Wijziging pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP

13 augustus 2003

Nr. AO/U 03/75371

DMGP/AO/U

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 4, zesde lid, van de Wet privatisering ABP en artikel 2, derde lid, van de Wet Kaderregeling vut overheidspersoneel;

Gezien het verzoek van de Stichting Pensioenfonds ABP van 24 juli 2003, gedaan mede namens sociale partners in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid, tot plaatsing in de Staatscourant,

Maakt het volgende bekend:

Wijziging van

- de pensioenaanspraken van overheidswerknemers, gewezen overheidswerknemers en hun nagelaten betrekkingen, alsmede hun daarmee samenhangende verplichtingen;

- de aanspraken op grond van het FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering;

- de Centrale vut-overeenkomst Overheids- en Onderwijspersoneel,

in verband met een veegactie in het kader van de per 1 januari 2003 doorgevoerde modernisering van de pensioenregeling ABP, de formalisering van de sectorindeling en permanent onderhoud van de reglementen.

Artikel I

Het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt gewijzigd als volgt:

Begripsbepalingen

Artikel 1.1

I. Onderdeel l, onder 1o wordt als volgt gewijzigd:

1° het op verplichte (collectieve) en vrijwillige (individuele) basis vanaf 1 april 1997 opgebouwde pensioen, bedoeld in en als zodanig onderdeel vormend van de FPU-regeling en berekend conform artikel 5a.3, derde lid, tenzij uit een desbetreffende bepaling het tegendeel blijkt.

II. Na onderdeel hh worden een nieuw onderdeel ii en een nieuw onderdeel jj toegevoegd, luidende:

ii. sector: een sector als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid;

jj. cluster van sectoren: een groep van sectoren die de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid voor de toepassing van daarbij aan te geven sectorspecifieke elementen in het Pensioenreglement als een geheel beschouwt.

Na artikel 1.5 wordt een nieuw artikel 1.6 ingevoegd, luidende:

Sectoren

Artikel 1.6

Het bestuur deelt de aangesloten werkgevers, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, in in een sector.

Sector als bedoeld in dit artikel zijn:

de in artikel 1, onderdeel q, van de WPA genoemde sectoren:

1° Rijk;

2° Defensie;

3° Onderwijs, voor zover niet begrepen in de sectoren bedoeld onder b;

4° Politie;

5° Rechterlijke macht;

6° Gemeenten;

7° Provincies;

8° Waterschappen;

de sectoren:

1° Wetenschappelijk onderwijs;

2° Onderzoek en Wetenschapsbeleid;

3° Hoger beroepsonderwijs;

4° Academische Ziekenhuizen;

de sector Energie- en Nutsbedrijven/Waterbedrijven;

de sector Overig.

De indeling van een werkgever of wijziging van de indeling van een werkgever vindt plaats in overleg met de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.

Omrekening

Artikel 5.6

Het eerste lid en achtste lid worden als volgt gewijzigd:

1. Indien de deelneming langer dan één jaar wordt onderbroken en geen waardeoverdracht, bedoeld in artikel 11.1 of 11.2, heeft plaatsgevonden, wordt de premievrije aanspraak, berekend met toepassing van artikel 10.1, omgezet in een aanspraak berekend aan de hand van de berekeningsgrondslag en de franchise voor het jaar van herintreding.

8. Indien de berekeningsgrondslag met 5 procent of meer is gedaald ten opzichte van de daaraan voorafgaand vastgestelde berekeningsgrondslag nadat deze overeenkomstig artikel 12.1 is aangepast, en de berekeningsgrondslag waarnaar het pensioen is berekend nog steeds minder bedraagt dan de berekeningsgrondslag voor de daling nadat deze overeenkomstig artikel 12.1 is aangepast, wordt de pensioengeldige tijd gelegen voor de daling van de berekeningsgrondslag vermenigvuldigd met een breuk. Hierbij wordt de teller gevormd door de laatste berekeningsgrondslag voor de daling, verminderd met de franchise, bedoeld in artikel 6.3, derde lid. De noemer wordt gevormd door de berekeningsgrondslag waarnaar het pensioen wordt berekend, verminderd met de franchise, bedoeld in artikel 6.3, derde lid.

Pensioenberekening

Artikel 5a.3

In het zevende lid worden de woorden `FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering' vervangen door `FPU-reglement'.

Artikel 5a.8

In het derde lid worden de woorden `de eerste volzin' vervangen door `het eerste respectievelijk tweede lid'.

Toeslag: compensatie bij verminderde Anw

Artikel 7.4a

In het tweede lid komt de zin `De toeslag wordt met ingang van 1 januari en 1 juli nader vastgesteld aan de hand van de ontwikkelingen van de Anw-bedragen vanaf 1 juli 1999.' te vervallen.

Toeslag: compensatie bij verminderde Anw

Artikel 7.4b

In het derde lid wordt de passage `De toeslag wordt nader vastgesteld: met ingang van 1 januari en 1 juli aan de hand van de ontwikkeling van de Anw-bedragen vanaf 1 juli 1999; bij iedere nadere vaststelling van de Anw-nabestaandenuitkering krachtens artikel 18 van de Anw.' vervangen door `De toeslag wordt nader vastgesteld bij iedere nadere vaststelling van de Anw-nabestaandenuitkering krachtens artikel 18 van de Anw.'.

Artikel 7.4c

In het tweede lid komt de zinsnede `en wordt vervolgens nader vastgesteld met ingang van 1 januari en 1 juli aan de hand van de ontwikkeling van de Anw-bedragen' te vervallen.

Indexatie

Artikel 12.1

In het eerste lid wordt in de eerste volzin na `7.7' ingevoegd `en met inbegrip van de bij dat pensioen behorende toeslagen voor zolang daar recht op bestaat,'.

Het negende lid wordt als volgt gewijzigd:

9. Het bestuur stelt regels voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid, en in voorkomend geval voorts over de wijze waarop eenmalige uitkeringen, bedoeld in het achtste lid, leiden tot eenmalige uitkeringen aan pensioengerechtigden en tot een overeenkomstige aanpassing van de aanspraken van gewezen deelnemers.

Toekenning pensioen

Artikel 13.1

Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

2. In afwijking van het eerste lid wordt een flexibel pensioen voor zover dit is opgebouwd op verplichte (collectieve) basis door het bestuur toegekend indien en voor zover de deelnemer op of na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en is ontslagen in verband met arbeidsongeschiktheid dan wel recht heeft op een invaliditeitspensioen of een herplaatsingstoelage. Het flexibel pensioen wordt toegekend met ingang van de beëindiging van het invaliditeitspensioen.

Einde pensioen en herplaatsingstoelage

Artikel 13.3

Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

Na de zinsnede `eerste dag van de maand' wordt ingevoegd `volgende op die'.

ABP ExtraPensioen

Artikel 16.7

In artikel 16.7 komt na `artikel 5, lid 1.7' de passage `onderdeel b' te vervallen.

Toeslag: niet-verzekerde AOW-tijd/vrijwillige premiebetaling/samenvallende tijd

Artikel 18c.7

Het tweede lid, onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

b. onderdeel b, 2 % van tweemaal het AOW-pensioen waarop een gehuwde op 31 mei 2001 recht heeft, uit te drukken in een percentage van de op 1 juni 2001 geldende franchise, bedoeld in artikel 4.2.

Toeslag: ingegaan pensioen

Artikel 18c.11

Het derde lid wordt gewijzigd en een nieuw vierde en nieuw vijfde lid worden ingevoegd.

Het derde, vierde en vijfde lid komen te luiden als volgt:

3. De in het eerste lid bedoelde toeslag wordt verminderd met de pensioenverhoging op grond van artikel 12.1, die na omzetting, doch uiterlijk met ingang van 1 januari 2002 ingaat.

4. De na de toepassing van het derde lid op 31 december 2002 resterende toeslag wordt met ingang van 1 januari 2003 vervangen door een nominaal gelijke toeslag, die telkens overeenkomstig artikel 12.1 wordt geïndexeerd.

5. De vervangende toeslag wordt aangemerkt als pensioen, behoudens voor de berekening van het daarvan af te leiden nabestaandenpensioen.

Artikel 18d.1

De titel bij artikel 18d.1 wordt als volgt gewijzigd:

Overgangsrecht ten aanzien van IP/HPT toegekend tussen 1 januari 2003 en 1 juli 2004 en bereiken leeftijd 62 jaar voor 1 juli 2004

Artikel 18d.2

De titel bij artikel 18d.2 wordt als volgt gewijzigd:

Overgangsrecht ten aanzien van voor 1 januari 2003 toegekende IP/HPT

Bijlage a, behorende bij de artikelen 2.2 en 2.3 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt als volgt gewijzigd:

1. Overheidswerknemer is degene die:

a. bij een publiekrechtelijk lichaam is aangesteld of in dienst is genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en die deswege bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam;

b. in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam dat zich het geven van onderwijs aan instellingen als bedoeld in dit onderdeel ten doel stelt, bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam en uit dien hoofde werkzaam is aan:

1e een Nederlandse bijzondere instelling van wetenschappelijk onderwijs, een bijzondere instelling voor hoger beroepsonderwijs, een school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, indien de personeelskosten hiervan voor ten minste 51 procent door de overheid worden vergoed ingevolge een regeling houdende voorwaarden voor bekostiging, toegepast of tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van Onze Minister onder wiens departement de instelling ressorteert;

2e een Nederlandse bijzondere instelling voor hoger beroepsonderwijs, een school, cursus, opleiding of andere instelling voor bijzonder onderwijs, die ingevolge wettelijke bepaling door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn aangewezen als bevoegd om aan de studenten of leerlingen op grond van met gunstig gevolg afgelegde examens dezelfde diploma's of getuigschriften uit te reiken als die uitgereikt worden door overeenkomstige door de overheid bekostigde instellingen;

3e een Nederlandse bijzondere basisschool of bijzondere speciale school voor basisonderwijs, een Nederlandse school voor bijzonder speciaal onderwijs of bijzonder voortgezet speciaal onderwijs of een Nederlandse school of instelling voor bijzonder speciaal en voortgezet speciaal onderwijs -anders dan bedoeld onder le - waarvan het schoolwerkplan blijkens een door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan het privaatrechtelijk lichaam op verzoek afgegeven beschikking voldoet aan het bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel 11 van de Wet op het voortgezet onderwijs bepaalde omtrent onderwijsactiviteiten of vakken, en aantal lesuren, voor zo lang dat lichaam voldoet aan de in deze beschikking op te nemen voorwaarden en bedingen;

c. 1. in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam dat ingevolge de artikelen 179 en 180 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 165 en 166 van de Wet op de expertisecentra en artikel B 3 van de Wet van 15 mei 1997 (Stb.252) het verlenen van schoolbegeleiding tot taak heeft, en die bezoldigd wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam;

2. in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten, mits dat privaatrechtelijk lichaam tevens is een instelling als bedoeld in artikel 12 van die wet, en die bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam;

d. in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam dat zich het verlenen van ondersteuning van volwasseneneducatie ten doel stelt, bezoldigd of beloond wordt rechtstreeks ten laste van dat lichaam en uit dien hoofde werkzaam is aan een privaatrechtelijke ondersteuningsinstelling, waarvan de personeelskosten voor ten minste 51 procent door de overheid dan wel uit middelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bedoeld in de Arbeidsvoorzieningswet, worden vergoed;

e. in dienst is van een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 53b en 187 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarvan de personeelskosten voor tenminste 51 procent ten laste van de overheidskassen door de scholen worden bekostigd;

f. in dienst is van een B 3-lichaam;

g. die op 31 december 1995 ambtenaar in de zin van de Abp-wet is ingevolge artikel U 1 van die wet, dan wel op grond van artikel 65 van de Organisatiewet sociale verzekeringen, zoals dat artikel luidde op 31 december 1994, en wiens dienstverband op 1 januari 1996 niet is beëindigd.

2. In afwijking van het eerste lid zijn geen overheidswerknemer:

a. personen waarvan de dienstverhouding is ingegaan op of na het tijdstip waarop zij de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;

b. ministers, staatssecretarissen, gedeputeerden, wethouders en voorzitters vandeelgemeenteraden;

c. voorzitters en leden van besturen van waterschappen, tenzij de aan hun functie verbonden werkzaamheden een dagtaak vormen en zij deswege bezoldigd of beloond worden rechtstreeks laste van het waterschap;

d voorzitters en leden van besturen van andere publiekrechtelijke lichamen dan in onderdeel c genoemd, wier functie overwegend een vertegenwoordigend karakter draagt, tenzij de aan hun functie verbonden werkzaamheden een dagtaak vormen en zij deswege bezoldigd of beloond worden rechtstreeks ten laste van een publiekrechtelijk lichaam, niet zijnde een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

e. de gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba;

f. Vervallen ingevolge de Wet van 13 december 2000, Stb 2001, 37 (Kaderwet militaire pensioenen) met ingang van 1 juni 2001;

g. personen in dienst van de openbare lichamen voor beroep en bedrijf bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

h. personen in dienst van de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (T.N.O.);

i. de Nationale ombudsman en substituut-ombudsmannen;

j. de personen en groepen van personen die bij door onze Minister te stellen regels, welke regels in overeenstemming met het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP worden vastgesteld, op grond van hun bijzondere arbeidsvoorwaarden of de bijzondere aard van hun werkzaamheden;

k. personen in dienst van een B 3-instelling ten aanzien van wie bij de aanwijzing, bedoeld in artikel B 3 van de Abp-wet, is bepaald dat zij geen ambtenaar in de zin van die wet zijn;

l. personen in dienst van een B 3-instelling waarvan de aanwijzing op of na 1 januari 1996 is of wordt ingetrokken, met ingang van de datum van die intrekking.

3. Tevens wordt als overheidswerknemer aangemerkt degene die in dienst is van:

a. de Stichting Pensioenfonds ABP;

b. een privaatrechtelijk lichaam dat met ingang van een datum gelegen na 31-12-1995 door onze Minister, op grond van de doelstelling en financiële verhouding tot een of meer publiekrechtelijke lichamen, is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP;

c. een privaatrechtelijk lichaam, waarvan de arbeidsvoorwaarden van de werknemers van dat lichaam overeenkomen met de arbeidsvoorwaarden van het personeel dat werkzaam is in een van de sectoren genoemd in artikel 1 , onder q, onderdeel 1 tot en met 8, dat voor het tijdstip, bedoeld in artikel 21, derde lid, door onze Minister, met inachtneming van artikel 3 is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP.

4. De in het derde lid, onder c, bedoelde aanwijzing vindt uitsluitend plaats indien:

a. werknemers in dienst van het aan te wijzen lichaam overheidswerknemer zijn op de dag voorafgaande aan het tijdstip waarop de beoogde deelneming op basis van die aanwijzing in werking zal treden, en

b. het verzoek om aanwijzing een gezamenlijk verzoek is van de werkgever en werknemers die bevoegd zijn tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers van dat lichaam, dan wel een verzoek is van hun vertegenwoordigers.

5. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling bepalen dat onderdelen van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers en onderdelen van de arbeidsvoorwaarden van een sector, voor de vergelijking die volgt uit de toepassing van het derde lid, onder c, buiten beschouwing blijven.

6. Voor de toepassing van de paragrafen 4, 9 en 10, alsmede van artikel 57 wordt tevens als overheidswerknemer aangemerkt degene die behoort tot het personeel van de Koninklijke hofhouding, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding.

Bijlage h, behorende bij artikel 2.4b van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt als volgt gewijzigd:

Deelneming

Artikel B3.

I. Het tweede lid, onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

a. de werknemers, bedoeld in het eerste lid, die behoren tot de in artikel 1, eerste lid, onder b, c en e van het Barp genoemde ambtenaren, bezoldigd volgens de salarisschalen tot en met 11 van bijlage I en IA van het Bbp, voor zolang die periode van deelneming niet meer dan 25 jaren bedraagt en uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van 65 jaar hebbenbereikt, met dien verstande dat de werknemers die behoren tot de in artikel 1, eerste lid, onder b van het Barp genoemde ambtenaren, deelnemers zijn voor de duur van een proeftijd, genoemd in artikel 3, tweede lid , van het Barp en de daarop volgende vaste aanstelling, genoemd in artikel 3, derde lidvan het Barp;.

II. In het tweede lid, onderdeel b komt de zinsnede `(Stcrt.249, 2000)' te vervallen.

Bijlage i, behorende bij artikel 6.3 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt als volgt gewijzigd:

Verhogingsfactoren bij toekenning van het ouderdomspensioen met ingang van een datum gelegen na het tijdstip waarop de deelnemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

stcrt-2003-162-p9-SC60701-1.gifstcrt-2003-162-p9-SC60701-2.gif

Artikel II

Het Reglement Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU) over de basis- en aanvullende uitkering wordt als volgt gewijzigd:

Begripsbepalingen

Artikel 1

Onderdeel y wordt als volgt gewijzigd:

y. Vut-overeenkomst:

de Centrale Vut-overeenkomst zoals die door de gezamenlijke sectorwerkgevers en de centrales op 30 oktober 1995 is aangegaan en op 20 december 1995, 21 mei 1996, 18 september 1996 en 21 mei 2003 nader is vastgesteld.

Basisuitkering

Artikel 2

Aan lid 1.1 wordt toegevoegd:

`Bij het berekenen van de diensttijd, bedoeld in de vorige volzin, onder a en c, wordt een onderbreking van twee maanden of minder niet als een onderbreking aangemerkt'.

Bijzondere uitkering

Artikel 3

In lid 9.2, eerste volzin, komen de woorden `het vorige' eenmaal te vervallen.

Artikel 9

De titel bij artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

Vermindering van de basisuitkering en aanvullende uitkering uit of in verband met inkomsten uit arbeid of bedrijf.

Toeslag op de basisuitkering en aanvullende uitkering

Artikel 10a

In het derde lid worden de woorden `de eerste volzin' vervangen door `het eerste respectievelijk tweede lid'.

Dekking van de lasten

Artikel 19

In het derde lid wordt na `vijfde lid' ingevoegd `en het achtste lid, onderdeel b tot en met het tiende lid'.

Wijze van betaling en gegevensaanlevering

Artikel 20

Het vierde lid van artikel 20 komt te vervallen

Artikel III

De Centrale Vut-overeenkomst Overheids- en Onderwijspersoneel, laatstelijk gewijzigd per 18 september 1996, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de considerans wordt voor `zijn het volgende overeengekomen:' ingevoegd:

`dat de Ministerraad op 1 maart 2002 akkoord is gegaan met een concept-wetsvoorstel, dat strekt tot een gefaseerde afschaffing van de fiscale faciliëring van regelingen voor vervroegde uittreding, conform de uitgangspunten van het Kabinetsstandpunt dat terzake is verwoord in de nota Bevordering Arbeidsdeelname Ouderen (kamerstukken 26 046), hetwelk op 14 maart 2000 aan de Tweede Kamer is aangeboden en dat er onder meer toe zal leiden, dat vanaf 1 januari 2022 geen enkele Vut-regeling meer in aanmerking komt voor fiscale faciliëring;

dat partijen er in verband hiermee naar wensen te streven dat alle FPU-aanspraken uiterlijk per 1 januari 2022 volledig kapitaalgedekt zullen worden ondergebracht in de Stichting Pensioenfonds ABP en dat zij dit oogmerk financieel wensen te accommoderen door voor dit doel extra financiële middelen te genereren in de vorm van een verhoging van de Vut-fondsbijdragen;

dat partijen de onderhavige overeenkomst met het oog hierop met ingang van 1 januari 2003 wensen te wijzigen ten einde aldus te verzekeren dat de Vut-fondsbijdragen in totaliteit juridisch afdwingbaar en fiscaal gefacilieerd blijven;'

2. Na artikel 3 wordt een nieuw artikel 3a ingevoegd, luidende:

Financiering kapitaaldekking FPU

Artikel 3a

Het Bestuur van het Vut-fonds voorziet in de geldmiddelen om uiterlijk per 31 december 2021 een zodanige kapitaaloverdracht aan de Stichting Pensioenfonds ABP te kunnen doen dat deze alsdan tezamen met de binnen ABP voor dit doel reeds aanwezige middelen toereikend zal zijn om te voorzien in de volledige kapitaaldekking van de FPU-regeling, ten laste van ABP.

3. Artikel 5

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Ter voldoening aan de doelstelling, verwoord in artikel 3a, stelt het bestuur van het Vut-fonds uiterlijk tot en met 31 december 2021 de benodigde Vut-fonds bijdragen vast.

2. Onder vernummering van de artikelen 10, 11 en 12 tot 11, 12 en 13 wordt een nieuw artikel 10 ingevoegd, luidende:

Artikel 10

Het bestuur van het Vut-fonds zal bevorderen, dat uiterlijk per 31 december 2021 alle verplichtingen en alle geldmiddelen van het fonds aan de Stichting Pensioenfonds ABP worden overgedragen.

Artikel IV

De wijzigingen bedoeld in artikel I, II en III treden in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin deze worden geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2003.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,voor deze,
de directeur-generaal Management en Personeelsbeleid,
R.IJ.M Kuipers.

Naar boven