Tijdelijke regeling taken en bevoegdheden plaatsvervangend secretaris-generaal

Tijdelijke regeling taken en bevoegdheden plaatsvervangend secretaris-generaal VROM ten behoeve van het reorganisatietraject ZEUS

7 oktober 2003

Nr. DPO2003102007

Centrale Directie Personele Zaken, Afdeling Arbeidsvoorwaarden, Juridische Zaken en Medezeggenschap

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de Regeling Taken en Bevoegdheden VROM 2002;

Gelet op het overleg met de Groepsondernemingsraad van 2 oktober 2003;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

b. Ministerie: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

c. Diensten: het Directoraat-Generaal Milieubeheer, het Directoraat-Generaal Wonen, Directoraat-Generaal Ruimte en het Inspectoraat Generaal VROM;

d. Centrale Sector: de organisatieonderdelen, vermeld in artikel 4 van de Beschikking Organisatie Centrale Sector VROM;

e. De hoofden van de diensten: de directeuren-generaal Milieubeheer, Wonen en Ruimte, de plaatsvervangend secretaris-generaal ten behoeve van de Centrale Sector en de inspecteur-generaal VROM;

f. Mandaat: de bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris besluiten te nemen of beleidsregels vast te stellen;

g. Volmacht: de bevoegdheid om namens de Staat in naam van de minister of de staatssecretaris privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

h. Machtiging: de bevoegdheid om in naam van de minister of de staatssecretaris handelingen te verrichten die noch besluiten noch privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn;

i. ZEUS: het reorganisatietraject `Zeer Excellente Uitvoering Secundaire Processen';

j. ZEUS Centraal: de invulling van de nieuw te vormen gemeenschappelijke dienst vanuit de Centrale Sector en de bedrijfsvoeringsonderdelen van DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en het Inspectoraat Generaal VROM en de invulling van de nieuw te vormen Concernstaf;

k. ZEUS Decentraal: de aanpassing van de organisaties en inrichting van een minimaal in te vullen bedrijfsvoeringsfunctie door DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en de VROM Inspectie.

Artikel 2. Eén reorganisatie

De reorganisaties van ZEUS Centraal en ZEUS Decentraal worden aangemerkt als één reorganisatie, waarbij de plaatsvervangend secretaris-generaal voor het gehele reorganisatietraject wordt aangewezen als bevoegd gezag, als bedoel in artikel 1 van het Besluit Reorganisaties VROM 2001.

Artikel 3. Taken en bevoegdheden van de plaatsvervangend secretaris-generaal in het kader van ZEUS

1. De plaatsvervangend secretaris-generaal heeft tot taak het verrichten van alle werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de inrichting van de Gemeenschappelijke Dienst, de Concernstaf en de bedrijfsvoeringsonderdelen bij DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en het Inspectoraat Generaal VROM. Daartoe worden met dit besluit:

a. de voor dit doel noodzakelijk geachte taken en bevoegdheden, zoals bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 van de Regeling Taken en Bevoegdheden VROM 2002, zoals deze thans door de secretaris-generaal zijn toegekend aan de hoofden van dienst ingetrokken, met uitzondering van de taken en bevoegdheden die in dit kader aan de plaatsvervangend secretaris - generaal zijn overgedragen en voor zover deze betrekking hebben op ZEUS Centraal en ZEUS Decentraal;

b. de taken en bevoegdheden, zoals bedoeld onder a, aan de plaatsvervangend secretaris-generaal toegekend;

c. de taken en bevoegdheden, zoals bedoeld in de artikelen twee tot en met vier van de Regeling taken en bevoegdheden VROM 2002 toegekend aan de plaatsvervangend -secretaris-generaal. Dit voor zover deze betrekking hebben op ZEUS Centraal en ZEUS Decentraal.

Artikel 4. Volmacht en machtiging

1. Aan de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt volmacht en machtiging verleend voor het verrichten van (rechts-)handelingen, voor zover het aangelegenheden betreft die verband houden met de taken, bedoeld in artikel 3 van deze regeling, waarvan het naar zijn oordeel en te zijner verantwoording niet noodzakelijk is dat de minister of staatssecretaris deze verricht;

2. De plaatsvervangend secretaris-generaal wordt toegestaan het hem verleende mandaat, de hem verleende volmacht of de hem verleende machtiging door te geven aan onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 5. Ondertekening

1. Ingeval van schriftelijke vastlegging van een handeling van de plaatsvervangend secretaris-generaal, luidt de ondertekening:

`De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

de plaatsvervangend secretaris generaal'

2. Indien het een handeling van een onder de plaatsvervangend secretaris-generaal ressorterende daartoe bevoegde functionaris betreft, luidt de ondertekening:

`De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

voor deze:

de plaatsvervangend secretaris-generaal

Deze regeling zal met de daarbij behorende toelichting worden geplaatst in de Staatscourant.

Den Haag, 7 oktober 2003.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,S.M. Dekker.

Toelichting

Algemeen

In verband met de uitvoering van de Taakstelling VROM zal een aantal reorganisaties worden doorgevoerd.

Eén gedeelte van de taakstelling zal worden doorgevoerd door de reeds voor de totstandkoming van het Strategisch Akkoord (Balkenende I) voorgenomen herinrichting van het secundaire proces (de bedrijfsvoering) binnen VROM, ZEUS genoemd.

Het andere deel van de taakstelling zal worden ingevuld door de reorganisaties van het (beleidsvormend) primaire proces, voortvloeiend uit het schrappen van taken op nader bepaalde beleidsterreinen. Deze tijdelijke regeling heeftgeenbetrekking op de reorganisaties in het primair proces.

Artikel 2

ZEUS valt uiteen in 5 reorganisaties, namelijk:

Wegens het dienstbrede karakter van deze reorganisaties worden de trajecten ZEUS Centraal en ZEUS Decentraal aangemerkt als één reorganisatie.

Artikel 3

Door middel van deze regeling worden aan de plaatsvervangend secretaris generaal, voor zover het de inrichting betreft van de Gemeenschappelijke Dienst, de Concernstaf en de bedrijfsvoeringsonderdelen bij DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en het Inspectoraat Generaal VROM, de bevoegdheden toegekend om personeel te plaatsen, als herplaatser aan te wijzen, alsmede de verplichting opgelegd om herplaatsingskandidaten een passende functie aan te bieden of om herplaatsingskandidaten reorganisatieontslag te verlenen (in overeenstemming met het Besluit Reorganisaties VROM 2001) en zoals bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 van de Regeling taken en bevoegdheden VROM 2002.

Voorts wordt de plaatsvervangend secretaris generaal door middel van deze regeling de bevoegdheid toegekend het jaarplan (of de jaarplannen) voor te bereiden, via de Rijksgebouwendienst huisvestingsafspraken te maken, noodzakelijke betalingen te doen en de verplichting om verantwoording op financieel gebied af te leggen (overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8 van de Regeling taken en bevoegdheden VROM 2001). Deze bevoegdheden zien uitsluitend op de taken en bevoegdheden die dienstbaar zijn aan de totstandkoming en verdere inrichting van de Gemeenschappelijke Dienst, de Concernstaf en de bedrijfsvoeringsonderdelen bij DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en het Inspectoraat Generaal VROM.

De plaatsvervangend secretaris-generaal komt in het kader van ZEUS Centraal en ZEUS Decentraal met deze regeling tevens alle taken en bevoegdheden toe, zoals bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Regeling taken en bevoegdheden VROM 2002.

Artikel 4

De plaatsvervangend secretaris-generaal kan zijn taken en bevoegdheden doorgeven aan onder hem ressorterende functionarissen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bevoegdheidstoedeling aan de te benoemen kwartiermaker(s).

Artikel 6

Onderhavige regeling vervalt geheel of gedeeltelijk op een door de minister nader te bepalen datum. Deze datum zal gelijk zijn aan de datum waarop de nieuwe Regeling taken en bevoegdheden VROM geheel of gedeeltelijk inwerking treedt. In de nieuwe Regeling taken en bevoegdheden VROM zal bepaald worden dat onderhavige regeling komt te vervallen op de datum waarop de nieuwe Regeling inwerking treedt. Er behoeft dus geen apart besluit tot intrekking van de tijdelijke regeling genomen te worden. Er is bewust voor gekozen de vervaldatum van onderhavige regeling niet af te laten hangen van een in de regeling zelf vastgestelde datum of omschreven gebeurtenis.

a. de invulling van een nieuw te vormen Gemeenschappelijke Dienst en Concernstaf vanuit de Centrale Sector en de bedrijfsvoeringsonderdelen van het DG Milieu, het DG Wonen, DG Ruimte, en het Inspectoraat Generaal VROM, hierna ZEUS Centraal genoemd en;

b. de aanpassing van de organisaties en inrichting van een minimaal in te vullen bedrijfsvoeringfunctie door DG Milieu, DG Wonen, DG Ruimte en het Inspectoraat generaal VROM, hierna ZEUS decentraal genoemd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S.M. Dekker.

Naar boven