Verzoeken om asiel op de diplomatieke posten in het buitenland

Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire TBV 2003/33

Aan:

- de Korpschefs Politieregio's

- de Korpsbeheerders Politieregio's

- de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee

i.a.a:

- de Procureurs-Generaal

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 26 augustus 2003

Ons kenmerk: HKUIT03 -1737(AUB)

Code: TBV 2003/33

Juridische achtergrond: Vluchtelingenverdrag; artikel 29 Vreemdelingenwet 2000

Geldigheidsduur: Een jaar, ingaand twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerp: C5/25 Verzoeken om asiel op de diplomatieke posten in het buitenland

Inleiding

Op 12 januari 2003 is de Voorzitter van de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over een wijziging van het beleid inzake asielgemotiveerde verzoeken tot overkomst naar Nederland, die worden ingediend op Nederlandse posten in het buitenland. De Tweede Kamer heeft hier na beraadslaging mee ingestemd op 14 mei 2003. Als gevolg van deze politieke besluitvorming is de mogelijkheid om een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen met als doel `asiel' met ingang van de publicatie van dit TBV vervallen. Diplomatiek asiel blijft mogelijk.

Aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf met asieloogmerk die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit TBV worden nog afgedaan volgens het beleid zoals dit gold vóór de inwerkingtreding van dit TBV.

De genoemde wijziging heeft ook consequenties voor de richtlijnen voor vervoerders. Nu de vervoerder de vreemdeling niet meer kan doorverwijzen naar de Nederlandse ambassade voor het indienen van een machtiging tot voorlopig verblijf voor asiel, moet de vervoerder van een alternatief worden voorzien. Bij de aanpassing van de tekst wordt tevens de tekst over de landenlijst geschrapt, omdat besloten is dat deze lijst niet ontwikkeld wordt.

Ter uitvoering van deze beleidswijziging wordt de Vreemdelingencirculaire 2000 als volgt gewijzigd.

Wijziging van C5/25

C5/25 komt als volgt te luiden:

`5/25 Verzoeken om asiel op de diplomatieke posten in het buitenland

[Artikel 1 Vluchtelingenverdrag, artikel 29 Vreemdelingenwet]

1. Territoriaal asiel

In de brief van 12 januari 2003 van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, aan de Tweede Kamer (TK 2002-2003 19 637, nr. 719) is aangegeven dat het niet langer mogelijk is bij een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen met als doel `asiel'.

In deze brief is aangegeven dat de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 in juridische zin het einde betekende van de mogelijkheid om een verzoek tot overkomst voor asiel in te dienen in het land van herkomst. Dit is gelegen in het feit dat de vluchtelingendefinitie in de Vreemdelingenwet gelijk is aan die van het Vluchtelingenverdrag. Onder het Vluchtelingenverdrag kan iemand die zich in het land van herkomst bevindt de jure niet als vluchteling worden erkend.

Ondanks het feit dat de rechtsgrond voor het indienen van een verzoek tot overkomst voor asiel in het land van herkomst met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001 is komen te vervallen, bleef de mogelijkheid om een dergelijke aanvraag in te dienen, bestaan.

Om nu de praktijk in overeenstemming met het juridisch kader te brengen, is besloten om de mogelijkheid tot het indienen van verzoeken tot overkomst voor asiel in het land van herkomst te beëindigen.

Indien een vreemdeling zich voor asielrechtelijke bescherming meldt op een Nederlandse post buiten zijn land van herkomst is het volgende van toepassing.

Een vreemdeling die zich in een derde land bevindt, kan in het voorkomende geval wel onder de vluchtelingendefinitie van het Vluchtelingenverdrag vallen. Het uitgangspunt is thans echter dat de vreemdeling niet voor bescherming in Nederland in aanmerking komt. De vreemdeling dient zich namelijk voor het verkrijgen van bescherming in eerste instantie te wenden tot de autoriteiten van het land waar hij zich bevindt. De meeste landen zijn partij bij het Vluchtelingenverdrag en zullen deze bescherming kunnen bieden. Indien blijkt dat dit niet mogelijk is, dient de vreemdeling zich te wenden tot UNHCR ten behoeve van statusdeterminatie. Indien UNHCR de aanvrager als mandaatvluchteling beschouwt, wordt betrokkene beschermd. Zo nodig kan UNHCR de overkomst van de vluchteling aanvragen bij de autoriteiten van een ander land dat is aangesloten bij het programma van UNHCR voor hervestiging. Nederland heeft voor deelname aan dit programma een quotumregeling ingesteld (zie hoofdstuk C5/26). In het andere geval komt de vreemdeling kennelijk geen verdragsbescherming toe.

In het geval er geen vestiging van UNHCR is, kan de vreemdeling zich wenden tot UNDP, die contact legt met UNHCR elders.

Vreemdelingen die nog in hun eigen land verblijven worden, indien zij zich bij de Nederlandse vertegenwoordiging vervoegen voor dit doel, hieromtrent ingelicht in het Engels, Spaans, Frans, Duits, Russisch, Turks of Arabisch. Vreemdelingen die buiten hun eigen land verblijven worden hieromtrent eveneens ingelicht. Zij worden tevens geadviseerd zich voor bescherming te wenden tot de autoriteiten van het land van verblijf en/of tot UNHCR.

2. Overgangsrecht

Aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel `asiel' die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit TBV, worden nog afgehandeld volgens het beleid zoals dat vóór die datum gold. Dat betekent niet dat ze aan de gronden voor verlening uit hoofde van de Vreemdelingenwet 2000 of daarop gebaseerd beleid worden getoetst. De aanvraag voldoet namelijk in elk geval niet aan één van de formele vereisten, te weten dat een aanvraag alleen kan worden ingediend bij vier aanmeldcentra in Nederland. De aanvraag zal worden behandeld conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht. Indien deze aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf zijn afgewezen, staan op grond van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep open.

3. Diplomatiek asiel

Het verlenen van diplomatiek asiel is een bevoegdheid van de Minister van Buitenlandse Zaken. Er kan op de diplomatieke post tijdelijke bescherming worden geboden aan een vreemdeling die zich in een acute noodsituatie bevindt. In de regel zal de vreemdeling de ambassade weer verlaten zodra de rust is weergekeerd.

In exceptionele gevallen kan het zijn dat met het tijdelijk bieden van onderdak niet kan worden volstaan. De ambassade neemt in deze gevallen contact op met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien het ministerie ermee instemt, wordt de vreemdeling gehoord door de ambassade. Zonodig verricht de ambassade onderzoek naar de achtergronden van de vreemdeling. Indien de Minister van Buitenlandse Zaken zulks vervolgens noodzakelijk acht, kan hij deze persoon aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie voordragen voor overkomst naar Nederland. De afdeling Hervestigingszaken van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is in dit geval het aanspreekpunt.'

Wijziging van A2/10

Bijlage 3 onder 2.7

De tekst wordt als volgt:

`Indien de vervoerder bij de in 2.4 genoemde controle constateert dat hij te maken heeft met een vreemdeling die niet of niet juist is gedocumenteerd, dient hij deze in principe niet te vervoeren. Indien de vreemdeling stelt dat zijn leven in het land van waar hij op dat moment wil vertrekken in direct gevaar is, kan de vervoerder de vreemdeling als gevolg van de brief van 12 januari 2003 van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, aan de Tweede Kamer (TK 2002-2003 19 637, nr. 719), niet naar de Nederlandse vertegenwoordiging zenden om aldaar een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel `asiel' in te dienen. Indien de vervoerder in deze situatie overweegt de vreemdeling te vervoeren, dient de vervoerder als volgt te handelen.

Tussen 07.00 en 17.00 uur Nederlandse tijd wordt contact opgenomen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Schiphol.

Buiten deze uren dient contact gezocht te worden met de piketambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Het telefoonnummer is in beide gevallen +31 (0) 20 - 3161 100. De betreffende ambtenaar bepaalt dan of de betrokken vreemdeling, ook al is hij niet in het bezit van de juiste reisdocumenten, naar Nederland mag worden gebracht.

Als een vervoerder een niet of niet juist gedocumenteerde vreemdeling naar Nederlands grondgebied heeft vervoerd, maar dit heeft gedaan met instemming van de betreffende ambtenaar, geldt geen terugnameplicht als bedoeld onder 3.3 en wordt geen proces-verbaal opgemaakt terzake van vermoedelijke overtreding van artikel 4 Vreemdelingenwet.

Wel dient de vervoerder de feiten en omstandigheden zoals hij die daarbij heeft voorgelegd, deugdelijk schriftelijk vast te leggen.'

Tot slot

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Bovenstaande wijzigingen zullen zo spoedig mogelijk in een aanvulling op de Vreemdelingencirculaire 2000 worden verwerkt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
P.W.A. Veld.

Naar boven