Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003

13 augustus 2003

Nr. E2003/67348

DGOOV/KOBRA

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 38, derde lid, van de Politiewet 1993 alsmede artikel 1, derde lid, van het Besluit gemandateerd beheerder KLPD;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. korpschef: de korpschef van het Korps landelijke politiediensten;

b. directeur: de directeur Politie (tevens plaatsvervangende korpschef), de directeur Recherche en de directeur Bedrijfsvoering;

c. diensthoofd: het hoofd van de dienst Recherche Onderzoeken, dienst Specialistische Recherche Toepassingen, dienst Internationale Netwerken, dienst Nationale Recherche Informatie, dienst Verkeerspolitie, dienst Waterpolitie, dienst Spoorwegpolitie, dienst Luchtvaartpolitie, dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie, dienst Levende Have Politie, dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging, en de dienst Logistiek;

d. concerndiensthoofd: het hoofd van de concerndienst Personeel & Organisatie, de concerndienst Financiële Economische Zaken, de concerndienst Informatisering en de concerndienst Facilitair Bedrijf;

e. hoofd stafafdeling: het hoofd van het bureau Korpsleiding, het bureau Concern Control, het bureau Communicatie en het bureau Veiligheid en Integriteit.

Artikel 2

1. De korpschef is bevoegd tot het in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitoefenen van het beheer van het Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Politiewet 1993, alsmede van de taken en bevoegdheden ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens alsmede de politieregisters bij het Korps landelijke politiediensten, met uitzondering van hetgeen is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden met betrekking tot het beheer kunnen niet worden uitgeoefend ten aanzien van de korpschef, de directeuren, de diensthoofden, de concerndiensthoofden en de hoofden van de stafafdelingen.

3. De korpschef kan ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten. Dit ondermandaat wordt schriftelijk verleend en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter kennis gebracht.

Artikel 3

1. Met uitzondering van civiele procedures, anders dan de verzoekschriftprocedures die voortvloeien uit de Wet politieregisters, is de korpschef bevoegd de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van besluiten die betrekking hebben op het Korps landelijke politiediensten.

2. De korpschef kan ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid machtiging verlenen aan ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 4

De korpschef is bevoegd tot het in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tekenen van stukken ten aanzien van bezwaar en beroep tegen besluiten die betrekking hebben op het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 5

1. De korpschef is bevoegd tot het afsluiten van overeenkomsten tot het bedrag genoemd in de bijlage.

2. Bij afwezigheid van de korpschef is de plaatsvervangende korpschef bevoegd tot het afsluiten van de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten.

3. Uitsluitend indien het belang van het KLPD dit noodzakelijk maakt, is de directeur Bedrijfsvoering bij afwezigheid van zowel de korpschef als de plaatsvervangende korpschef bevoegd tot het afsluiten van de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten.

Artikel 6

De korpschef legt aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoording af over de door hem op grond van de artikelen 2 en 3 uitgeoefende bevoegdheden. Ter uitvoering van dit artikel kan de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nadere regels stellen.

Artikel 7

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling zendt de korpschef aan de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling in de praktijk.

Artikel 8

Het Mandaatbesluit Korps landelijke politiediensten wordt ingetrokken.

Artikel 9

De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

De regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003.

Afschrift van de regeling zal worden gezonden aan:

- de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

- de directeuren-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

- de hoofden van de directies, diensten, inspecties en rechtstreeks onder de secretaris-generaal ressorterende bureaus van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

- de directeur van het Kabinet der Koningin;

- de Inspectie der Rijksfinanciën;

- de president van de Algemene Rekenkamer;

- de afdeling Publicaties Overheidsorganisatie van de Centrale Archief Selectiedienst en,

- de beveiligingsambtenaar.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,J.W. Remkes.

Bijlage inhoudende een lijst van bevoegdheden die niet zijn gemandateerd als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten.

Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt mandaat als bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet verleend voor de volgende bevoegdheden:

Overeenkomsten

Het afsluiten van overeenkomsten boven een bedrag van € 450.000 (excl. BTW).

Politiewet 1993

Artikel 38b, tweede lid: Het kunnen bepalen welke gegevens in welke registers worden geregistreerd.

derde lid: Het kunnen geven van regels over de wijze waarop gegevens worden geregistreerd, verwijderd dan wel verstrekt en op welke wijze bestandsvergelijking met die gegevens plaatsvindt.

vierde lid: Het kunnen geven van regels over de schrijfwijze, classificatie of codering van gegevens en de samenstelling van gegevens in de vorm van berichten.

Artikel 38c: Opstellen van het ontwerpbeleidsplan voor het KLPD.

Artikel 39, vierde lid: Delegeren van bepaalde bevoegdheden met betrekking tot het beheer van het KLPD, onderscheidenlijk bepaalde politiediensten aan de Raad voor het KLPD.

Artikel 40, derde lid: Voordragen voor benoeming en ontslag bij KB van de voorzitter en overige leden van de Raad.

Artikel 41, eerste lid: Verlenen van instemming met de organisatie, de begroting, de jaarrekening, de formatie, het beleidsplan en het jaarverslag voor het KLPD.

Artikel 42, eerste lid: Voordragen voor benoemen, schorsen en ontslaan bij KB van de korpschef.

Artikel 42, tweede lid: Voordragen voor benoemen, schorsen en ontslaan bij KB van de leiding.

Artikel 42, derde lid: Benoemen, bevorderen, schorsen en ontslaan en vervangen van ambtenaren van het KLPD als bedoeld in artikel 52.

Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)

Artikel 47: Oordelen over het algemeen belang bij het verlenen van buitengewoon verlof voor het vervullen van een functie in dienst van een volkenrechtelijke organisatie, ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba of als deskundige bij een vreemde mogendheid.

Artikel 53: Vaststelling van regels met betrekking tot het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten die verband houden met ziekte.

Artikel 62, eerste lid, onder b: Detachering bij het Ministerie van Justitie.

Artikel 71, eerste lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van functioneringsgesprekken.

tweede lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van beoordelingen.

derde lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van toekomstverwachtingen.

vijfde lid: Stellen van nadere regels ten aanzien van het kenbaar maken van bezwaren tegen de opgemaakte beoordeling of toekomstverwachting.

Artikel 77, eerste lid onder h, i en j, juncto het vierde lid: Opleggen van straffen: schorsing, plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximum salaris geldt alsmede ontslag.

Artikel 93: Ontslag ex artikel 125e, vierde lid van de Ambtenarenwet.

Artikel 95, eerste lid, eerste volzin: Ontslag op andere gronden.

Regeling aanstellingseisen politie

Artikel 3: Aanwijzen geneeskundige.

Besluit vergoeding dienstreizen politie

Artikel 15, onder b: Stellen van regels ten aanzien van het verlenen van voorschotten.

Besluit overleg en medezeggenschappolitie 1994

Geheel.

Reglement Dienst Buitenlandse Zaken

Geheel, voor zover het gaat om detachering van medewerkers van het KLPD als ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland.

Toelichting

Op 1 januari 2000 is de wet van 22 december 1999 in werking getreden waarin het beheer van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) wordt overgedragen van de Minister van Justitie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het KLPD maakt als agentschap deel uit van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In het jaar 2003 is de reorganisatie afgerond, waarbij de divisiestructuur is omgevormd naar dienstenstructuur. Daarnaast is de regeling geactualiseerd.

De directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid treedt op als gemandateerd beheerder namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Teneinde een efficiënte taakuitoefening te bevorderen wordt ingevolge de onderhavige mandaatregeling aan de korpschef mandaat verleend om namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheersbevoegdheden ten aanzien van het KLPD uit te oefenen. De korpschef oefent de gemandateerde bevoegdheden uit met inachtneming van de regels of aanwijzingen die door of namens de minister zijn of kunnen worden gegeven. Enerzijds kunnen dit regels betreffen voor de uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden bijvoorbeeld ter zake van de registratie en bestrijding van ziekteverzuim of ter zake van de uitvoering van de Arbeidsomstandighedenwet, en anderzijds aanwijzingen in concrete gevallen. De korpschef dient voorts bij ondertekening van stukken aan te geven dat hij namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties handelt, wil sprake zijn van rechtsgeldig handelen. Als algemeen uitgangspunt bij het onderhavige mandaatregeling geldt dat het KLPD zo zelfstandig mogelijk moet kunnen functioneren en dat zo veel mogelijk beheersverantwoordelijkheden binnen dit korps uitgeoefend dienen te worden. Om deze reden is er voor gekozen aan te geven welke bevoegdheden niet gemandateerd zijn. Een en ander laat onverlet de bevoegdheid van de korpschef om in het kader van een doelmatig beheer initiatief te nemen tot het doen van voorstellen. Over het gevoerde beheer dient de korpschef overeenkomstig artikel 4 verantwoording af te leggen. Over de wijze waarop deze verantwoording moet plaatsvinden, kan de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid nadere regels stellen.

Uiterlijk na drie jaar na inwerkingtreding van de regeling, zal een evaluatie plaatsvinden. Daartoe zendt de korpschef aan de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling in de praktijk. Mede op basis van dit verslag zal de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid bezien of aanpassing van het mandaatregeling noodzakelijk is. Daarbij zal vooral worden bezien of bepaalde bevoegdheden die van mandaat zijn uitgezonderd wel in mandaat moeten kunnen worden uitgeoefend, of dat bepaalde bevoegdheden juist aan de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid als gemandateerd beheerder moeten worden voorbehouden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes.

Naar boven