, respectievelijk € 12 162. Ingevolge artikel 10.5, eerste lid, van de Wet IB 2001 vindt afronding plaats op 1,15% (ongewijzigd), respectievelijk € 12 150. Als basis voor de bijstelling voor 2005 gelden het genoemde niet-afgeronde percentage en niet-afgeronde bedrag.

Indexering inkomensgrens en percentages arbeidskorting

De in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Wet IB 2001 vermelde percentages en het aldaar in onderdeel b vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 van genoemde wet en zijn opgenomen in artikel II, onderdeel AF, eerste en tweede lid, van deze regeling.

Het in onderdeel b vermelde bedrag wordt gesteld op het fiscale equivalent van 50% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2004: € 8101. Het percentage van genoemd onderdeel a wordt berekend door het bedrag van de arbeidskorting genoemd in onderdeel a (voor 2004 na bijstelling op basis van artikel 10.1: € 142) te delen door het eerder genoemde bedrag van € 8101. Het percentage van genoemd onderdeel b wordt berekend door het verschil tussen het bedrag van de maximale arbeidskorting genoemd in artikel 8.11, tweede lid, laatste volzin (voor 2004 na verhoging ingevolge het Belastingplan 2004: € 1213) en het eerder genoemde bedrag van € 142 te delen door het verschil van het fiscale equivalent van 108% van het volwassenen-minimumloon, verhoogd met € 230 (€ 17 652) en het fiscale equivalent van 50% van het volwassenen-minimumloon (€ 8101), in cijfers (1213–142)/(17652–8101) = 11,213%. Aanpassing van de percentages van het derde lid, onderdelen a, b en c, vindt op overeenkomstige wijze plaats waarbij het bedrag van € 1213 telkens wordt vervangen door de in die onderdelen genoemde bedragen van de arbeidskorting zoals die luiden na verhoging ingevolge het Belastingplan 2004.

Aanpassing van verschillende bedragen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen

In artikel III van deze regeling worden een aantal bedragen van de afdrachtvermindering en de toetslonen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen aangepast. De aanpassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, en achtste lid vindt plaats ingevolge artikel 30a van genoemde wet. De aanpassing geschiedt door vermenigvuldiging van de te vervangen bedragen met de verhouding van het bedrag van het volwassenen-minimumloon per 1 januari van het kalenderjaar (zijnde € 1264,80) tot dat bedrag per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar (zijnde € 1249,20). Op grond daarvan zijn de bedragen van de afdrachtverminderingen vermenigvuldigd met de factor 1264,80/1249,20. De bedragen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s. De bedragen van de afdrachtvermindering onderwijs opgenomen in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van genoemde wet zijn tot en met het jaar 2007 bevroren op grond van artikel IV, onderdeel A.5 en artikel VI van de Wet overige fiscale maatregelen 2004.

De aanpassing van de toetslonen van de afdrachtvermindering lage lonen, de afdrachtvermindering onderwijs en de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de in artikel 16b, eerste lid, vermelde maximum bedragen van de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof vindt plaats ingevolge artikel 31 van genoemde wet. Ingevolge artikel 33, vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen worden de toetslonen van de per 1 januari 2003 vervallen afdrachtvermindering langdurig werklozen, waarvoor in genoemd artikel overgangsrecht is vastgelegd, met ingang van 1 januari 2004 aangepast. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering lage lonen wordt gesteld op het fiscale equivalent van 110,5% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2004. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering onderwijs wordt gesteld op het fiscale equivalent van 130% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2004. De toetslonen voor de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de maximum bedragen van deze afdrachtvermindering worden gesteld op het fiscale equivalent van 70% van het minimum(jeugd)loon per 1 januari 2004. De toetslonen voor de afdrachtvermindering langdurig werklozen worden gesteld op het fiscale equivalent van 125%, respectievelijk 144,5% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2004.

Aanpassing bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen

In deze regeling vindt voor het eerst bijstelling plaats van een aantal bedragen in de artikelen 2, 3 en 4 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Deze bijstelling vindt plaats ingevolge het bij wet van 20 november 2003 (Stb. 481) ingevoerde artikel 8 van genoemde wet. Op grond van artikel II, tweede lid, van de wet van 20 november 2003 vindt de bijstelling plaats op het moment van inwerkingtreding van die wet, te weten 1 februari 2004. In het eerste lid van genoemd artikel is bepaald dat de eerste keer dat artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen toepassing vindt, voor de vervanging van de genoemde bedragen in de artikelen 2, 3 en 4 van die wet wordt uitgegaan van de in dat eerste lid vermelde onafgeronde bedragen.

Bijstelling vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Per 1 juni 2003 heeft het CBS met betrekking tot deze indexcijfers het basisjaar gewijzigd. Het basisjaar is gewijzigd van 1990 = 100 in 2000 = 100. Ingevolge het vierde lid van artikel 8 is in verband met deze basisverlegging in artikel I, vierde lid, van deze regeling aangegeven op welke wijze is overgegaan van de oude op de nieuwe indexcijfers. Voor de berekening van de correctiefactor wordt als gemiddelde van de prijsindexcijfers over de dertigste tot en met de negentiende aan het kalenderjaar 2004 voorafgaande maand (de periode van juli 2001 tot en met juni 2002) in aanmerking genomen het gemiddelde van de prijsindexcijfers over deze periode zoals gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin waarin het indexcijfer over de laatste maand van genoemde periode (juni 2002) voor het eerst is gepubliceerd. Voor deze indexcijfers is 1990 het basisjaar. Vervolgens wordt dit gemiddelde indexcijfer aangepast met de verhouding van het gemiddelde indexcijfer over de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar 2004 voorafgaande maand (de periode van juli 2002 tot en met juni 2003) uit de reeks met basisjaar 2000 tot het gemiddelde indexcijfer over diezelfde periode uit de reeks met basisjaar 1990. Omdat deze laatste reeks per 1 juni is beëindigd en er dus geen indexcijfer juni 2003 volgens deze reeks is, is het indexcijfer over deze maand afgeleid van het indexcijfer juni 2003 (basisjaar 2000) door dit indexcijfer te vermenigvuldigen met de verhouding van het indexcijfer mei 2003 (basisjaar 1990) tot het indexcijfer mei 2003 (basisjaar 2000). Dit leidt tot een fictief indexcijfer juni 2003 (basisjaar 1990) van 112,7 x 147,2/112,7 = 147,2. Voor de berekening van de gemiddelde indexcijfers over de periode juli 2002 tot en met juni, respectievelijk mei 2003, is steeds uitgegaan van de indexcijfers gepubliceerd in het nummer van het Statistisch Bulletin waarin het indexcijfer over de laatste maand van deze periodes (juni, respectievelijk mei 2003) voor het eerst is gepubliceerd. De correctiefactor waarmee de in artikel 8, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen genoemde bedragen per 1 februari 2004 worden bijgesteld is, rekening houdend met rekenkundige afronding op 3 decimalen: 1, 039. De wijzigingen in de bedragen zijn opgenomen in artikel V van deze regeling. Als basis voor de bijstelling voor 2005 gelden de na bijstelling voor 2004 op 2 decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Aanpassing bedragen artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken en artikel 5 van de Uitvoeringsregeling kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

In deze regeling vindt voor het eerst bijstelling plaats van de bedragen van artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. Bijstelling vindt plaats door het bedrag te indexeren met de door het Centraal planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde verwachte ‘prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie’ voor het kalenderjaar, verhoogd met een volume-opslag van 0,75%. Volgens genoemde publicatie bedraagt de prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie voor het jaar 2004 0,9%, zodat inclusief volume-opslag, de bedragen dienen te worden geïndexeerd met 1,65%. In artikel VI van deze regeling worden de bedragen voor 2004 achtereenvolgens gesteld op € 140 429 475, € 56 171 790 en € 21 064 421. In de toelichting bij artikel 5 van de Uitvoeringsregeling kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken is aangegeven dat het in dat artikel vermelde bedrag de indexering volgt van het macro kostenforfait. In artikel VII wordt het onderhavige bedrag gesteld op € 10 165. De bedragen zijn na indexering rekenkundig afgerond op hele euro’s.

Bedragen in deze regeling die per 1 januari 2004 bij wet nader worden gewijzigd

Enkele bij deze regeling bijgestelde bedragen in de Wet inkomstenbelasting 2001 zullen na die bijstelling per 1 januari 2004 worden vervangen door andere. Het gaat daarbij om bedragen die worden gewijzigd in de Wet tot wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004). Dit betreft:

• in het schijventarief (artikel II, onderdeel A, van deze regeling) het eerste en tweede percentage in kolom IV en de bedragen in kolom III;

• de bedragen van de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (artikel II, onderdeel G);

• het bedrag van de algemene heffingskorting (artikel I, onderdeel AE);

• de bedragen van de arbeidskorting (artikel II, onderdeel AF);

• het bedrag van de kinderkorting (artikel II, onderdeel AG);

• het bedrag van de ouderenkorting (artikel II, onderdeel AM).

De Staatssecretaris van Financiën,

J.G. Wijn

Naar boven