Regeling normrente en normbedrag spaarpremie eerste kwartaal 2004

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12 december 2003, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, nr. MJZ 2003124960, houdende vaststelling van het percentage van de normrente en het normbedrag voor de spaarpremie, bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, met betrekking tot het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004, alsmede wijziging van de Regeling bevordering eigenwoningbezit, de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998, houdende nadere regels over de wijze van de herrekening, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet (Stcrt. 150), en de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte (Regeling normrente en normbedrag spaarpremie eerste kwartaal 2004)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op de artikelen 26a, derde lid, eerste volzin, van de Huursubsidiewet, 47, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en 26, derde lid, en 33, derde lid, eerste volzin, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;

Besluit:

§ 1

Normrente en normbedrag spaarpremie

Artikel 1

Het percentage van de normrente bedraagt, voorzover de datum van de acceptatie van de offerte, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, is gelegen in het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004: 5,8%.

Artikel 2

Het normbedrag voor de spaarpremie bedraagt, voorzover de peildatum is gelegen in het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 maart 2004: € 51,21.

§ 2

Wijziging van de Regeling bevordering eigenwoningbezit

Artikel 3

In artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b, van de Regeling bevordering eigenwoningbezit wordt ‘Algemene bijstandswet’ vervangen door: Wet werk en bijstand.

§ 3

Wijziging van de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998, houdende nadere regels over de wijze van de herrekening, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet (Stcrt. 150)

Artikel 4

In artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998, houdende nadere regels over de wijze van de herrekening, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet (Stcrt. 150) wordt ‘Algemene bijstandswet’ vervangen door: Wet werk en bijstand.

§ 4

Wijziging van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte

Artikel 5

In artikel 11, tweede lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte wordt ‘Algemene bijstandswet’ vervangen door: Wet werk en bijstand.

§ 5

Slotbepalingen

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normrente en normbedrag spaarpremie eerste kwartaal 2004.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 december 2003.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, S.M. Dekker.

Toelichting

Artikelen 1 en 2

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit (hierna: de wet) bepaalt dat het percentage van de normrente en, ingeval van een spaarhypotheek, het normbedrag voor de per maand te bepalen spaarpremie bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

De normrente is een genormeerd maandbedrag aan rente over de hypothecaire lening en wordt gebruikt om de hoogte van de eigenwoningbijdrage te bepalen.

Voor de bepaling van het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet, is gekozen voor het middelen van de rentepercentages van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een rentevaste periode van 15 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheek Garantie en dit gemiddelde af te ronden op 0,1%, zulks om een handzame normrente te kunnen hanteren.

Voor de situaties waarin sprake is van een spaarhypotheek wordt op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet tevens een normbedrag voor de spaarpremie bij ministeriële regeling vastgesteld, uitgaande van een hypothecaire lening van € 50 000. Het normbedrag voor de spaarpremie wordt uitsluitend gebruikt voor de berekening van de compensatie voor een eventuele rentestijging na de rentevaste periode van 15 jaar. Het normbedrag wordt bepaald door de spaarpremies van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een rentevaste periode van 15 jaar te middelen en het gemiddelde af te ronden op hele eurocenten.

Deze regeling strekt ertoe om het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet, en het normbedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de wet, vast te stellen per 1 januari 2004. Er is voor gekozen ieder kwartaal de normrente en het normbedrag aan te passen. Met tussentijdse ontwikkelingen wordt dan geen rekening gehouden. Het voordeel van deze methode is dat vooraf duidelijk is wanneer de normrente wordt gewijzigd. De financiers kunnen hiermee bij de uitvoering van de wet rekening houden. Voorts is deze methode eenvoudiger te onderhouden, omdat niet dagelijks de renteontwikkeling dient te worden gevolgd. Voor ieder nieuw kwartaal worden het percentage van de normrente en het normbedrag vastgesteld op basis van de gegevens die gelden op de eerste (werk)dag van de laatste maand van het lopende kwartaal.

Artikelen 3, 4 en 5

De wijzigingen in de artikelen 15, eerste lid, onderdelen a en b, van de Regeling bevordering eigenwoningbezit, 1, eerste lid, onderdelen a en b, van de regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 15 juli 1998, houdende nadere regels over de wijze van de herrekening, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onderdeel a, van de Huursubsidiewet (Stcrt. 150), en 11, tweede lid, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte betreffen technische wijzigingen die verband houden met de per 1 januari 2004 ingetrokken Algemene bijstandswet en per gelijke datum geïntroduceerde Wet werk en bijstand.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker

Naar boven