Wet werk en bijstand

Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire TBV 2003/60

Aan:

- de Korpschefs Politieregio's

- de Korpsbeheerders Politieregio's

- de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee

i.a.a:

- de Voorzitter van het College van procureurs-generaal

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 15 december 2003

Ons kenmerk: HKUIT03-5984 (AUB)

Code: TBV 2003/60

Juridische achtergrond: Wet werk en bijstand, Vreemdelingenbesluit 2000, Vreemdelingencirculaire 2000

Geldigheidsduur: Een jaar, ingaand 1 januari 2004

Onderwerp: Wet werk en bijstand

Inleiding

Bij besluit van 10 oktober 2003 (Stb 2003, 386) is bepaald dat de Wet werk en bijstand en de Invoeringswet Wet werk en bijstand met ingang van 1 januari 2004 (behoudens enkele onderdelen) in werking treden. In de Invoeringswet Wet werk en bijstand is voorzien in de intrekking van de Algemene bijstandswet, de Invoeringswet herinrichting Algemene Bijstandswet, de Wet inschakeling werkzoekenden, de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ en het Besluit in- en doorstroombanen. Bij Besluit van 10 oktober 2003, houdende wijziging van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet werk en bijstand (Stb 2003, 388), is het Vreemdelingenbesluit 2000 aangepast met het oog op de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wet werk en bijstand. De aanpassingen zijn van technische aard; verwijzingen naar voormelde ingetrokken wetten, dan wel naar specifieke bepalingen daaruit, worden ofwel vervangen door verwijzingen naar de corresponderende bepalingen in de Wet werk en bijstand (Wwb), dan wel geschrapt. Met dit TBV wordt de Vreemdelingencirculaire 2000 dienovereenkomstig aangepast.

Allereerst wordt hieronder echter ter informatie aangegeven hoe het Vreemdelingenbesluit 2000 is komen te luiden na inwerkingtreding van het hierboven genoemde Besluit van 10 oktober 2003.

Wijzigingen Vb

In artikel 3.25, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 is `Algemene bijstandswet' vervangen door `Wet werk en bijstand'. Artikel 3.25 Vreemdelingenbesluit 2000 komt daarmee als volgt te luiden:

`Artikel 3.25

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met gezinshereniging worden verleend aan de vreemdeling, die vijfenzestig jaar of ouder is, die in het land van herkomst alleenstaand is en die in Nederland wil verblijven bij zijn kinderen, indien:

a. vrijwel alle kinderen rechtmatig als bedoeld in artikel 8, onder b, c en d, van de Wet, of als Nederlander in Nederland verblijven, en

b. er in het land van herkomst geen kind van de vreemdeling woont dat naar het oordeel van Onze Minister geacht kan worden in de opvang van de vreemdeling te kunnen voorzien.

2. In afwijking van artikel 3.74 zijn middelen van bestaan voldoende, indien de in het eerste lid, onder a, bedoelde kinderen gezamenlijk duurzaam en zelfstandig beschikken over een netto-inkomen gelijk aan de som van de bestaansminima, bedoeld in de Wet werk en bijstand, voor de desbetreffende categorie, aangevuld met het bestaansminimum voor alleenstaanden.'

In artikel 3.29, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 is `Algemene bijstandswet' vervangen door: `Wet werk en bijstand'. Artikel 3.29 Vreemdelingenbesluit 2000 komt daarmee als volgt te luiden:

`Artikel 3.29

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met familiebezoek worden verleend aan de vreemdeling:

a. die zes maanden of korter in Nederland wil verblijven bij een in Nederland verblijvend familielid dat rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Wet heeft, of Nederlander is, en

b. wiens terugkeer naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs is gewaarborgd.

2. In afwijking van artikel 3.75 zijn middelen van bestaan duurzaam, indien zij voor de duur van het voorgenomen verblijf van de vreemdeling beschikbaar zijn.

3. Indien het verblijf van de vreemdeling wordt bekostigd door een in Nederland gevestigd familielid of andere relatie, wordt onder voldoende middelen van bestaan verstaan een netto-inkomen, gelijk aan het bestaansminimum, bedoeld in de Wet werk en bijstand, voor de desbetreffende categorie, aangevuld met het bestaansminimum voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder. Het familielid ondertekent een garantstelling. Het model van de garantstelling wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.'

In artikel 3.43, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 is `Algemene bijstandswet' vervangen door `Wet werk en bijstand'. Artikel 3.43 Vreemdelingenbesluit 2000 komt daarmee als volgt te luiden:

`Artikel 3.43

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met verblijf als au pair worden verleend aan de vreemdeling:

a. die achttien jaar of ouder, maar jonger dan zesentwintig jaar is;

b. die ongehuwd is en niet de zorg heeft voor kinderen;

c. die niet eerder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, van de Wet, heeft gehad;

d. die als au pair verblijft in een gastgezin, bestaande uit twee of meer personen, voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht;

e. die als tegenprestatie voor het verblijf in het gastgezin niet meer dan dertig uur per week lichte huishoudelijke werkzaamheden verricht, en

f. wiens vertrek uit Nederland naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs is gewaarborgd.

2. De verblijfsvergunning kan worden verleend, indien het gastgezin duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan en een garantverklaring heeft ondertekend. Middelen van bestaan zijn voldoende, indien het gastgezin beschikt over een inkomen gelijk aan het bestaansminimum, bedoeld in de Wet werk en bijstand, voor de desbetreffende categorie, aangevuld met het bestaansminimum voor alleenstaanden van eenentwintig jaar en ouder. In afwijking van artikel 3.75, zijn middelen van bestaan duurzaam, indien zij voor ten minste één jaar beschikbaar zijn.

3. Bij de aanvraag wordt door de vreemdeling en het gastgezin een schriftelijke verklaring ondertekend, waarin zij onder meer verklaren dat de vreemdeling als au pair tijdelijk in het gastgezin verblijft.

4. Het model van de verklaringen wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.'

In artikel 3.74, onderdeel a, Vreemdelingenbesluit 2000 is `als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Algemene bijstandswet' vervangen door: `als bedoeld in artikel 21 van de Wet werk en bijstand'. Artikel 3.74 Vreemdelingenbesluit 2000 komt daarmee als volgt te luiden:

`Artikel 3.74

De in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn voldoende, indien het netto-inkomen gelijk is aan:

a. de bijstandsnormen als bedoeld in artikel 21 van de Wet werk en bijstand, voor de desbetreffende categorie alleenstaanden, alleenstaande ouders of echtparen en gezinnen, met inbegrip van vakantiegeld;

b. in bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen: het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de Wet op de Studiefinanciering 2000, aangevuld met de college- en lesgelden die de vreemdeling verschuldigd is, of

c. in bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen: een combinatie van de onder a en b genoemde normbedragen.'

Wijzigingen Vc

In B1/2.2.3, B1/2.2.3.3, B2/10.1 B6/2.3, B7/2.3 en B13/3 worden de teksten van artikelen 3.25, 3.29, 3.43 en 3.74 Vreemdelingenbesluit 2000 vervangen door de bovengenoemde teksten van de betreffende artikelen.

Wijziging B1/2.2.3.1

In paragraaf B1/2.2.3.1 wordt (onder het kopje `Zelfstandige inkomsten uit arbeid in loondienst', bij het eerste opsommingsteken) het woord `de bijstandsuitkering' vervangen door de woorden `de uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand'.

Aan de lijst met uitkeringen en bijdragen uit de publieke middelen op grond van sociale voorziening waarvoor geen premie wordt afgedragen wordt na `- Algemene bijstandswet (Abw);'

toegevoegd:

`- Wet werk en bijstand (Wwb);'.

In de lijst met inkomensbronnen die niet als (bestanddeel van de) middelen van bestaan worden aangemerkt wordt de tekst

`- pleeggeld ten behoeve van een in het gezin opgenomen pleegkind (conform artikel 4 Algemene bijstandswet);'

vervangen door de tekst:

`- pleeggeld ten behoeve van een in het gezin opgenomen pleegkind (conform artikel 4 Wet werk en bijstand);'.

Wijziging B1/2.2.3.2

In de huidige versie van B1/2.2.3.2 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Algemene bijstandswet dan wel de Wet werk en bijstand'. Ditzelfde geldt voor de tekst van dit hoofdstuk, zoals deze in werking treedt op 1 april 2004 (zie TBV 2003/56).

Wijziging B1/2.2.3.3

In B1/2.2.3.3 wordt de tekst die begint met het kopje `Hoogte van normbedrag Algemene bijstandswet' en eindigt met `... uit de publieke middelen' vervangen door de volgende tekst:

`Hoogte van het normbedrag Wet werk en bijstand

Als hoofdregel geldt dat middelen van bestaan voldoende zijn, indien het netto-inkomen ten minste gelijk is aan het bestaansminimum in de zin van de Wet werk en bijstand voor de desbetreffende categorie (alleenstaanden, alleenstaande ouders, of echtparen en gezinnen). De toepasselijke bijstandsnorm wordt vastgesteld aan de hand van het hoogste normbedrag voor personen van 21 jaar of ouder, met inbegrip van het vakantiegeld.

Bij de berekening van het totale inkomen worden alle bestanddelen van het inkomen (dus ook inkomsten uit bijvoorbeeld een nevenbetrekking) meegeteld, voor zover die tevens zelfstandig zijn verworven en duurzaam beschikbaar zijn (zie 2.2.3.2).

De differentiatie naar leeftijd in de Wet werk en bijstand is gebaseerd op sociale zekerheidsargumenten. De hoogte van de uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand is gerelateerd aan de beloning in de voorbereidingsfase van de Jeugdwerkgarantiewet (inmiddels opgenomen in de Wet inschakeling werkzoekenden) en de Wet op de Studiefinanciering. Zou de uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand hoger zijn, dan zou het voor betrokkene niet lonen om aan werk in het kader van de Jeugdwerkgarantiewet deel te nemen of zou het volgen van een studie kunnen worden belemmerd. De Wet werk en bijstand gaat ervan uit dat 18- tot 21-jarigen bij verwerving van een ontoereikend eigen inkomen voor hun bestaanskosten een beroep moeten doen op hun ouders. Voorzover de betrokkene geen beroep kan doen op de ouders, bestaat recht op aanvullende bijzondere bijstand. Uitgangspunt in het vreemdelingenrecht is echter dat degene die verblijf in Nederland beoogt of overkomst vraagt van een vreemdeling in het kader van gezinsvorming of -hereniging zelfstandig en duurzaam dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. Voorkomen moet worden dat na verlening van een verblijfsvergunning de vreemdeling of het gezinslid aanspraak verkrijgt op aanvullende bijstand dan wel een beroep kan doen op een andere uitkering die wordt gefinancierd uit de publieke middelen.'

In B1/2.2.3.3 worden de alinea's die beginnen met de woorden `In het artikel 8, tweede lid, Algemene bijstandswet ...' en eindigt met `... van een registeraccountant' (zie tevens TBV 2003/56) vervangen door de volgende tekst:

`In het artikel 23 van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Stb. 2003, 390) wordt een onderscheid gemaakt tussen een startende ondernemer en een gevestigde ondernemer:

- een startende ondernemer is korter dan anderhalf jaar zelfstandig;

- een gevestigde ondernemer is iemand die langer dan anderhalf jaar een bedrijf uitoefent.

De inkomsten van een startende ondernemer worden vanwege de onzekerheid van de levensvatbaarheid van de onderneming en het ontbreken van een inzicht in de inkomsten van het verleden niet aangemerkt als duurzame inkomsten in de zin van de Vreemdelingenwet.

Een uitzondering op deze hoofdregel wordt gemaakt voor vreemdelingen die op grond van het beleid als genoemd in B5 Vreemdelingencirculaire tot Nederland worden toegelaten voor het verrichten van arbeid als zelfstandige, aangezien ten aanzien van hen is vastgesteld dat met hun verblijf hier te lande een wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend en inzichtelijk wordt gemaakt, door middel van een ondernemingsplan, wat de te verwachten inkomsten uit de onderneming zullen zijn.

Berekening van het netto-inkomen van een gevestigde ondernemer

Tenzij aan de hand van een overgelegde verklaring van een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur, een College Belastingadviseur of een belastingadviseur met een beconnummer van de Belastingdienst anders blijkt, wordt het netto-inkomen van een gevestigde ondernemer vastgesteld op 80% van de netto winst, zoals die blijkt uit de maandelijkse bedrijfsresultaten.

Toelichting

In praktijk blijkt het vaststellen van het exacte inkomen van een gevestigde ondernemer erg ingewikkeld. De Wet werk en bijstand kent echter hetzelfde probleem. Het probleem is in artikel 6, tweede lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 als volgt opgelost. Het bruto-inkomen uit bedrijf of zelfstandig beroep wordt met een forfaitair percentage verminderd om dit inkomen vergelijkbaar te laten zijn met de bijstandsnorm. Dit percentage komt overeen met de belasting en volksverzekeringspremies die worden afgedragen voor bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar en is per 1 januari 2002 bij Ministeriële Regeling van 11 december 2001 (Stcrt. 2001, nr. 244) vastgesteld op 20%. Ingevolge artikel 6, tweede lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt bij bijstandverlening aan een zelfstandige rekening gehouden met het inkomen over een boekjaar (niet het inkomen over een kalenderjaar).

Bij de behandeling van aanvragen om een verblijfsvergunning wordt hierbij aansluiting gezocht. De nettowinst wordt verkregen door de brutowinst, die uit de meest recente overgelegde jaarstukken blijkt, te verminderen met de totale bedrijfskosten (zoals bijvoorbeeld afschrijvingen en bedrijfsbelastingen). Deze nettowinst is gelijk aan het bruto-jaarinkomen. Vervolgens wordt het netto-jaarinkomen van de gevestigde ondernemer berekend door het bruto-jaarinkomen te verminderen met 20%. Het netto-maandinkomen wordt vervolgens verkregen door dit bedrag te delen door twaalf. Het voordeel is dat naast het objectief vast te stellen netto-inkomen uit het verleden ook inzicht kan worden verkregen in het huidige inkomen.

Indien de gevestigde ondernemer van oordeel is dat het reële netto-inkomen hoger is dan via deze manier is berekend, staat voor hem de mogelijkheid open om het reële netto-inkomen zelf aan te tonen aan de hand van een verklaring van een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur, een College Belastingadviseur of een belastingadviseur met een beconnummer van de Belastingdienst.'

Wijziging B2/2.11.2 en B2/2.11.3

In B2/2.11.2 en B2/2.11.3 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Wijziging B2/6.10 en B2/8.10

In B2/6.10 en B2/8.10 wordt onder het kopje `Meetellen gezinsinkomen bij nareizende (voor-)kinderen' (zie TBV 2003/19) de woorden `artikel 30, eerste lid, van de Algemene bijstandswet' vervangen door de woorden `artikel 21, aanhef en onder c, van de Wet werk en bijstand'.

Wijziging B6/2.3.1 en B6/5.2

In B6/2.3.1 en B6/5.2 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Wijziging B9/4.5.1, B9/5.5 en B9/6

In B9/4.5.1, B9/5.5 en B9/6 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Wijziging B10/2.6 en B10/4.2.1.1

In B10/2.6 en B10/4.2.1.1 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Wijziging B11/4.3.1, B11/5.4.2, B11/8.2 en B11/8.6

In B11/4.3.1, B11/5.4.2, B11/8.2 en B11/8.6 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

In B11/5.4.2 wordt de alinea die begint met `Het ontvangen van...' en eindigt met `...(artikel 7 Algemene bijstandswet)' vervangen door de volgende tekst:

`Het ontvangen van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand wordt aangemerkt als het ten laste komen van de openbare liefdadigheid. Een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand wordt daarom niet aangemerkt als middelen van bestaan in de zin van dit Verdrag en Protocol.

Overigens pleegt toekenning van een dergelijke uitkering in het algemeen en voorzover hier van belang slechts te geschieden, wanneer Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn dat betrokkene niet in staat is zelf te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan (artikel 11 Wet werk en bijstand).'

Wijziging B13/3

In B13/3 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Wijziging M44

In model M44 worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'. De afkorting `Abw' wordt vervangen door de afkorting `Wwb'.

Wijziging M47 en M47a

In modellen M47 en M47a worden de woorden `de Algemene bijstandswet' steeds vervangen door de woorden `de Wet werk en bijstand'.

Toelichting

Technische aanpassingen

Bovenstaande aanpassingen van de Vreemdelingencirculaire 2000 zijn van technische aard. Verwijzingen naar de Algemene bijstandswet, dan wel naar specifieke bepalingen daaruit, worden ofwel vervangen door verwijzingen naar de corresponderende bepalingen in de Wet werk en bijstand (Wwb), dan wel geschrapt.

In bepaalde paragrafen (bijvoorbeeld B1/2.2.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000) wordt de Wet werk en bijstand naast de Algemene bijstandswet genoemd. Dit zijn de paragrafen waar het arbeidsverleden van de vreemdeling of de hoofdpersoon relevant is. Aangezien het relevante arbeidsverleden ook vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand kan liggen, blijft de Algemene bijstandswet hier vermeld.

In B1/2.2.3.3 zijn nog enkele verduidelijkingen opgenomen ten aanzien van de inkomsten van zelfstandigen. Er is vermeld dat ingevolge artikel 6, tweede lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen, bij bijstandverlening aan een zelfstandige rekening wordt gehouden met het inkomen over een boekjaar (niet het inkomen over een kalenderjaar). Voorts is de zin die begint met `Indien de gevestigd ondernemer ...' en eindigt met `... aan de hand van een verklaring van een registeraccountant' in overeenstemming gebracht met de tekst onder het kopje `Berekening van het netto inkomen van een gevestigd ondernemer'.

Overgangsrecht

In de artikelen 3.73 tot en met 3.76 Vreemdelingenbesluit 2000 zijn regels gesteld over het middelenvereiste opgenomen, met name over de elementen `voldoende', `zelfstandig' en `duurzaam'. Deze drie elementen hebben ieder een zelfstandige betekenis. Indien de bestaansmiddelen niet op enig moment (op of na het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend dan wel op de in het beleid neergelegde peildatum) voldoen aan ieder van deze drie elementen, wordt niet aan het middelenvereiste voldaan.

Tenzij sprake is van een in het beleid neergelegde peildatum, betekent dit onder andere dat moet worden voldaan aan het normbedrag zoals dat geldt op het tijdstip dat de middelen duurzaam zijn, waarbij dat tijdstip niet mag liggen vóór het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend.

Voor de beoordeling van de hoogte van het inkomen geldt derhalve dat als het tijdstip waarop de middelen duurzaam zijn ligt vóór de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand, er wordt getoetst aan het toentertijd geldende normbedrag van de Algemene bijstandswet. Dat deze wet is ingetrokken, doet daar niet aan af.

Vrijstellingen middelenvereiste

In artikel 3.22 Vreemdelingenbesluit 2000 zijn drie categoriale vrijstellingen van het middelenvereiste opgenomen. Deze zien op alleenstaande ouders die een kind beneden de leeftijd van vijf jaar verzorgen, personen die blijvend en volledig arbeidsongeschikt zijn en personen ouder dan zevenenvijftigeneenhalf jaar. Deze categorieën komen overeen met de categorieën die ingevolge de Algemene bijstandswet thans zijn vrijgesteld van inspanningen gericht op het verkrijgen van arbeid (de zogenaamde `sollicitatieplicht'). Ingevolge de Wet werk en bijstand zijn deze categorieën evenwel niet langer zondermeer vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Om deze reden is de Minister voornemens om artikel 3.22 Vreemdelingenbesluit 2000 op zodanige wijze aan te passen, dat de bepalingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 consistent zijn met de uitgangspunten van de Wet werk en bijstand.

Gelet op het overgangsrecht van artikel 116 Vreemdelingenwet 2000 vindt deze aanpassing niet plaats op het tijdstip waarop de Wet werk en bijstand in werking treedt. Als de aanpassing van artikel 3.22 Vreemdelingenbesluit 2000 gelijktijdig zou plaatsvinden met de invoering van de Wet werk en bijstand, zou immers door het overgangsrecht van artikel 116 Vw2000 een te complex systeem van peildata ontstaan bij de beoordeling van de vraag of aan het middelenvereiste wordt voldaan.

Tot slot

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. Voorzover van toepassing zullen de bovenstaande wijzigingen zo spoedig mogelijk in een aanvulling op de Vreemdelingencirculaire 2000 worden verwerkt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
P.W.A. Veld.

Naar boven