Wijziging Bewapeningsregeling politie

Regeling van 9 december 2003, nr. EA2003/80580, DGOOV/POL, tot wijziging van de Bewapeningsregeling politie (bewapening aspiranten en surveillanten van politie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Justitie;

Gelet op artikel 49 van de Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel I

De Bewapeningsregeling politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

De bewapening van de ambtenaar en van de bijzonder ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 43 van de Politiewet 1993, bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

b. de pepperspray;

c. het pistool.

B

Na artikel 2 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

1. De bewapening van de surveillant van politie bestaat tijdens de uitoefening van de dienst uit:

a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

b. de pepperspray.

2. De bewapening van de surveillant van politie bestaat mede uit het pistool:

a. tijdens de uitoefening van de taken ten dienste van de justitie, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, 3°, van de Politiewet 1993;

b. tijdens de uitvoering van een last voor de tenuitvoerlegging van beslissingen als bedoeld in artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

c. voor de duur van het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst, indien de surveillant van politie een opleiding volgt op niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs.

3. In andere gevallen dan bedoeld in het tweede lid, is het bewapenen van de surveillant van politie met het pistool alleen toegestaan indien de Ministers daarvoor, op verzoek van korpsbeheerder, toestemming hebben verleend. Aan deze toestemming kunnen door de Ministers voorwaarden worden verbonden.

Artikel 2b

1. De bewapening van de aspirant bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst uit:

a. een korte wapenstok van een door de Ministers goedgekeurd merk en type;

b. de pepperspray.

2. De bewapening van de aspirant die een opleiding volgt op niveau 3 of hoger als bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs, bestaat in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht tijdens de uitoefening van de dienst mede uit het pistool.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

De reguliere bewapening van de ambtenaar van politie bestaat vanaf de rang van surveillant van politie uit de wapenstok en de pepperspray. De bewapening van de ambtenaar van politie met een rang hoger dan die van surveillant bestaat mede uit het pistool. De aspirant is volgens de huidige regeling mede bewapend met het pistool voor de duur dat hij praktijkstage loopt. Omdat ‘praktijkstage’ een term uit het oude onderwijssysteem is, is gekozen voor de formulering ‘in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht’. Het dragen van een pistool tijdens het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht, kan alleen worden toegestaan aan de aspirant die wordt opgeleid tot een functie met een rang hoger dan die van surveillant van politie. Indien de aspirant wordt opgeleid tot surveillant van politie zal hij in het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht, overeenkomstig de praktijk, niet beschikken over het pistool. Deze wijziging in de Bewapeningsregeling politie formaliseert de beperking in de bewapening voor de aspirant die wordt opgeleid tot surveillant van politie ten aanzien van het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht.

De surveillant van politie kan een opleiding gaan volgen op niveau 3 of hoger. Dit opleidingsniveau is bedoeld voor taakuitvoering behorende bij de rangen hoger dan die van surveillant van politie. Deze wijziging in de regeling maakt het voor de surveillant mogelijk om gedurende het gedeelte van de opleiding dat in het korps wordt doorgebracht behorende bij opleidingsniveau 3 of hoger tijdens de uitoefening van de dienst mede te beschikken over het pistool. Deze uitzondering is naast de vigerende uitzonderingen op de standaardbewapening van de surveillant van politie opgenomen in de Bewapeningsregeling politie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven