Doe-het-zelfbranche

Sociaal Fonds 2003/2005

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE DOE-HET-ZELFBRANCHE INZAKE SOCIAAL FONDS

AI Nr. 9875

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Vereniging van Winkelketens in de Doe-het-zelfbranche als partij ter ene zijde mede namens FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond als partijen ter andere zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 2005 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds alsmede de daarbij behorende statuten en de reglementen van de Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: degene die – behoudens het in lid 3 bepaalde – een of meer bouwmarkten en/of doe-het-zelfwinkels exploiteert.

  • 2. Bouwmarkten en/of doe-het-zelfwinkels: de onderneming, niet zijnde een speciaalzaak met overwegend één artikelgroep, met meerdere doe-het-zelf artikelgroepen en waarvan tenminste 80% van het totale assortiment bestaat uit doe-het-zelfartikelen ten behoeve van de consument.

  • De doe-het-zelfgroepen zijn:

    • ijzerwaren, hang- en sluitwerk, beveiligingsmateriaal, hand- en elektrisch gereedschap (voor huis);

    • elektriciteitswaren, installatiemateriaal, armaturen;

    • verf, verfbenodigdheden, wandbekleding, behangbenodigdheden;

    • keukens, kasten, apparatuur, sanitair, installatiemateriaal;

    • hout, houtproducten, bouwmaterialen;

    • tuinartikelen (niet zijnde levend goed), hout, gereedschap.

  • 3. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt niet als werkgever beschouwd de in lid 2 bedoelde onderneming, indien voor die gehele onderneming een arbeidsvoorwaarden-CAO van kracht is.

  • 4. Werknemer: degene die op basis van een fulltime of parttime dienstverband werkzaam is in de bouwmarkt of doe-het-zelfwinkel bij de bovengenoemde werkgever. Tot de werknemer wordt in het kader van deze CAO niet gerekend de werknemer die werkzaam is in een kantoor van de werkgever.

  • 5. Stichting: de „Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche".

  • 6. Premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

  • Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel:

  • a. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • b. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de CAO Doe-het-zelfbranche voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • c. opleidings-, scholings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • d. opleiding, bemiddeling en stimulering van langdurig werklozen;

  • e. het bevorderen van voldoende en kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kinderopvang;

  • f. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede arbeidsomstandigheden in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • g. het (doen) verrichten van onderzoek op de hierboven onder a tot en met f genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid.

Artikel 3 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten, het reglement en het kinderopvangreglement als bijlage I, II en III aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en de reglementen van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting.

Artikel 5 Rechten van werknemer en werkgever

In beginsel heeft iedere werknemer en iedere werkgever het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Premie

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stichting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming.

Deze premie is met ingang van 2001 vastgesteld op 0,2% van het premieplichtig loon op jaarbasis.

Bijlage I, zoals bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds.

STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS DOE-HET-ZELFBRANCHE

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam:

  • „Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche".

  • 2. De Stichting is gevestigd te Leidschendam.

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. Werkgever: degene die – behoudens het in lid 3 bepaalde – een of meer bouwmarkten en/of doe-het-zelfwinkels exploiteert.

  • 2. Bouwmarkten en/of doe-het-zelfwinkels: de onderneming, niet zijnde een speciaalzaak met overwegend één artikelgroep, met meerdere doe-het-zelf artikelgroepen en waarvan tenminste 80% van het totale assortiment bestaat uit doe-het-zelfartikelen ten behoeve van de consument.

    • De doe-het-zelfgroepen zijn:

    • ijzerwaren, hang- en sluitwerk, beveiligingsmateriaal, hand- en elektrisch gereedschap (voor huis);

    • elektriciteitswaren, installatiemateriaal, armaturen;

    • verf, verfbenodigdheden, wandbekleding, behangbenodigdheden;

    • keukens, kasten, apparatuur, sanitair, installatiemateriaal;

    • hout, houtproducten, bouwmaterialen;

    • tuinartikelen (niet zijnde levend goed), hout, gereedschap.

  • 3. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt niet als werkgever beschouwd de in lid 2 bedoelde onderneming, indien voor die gehele onderneming een arbeidsvoorwaarden-CAO van kracht is.

  • 4. Werknemer: degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen.

  • 5. Stichting: de „Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche".

  • 6. Bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur.

  • 7. Administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur.

  • 8. Reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.

Artikel 3 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel.

Deze activiteiten zullen binnen het doel van de Stichting bestaan uit:

  • a. het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • b. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften, die uit de CAO Doe-het-zelfbranche voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • c. opleidings-, scholings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • d. opleiding, bemiddeling en stimulering van langdurig werklozen;

  • e. het bevorderen van voldoende en kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van kinderopvang;

  • f. het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de bevordering van goede arbeidsomstandigheden in de bouwmarkt en/of doe-het-zelfwinkel;

  • g. het (doen) verrichten van onderzoek op de hierboven onder a tot en met f genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers;

    • b. bijdragen van de overheid;

    • c. de te kweken renten;

    • d. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de overige uitgaven.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisatie, te weten:

  • de Vereniging van Winkelketens in de Doe-Het-Zelfbranche, gevestigd te Leidschendam;

  • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

    • a. twee door de FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;

    • b. één door de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap casu quo het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt.

  • Een bestuurslid of plaatsvervangend bestuurslid, dat in een dergelijk vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden. Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voorzitter zal optreden.

  • Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op.

  • 6. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgeversvoorzitter de werknemerssecretaris en met de werknemersvoorzitter de werkgeverssecretaris fungeert. Bij ontstentenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op.

  • 7. Door het bestuur kan aan de bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. De voorzitter en de secretaris van het bestuur vertegenwoordigen gezamenlijk de Stichting in en buiten rechte.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen, daaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het sluiten van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt, te verrichten.

  • 3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur. De gedelegeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste eenmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.

  • In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering waarin, ten minste vijf der bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een der aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie der vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt elk der leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Elk der leden van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier der bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

  • Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

  • De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats. Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Zo bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • Als administrateur treedt op het secretariaat van de Vereniging van Winkelketens in de Doe-Het-Zelfbranche, gevestigd te Leidschendam.

  • 2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde administratie-overeenkomst, waarin ook zijn vastgelegd de rechten en verplichtingen die uit de administratie-overeenkomst voor beide partijen voortvloeien.

  • 3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.

Artikel 9 Boekjaar

Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur rekening en verantwoording van het gevoerde beleid afgelegd.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant.

  • 3. Het verslag wordt ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van de administrateur en op één of meer door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de verklaring omtrent de rechtmatigheid daarvan wordt gezonden aan het Centraal kantoor van de Arbeidsinspectie.

  • 5. Het verslag wordt toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging der statuten, alsook een besluit tot ontbinding van de Stichting kunnen alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde der ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart.

  • 2. Voorstellen tot ontbinding van de Stichting worden niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van minstens één maand worden gegeven.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter griffie van het kantongerecht te Den Haag.

Artikel 12 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de reglementen.

  • 3. Bepalingen in de reglementen welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. De reglementen, alsmede wijzigingen in de reglementen treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van het desbetreffende reglement of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Den Haag.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, werknemers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie dient door de betrokken instelling een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur schriftelijk verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en het reglement mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden nagekomen.

  • Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening behoeft de goedkeuring van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 15 Beleggingen

De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4, lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 2 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in het reglement, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

Bijlage II, zoals bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche.

REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS DOE-HET-ZELFBRANCHE

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities uit artikel 2 van de statuten.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.

Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a van de statuten, is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers.

  • Deze premie is met ingang van 2001 vastgesteld op 0,2% van het premieplichtig loon op jaarbasis.

  • De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.

  • 2. De Stichting brengt de premie per boekjaar aan de werkgever in rekening op basis van door of namens de werkgever voor iedere werknemer afzonderlijk verstrekte loonopgaven. De Stichting deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.

  • 3. Het bestuur kan bepalen dat de betaling van de premie plaatsvindt in kwartaaltermijnen, waarbij nadere voorwaarden kunnen worden gesteld. In afwijking hiervan is een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een der termijnen in gebreke is.

  • De betaalde premie zal worden verrekend met de premie die door de werkgever over het desbetreffende kalenderjaar op basis van de loonopgaven over dat kalenderjaar verschuldigd is.

  • 4. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 5. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan de Stichting verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3 Realisering doelstelling

  • 1. De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van subsidies aan instellingen die activiteiten als genoemd in deze doelstelling verrichten.

  • Van de in artikel 4 lid 1 van de statuten bedoelde gelden – voor zover niet benodigd voor de uitgaven als bedoeld in lid 2 sub b van genoemd artikel – zal ter beschikking worden gesteld:

    • a. a% voor het A-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub a en b van de statuten worden gefinancierd;

    • b. b% voor het B-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub c en d van de statuten worden gefinancierd;

    • c. c% voor het C-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 e van de statuten worden gefinancierd;

    • d. d% voor het D-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub f van de statuten worden gefinancierd;

  • Met ingang van het jaar 2001 is percentage c vastgesteld op 0,1% van het premieplichtig loon op jaarbasis en voor de percentages a en b gezamenlijk 0,1% van het premieplichtig loon op jaarbasis. Percentage d is met ingang van 2001 vastgesteld op 0% van het premieplichtig loon op jaarbasis.

  • De eerste premieheffing bedraagt in totaal 0,375% van de loonsom.

  • 2. Opleidings- en vormingsactiviteiten die door de Stichting gesubsidieerd kunnen worden zijn:

    • a. beleidsontwikkeling ten behoeve van opleiding en vorming;

    • b. werkzaamheden ter stimulering en begeleiding van opleiding en vorming;

    • c. activiteiten terzake van de ontwikkeling van instrumenten voor personeelsmanagement;

    • d. ontwikkelen van leermiddelen;

    • e. verder ontwikkelen van samenwerking met ROC's en vakscholen;

    • f. stimuleren van deelname aan cursussen;

    • g. verstrekken van hulp bij vragen over opleidingen en het opstellen van scholingsplannen voor bedrijven;

    • h. het bevorderen van de instroom van doelgroepen (allochtonen, werklozen en herintredende vrouwen).

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verantwoord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, dient de verantwoording vergezeld te gaan van een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit blijkt dat de ontvangen gelden zijn besteed in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

  • 5. De wijze waarop werknemers in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage in de kosten van kinderopvang, is nader geregeld in het kinderopvangreglement (bijlage III).

Artikel 5 Begroting

Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor betrokkenen beschikbaar moet zijn. De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de statuten;

  • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;

  • c. de kosten van administratie en bestuur;

  • d. eventuele andere lasten.

Bijlage III, zoals bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 4 lid 5 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche.

KINDEROPVANGREGLEMENT

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities uit artikel 2 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

  • 1. Kinderopvangregeling:

  • de door partijen bij de CAO Doe-het-zelfbranche bedoelde regeling, gericht op het leveren van een financiële bijdrage van de werkgever in de kosten van kinderopvang.

  • 2. Kind: een kind dat nog niet de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt.

  • 3. Ouder: een werknemer is ouder van een kind indien:

    • sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer;

    • geen sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer, maar de werknemer het kind verzorgt;

    • het kind wordt geacht door de werknemer te worden verzorgd als werknemer en kind, blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister, op hetzelfde adres wonen en de werknemer duurzaam het onderhoud en de opvoeding van het kind op zich heeft genomen.

  • 4. KINTENT: Stichting KINTENT, gevestigd te Utrecht, Maliebaan 87, 3581 CG Utrecht, tel. 030-2323100.

  • 5. Bedrijfskindplaats: opvangplaats in kinderdagverblijven of bij gastouders.

Artikel 2 Regeling kinderopvang

Door partijen bij de CAO Doe-het-zelfbranche is overeengekomen dat een bedrag uit het (C-deel van het) Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche beschikbaar wordt gesteld voor kinderopvang.

De werkgever zal een voorwaardenscheppende rol spelen voor (de uitbreiding van) mogelijkheden van kinderopvang en wel in die zin dat door de werkgever op jaarbasis een financiële bijdrage van 0,1% van het premieplichtig loon zal worden geleverd in de kosten van de kinderopvangregeling. Deze bijdrage is begrepen in de premie genoemd in artikel 2 lid 1 van het reglement.

Artikel 3 Uitvoering kinderopvangregeling

Onder bestuursverantwoordelijkheid van het bestuur van de Stichting, is de uitvoering van deze regeling opgedragen aan:

  • a. KINTENT voor wat betreft het verzorgen van een bedrijfskindplaats;

  • b. de administrateur voor wat betreft het verzorgen van de financiële bijdragen in de kosten van bedrijfskindplaatsen.

Artikel 4 Wijze van aanvragen van een bijdrage

De ouder dient de aanvraag voor kinderopvang in bij KINTENT. Het daartoe strekkende aanvraagformulier is verkrijgbaar bij KINTENT, Maliebaan 87, 3581 CG Utrecht, tel. 030-2323100.

Artikel 5 Voorwaarden

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de kosten van een bedrijfskindplaats, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • 1. De aanvraag dient door de ouder te worden gedaan ten behoeve van een bijdrage in de kosten van een bedrijfskindplaats.

  • 2. De aanvraag kan alleen betrekking hebben op kinderen die de leeftijd van 4 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 3. Een bijdrage wordt slechts verstrekt indien de aanvragende ouder in een dienstbetrekking werkzaam is waarop de CAO Doe-het-zelfbranche inzake Sociaal Fonds van toepassing is.

  • De bijdrage zal worden stopgezet zodra de ouder niet meer in de Doe-het-zelfbranche werkzaam is. De ouder is verplicht om van de omstandigheid dat hij/zij niet meer in de Doe-het-zelfbranche werkzaam is onverwijld mededeling te doen aan KINTENT.

  • 4. De ouder is verplicht een inkomensafhankelijke eigen bijdrage conform KINTENT „verlengde bruto percentagetabel" te betalen, zulks met inachtneming van de door het bestuur van de Stichting gestelde normen. Deze bijdrage wordt door de ouder rechtstreeks aan KINTENT betaald.

  • 5. In principe wordt 50% van de kosten van een bedrijfskindplaats vergoed vanuit het Sociaal Fonds Doe-het-zelfbranche. Indien de partner van de werknemer geen aanspraak kan maken op een vergoeding op basis van een andere (CAO-) regeling voor kinderopvang, dan kan er een toeslag op de bijdrage worden verstrekt tot maximaal 50% van de ouderbijdrage conform de „verlengde bruto percentagetabel".

Artikel 6 Toekenning van een bijdrage

  • 1. Een bijdrage in de kosten van een bedrijfskindplaats kan uit het beschikbare budget worden toegekend aan ouders door indiening van het aanvraagformulier bij KINTENT.

  • 2. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst van de aanvraagformulieren behandeld.

  • 3. In geval van inwilliging van het verzoek om een bijdrage zal KINTENT de aanvragende ouder een schriftelijk aanbod doen van een bedrijfskindplaats. Na acceptatie van het aanbod door de aanvrager sluit KINTENT een overeenkomst af met het betrokken kinderdagverblijf voor de plaatsing van het desbetreffende kind. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst is de ouder de in artikel 5 lid 4 bedoelde eigen bijdrage verschuldigd.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 27 januari 2003

dr. P. B. Koster.

Naar boven