Levensmiddelenbedrijf

Vervroegd Uittreden 2004/2008

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 17 DECEMBER 2003 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR HET LEVENSMIDDELENBEDRIJF INZAKE VERVROEGD UITTREDEN

AI Nr. 10043

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Relan Pensioen B.V. namens de partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: Vakcentrum, beroepsorganisatie van levenmiddelendetaillisten, Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever:

  • ieder, die één of meer winkels in de zin van deze overeenkomst exploiteert en werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft, met uitzondering van de werkgever die aangesloten is bij de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL);

  • 2. winkel:

  • iedere inrichting waar overwegend een verscheidenheid aan verbruiksartikelen zoals: kruidenierswaren, zuivel en eieren, kaas, aardappelen, groente en fruit, bier, wijn, frisdranken, vlees, wild en gevogelte, vleeswaren en salades, vis, schaal- en schelpdieren, brood en gebak, koek- en banketartikelen, maaltijden, maaltijdcomponenten, ijs, chocolade en chocoladeproducten, snoep- en zoetwaren, zoutjes, onderleggers en notenbarproducten, delicatessen, dierenvoeding, rookwaren, drogmetica, schoonmaak- en onderhoudsartikelen, kantoorbenodigdheden en wenskaarten, lectuur, huishoudelijke artikelen, dierenbenodigdheden, bloemen en planten wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen;

  • 3. werknemer:

  • degene die tot een werkgever als bedoeld onder 1 in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 4. levensmiddelenbedrijf:

  • het bedrijf waarin in winkels in de zin van deze overeenkomst overwegend een verscheidenheid van verbruiksartikelen als genoemd wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen;

  • 5. Stichting:

  • de Stichting Vervroegd Uittreden Levensmiddelenbedrijf;

  • 6. premieplichtig loon:

  • het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen. Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van deze CAO is om voor bepaalde groepen werknemers in het levensmiddelenbedrijf de mogelijkheid te openen vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden, door het toekennen van inkomensvervangende uitkeringen dan wel van aanvullingen op door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf uitgekeerde prepensioenen.

Artikel 3 De uitvoering

De uitvoering van de regeling vervroegd uittreding en van de aanvullingsregeling is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en het reglement als bijlage I en II aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Aanspraak op VUT-uitkering

  • 1. Aanspraak op een VUT-uitkering heeft:

    • a. op de leeftijd van 60 jaar of ouder de werknemer die geboren is vóór 1 januari 1946;

    • b. op de leeftijd van 60 jaar en één maand de werknemer die geboren is in 1946;

    • c. op de leeftijd van 60 jaar en twee maanden de werknemer die geboren is in 1947;

    • d. op de leeftijd van 60 jaar en drie maanden de werknemer die geboren is in 1948;

  • indien voldaan wordt aan de voorwaarden als vermeld in artikel 4 van het reglement.

  • De hoogte van de VUT-uitkering is bepaald in artikel 5 van het reglement.

Artikel 5 Aanspraak op VUT-aanvulling

  • 1. Werknemers die geboren zijn in 1944, 1945 of 1946, kunnen op 62-jarige leeftijd aanspraak maken op een aanvulling op een prepensioen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden als vermeld in artikel 6 van het reglement. De hoogte van deze VUT-aanvulling is bepaald in artikel 7 van het reglement.

Artikel 6 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en het reglement van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en het reglement van de Stichting.

Artikel 7 Premie

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming.

Deze premie is voor het jaar 2004 vastgesteld op 1,68%.

De werkgever zal in 2004 0,63% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

Artikel 8 Vrijstelling

Vrijgesteld van de in artikel 6 bedoelde verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

  • in of voor wiens onderneming een bij CAO voor het gehele personeel vóór 1 januari 1980 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die, wat de aanspraken betreft welke aan deze regeling ontleend kunnen worden, ten minste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting, mits deze CAO is geregistreerd bij de Arbeidsinspectie;

  • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt, op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdoms-pensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de eerste dag van de maand volgend op die waarin voor het eerst aanspraak op een uitkering krachtens de regeling van de Stichting kan worden gemaakt.

Het vorenstaande geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern waarin een pensioenregeling respectievelijk een regeling voor vervroegde uittreding geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

BIJLAGE I

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden.

STATUTEN VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN LEVENSMIDDELENBEDRIJF

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam: „Stichting Vervroegd Uittreden Levensmiddelenbedrijf".

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever: de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden, alsmede de werkgever als bedoeld in artikel 2a;

  • 2. werknemer: degene die tot een werkgever als bedoeld onder 1 dan wel een werkgever als bedoeld in artikel 2a in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 3. levensmiddelenbedrijf: het bedrijf waarin in winkels in de zin van artikel 1, onder 2, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden overwegend een verscheidenheid van verbruiksartikelen als aldaara genoemd wordt verkocht, eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment gebruiksartikelen;

  • 4. Stichting: de Stichting Vervroegd Uittreden Levensmiddelenbedrijf;

  • 5. bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;

  • 6. administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur;

  • 7. reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.

Artikel 3 Doel

Het doel van de Stichting is om voor bepaalde groepen werknemers in het levensmiddelenbedrijf de mogelijkheid te openen vrijwillig vervroegd uit het arbeidsproces te treden, door het toekennen van inkomensvervangende uitkeringen dan wel van aanvullingen op door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf uitgekeerde prepensioenen, op basis van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers;

    • b. bijdragen van werknemers. De verplichting van de werknemers om bij te dragen is gebaseerd op artikel 6 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden;

    • c. bijdragen van de overheid;

    • d. de te kweken renten;

    • e. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • f. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitkeringen als bedoeld in artikel 3;

    • b. de overige uitgaven, te weten:

      • overlijdensuitkeringen;

      • sociale lasten en pensioenpremie;

      • administratiekosten.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:

    • a. één door het Vakcentrum, beroepsorganisatie van levensmiddelendetaillisten, gevestigd te Woerden;

    • b. één door de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen, gevestigd te 's-Gravenhage;

    • c. één door de Nederlandse Vereniging van Coöperatieve Werkgevers, gevestigd te Utrecht;

  • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. twee door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;

    • b. één door de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

  • Een bestuurslid, casu quo plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Door het bestuur kan aan de leden casu quo plaatsvervangende leden van het bestuur voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

  • 6. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter, alsmede voor ieder van hen een plaatsvervanger, met dien verstande dat het voorzitterschap in de even jaren wordt vervuld door een van de leden uit de werknemerssector en het vice-voorzitterschap door een van de leden uit de werkgeverssector en voor de oneven jaren het omgekeerde. Bij ontstentenis van de voorzitter, respectievelijk de vice-voorzitter treedt diens vervanger als voorzitter respectievelijk als vice-voorzitter op.

  • 7. Als secretaris van het bestuur treedt op de secretaris van het Georganiseerd Overleg in de Levensmiddelenbranche. De secretaris maakt geen deel uit van het bestuur. Hij heeft het recht de bestuursvergaderingen bij te wonen doch heeft slechts een adviserende stem. De secretaris onderhoudt het contact tussen de Stichting en partijen betrokken bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor het levensmiddelenbedrijf en de collectieve arbeidsovereenkomst voor winkelpersoneel van grootwinkelbedrijven in levensmiddelen.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten voorzover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze staten of het reglement van de Stichting niet anders is bepaald.

  • 3. Het bestuur is bevoegd om onder door hem te stellen voorwaarden de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 4. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement en voor het beheer van het vermogen van de Stichting.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen. In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier der bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit. Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier der bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling. De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats.

  • Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot. Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Het bestuur draagt zorg voor het opstellen van notulen van elke bestuursvergadering. Deze notulen worden ter goedkeuring aan het bestuur voorgelegd en ten blijke van goedkeuring door de voorzitter en de vice-voorzitter getekend. Het goedgekeurde verslag is beslissend voor de vraag of door de vergadering een besluit is genomen.

  • 8. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. De uitvoering van de regeling inzake vervroegd uittreden en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. Als administrateur treedt op Relan Pensioen B.V., gevestigd te Utrecht.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de regeling inzake vervroegd uittreden en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde dienstverleningsovereenkomst. De rechten en verplichtingen die uit de dienstverleningsovereenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze dienstverleningsovereenkomst.

  • 3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.

Artikel 9 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar. In dit verslag legt het bestuur rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant. Uit het verslag en de accountantsverklaring moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig het doel zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11 Statuten en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar tenminste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Een besluit tot wijziging van de statuten treedt niet in werking alvorens een volledig exemplaar van de gewijzigde tekst, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering der door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de uitkering, zoals genoemd in artikel 3, zal worden verstrekt.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van het reglement.

  • 3. Bepalingen in het reglement welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. Het bepaalde in artikel 11 lid 3 is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de vaststelling van en wijzigingen in het reglement.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, werknemers en uitkeringsgenietenden

  • 1. De werkgevers, de werknemers, alsmede degenen die aan de bepalingen van deze statuten en het reglement aanspraak op uitkering ontlenen zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door het bestuur of door een door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de uitkeringen aan hen die uitkering genieten en de daarmee verband houdende financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden voortgezet. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 3. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 15 Beleggingen

  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4 lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 3 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 16 Vrijstelling van premiebetaling

  • 1. Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever:

    • in of voor wiens onderneming een bij CAO voor het gehele personeel vóór 1 januari 1980 ingestelde regeling voor vervroegde uittreding geldt, die wat de aanspraken betreft welke aan deze regeling ontleend kunnen worden, ten minste gelijkwaardig is aan de regeling van de Stichting, mits deze CAO is geregistreerd bij de Arbeidsinspectie;

    • in of voor wiens onderneming een pensioenregeling geldt, op grond waarvan aan alle personeelsleden in de onderneming een ouderdomspensioen in uitzicht wordt gesteld, dat uiterlijk ingaat op de eerste dag van de maand volgend op die waarin voor het eerst aanspraak op een uitkering krachtens de regeling van de Stichting kan worden gemaakt.

  • 2. Het in het vorige lid bepaalde geldt mede voor de werkgever die behoort tot een concern, waarin een regeling voor vervroegde uittreding, respectievelijk een pensioenregeling geldt die voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden.

  • 3. Indien de in de vorige leden bedoelde pensioenregeling of regeling voor vervroegde uittreding niet voor het gehele personeel doch voor een nauwkeurig omschreven groep personeelsleden geldt, kan het bestuur op verzoek van de werkgever vrijstelling van betaling van een bijdrage ten behoeve van die groep personeelsleden verlenen.

  • 4. Indien de in lid 1, 2 of 3 bedoelde vrijstelling door het bestuur wordt ingetrokken, bijvoorbeeld wegens het niet voldoen aan de door het bestuur gestelde voorwaarden, dan wel op verzoek van de werkgever, dan is het bestuur gerechtigd de betrokkene een door het bestuur vast te stellen bijdrage in de gevormde reserve van de Stichting te vragen.

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd ingeval van bijzondere hardheid of in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

BIJLAGE II

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Vervroegd Uittreden Levensmiddelenbedrijf.

REGLEMENT VAN DE STICHTING VERVROEGD UITTREDEN LEVENSMIDDELENBEDRIJF

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a en b van de statuten, is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers, in acht nemende het bepaalde in artikel 16 van de statuten.

  • Deze premie is voor het jaar 2004 vastgesteld op 1,68%.

  • De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.

  • De werkgever zal in 2004 0,63% verhalen op de bij hem werkzame werknemers door middel van inhoudingen bij elke loonbetaling.

  • 2. De premie wordt geheven op basis van door de werkgever voor iedere werknemer verstrekte loonopgaven. Na verwerking van de loonopgaven en het vaststellen van de eindafrekening over het voorgaande kalenderjaar stelt het fonds per werkgever de bij wijze van voorschot voor het lopende kalenderjaar verschuldigde premie vast. De werkgever wordt geïnformeerd over het bepaalde voorschot. Het voorschot kan op verzoek van de werkgever worden gewijzigd. Het voorschot wordt gewijzigd als de loonsom voor het desbetreffende kalenderjaar meer dan 10% afwijkt van de loonsom waarover het voorschot is berekend. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de voorschotpremie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.

  • 3. Na verwerking van de loonopgaven over het kalenderjaar stelt het fonds per werknemer de definitieve premie over dat kalenderjaar vast. Per werkgever wordt de eindafrekening opgemaakt. De bij wijze van voorschot betaalde premies worden verrekend met de totaal verschuldigde definitieve premies.

  • 4. Over het verschil tussen de bij wijze van voorschot betaalde premies en de definitief verschuldigde premies wordt rente verrekend over de periode tussen het eind van het desbetreffende kalenderjaar en de datum van de eindafrekening. Deze rente is gelijk aan de depositorente Euribor voor zes maanden, zoals die geldt op 1 januari na het kalenderjaar waarover afgerekend wordt.

  • 5. Betaling van de premie vindt plaats in gelijke kwartaaltermijnen, waarbij het vervallen bedrag steeds op de eerste van het desbetreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn. In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een der termijnen in gebreke is. Voor werkgevers die dit wensen kan betaling van de premie ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, die steeds vervallen per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.

  • Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde in de eerste en tweede volzin van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 6. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 7. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan de Stichting verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3 Realisering doelstelling

  • 1. De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van een inkomensvervangende uitkering dan wel een aanvulling aan werknemers die dit wensen en die voldoen aan de in artikel 4 respectievelijk artikel 6 genoemde voorwaarden.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor betrokkenen beschikbaar moet zijn. De begroting omvat de inkomsten en de uitgaven van de Stichting als bedoeld in artikel 4 van de statuten.

Artikel 4 Voorwaarden voor VUT-uitkering

Om voor een VUT-uitkering, als bedoeld in artikel 4 van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden, in aanmerking te kunnen komen, dient de werknemer op de ingangsdatum van de uitkering te voldoen aan de navolgende voorwaarden:

  • a. de volgende leeftijd bereikt hebben:

    • 1. 60 jaar, met dien verstande dat de werknemer geboren is vóór 1 januari 1946;

    • 2. 60 jaar en één maand, met dien verstande dat de werknemer geboren is in 1946;

    • 3. 60 jaar en twee maanden, met dien verstande dat de werknemer geboren is in 1947;

    • 4. 60 jaar en drie maanden, met dien verstande dat de werknemer geboren is in 1948;

  • b. gedurende de laatste tien jaren onafgebroken als werknemer in de zin van artikel 2 lid 2 van de statuten werkzaam zijn geweest in het levensmiddelenbedrijf. Een korte onderbreking buiten zijn schuld kan – zulks ter beoordeling van het bestuur – buiten beschouwing worden gelaten. Voor de bepaling van deze periode van tien jaren wordt mede in aanmerking genomen een tijdvak voorafgaande aan het huidige dienstverband in het levensmiddelenbedrijf, dat betrokkene als werknemer in de zin van de CAO voor Slijterijen inzake Vervroegd Uittreden dan wel in de zin van de CAO voor het Slagersbedrijf dan wel in de zin van de CAO voor het Brood- en Banketbakkersbedrijf inzake Vervroegd Uittreden dan wel in de zin van de CAO voor de Detailhandel in Aardappelen, Groenten en Fruit inzake Vervroegd Uittreden dan wel in de zin van de CAO voor de Drogisterijbranche inzake Vervroegd Uittreden werkzaam is geweest;

  • c. niet in aanmerking komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Werkloosheidswet;

  • d. niet voor een uitkering krachtens een afvloeiingsregeling, non-activiteitsregeling of wachtgeldregeling in aanmerking komen;

  • e. de dienstbetrekking hebben beëindigd;

  • f. niet in het genot van pensioen uit hoofde van de laatste dienstbetrekking zijn gesteld;

  • g. geen aanspraak kunnen doen gelden op een uitkering uit hoofde van een andere regeling voor vervroegde uittreding;

  • h. zich tot de Stichting hebben verbonden tot de 65ste verjaardag niet in dienstbetrekking te zullen treden, met dien verstande dat de werknemer die geboren is in of na 1944 zich heeft verbonden tot de 62ste verjaardag niet in dienstbetrekking te zullen treden;

  • i. woonachtig in Nederland zijn, tenzij het bestuur anders besluit.

Artikel 5 Hoogte van de VUT-uitkering

  • 1. De VUT-uitkering bedraagt per maand bruto een twaalfde van 100/108ste van 80% van de uitkeringsbasis. Als uitkeringsbasis geldt het loon over het kalenderjaar vóór de ingangsdatum van de uitkering, verhoogd met de percentages c.q. bedragen waarmee de lonen in het lopende kalenderjaar in de voor betrokkene vóór zijn uittreden geldende CAO werden verhoogd. Indien deze uitkeringsbasis op een deel van het jaar betrekking heeft, wordt deze tot een uitkeringsbasis van een geheel jaar herleid. Indien in één werkweek zes dagen zijn gewerkt en er recht is op compensatie van deze dag binnen vier weken wordt, indien wegens korter werken een korting op het loon wordt toegepast, voor de berekening van de uitkering uitgegaan van het loon zoals dit zonder die korting zou bedragen. Een aaneengesloten werkperiode kan niet langer dan zes dagen duren. Buiten beschouwing blijven: onkostenvergoedingen, gratificaties die geen loon sociale verzekering/loonbelasting zijn, bijdragen premie-spaarregelingen e.d..

  • 2. De uitkering zal echter niet minder bedragen dan het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk-minimumloon verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies.

  • 3. De uitkering inclusief vakantietoeslag zal per maand niet méér bedragen dan een twaalfde van 100/108ste van 80% van de premiegrens welke wordt gehanteerd voor de WAO en WW.

  • 4. De uitkeringen zullen worden verhoogd op de data en met de percentages c.q. bedragen waarmee de lonen in de voor betrokkene vóór zijn uittreden geldende CAO worden verhoogd.

  • 5. In de maand mei wordt een vakantietoeslag uitgekeerd. Deze vakantietoeslag bedraagt voor elke volle kalendermaand gelegen tussen de 1e juni van het voorgaande jaar en de 1e juni van het lopende jaar waarover uitkering werd verstrekt, 8% van de voor de maand mei geldende uitkering. Bij beëindiging van de uitkering wordt voor elke volle kalendermaand gelegen na de laatst verstreken 31e mei waarover uitkering werd verstrekt, een vakantietoeslag verleend ter grootte van 8% van de uitkering over de laatste kalendermaand.

Artikel 6 Voorwaarden voor VUT-aanvulling

Om voor een VUT-aanvulling, als bedoeld in artikel 5 van de CAO voor het Levensmiddelenbedrijf inzake Vervroegd Uittreden, in aanmerking te kunnen komen, dient de werknemer geboren te zijn in 1944, 1945 of 1946 en op de ingangsdatum van de VUT-aanvulling te voldoen aan de navolgende voorwaarden:

  • a. 62 jaar of ouder zijn;

  • b. een prepensioen toegekend en uitgekeerd krijgen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf of van de Stichting Co-op Pensioenfonds, dan wel, indien een vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf geldt, van het pensioenfonds of de verzekeraar waar de eigen pensioenvoorziening van de betrokken werkgever is ondergebracht;

  • c. gedurende de laatste tien jaren onafgebroken als werknemer in de zin van artikel 2 lid 2 van de statuten werkzaam zijn geweest in het levensmiddelenbedrijf. Een korte onderbreking buiten zijn schuld kan – zulks ter beoordeling van het bestuur – buiten beschouwing worden gelaten;

  • d. niet in aanmerking komen voor een volledige uitkering krachtens de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Werkloosheidswet;

  • e. niet voor een uitkering krachtens een afvloeiingsregeling, non-activiteitsregeling of wachtgeldregeling in aanmerking komen;

  • f. de dienstbetrekking hebben beëindigd, met dien verstande dat de dienstbetrekking omgezet mag worden in een gedeeltelijke dienstbetrekking én in verband daarmee het prepensioen gedeeltelijk ingaat naar rato van het beëindigde deel van de dienstbetrekking;

  • g. zich tot de Stichting hebben verbonden tot de 65ste verjaardag niet in dienstbetrekking te zullen treden;

  • h. woonachtig in Nederland zijn, tenzij het bestuur anders besluit.

Artikel 7 Hoogte van de VUT-aanvulling

  • 1. De VUT-aanvulling bedraagt bruto het verschil tussen de VUT-uitkering, vastgesteld volgens artikel 5, en het uitgekeerde prepensioen. Indien de uitkeringsgerechtigde het prepensioen niet ontvangt van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf, is de aanvulling gelijk aan de aanvulling die verkregen zou worden bij deelname aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf.

  • 2. Indien de betrokken werknemer op de ingangsdatum van het prepensioen de dienstbetrekking omzet in een gedeeltelijke dienstbetrekking én in verband daarmee het prepensioen gedeeltelijk ingaat naar rato van het beëindigde deel van de dienstbetrekking, bedraagt de VUT-aanvulling bruto het verschil tussen de VUT-uitkering, vastgesteld volgens artikel 5 over het loon dat betrekking heeft op het beëindigde deel van de dienstbetrekking, en het uitgekeerde prepensioen. Indien naderhand het resterende prepensioen ingaat, wordt de VUT-aanvulling pro rato verhoogd.

  • 3. Indien sprake is van samenloop van een uitkering van prepensioen met een gedeeltelijke uitkering krachtens de WAO, zal de VUT-aanvulling worden gekort voor zover de VUT-aanvulling, het prepensioen, het aanvullend prepensioen, de WAO-uitkering en het arbeidsongeschiktheidspensioen tezamen meer bedragen dan 80% van het laatstelijk geldende WAO-dagloon.

Artikel 8 Aanvragen van de uitkering

  • 1. De uitkering dient door degene die uitkering wenst te ontvangen schriftelijk te worden aangevraagd door inzending van door de Stichting vastgestelde en te verstrekken formulieren, onder bijvoeging van de naar het oordeel van het bestuur benodigde stukken.

  • 2. De aanvraag in het vorige lid bedoeld dient ten minste drie maanden vóór de gevraagde ingangsdatum van de uitkering in het bezit te zijn van de Stichting.

Artikel 9 Wijze van uitbetaling

  • 1. De uitkering zal steeds aanvangen op de eerste dag van een kalendermaand, op zijn vroegst op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde leeftijd is bereikt.

  • 2. De uitkering wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, in gelijke maandelijkse termijnen uitbetaald en wel in de tweede helft van elke maand, waarover de uitkering plaatsvindt.

  • 3. De betaling van de uitkering geschiedt op een op naam van de uitkeringsgerechtigde staande giro- of bankrekening.

  • 4. Het hiervoor bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de VUT-aanvulling.

Artikel 10 Inhoudingen

  • 1. Door de Stichting worden op de VUT-uitkering als bedoeld in artikel 5 ingehouden:

    • de verschuldigde loonbelasting en de premies volksverzekeringen;

    • het werknemersaandeel in de verschuldigde pensioenpremie, indien de werknemer bij een pensioenfonds is aangesloten dan wel voor hem een pensioenverzekering is afgesloten;

    • het werknemersaandeel in de premie ziekenfonds, dan wel in een collectieve ziektekostenverzekering.

  • 2. Door de Stichting wordt op de VUT-aanvulling als bedoeld in artikel 7 ingehouden:

    • de verschuldigde loonbelasting en de premies volksverzekeringen;

    • het werknemersaandeel in de verschuldigde pensioenpremie, indien de werknemer bij een pensioenfonds is aangesloten dan wel voor hem een pensioenverzekering is afgesloten.

Artikel 11 Financiële verplichtingen

  • 1. De Stichting neemt, in aanvulling op de VUT-uitkering als bedoeld in artikel 5, de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

    • het werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet dan wel het werkgeversaandeel in de premie voor een ziektekostenverzekering, doch ten hoogste een bedrag gelijk aan het maximum werkgeversaandeel in de premie Ziekenfondswet;

    • de premie voor het van toepassing zijnde bedrijfstakpensioenfonds, verminderd met het door de uitkeringsgerechtigde verschuldigde aandeel in de pensioenpremie. Indien voor de uitkeringsgerechtigde een bijzondere pensioenvoorziening werd getroffen, komt de premie voor die voorziening, verminderd met de bijdrage verschuldigd door de uitkeringsgerechtigde, ten laste van de Stichting, doch ten hoogste tot een bedrag gelijk aan het premiebedrag dat bij deelname aan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf door de Stichting voor de betrokken uitkeringsgerechtigde zou zijn verschuldigd.

  • Indien de premie voor de bijzondere pensioenvoorziening die bij voortzetting van het dienstverband ten laste van de werkgever zou zijn gekomen, hoger is dan de premie die bij vrijwillige uittreding ten laste van de Stichting komt, komt dit meerdere zolang de uitkering bedoeld in artikel 6 wordt verleend – ten laste van de ex-werkgever.

  • 2. De Stichting neemt, naast de VUT-aanvulling als bedoeld in artikel 7, het werkgeversaandeel in de pensioenpremie voor haar rekening.

  • 3. De ingehouden bedragen genoemd in artikel 10, alsmede de verplichtingen genoemd in het eerste en tweede lid van dit artikel worden door de Stichting afgedragen aan de betrokken uitvoeringsorganen respectievelijk instanties.

Artikel 12 Vermindering/Wijziging van de uitkering

  • 1. Wanneer de uitkeringsgerechtigde bij het begin van de uitkering in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de ZW of WAO, dan dient hij dit te melden aan de Stichting. De door de Stichting te verstrekken uitkering zal dan worden gebaseerd op het laatstverdiende loon. Indien de door de Stichting te verstrekken uitkering en de ZW- of WAO-uitkering tezamen het voor de betrokken werknemer geldende wettelijk minimumloon, verminderd met het werknemersaandeel in de na uittreding niet meer verschuldigde sociale verzekeringspremies, overschrijden, vindt het bepaalde in artikel 5 lid 2 geen toepassing. Wanneer aan de uitkeringsgerechtigde tijdens de duur van de uitkering een uitkering krachtens de ZW of WAO wordt toegekend, dan dient hij dit te melden aan de Stichting. Deze ZW- of WAO-uitkering wordt dan in mindering gebracht op de uitkering verstrekt door de Stichting. De uitkeringsgerechtigde is verplicht elke wijziging in genoemde uitkeringen direct aan de Stichting te melden.

  • 2. Onverminderd het in de artikelen 4 en 6 bepaalde worden op de uitkering in mindering gebracht de inkomsten uit arbeid die de uitkeringsgerechtigde na de ingangsdatum van de uitkering ter hand heeft genomen. Hieronder wordt mede begrepen de uitbreiding van neveninkomsten uit arbeid die reeds op de ingangsdatum van de uitkering elders werd verricht. Hij is verplicht de Stichting onverwijld en uit eigen beweging kennis te geven van deze inkomsten.

  • 3. Het hiervoor bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de VUT-aanvulling.

Artikel 13 Beëindiging van de uitkering

  • 1. Het recht op uitkering dan wel aanvulling eindigt op de eerste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. Het recht op uitkering dan wel aanvulling eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum indien de uitkeringsgerechtigde:

    • a. een dienstbetrekking aanvaardt, en wel met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is;

    • b. zich buiten Nederland vestigt, en wel met ingang van de dag volgende op die van zijn vertrek, tenzij het bestuur anders besluit;

    • c. niet langer aan de voorwaarden voor uitkering voldoet, en wel met ingang van de dag waarop dit voor het eerst het geval is;

    • d. zich niet houdt aan de meldingsplicht genoemd in artikel 10 lid 2, en wel met ingang van de dag waarop dit voor het eerst het geval is;

    • e. die geboren is na 31 december 1943, de leeftijd van 62 jaar bereikt, en wel met ingang van de eerste dag van de maand waarin hij die leeftijd bereikt.

  • Betrokkene dient onverwijld aan de Stichting mededeling te doen van de omstandigheden als bedoeld onder a, b en c.

  • 3. Indien de werknemer tijdens het genot van de VUT-uitkering overlijdt, wordt de VUT-uitkering tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald aan:

    • a. de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

    • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

    • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

  • Bij toepassing van het bepaalde in dit lid bedraagt de VUT-uitkering met ingang van de dag na het overlijden 100/80ste van de op het moment van overlijden geldende uitkering.

Artikel 14 Terugvordering

Indien teveel of ten onrechte uitkering dan wel aanvulling is betaald doordat de uitkerings-gerechtigde niet voldeed aan de hem opgelegde meldingsplicht op grond van artikel 10 en 11, kan deze uitkering worden teruggevorderd.

Het bestuur is bevoegd om in deze gevallen de uitkering te verminderen of te beëindigen.

De uitkeringsgerechtigde kan in deze gevallen in beroep gaan bij het bestuur.

Artikel 15 Controle

De Stichting kan controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden door de uitkeringsgerechtigde.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2008.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2004 en vervalt met ingang van 1 januari 2009 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum V

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 17 december 2003

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

de wnd. Directeur Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie van de Arbeidsinspectie,

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven