Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 29 juli 2003, nr. MLB/JZ/2003/38079, houdende regels inzake het vervolg van de verdeling in 2003 van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep (Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 3.3, vijfde lid, van de Telecommunicatiewet en 4, eerste lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van het Frequentiebesluit;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

b. commerciële radio-omroep: radio-omroep als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Mediawet door een commerciële omroepinstelling als bedoeld in artikel 1, onder dd, van die wet;

c. landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's, bestemd voor een landelijk publiek;

d. ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep, waarvoor op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 geen gebruiksvoorschriften gelden;

e. geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep: landelijke commerciële radio-omroep waarvoor op grond van de artikelen 2 tot en met 6 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;

f. klassieke muziek of jazz-muziek: programmacategorie van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;

g. niet-landelijke commerciële radio-omroep: commerciële radio-omroep via FM-frequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radio-programma's waarvoor op grond van artikel 7 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 gebruiksvoorschriften gelden;

h. commerciële radio-omroep middengolf: commerciële radio-omroep via middengolffrequenties die betrekking heeft op het verzorgen en uitzenden van radio-programma's;

i. aanvraag: aanvraag voor een of meer vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van commerciële radio-omroep;

j. aanvrager: degene die een aanvraag doet;

k. aanvraagdocument: document als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Frequentiebesluit ten behoeve van de verdeling van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep;

l. kavel: frequentie of samenstel van frequenties, ter beschikking voor de uitvoering van een vergunning, waarvan de aanspraken op het gebruiksrecht worden toegekend door middel van de procedure van vergelijkende toets;

m. demografisch bereik: het percentage van het aantal inwoners van Nederland dat bij benadering de uitzendingen via een etherfrequentie of een samenstel van etherfrequenties in het dekkingsgebied, berekend via de technische Zero Base-planningsnorm, kan ontvangen;

n. notaris: de notaris, genoemd in artikel 6, tweede lid;

o. financieel bod: het bedrag dat de aanvrager als onderdeel van zijn aanvraag onvoorwaardelijk en onherroepelijk op een kavel uitbrengt.

Artikel 2. Beschikbare frequentieruimte geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. Een aanvraag voor een vergunning voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep kan worden ingediend voor kavel A8. Deze kavel is beschreven in bijlage 1, tabel 1, bij deze regeling.

2. De Minister van Economische Zaken besluit in overeenstemming met de minister dat de bestemming van kavel A8 wijzigt van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, indien is vastgesteld dat geen van de ingediende aanvragen op die kavel betrekking heeft, dan wel dat alle aanvragen betrekking hebbend op die kavel niet in behandeling zijn genomen of zijn afgewezen. Een dergelijk besluit wordt aan de aanvragers van kavel A8 schriftelijk medegedeeld.

3. Een aanvrager kan kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep slechts verwerven, indien hij niet reeds over een vergunning voor frequentieruimte met deze bestemming of met de bestemming niet-landelijke commerciële radio-omroep beschikt.

4. Indien het tweede lid wordt toegepast, kan een aanvrager kavel A8 met de bestemming ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep slechts verwerven, indien hij niet reeds over een vergunning voor frequentieruimte met deze bestemming of met de bestemming niet-landelijke commerciële radio-omroep beschikt.

5. Voor zover een aanvrager zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet is het derde en vierde lid op laatstbedoelde instelling van toepassing.

Artikel 3. Beschikbare frequentieruimte niet-landelijke commerciële radio-omroep

1. Een aanvraag voor een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep kan worden ingediend voor de kavels B2, B11 en B26. Deze kavels zijn beschreven in bijlage 1, tabel 2, bij deze regeling.

2. Een aanvrager kan slechts één of meer van de kavels B2, B11 of B26 verwerven, indien dit tezamen met één van de kavels waarvoor hij reeds een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep heeft verkregen, niet leidt tot een verboden combinatie als beschreven in bijlage 2a bij deze regeling.

3. Een aanvrager kan slechts één of meer van de kavels B2, B11 of B26 verwerven, indien het demografisch bereik van deze kavels tezamen met het demografisch bereik van de kavels waarvoor hij reeds een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep heeft verkregen, de dertig procent niet overschrijdt.

4. Een aanvrager kan slechts één of meer van de kavels B2, B11 of B26 verwerven, indien hij niet reeds over een vergunning voor frequentieruimte met de bestemming landelijke commerciële radio-omroep beschikt.

5. Voor zover een aanvrager zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet is het tweede tot en met het vierde lid op laatstbedoelde instelling van toepassing.

Artikel 4. Beschikbare frequentieruimte commerciële radio-omroep middengolf

Een aanvraag voor een vergunning voor commerciële radio-omroep middengolf kan worden ingediend voor de kavels C7, C10 en C11. Deze kavels zijn beschreven in bijlage 1, tabel 3, bij deze regeling.

Artikel 5. Procedure vergunningverlening

De vergunningen voor commerciële radio-omroep worden verleend door middel van de procedure van vergelijkende toets.

§ 2. Aanvraagprocedure

Artikel 6. Aanvraagdocument

1. Degene die in aanmerking wenst te komen voor een vergunning verzoekt de minister per aangetekende brief of per brief die wordt overhandigd op het in het vierde lid genoemde adres om het beschikbaar stellen van een aanvraagdocument. In deze brief vermeldt hij zowel zijn post- als bezorgadres, zijn telefoonnummer, de naam van een contactpersoon en, indien hij over een fax beschikt, zijn faxnummer. Het aanvraagdocument kan worden opgevraagd met ingang van 15 augustus 2003, 09.00 uur. Het verzoek wordt uiterlijk op 12 september 2003 vóór 14.00 uur door de minister ontvangen. Het aanvraagdocument wordt afgehaald op het in het vierde lid genoemde adres. Indien daar in de brief om is verzocht wordt het aanvraagdocument aangetekend toegezonden.

2. Het verzoek wordt als volgt geadresseerd:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

p/a mr. C.A. de Zeeuw, notaris

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Postbus 11756

2502 AT Den Haag

Nederland

3. Voor de beschikbaarstelling van het aanvraagdocument is een bedrag van € 175 verschuldigd. Het bedrag wordt voldaan door middel van contante betaling bij het afhalen van het aanvraagdocument dan wel door middel van overboeking naar het volgende bankrekeningnummer: 22.81.75.720

t.n.v. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties.

4. Beschikbaarstelling van het aanvraagdocument door overhandiging bij het afhalen dan wel door toezending geschiedt nadat het in het derde lid genoemde bedrag is voldaan. Het afhalen geschiedt op het volgende adres:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

p/a mr. C.A. de Zeeuw, notaris

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Koningin Julianaplein 30

Gebouw Babylon

Kantoren A, 5e verdieping

Den Haag

Nederland

5. Het bedrag, genoemd in het derde lid, wordt niet geretourneerd.

6. De identiteit van degene die in aanmerking wenst te komen voor een vergunning is tot het moment dat de aanvraag is ingediend alleen aan de notaris bekend.

Artikel 7. Vraag- en antwoordprocedure

1. Eenieder aan wie het aanvraagdocument overeenkomstig artikel 6 is verstrekt, kan met betrekking tot dat document vragen stellen aan de minister. De vragen worden uitsluitend schriftelijk ingediend met gebruikmaking van de daarvoor bestemde enveloppen die in het aanvraagdocument zijn opgenomen en gaan vergezeld van een diskette met daarop een elektronische versie van de vragen. Indien er verschillen bestaan tussen de schriftelijke en de elektronische versie van de vragen, is de schriftelijke versie bindend. De vragen worden uiterlijk op 22 augustus 2003, vóór 14.00 uur, door tussenkomst van de notaris op het in artikel 6, tweede lid, genoemde adres, door de minister ontvangen.

2. De vragen worden zodanig geformuleerd dat ze niet tot de identiteit van de vragensteller herleidbaar zijn en worden in de Nederlandse taal gesteld. De identiteit van de vragensteller is alleen aan de notaris bekend.

3. Uiterlijk op 3 september 2003 zendt de minister aan eenieder aan wie het aanvraagdocument is verstrekt schriftelijk antwoord op de vragen die tijdig zijn ontvangen en die voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vergezeld van de niet tot de identiteit van de vragensteller herleidbare versie van de vragen.

Artikel 8. Inrichting van de aanvraag

1. De aanvraag wordt ingedeeld overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling. De aanvraag bevat de algemene gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 3, onderdelen I tot en met III en VIII, bij deze regeling, en bevat daarnaast per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft de gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 3, onderdeel IV, V, VI of VII, bij deze regeling.

2. De gegevens en bescheiden, bedoeld in bijlage 3, onderdelen IV tot en met VII, dienen afzonderlijk gebundeld zijn ten opzichte van de andere op grond van deze bijlage in de aanvraag op te nemen gegevens en bescheiden.

3. De aanvraag geeft aan op welke bestemming of bestemmingen en daarbinnen op welke specifieke kavel of kavels deze betrekking heeft.

4. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld en aangeduid als het originele exemplaar. Dit exemplaar wordt ondertekend door de aanvrager en losbladig aangeleverd.

5. In afwijking van het vierde lid, mogen de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, die van anderen dan de aanvrager zelf afkomstig zijn in de Engelse taal gesteld zijn.

6. De aanvraag gaat vergezeld van zeven als zodanig aangeduide afschriften.

7. Indien er verschillen bestaan tussen het originele exemplaar en de afschriften, is het originele exemplaar bindend.

8. De aanvrager informeert de minister per brief die wordt geadresseerd op de in artikel 6, tweede lid, genoemde wijze onmiddellijk over wijzigingen met betrekking tot de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid.

9. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 9. Keuze bestemmingen en kavels

De aanvraag heeft uitsluitend betrekking op:

a. kavel A8 als kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep;

b. kavel A8 voor het geval zich een bestemmingswijziging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, voordoet en deze kavel als gevolg daarvan bestemd is voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep;

c. één of meer van de kavels B2, B11 en B26 voor niet-landelijke commerciële radio-omroep;

d. één of meer van de kavels C7, C10 en C11 voor commerciële radio-omroep middengolf;

e. een combinatie van a en b;

f. een combinatie van a, b, en d;

g. een combinatie van a en d;

h. een combinatie van b en d; of

i. een combinatie van c en d.

Artikel 10. Voorkeuren

1. De aanvraag die betrekking heeft op niet-landelijke commerciële radio-omroep en zich daarbinnen op meer dan één kavel richt, geeft op de in het tweede lid genoemde wijze per kavel aan welke voorkeur aan het verkrijgen van die kavel wordt gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop de aanvraag betrekking heeft.

2. Het aangeven van de voorkeuren vindt plaats door de kavels op basis van voorkeur oplopend te nummeren, beginnend met het getal één voor de kavel waarvoor de belangstelling het grootst is.

Artikel 11. Indienen aanvraag

1. Elke aanvrager dient slechts één aanvraag in.

2. De aanvraag kan uitsluitend met ingang van 15 augustus 2003, 09.00 uur worden ingediend, en wordt uiterlijk op 12 september 2003 vóór 14.00 uur ontvangen.

3. Indiening van de aanvraag geschiedt uitsluitend door aflevering op het adres, genoemd in artikel 6, vierde lid, behoudens indien de aanvraag op 12 september 2003 na 13.00 uur wordt ingediend.

4. Indien de aanvraag op 12 september 2003 na 13.00 uur wordt ingediend, geschiedt dit uitsluitend door aflevering op het volgende adres:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

p/a mr. C.A. de Zeeuw, notaris

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Koningin Julianaplein 30

Gebouw Babylon

Kantoren A, begane grond bij de beveiligingsbalie

Den Haag

Nederland

5. In de aanvraag vermeldt de aanvrager zowel zijn post- als bezorgadres, zijn telefoonnummer, de naam van een contactpersoon en, indien hij over een fax beschikt, zijn faxnummer.

6. De minister bevestigt onverwijld schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 12. Financieel bod

1. Elke aanvrager brengt op iedere kavel waarop zijn aanvraag betrekking heeft een financieel bod uit.

2. Het financieel bod komt overeen met het model in bijlage 4 van de regeling en maakt deel uit van de aanvraag.

3. De aanvrager is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

§ 3. Formele en materiële toets

Artikel 13. Niet in behandeling nemen van de aanvraag

Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de eisen, gesteld in artikel 11, tweede tot en met vierde lid, wordt de aanvraag afgewezen.

Artikel 14. Herstel verzuim

1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 6, eerste lid, eerste volzin, en derde lid, 8 en 11, eerste en vijfde lid, gestelde eisen, stelt de minister de aanvrager gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid dit verzuim te herstellen.

2. De termijn bedoeld in het eerst lid, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de minister de aanvrager in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim te herstellen en verstrijkt op de vijfde werkdag vóór 17.00 uur.

3. Indien het verzuim niet is hersteld binnen de termijn bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

4. In afwijking van het derde lid wordt, indien het verzuim artikel 11, eerste lid, betreft, door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. De overige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De loting geschiedt door de notaris.

Artikel 15. In behandeling nemen aanvraag

De Minister van Economische Zaken deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk na de dag waarop de aanvrager op grond van artikel 11, tweede lid, de aanvraag uiterlijk kon indienen mee of de aanvraag in behandeling wordt genomen.

Artikel 16. Entiteitsvorm

1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een natuurlijk persoon.

2. Een aanvrager is geen instelling voor publieke omroep.

3. Met een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht wordt gelijkgesteld het equivalent daarvan volgens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

4. Indien de aanvrager een rechtspersoon is:

a. wordt deze beheerst door het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; en

b. heeft deze zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

5. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is:

a. heeft deze zijn werkelijke woonplaats binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige lidstaten die partij zijn bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische ruimte, en

b. is deze meerderjarig.

Artikel 17. Financiële positie algemeen

1. Ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager worden de volgende eisen gesteld:

a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement;

b. er is geen beslag gelegd op een of meer goederen van de aanvrager die tezamen een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen.

c. indien de aanvrager een rechtspersoon is:

1°. is aan de aanvrager geen surséance van betaling verleend;

2°. verkeert de aanvrager niet in liquidatie;

d. indien de aanvrager een natuurlijk persoon is:

1°. is deze handelingsbekwaam ter zake van de onderhavige procedure van vergelijkende toets alsmede het verzorgen en uitzenden van radioprogramma's;

2°. is ten aanzien van de aanvrager geen schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing;

3°. heeft de aanvrager niet door onderbewindstelling van een of meer goederen het vrije beheer over zijn vermogen verloren;

4°. overlegt de aanvrager een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag.

2. Met een aanvrager die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een aanvrager die aan zodanige eisen voldoet krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 18. Financiële positie specifiek

1. Ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager van kavel A8 wordt de eis gesteld dat hij een bankgarantie overlegt die overeenkomt met het model in bijlage 5 van deze regeling, ter zekerheid voor de nakoming van de betaling van het bedrag van de eerste en tweede termijn van het financieel bod zoals nader bepaald in artikel 42 van deze regeling.

2. Indien de aanvrager kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep aanvraagt, is de hoogte van het bedrag van de bankgarantie als bedoeld in het eerste lid gelijk aan de optelsom van de bedragen van de eerste en tweede termijn van betaling van het financieel bod dat de aanvrager voor die kavel heeft uitgebracht.

3. Indien de aanvrager kavel A8 aanvraagt voor het geval dat artikel 2, tweede lid, wordt toegepast en de bestemming van die kavel mitsdien wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

4. Indien de aanvrager kavel A8 zowel aanvraagt met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als met de bestemming ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep voor het geval dat artikel 2, tweede lid, wordt toegepast, is de hoogte van het bedrag van de bankgarantie als bedoeld in het eerste lid gelijk aan de optelsom van de bedragen van de eerste en tweede termijn van betaling van de hoogste van beide financiële biedingen die de aanvrager op kavel A8 heeft uitgebracht.

Artikel 19. Kennis, ervaring en technische middelen

1. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager voor een vergunning voor kavel A8 voor klassieke muziek of jazz-muziek, wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma dat overwegend bestaat uit klassieke muziek of jazz-muziek.

2. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager voor een vergunning voor kavel A8 voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep dan wel voor commerciële radio-omroep middengolf wordt de eis gesteld dat hij aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma.

3. Ten aanzien van de kennis en ervaring van de aanvrager voor een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een regionaal radioprogramma.

4. Ten aanzien van de technische middelen van de aanvrager wordt de eis gesteld dat de aanvrager aantoonbaar kan beschikken over technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma.

Artikel 20. Hoedanigheid aanvrager

1. Ten aanzien van de hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep wordt de eis gesteld dat de aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 71a van de Mediawet.

2. Een aanvrager die ten tijde van het indienen van zijn aanvraag nog niet beschikt over de vereiste toestemming, bedoeld in het eerste lid, overlegt gelijktijdig met zijn aanvraag een bewijs dat die toestemming is aangevraagd. Uiterlijk op 3 oktober 2003 wordt de vereiste toestemming overgelegd door aflevering op het adres, genoemd in artikel 6, vierde lid.

Artikel 21. Eisen ten aanzien van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen

1. De aanvrager van een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep overlegt een door hem ondertekende verklaring die overeenkomt met het model van bijlage 6 bij deze regeling, waaruit blijkt dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling:

a. dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en

b. waarin tussen 07.00 uur en 23.00 uur, voor zover in deze uren wordt uitgezonden, ten minste éénmaal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen.

2. De aanvrager van een vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep overlegt een door hem ondertekende verklaring die overeenkomt met het model van bijlage 7 bij deze regeling, waaruit blijkt dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50% in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Artikel 22. Afwijzing aanvragen op grond van materiële toets

Indien uit de aanvraag blijkt dat voor een kavel niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in de artikelen 16 tot en met 21, wijst de Minister van Economische Zaken de aanvraag voor het deel dat op die kavel betrekking heeft, af.

Artikel 23. Kennisgeving afronding materiële toets

Indien uit de aanvraag blijkt dat voor een kavel is voldaan aan de eisen, bedoeld in de artikelen 16 tot en met 21, stelt de Minister van Economische Zaken de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

§ 4. Verbondenheid tussen aanvragers

Artikel 24. Afwijzing aanvragen op grond van verbondenheid tussen aanvragers

1. Indien de aanvragen van twee of meer aanvragers die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd, tezamen niet voldoen aan artikel 9 stelt de minister deze aanvragers gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid hun aanvragen in overeenstemming met artikel 9 te brengen door het geheel of gedeeltelijk intrekken van één of meer aanvragen. Voor zover het gaat om niet-landelijke commerciële radio-omroep geven deze aanvragers daarbij tevens hun voorkeuren voor de aangevraagde kavels op overeenkomstig artikel 10 als betreft het één aanvraag.

2. Geheel of gedeeltelijke intrekking van aanvragen en het aangeven van voorkeuren conform het eerste lid, geschiedt door schriftelijke kennisgeving daarvan aan de minister op het in artikel 6, tweede lid, genoemde adres.

3. Indien geheel of gedeeltelijke intrekking van aanvragen niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag verder in behandeling blijft. De overige aanvragen worden afgewezen. De loting geschiedt door de notaris.

4. Indien de opgave van voorkeuren niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald wat de voorkeuren voor de kavels zijn. De loting geschiedt door de notaris.

Artikel 25. Aanpassing aanvragen op grond van het zijn van eenzelfde instelling

1. Indien de aanvragen van twee of meer aanvragers voor niet-landelijke commerciële radio-omroep die als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f van de Mediawet moeten worden beschouwd, tezamen voldoen aan artikel 9, geven deze aanvragers hun voorkeuren voor de aangevraagde kavels op overeenkomstig artikel 10 als betreft het één aanvraag. De minister stelt deze aanvragers hiertoe gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid.

2. Indien de opgave van voorkeuren niet overeenkomstig het eerste lid binnen de daar genoemde termijn is geschied, wordt door middel van loting bepaald wat de voorkeuren voor de kavels zijn. De loting geschiedt door de notaris.

§ 5. Toepasselijkheid procedure van vergelijkende toets

Artikel 26. Toepasselijkheid procedure van vergelijkende toets

1. Indien een aanvraag betrekking heeft op kavel A8 als kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep waarop de aanvraag van een andere aanvrager eveneens betrekking heeft, wordt die kavel in de procedure van vergelijkende toets bedoeld in de artikelen 27, 28 en 36 betrokken.

2. Indien een aanvraag betrekking heeft op kavel A8 als kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep waarop de aanvraag van een andere aanvrager eveneens betrekking heeft, wordt die kavel in de procedure van vergelijkende toets bedoeld in de artikelen 29, 30 en 37 betrokken.

3. Indien een aanvraag betrekking heeft op ten minste één of meer van de kavels B2, B11 en B26 voor niet-landelijke commerciële radio-omroep waarop de aanvraag van een andere aanvrager eveneens betrekking heeft, worden die kavels in de procedure van vergelijkende toets bedoeld in de artikelen 31, 32, 35 en 38 betrokken.

4. Indien een aanvraag betrekking heeft op ten minste één of meer van de kavels C7, C10 en C11 voor commerciële radio-omroep middengolf waarop de aanvraag van een andere aanvrager eveneens betrekking heeft, worden die kavels in de procedure van vergelijkende toets bedoeld in de artikelen 33 tot en met 35 en artikel 39 betrokken.

5. Indien de procedure van vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bedoeld in de artikelen 31, 32, 35 en 38 niet van toepassing is, krijgt de aanvrager met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2, derde tot en met vijfde lid, en 3, tweede tot en met vijfde lid, de kavels toegewezen op volgorde van voorkeur.

§ 5a. Procedure van vergelijkende toets geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 27. Criteria vergelijkende toets geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor kavel A8 als kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wordt getoetst in hoeverre de aanvrager programmatisch meer biedt dan hetgeen voor die kavel is voorgeschreven op grond van de artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

2. Voorts wordt het overeenkomstig bijlage 8 in de aanvraag opgenomen bedrijfsplan voor kavel A8 getoetst op financiële haalbaarheid. Bij deze toets wordt tevens de samenhang en het realiteitsgehalte van het bedrijfsplan betrokken.

3. Bij de toets op financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan wordt beoordeeld in hoeverre de aanvrager de kavel gedurende de looptijd van de vergunning kan exploiteren.

4. Het bedrijfsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

a. de programmatische voornemens van de aanvrager;

b. de doelgroep waarop de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens richt;

c. de kennis van de luisteraarmarkt en adverteerdermarkt waarbinnen de aanvrager opereert;

d. de inrichting van de organisatie van de aanvrager;

e. de te verwachten netto omzet en kosten;

f. de investeringen;

g. de financieringsbehoefte en de wijze waarop daarin is of wordt voorzien.

Artikel 28. Beoordeling aanvragers geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de toetsing aan de criteria, bedoeld in artikel 27, beoordeelt de minister de programmatische voornemens voor een kavel met een nul (0) dan wel een plus (+), en daarnaast het bedrijfsplan voor diezelfde kavel met een nul (0) dan wel een plus (+).

2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 35 tot en met 39 wordt voor iedere kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht.

3. Een aanvrager die met twee maal een plus (++) voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die met minder dan twee maal een plus voor die kavel is beoordeeld.

4. Indien meerdere aanvragers met twee maal een plus (++) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is.

5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met twee maal een plus (++) zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is. De loting geschiedt door de notaris.

6. Een aanvrager die met een plus (+) op de programmatische voornemens en met een nul (0) op het bedrijfsplan voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die met een nul (0) op de programmatische voornemens en met een plus (+) op het bedrijfsplan voor die kavel is beoordeeld, of een aanvrager die voor beide onderdelen met een nul (00) is beoordeeld.

7. Een aanvrager die met een nul (0) op de programmatische voornemens en met een plus (+) op het bedrijfsplan voor een kavel is beoordeeld, is voor die kavel hoger in rangorde dan een aanvrager die voor beide onderdelen met een nul (00) is beoordeeld.

8. Voor het bepalen van de rangorde tussen aanvragers als bedoeld in het zesde dan wel zevende lid, die een gelijke beoordeling hebben gekregen, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

§ 5b. Procedure van vergelijkende toets voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 29. Criteria vergelijkende toets ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Indien artikel 2, tweede lid, wordt toegepast, wordt bij de uitvoering van de vergelijkende toets het in de aanvraag overeenkomstig bijlage 8 opgenomen bedrijfsplan voor kavel A8 als kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep getoetst op financiële haalbaarheid. Artikel 27, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30. Beoordeling aanvragers ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de toetsing aan de criteria, bedoeld in artikel 29, beoordeelt de minister het bedrijfsplan voor een kavel met een nul (0) of een plus (+).

2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 35 tot en met 39 wordt voor iedere kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht.

3. Een aanvrager die met een plus (+) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan een aanvrager die met een nul (0) voor die kavel is beoordeeld.

4. Indien er meerdere aanvragers met een plus (+) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is.

5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met een plus (+) zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is. De loting geschiedt door de notaris.

6. Voor het bepalen van de rangorde tussen meerdere aanvragers die met nul (0) zijn beoordeeld, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

§ 5c. Procedure van vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 31. Criteria vergelijkende toets niet-landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt getoetst in hoeverre de aanvrager programmatisch meer biedt dan hetgeen voor de kavels B2, B11 of B26 is voorgeschreven op grond van artikel 7, eerste lid, onder b, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003.

2. Voorts wordt overeenkomstig bijlage 8 in de aanvraag opgenomen bedrijfsplan voor de kavels B2, B11 of B26 getoetst op financiële haalbaarheid. Artikel 27, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32. Beoordeling aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep

1. Bij de toetsing aan de criteria, bedoeld in artikel 31, beoordeelt de minister de programmatische voornemens voor een kavel met een nul (0), dan wel een plus (+), en daarnaast het bedrijfsplan voor diezelfde kavel met een nul (0) dan wel een plus (+).

2. Artikel 28, tweede tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 5d. Procedure van vergelijkende toets voor commerciële radio-omroep middengolf

Artikel 33. Criteria vergelijkende toets commerciële radio-omroep middengolf

1. Bij de uitvoering van de vergelijkende toets voor commerciële radio-omroep middengolf wordt het in de aanvraag overeenkomstig bijlage 8 opgenomen bedrijfsplan voor de kavels C7, C10 of C11 getoetst op:

a. financiële haalbaarheid; en

b. de mate waarin de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens specifiek richt op een toepassing voor commerciële radio-omroep middengolf.

2. Artikel 27, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34. Beoordeling aanvragers commerciële radio-omroep middengolf

1. Bij de toetsing aan de criteria, bedoeld in artikel 33, beoordeelt de minister het bedrijfsplan voor een kavel met een nul (0) of een plus (+), en daarnaast of aan de aanvrager een plus (+) kan worden toegekend voor de in het bedrijfsplan opgenomen programmatische voornemens, bedoeld in artikel 33, onderdeel b.

2. Voor zover dat noodzakelijk is voor de toepassing van de artikelen 35 tot en met 39 wordt voor iedere kavel een rangorde tussen de aanvragers aangebracht.

3. Een aanvrager die met twee maal een plus (++) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan een aanvrager die met één maal een plus (+) voor die kavel is beoordeeld.

4. Indien er meerdere aanvragers met twee maal een plus (++) voor een kavel zijn beoordeeld, bepaalt de hoogte van het financieel bod voor die kavel de rangorde tussen deze aanvragers, waarbij de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde is.

5. Indien meerdere aanvragers voor een kavel met twee maal een plus (++) zijn beoordeeld en het door hen uitgebrachte financieel bod voor die kavel van gelijke hoogte is, wordt door middel van loting bepaald wat de rangorde tussen deze aanvragers is. De loting geschiedt door de notaris.

6. Een aanvrager die met éénmaal een plus (+) voor een kavel is beoordeeld, is hoger in rangorde dan de aanvrager die met een nul (0) voor die kavel is beoordeeld.

7. Voor het bepalen van de rangorde tussen meerdere aanvragers die met een plus (+) dan wel een nul (0) zijn beoordeeld, is het vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

§ 6. Procedure van toewijzing algemeen

Artikel 35. Inpassing in toewijzingsprocedure van kavels met één aanvrager

De aanvrager wordt voor de kavels die in de procedure van vergelijkende toets zijn betrokken en waarop uitsluitend zijn aanvraag betrekking heeft, als hoogste in rangorde beoordeeld.

§ 6a. Procedure van toewijzing voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 36. Wijze van toewijzing aanvragers geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. De minister wijst de kavel A8 als kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep toe aan de aanvrager die daarvoor als hoogste in rangorde is beoordeeld.

2. Bij de toewijzing, bedoeld in het eerste lid, blijft de aanvrager buiten beschouwing die:

a. reeds over een vergunning voor frequentieruimte met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep dan wel met de bestemming niet-landelijke commerciële radio-omroep beschikt, of

b. zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, en laatstgenoemde instelling over een vergunning beschikt als bedoeld in onderdeel a.

§ 6b. Procedure van toewijzing voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 37. Wijze van toewijzing aanvragers ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

1. Indien artikel 2, tweede lid, wordt toegepast, wijst de minister kavel A8 als kavel voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep toe aan de aanvrager die daarvoor als hoogste in rangorde is beoordeeld.

2. Bij de toewijzing, bedoeld in het eerste lid, blijft de aanvrager buiten beschouwing die:

a. reeds over een vergunning voor frequentieruimte met deze bestemming dan wel met de bestemming niet-landelijke commerciële radio-omroep beschikt, of

b. zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, en laatstgenoemde instelling over een vergunning beschikt als bedoeld in onderdeel a.

§ 6c. Procedure van toewijzing voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

Artikel 38. Wijze van toewijzing aanvragers niet-landelijke commerciële radio-omroep

1. De minister wijst aan een aanvrager de kavel toe waarvoor hij als hoogste in rangorde is beoordeeld en waaraan hij tevens de eerste voorkeur heeft gegeven. Daarbij geldt dat de kavel niet wordt toegewezen, indien de aanvrager reeds over een vergunning beschikt voor landelijke commerciële radio-omroep.Voorts geldt dat de kavel niet wordt toegewezen, indien dit tezamen met één van de kavels waarvoor de aanvrager reeds een vergunning heeft verworven, leidt tot een verboden combinatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, of tot overschrijding van dertig procent demografisch bereik als genoemd in artikel 3, derde lid. Indien een aanvrager een kavel niet krijgt toegewezen op grond van de vorige volzin, dan blijft deze kavel bij de verdere toewijzing van de kavels voor deze aanvrager buiten beschouwing.

2. Voor zover een aanvrager zodanig verbonden is met een andere instelling dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet wordt voor de toepassing van het eerste lid, rekening gehouden met de vergunningen waarover laatstbedoelde instelling beschikt.

3. Vervolgens wordt het eerste lid tezamen met het tweede lid opnieuw toegepast, waarbij de in het eerste lid genoemde eerste voorkeur bij iedere nieuwe toepassing met één voorkeursnummer wordt verhoogd tot de toewijzing aan deze aanvrager stagneert, omdat de aanvrager voor die kavel niet de hoogste in rangorde.

4. Vervolgens wordt ten aanzien van de overblijvende kavels bepaald welke aanvragers de hoogste in rangorde zijn.

5. Ten aanzien van de overblijvende kavels worden het eerste tot en met vierde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van deze leden verdere verdeling niet meer mogelijk is, met dien verstande dat de verdeling voor een aanvrager die op grond van de vorige leden al een of meer kavels toegewezen heeft gekregen, voor hem wordt hervat met de kavel waarvoor de toewijzing aan hem is gestagneerd op grond van het derde lid.

6. Ten aanzien van de overblijvende kavels wordt het vijfde lid telkens opnieuw toegepast tot op grond van dat lid verdere verdeling niet meer mogelijk is. Daarbij blijft bij iedere nieuwe toepassing de kavel met het laagste overblijvende voorkeursnummer van de aanvrager buiten beschouwing.

§ 6d. Procedure van toewijzing voor commerciële radio-omroep middengolf

Artikel 39. Wijze van toewijzing aanvragers commerciële radio-omroep middengolf

De minister wijst de kavels voor commerciële radio-omroep middengolf toe aan de aanvragers die daarvoor als hoogste in rangorde zijn beoordeeld. De aanvrager die voor meerdere kavels als hoogste in rangorde is beoordeeld krijgt alle desbetreffende kavels toegewezen.

§ 7. Vergunningverlening

Artikel 40. Vergunningverlening en afwijzingen

De minister draagt de aanvragers aan wie de kavels zijn toegewezen voor het verlenen van een vergunning voor aan de Minister van Economische Zaken. Vervolgens verleent de Minister van Economische Zaken de vergunningen.

Artikel 41. Afwijzing resterende aanvragen

De Minister van Economische Zaken wijst de overige aanvragen af.

§ 8. Betalingsverplichtingen

Artikel 42. Betaling verschuldigde bedrag

1. De aanvrager aan wie een vergunning wordt verleend, is verplicht om het financieel bod als bedoeld in artikel 12 volledig te betalen.

2. De vergunninghouder betaalt binnen tien werkdagen volgende op de verlening van de vergunning een bedrag van 1/8 gedeelte van het financieel bod, met dien verstande dat dit bedrag alsdan is ontvangen op bankrekeningnummer 22.81.75.720 t.n.v. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties.

3. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, is de vergunninghouder verplicht om een bedrag van 7/8 van het financieel bod in zeven gelijke termijnen te betalen. Daartoe dient de vergunninghouder met ingang van het jaar 2004 ieder opvolgend jaar een bedrag gelijk aan 1/8 van het financieel bod te betalen op de dag gelijk aan de dag van de verlening van de vergunning. Alsdan moet het bedrag zijn bijgeschreven op bankrekeningnummer 22.81.75.720 t.n.v Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, derdengelden notariaat inzake procedure vergelijkende toets radiofrequenties.

4. De vergunninghouder is in verzuim indien hij niet binnen de in het tweede en derde lid genoemde termijnen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

5. Het verzuim heeft de verschuldigdheid van wettelijke rente tot gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

6. Indien een vergunninghouder in verzuim is door het bedrag als bedoeld in het tweede lid dan wel de eerst daarop volgende betaling overeenkomstig het derde lid niet of niet geheel te betalen, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend.

7. Het zesde lid laat onverlet dat bij gebreke van betaling binnen de termijnen bedoeld in het tweede en derde lid, de regels ten aanzien van de invordering van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn.

Artikel 43. Teruggeven van de bankgarantie

1. Indien een aanvraag van een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep niet in behandeling is genomen of is afgewezen, wordt de door de aanvrager overgelegde bankgarantie aan de bank teruggegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het als bijlage 5 bij deze regeling opgenomen model van de bankgarantie. De Minister van Economische Zaken stelt de aanvrager onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.

2. Indien de vergunninghouder de verplichtingen tot zekerheid waartoe de bankgarantie strekt is nagekomen, wordt deze bankgarantie teruggegeven aan de bank die deze bankgarantie heeft afgegeven door middel van de procedure zoals beschreven in het model van de bankgarantie. De Minister van Economische Zaken stelt de vergunninghouder onverwijld op de hoogte van het teruggeven van de bankgarantie.

Artikel 44. Verlagen van de hoogte van de bankgarantie

1. Voor zover een vergunninghouder een bankgarantie heeft overgelegd op grond van artikel 18, waarvan het bedrag ter zekerheidsstelling hoger is dan de uiteindelijke betalingsverplichting waartoe de bankgarantie dient, wordt het bedrag van de bankgarantie verlaagd met het verschil hiertussen.

2. Voor zover een vergunninghouder een deel van zijn verplichtingen tot zekerheid waartoe de bankgarantie strekt is nagekomen, wordt het bedrag van de bankgarantie verlaagd met een bedrag gelijk aan het bedrag dat de vergunninghouder heeft betaald.

3. De Minister van Economische Zaken stelt de vergunninghouder onverwijld op de hoogte van het verlagen van het bedrag van de bankgarantie.

§9 . Slotbepalingen

Artikel 45. Gevolgen voor onderling verbonden vergunninghouders inzake overlap

1. Indien een aanvrager een combinatie van kavels als bedoeld in bijlage 2b verkrijgt, zendt deze instelling een programma-onderdeel, met uitzondering van nieuwsuitzendingen en reclameblokken, dat op de frequentie of frequenties van een van die kavels tussen 06.00 en 19.00 uur is uitgezonden, niet binnen een aaneengesloten periode van 30 minuten uit op de frequentie of frequenties van een van de andere kavels.

2. Indien een vergunning wordt verleend aan een aanvrager voor commerciële radio-omroep middengolf en die aanvrager zodanig verbonden is met één of meer vergunninghouders voor landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep of commerciële radio-omroep middengolf dat sprake is van eenzelfde instelling is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op die aanvragers.

3. Voor de bepaling of er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in het tweede lid, is artikel 53c, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 46. Opvragen nadere gegevens

De minister kan aan een aanvrager om nadere gegevens en bescheiden verzoeken, die voor de beslissing op een aanvraag nodig zijn.

Artikel 47. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 48. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,M.C. van der Laan.

Bijlage 1

stcrt-2003-151-p23-SC60490-1.gif

Zie de cd-rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-2.gif

Zie de cd-rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-3.gif

1 Het betreft hier de locatie waarop de frequentie internationaal is gecoördineerd. Informatie over de fysieke antenne-opstelplaats is - per middengolffrequentie - opgenomen op de cd-rom bij het aanvraagdocument.

Zie de cd-rom bij het aanvraagdocument voor detailinformatie over deze kavels.

Bijlage 2a

Verboden combinaties als bedoeld in artikel 3, tweede lid

stcrt-2003-151-p23-SC60490-4.gif

Bijlage 2b

Overlappende kavels ten aanzien waarvan de verplichting geldt een verschillend programma uit te zenden.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-5.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-6.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-7.gif

Tabel 3. Overlap tussen middengolfkavels onderling (nachtcontour)

stcrt-2003-151-p23-SC60490-8.gif

Bijlage 3

I. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of de aanvrager voldoet aan de eisen van de artikelen 8, derde lid, 9 en 10

I.A. Bestemmingen en programmacategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft

Een schriftelijke opgave van de bestemming of bestemmingen waarop de aanvraag betrekking heeft (landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep, middengolf), en in het geval de aanvraag tevens of uitsluitend betrekking heeft op landelijke commerciële radio-omroep, de opgave of het om geclausuleerde of ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, dan wel beide gaat. De schriftelijke opgave geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 van deze regeling.

I.B. Kavels waarop de aanvraag betrekking heeft

Bij de schriftelijke opgave bedoeld onder I.A., per opgave de schriftelijke vermelding van de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft door middel van de aanduiding van kavels zoals die in bijlage 1 staan vermeld (bijvoorbeeld: kavel B11).

I.C. Voorkeuren voor de kavels waarop de aanvraag betrekking heeft

Uitsluitend voor het geval dat de aanvraag betrekking heeft op niet-landelijke commerciële radio-omroep: de schriftelijke vermelding van voorkeuren die aan de kavels wordt gegeven waarop de aanvraag betrekking heeft. De voorkeuren worden weergegeven op de in artikel 10 genoemde wijze.

II. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of de aanvrager voldoet aan de eisen van de artikelen 16, 17, 18, 19, 20 en 21

II.A. Algemeen

II.A.1. Natuurlijke personen

1. Naam van de aanvrager;

2. Adres en woonplaats van de aanvrager;

3. Een recent uittreksel, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, uit het bevolkingsregister;

4. Een recente verklaring, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag;

5. Indien de aanvrager onder curatele is gesteld, schriftelijke toestemming van zijn curator om handelingen te verrichten met betrekking tot het verwerven van vergunningen voor en het verrichten van commerciële radio;

6. Een beschrijving van de feitelijke werkzaamheden van de aanvrager.

Indien de aanvrager zijn werkelijke woonplaats heeft in een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens het recht van dat land.

II.A.2. Rechtspersonen

1. Naam van de aanvrager;

2. Rechtsvorm van de aanvrager, alsmede het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst;

3. Vestigingsplaats van de aanvrager en, als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur;

4. Statuten;

5. Een beschrijving van het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze rechtspersonen zijn;

6. Een recent, niet ouder dan één maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel. Indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep van ondernemingen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, verstrekt de aanvrager tevens de uittreksels van de andere ondernemingen die deel uit maken van de groep. Indien de aanvrager een dochtermaatschappij heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, verstrekt de aanvrager tevens de statuten van die dochtermaatschappij;

7. Documenten of verklaringen waaruit kan worden afgeleid dat de aanvrager niet een rechtspersoon in oprichting is;

8. Een document waaruit blijkt dat de aanvrager gerechtigd is de aanvraag te ondertekenen, dan wel een verwijzing naar overgelegde documenten waaruit deze bevoegdheid blijkt.

Indien de aanvrager wordt beheerst door het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens dat recht.

II.B. Financiële positie landelijke commerciële radio-omroep specifiek

Uitsluitend voor de aanvrager van wie de aanvraag (mede) betrekking heeft op landelijke commerciële radio-omroep: een bankgarantie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling.

II.C. Kennis en ervaring

1. Een beschrijving van de kennis en ervaring waarover de aanvrager kan beschikken met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma, welke op grond van artikel 19 van deze regeling is voorgeschreven.

2. Een zo volledig mogelijke beschrijving door wie en op welke wijze die kennis en ervaring ter beschikking van de aanvrager wordt gesteld, vergezeld van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten.

II.D. Technische middelen

1. Een beschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma.

2. Een zo volledig mogelijke beschrijving waarin wordt aangegeven door wie en op welke wijze de technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma ter beschikking van de aanvrager worden gesteld, vergezeld van de daarop betrekking hebbende overeenkomsten.

II.E. Hoedanigheid als commerciële omroep

De toestemming van het Commissariaat voor de Media, als is bedoeld in artikel 71a van de Mediawet of, voor zover van toepassing, een bewijs dat die toestemming is aangevraagd gevolgd door de definitieve toestemming op uiterlijk 3 oktober 2003.

II.F. Kwaliteit programma

Uitsluitend voor de aanvrager van wie de aanvraag (mede) betrekking heeft op landelijke commerciële radio-omroep: de verklaring, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van deze regeling door middel van het model opgenomen in bijlage 6 bij deze regeling.

Uitsluitend voor de aanvrager van wie de aanvraag (mede) betrekking heeft op niet-landelijke commerciële radio-omroep: de verklaring, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van deze regeling door middel van het model opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling.

III. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde landelijke of niet-landelijke vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder f, van de Telecommunicatiewet jo. het bepaalde bij of krachtens artikel 82f van de Mediawet moet worden geweigerd. Tevens ten behoeve van de beoordeling door de minister of op grond van artikel 45 de verplichting geldt om een verschillend programma uit te zenden

III.A.1. Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen rechtspersoon-aanvrager

Een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen en overlegging van alle overeenkomsten die deze verhoudingen beïnvloeden. De beschrijving dient inzicht te bieden of er een zodanige verbondenheid met een andere aanvrager of vergunninghouder bestaat dat er sprake is van eenzelfde instelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet. Voor zover het commerciële radio-omroep via de middengolf betreft, dient de beschrijving inzicht te bieden of er een zodanige verbondenheid is met een andere aanvrager of vergunninghouder dat er sprake is van elkaar overlappende kavels in de zin van artikel 45 van deze regeling.

1. De beschrijving bevat in elk geval gegevens met betrekking tot:

a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders. Een kopie van het aandeelhoudersregister dient te worden overgelegd;

b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt; alsmede degene die de financiële middelen ter beschikking heeft gesteld en degene aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend,

c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen onderscheidenlijk de vergadering van aandeelhouders onder meer ten aanzien van benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

d. de inhoud van doorlopende volmachten om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), waarbij tevens wordt vermeld aan wie de volmacht is verleend, met daarbij vermeld de beperkingen die eventueel met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid gelden. Een kopie van de volmacht dient te worden overgelegd;

e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten met andere rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen;

f. afschriften van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager, alsmede, voor zover van toepassing, van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager.

2. De jaarrekening, bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over het jaar 2001, en, eventueel voorlopig, over het jaar 2002, of een verklaring dat de aanvrager is vrijgesteld van de jaarrekeningenplicht en het jaarverslag, en het verslag in de Nederlandse taal alsmede de daarbij te voegen overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij eventuele verschillen tussen de inrichtingsjaarrekening en de jaarrekening voor publicatiedoeleinden dient de eerste te worden overgelegd, dan wel:

a. indien de aanvrager deel uitmaakt van een groep van ondernemers, de geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 405 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek over het jaar 2001, en, eventueel voorlopig, over het jaar 2002, het jaarverslag en de overige gegevens bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

b. indien de aanvrager een rechtspersoon is als bedoeld in artikel 396, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de gegevens, bedoeld in het derde lid van dat artikel.

3. Voor zover van belang voor de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen, een afschrift van de notulen van vergaderingen van het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouder over de jaren 2001 en, voor zover beschikbaar, 2002;

4. Documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en, voor zover van toepassing, de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

Indien de aanvrager wordt beheerst door het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of van een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, bevat de aanvraag de vergelijkbare gegevens en bescheiden krachtens dat recht.

III.A.2. Eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen natuurlijke persoon-aanvrager

1. Een beschrijving van de (neven)functies en werkzaamheden van de aanvrager, waaronder begrepen (doch niet uitsluitend) optredend als bestuurder, commissaris of adviseur van rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap, uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen;

2. Een beschrijving van bestaande en voorgenomen overeenkomsten van de aanvrager met andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, die zelf, dan wel door middel van een dochtervennootschap, uitzendingen van radioprogramma's verzorgen of voornemens zijn dit te doen;

3. Een beschrijving van de financiering van de door de aanvrager gedreven onderneming, waarmee de aanvrager voornemens is uitzendingen van radioprogramma's te verzorgen, alsmede een beschrijving van degenen die garant, borg of anderszins (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de aflossing van de financiering.

Vergelijkbare informatie moet worden toegevoegd indien andere dan de Nederlandse regelgeving van toepassing is.

IV. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b en f, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Ten aanzien van artikel 27:

a. een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 bij deze regeling voor kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep;

b. een financieel bod overeenkomstig het model van bijlage 4 bij deze regeling voor kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

V. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep

Ten aanzien van artikel 29:

a. een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 bij deze regeling voor kavel A8 voor het geval dat artikel 2, tweede lid, wordt toegepast en de bestemming mitsdien wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep;

b. een financieel bod overeenkomstig het model van bijlage 4 bij deze regeling voor kavel A8 voor het geval dat artikel 2, tweede lid, wordt toegepast en de bestemming mitsdien wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

VI. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b en f, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets niet-landelijke commerciële radio-omroep

Ten aanzien van artikel 31:

a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 van deze regeling;

b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model van bijlage 4 bij deze regeling.

VII. Ten behoeve van de beoordeling door de minister of een aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet moet worden geweigerd en ten behoeve van de toepassing van de vergelijkende toets commerciële radio-omroep middengolf

Ten aanzien van artikel 33:

a. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een bedrijfsplan overeenkomstig bijlage 8 bij deze regeling;

b. per kavel waarop de aanvraag betrekking heeft een financieel bod overeenkomstig het model van bijlage 4 bij deze regeling.

VIII. Schriftelijke verklaringen

VIII.A. Aanvrager

Een schriftelijke en ondertekende verklaring van de aanvrager omtrent:

a. de volledigheid en juistheid van de door hem verstrekte gegevens;

b. zijn bekendheid met de exoneratie van de Staat betreffende de technische implementatie;

c. diens integriteit.

De aanvrager voldoet aan onderdeel c door te verklaren dat hij voldoende zorgdraagt dat een krachtens de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003 aan hem verleende vergunning niet zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.

VIII.B. Advocaat

1. Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is, een schriftelijke opinie van een advocaat, gevestigd in het land waarin de aanvrager binnen een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte zijn werkelijke woonplaats heeft, omtrent het voldoen door de aanvrager aan de artikelen 16 en 17.

2. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, een schriftelijke opinie van een in Nederland gevestigde advocaat, omtrent het genoemde in het eerste lid.

3. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, en indien het land waarvan het recht de aanvrager beheerst niet het Nederlandse recht is, een schriftelijke opinie van een in Nederland gevestigde advocaat en een in het Engels opgestelde schriftelijke opinie van een in dat andere land gevestigde advocaat, die gezamenlijk alle onderdelen van een schriftelijke opinie beslaan omtrent het genoemde in het eerste lid.

Bijlage 4

Model financieel bod

Instructies:

- het financieel bod wordt uitgebracht in euro's;

- het financieel bod wordt afgerond op hele euro's;

- het bedrag van het financieel bod wordt zowel in cijfers als in letters geschreven;

- het financieel bod dient in de Nederlandse taal te worden ingevuld.

**********

stcrt-2003-151-p23-SC60490-9.gif

Bijlage 5

Model bankgarantie

De ondergetekende

... (naam van een aan toezicht van De Nederlandsche Bank onderworpen bank)*, gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ....., hierna te noemen: `de Bank';

In aanmerking nemende:

A. dat art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist;

B. dat ... (naam aanvrager), woonachtig te ... (invullen als de aanvrager een natuurlijk persoon is, anders doorhalen)/rechtspersoon naar ... (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) recht, waarvan de zetel is gevestigd te ..., kantoorhoudende te ..., hierna te noemen: `de Aanvrager', voornemens is een aanvraag om een vergunning als bedoeld in art. 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet in te dienen;

C. dat met betrekking tot de verlening van een vergunning regels zijn gesteld. Deze regels zijn onder meer vastgelegd in de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003, de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 en de Regeling Vaststelling eenmalig bedrag commerciële radio-omroep 2003;

D. dat op grond van artikel 18 van de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003 van de Aanvrager wordt verlangd dat deze een bankgarantie doet stellen ter zekerheid van:

i. de (tijdige en algehele) nakoming van betaling van de eerste en tweede termijn van het financieel bod als bedoeld in artikel 42 lid 2 en 3 van de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003,

hierna te noemen: `de Vordering', aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: `de Staat'. Voor zover de Aanvrager een bankgarantie heeft overgelegd waarvan bij het verlenen van de vergunning blijkt dat het bedrag hoger is dan waartoe de zekerheid noodzakelijk is, dan wel een van de hiervoor bedoelde verplichtingen tot betaling aan de Staat is nagekomen, zal de Staat onverwijld de vereisten handelingen doen verrichten teneinde te bewerkstelligen dat het maximumbedrag van deze bankgarantie dienovereenkomstig wordt verlaagd;

E. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

Verbindt zich tot het navolgende:

1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van ...... (zegge: .......), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

Zulks met inachtneming van:

3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

4. Onverminderd het bepaalde onder 3, zal het maximumbedrag van deze bankgarantie worden verlaagd voor zover bij het verlenen van de vergunning blijkt dat het bedrag waarvoor deze bankgarantie is overgelegd hoger is dan waartoe de zekerheid noodzakelijk is, dan wel de Aanvrager een verplichting nakomt tot zekerheid waartoe deze bankgarantie strekt. De verlaging vindt plaats na en door middel van ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat, dan wel van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat, dat de Bank de bankgarantie dient te verlagen alsmede het bedrag waarmee het maximumbedrag van deze bankgarantie dient te worden verlaagd.

5. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat, dan wel een in Nederland ingeschreven advocaat van de Staat, dat de bankgarantie is vervallen en in ieder geval achttien (18) maanden na datum van ondertekening van deze bankgarantie, tenzij de Bank tenminste één maand voor de einddatum van deze bankgarantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van de Staat, dan wel een in Nederland inschreven advocaat van de Staat heeft ontvangen dat een (civielrechtelijke of bestuursrechtelijke) procedure tussen de Staat en de Aanvrager ter zake (van een deel) van de Vordering nog aanhangig is, in welk geval deze bankgarantie telkens voor een nieuwe termijn van zes (6) maanden geldig is.

6. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te 's-Gravenhage.

7. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie en is de Staat op verzoek van de Bank verplicht het origineel van deze bankgarantie aan de Bank terug te geven.

Plaats:

Datum:

(naam Bank en ondertekening)

* Hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

Bijlage 6

Model verklaring kwaliteit programma landelijke commerciële radio-omroep

Ondergetekende verklaart hierbij dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling:

a. dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd, en

b. waarin tussen 07.00 uur en 23.00 uur ten minste éénmaal per uur op het hele uur een programmaonderdeel geheel bestaande uit nieuws is opgenomen.

Aldus verklaard en opgesteld te ................................, ................ 2003

(handtekening aanvrager)

Bijlage 7

Modelverklaring kwaliteit programma niet-landelijke commerciële radio-omroep

Ondergetekende verklaart hierbij dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning voor commerciële radio-omroep zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Aldus verklaard en opgesteld te ................................., ............. 2003

(handtekening aanvrager)

Bijlage 8

Model Bedrijfsplan

Inleiding

Algemeen

Hierbij treft u het model voor het bedrijfsplan aan. Dit model bestaat uit acht hoofdstukken en vier bijlagen, genummerd A tot en met D. Het bedrijfsplan bij de aanvraag dient minimaal deze acht hoofdstukken en bijlagen A en B te bevatten. Daarnaast dienen de bedrijfsplannen voor de geclausuleerde landelijke kavel en niet-landelijke kavels het betreffende model uit bijlage D te bevatten. De hoofdstukken dienen te zijn opgesteld op basis van de grondslagen en uitgangspunten uit bijlage A.

De afzonderlijke hoofdstukken bevatten verschillende paragrafen. Deze paragrafen hebben tot doel de aanvrager handvatten te geven voor het opstellen van het bedrijfsplan. De paragraafindeling binnen de hoofdstukken wordt niet dwingend voorgeschreven. De aanvrager is vrij om paragrafen weg te laten dan wel andere paragrafen toe te voegen indien hij dat voor zijn bedrijfsplan noodzakelijk acht. De aanvrager is tevens vrij om aan de hand van bijlage C een gevoeligheidsanalyse toe te passen.

Per kavel dient een zelfstandig bedrijfsplan opgesteld te worden. Het betreffende kavel en de naam van de aanvrager dienen op de voorpagina van het bedrijfsplan duidelijk te worden vermeld. Indien bepaalde passages binnen een bedrijfsplan of met andere delen van de aanvraag of met de bedrijfsplannen voor andere kavels overeenkomen, kan worden volstaan met kopieën van deze passages. Het is niet toegestaan te verwijzen naar andere delen van de aanvraag of naar bedrijfsplannen voor andere kavels. Het bedrijfsplan geeft in beschrijvende, kwantitatieve en financiële zin de toekomstplannen en de toekomstmogelijkheden van de onderneming van de aanvrager weer. De beschrijvende elementen, de kwantitatieve elementen en de financiële berekeningen moeten consistent zijn en een duidelijke samenhang vertonen.

De aan de toekomstgerichte financiële overzichten ten grondslag liggende informatie dient correct, volledig en realistisch te zijn en dient aan te sluiten op het doel van de informatieverstrekking. De grondslagen van waardering en resultaatbepaling moeten op een duidelijke wijze in de toelichting bij de financiële informatie worden uiteengezet.

Het bedrijfsplan heeft dezelfde opbouw voor zowel de landelijke als de niet-landelijke en middengolf frequenties.

Hoofdstukken

Hoofdstuk 1 geeft de managementsamenvatting van het bedrijfsplan.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de programmatische voornemens. Deze voornemens zullen hun doorwerking hebben in het te verwachten marktaandeel en de te verwachten omzet.

Let op: De in het bedrijfsplan beschreven programmatische voornemens worden voor de toepassing van de vergelijkende toets ook als zelfstandig criterium getoetst en vergeleken met de programmatische voornemens van de andere aanvragers.

In de hoofdstukken 3 tot en met 5 wordt ingegaan op specifieke kenmerken van de aanvraag zoals kennis van de doelgroep waarop het voornemen van toepassing is en kennis van de markt en de organisatie.

In de hoofdstukken 6 tot en met 8 dient de aanvrager in te gaan op de financiële zaken zoals de omzet, kosten, investeringen en financiering. Het bedrijfsplan bestrijkt een periode van 9 jaar. Het cijfermateriaal dient zowel het volledige startjaar 2003 als het volledige slotjaar van de vergunningsperiode 2011 te bevatten. Deze periode is langer dan de vergunningperiode. In de eerste maanden voorafgaand aan de vergunningperiode kan rekening worden gehouden met een aanloopperiode waarin investeringen en aanloopkosten gemaakt worden. De aanvrager dient de tabellen uit deze hoofdstukken als leidraad te hanteren. Indien een andere indeling van de tabellen een beter inzicht geeft, kan van de tabellen worden afgeweken. Op synergie-effecten als gevolg van het verkrijgen van meerdere kavels wordt niet getoetst. De aanvrager is vrij om deze effecten in het bedrijfsplan te vermelden.

In bijlage A wordt ingegaan op de grondslagen voor de waardering van het cijfermateriaal, het financieel instrument (eenmalig bedrag) en het financieel bod. Deze grondslagen zijn dwingend voorgeschreven. Deze bijlage is verplicht.

In bijlage B staan drie modellen voor winst en verliesrekening, balans en liquiditeitsprognoses. De aanvrager is vrij om de modellen aan te passen indien hij dat voor zijn bedrijfsplan noodzakelijk acht. Deze bijlage is verplicht.

In bijlage C worden handvatten gegeven voor een eventuele gevoeligheidsanalyse. Deze bijlage is facultatief.

In bijlage D worden modellen gegeven voor de invulling van de programmatische voornemens in procenten. Deze bijlage is verplicht bij de bedrijfsplannen voor de geclausuleerde landelijke en de niet-landelijke kavels.

Toetsing van het bedrijfsplan

Het bedrijfsplan wordt getoetst op de financiële haalbaarheid. Bij deze toets wordt tevens de samenhang en het realiteitsgehalte van het bedrijfsplan betrokken. Uit de financiële hoofdstukken van het bedrijfsplan moet blijken of de aanvrager de kavel gedurende de looptijd van de vergunning kan exploiteren. Daartoe wordt niet alleen gekeken naar een gepresenteerd positief eindresultaat, maar ook naar de onderbouwing daarvan, de samenhang binnen het plan en het realiteitsgehalte van de cijfers en de gehanteerde aannames. Deze facetten tezamen bepalen de financiële haalbaarheid.

De facetten worden als volgt beschreven:

• Samenhang

De verschillende hoofdstukken dienen op elkaar aan te sluiten en het totale bedrijfsplan dient consistent te zijn. Het is daarbij vanzelfsprekend dat het cijfermateriaal in de verschillende hoofdstukken correct is en op elkaar aansluit.

• Realiteitsgehalte

De aannamen dienen realistisch en onderbouwd te zijn. Uit het totale bedrijfsplan moet blijken dat de betreffende aannamen ook gehaald kunnen worden.

• Financiële haalbaarheid

Uit het bedrijfsplan moet blijken dat de aanvrager de vergunning voor de frequentie ook daadwerkelijk kan exploiteren gedurende de vergunningsperiode. Het bedrijfsplan dient voldoende zekerheden te bevatten voor de financiering van de onderneming.

Voor het kunnen verkrijgen van een vergunning dient een bedrijfsplan ten minste de acht hoofdstukken en de verplichte bijlagen van dit model te bevatten en `voldoende' te scoren voor de financiële haalbaarheid. Het bedrijfsplan wordt dan als `voldoende' beschouwd. Voor de systematiek van de vergelijkende toets ontvangt de aanvrager een `0'.

Het bedrijfsplan wordt als `goed' beschouwd indien het bedrijfsplan ten minste de acht hoofdstukken en de verplichte bijlagen bevat en `goed' scoort op de financiële haalbaarheid. De waardering `goed' wordt uitsluitend gegeven indien in het bedrijfsplan aanzienlijk meer en/of betere onderbouwing wordt gegeven ten opzichte van een `voldoende' bedrijfsplan zodat hierdoor het inzicht, dat het bedrijfsplan oplevert, wordt vergroot. Voor de systematiek van de vergelijkende toets ontvangt de aanvrager een `+'.

Indien bij de toetsing blijkt dat één van de hoofdstukken onvoldoende uitgewerkt is of indien blijkt dat de samenhang ontbreekt, de aannames niet realistisch zijn of dat het plan niet financieel haalbaar blijkt te zijn, wordt het gehele bedrijfsplan als onvoldoende beschouwd.

1. Managementsamenvatting

In de managementsamenvatting is op beknopte wijze de informatie uit het bedrijfsplan samengevat. De indeling van de managementsamenvatting is gelijk aan de hoofdstukindeling van het bedrijfsplan. De samenvatting bestaat derhalve uit de onderdelen:

• Programmatische voornemen en kavel

• Doelgroep

• Markt

• Organisatie

• Omzet en kosten

• Investeringen

• Financiering

2. Programmatische voornemen en kavel

In dit hoofdstuk wordt expliciet aangegeven op welke kavel het bedrijfsplan betrekking heeft. Daarbij wordt een zo volledig mogelijke inhoudelijke beschrijving gegeven van het programmatische voornemen op het betreffende kavel. Deze beschrijving bevat ten minste informatie over de inhoud van het uit te zenden programma en de programmaonderdelen zoals het soort uit te zenden muziek, nieuws, presentatie.

De in dit hoofdstuk beschreven programmatische voornemens worden voor de toepassing van de vergelijkende toets ook als zelfstandig criterium getoetst en vergeleken met de programmatische voornemens van de andere aanvragers.

Voor geclausuleerde landelijke en niet landelijke commerciële radio-omroep geldt het volgende: Voor de toepassing van artikel 82e van de Mediawet en de daarop gebaseerde Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 wordt in percentages uitgedrukt in welke mate het voorgenomen uit te zenden programma voldoet aan de in die regeling opgenomen programmatische voorschriften en in hoeverre het voorgenomen uit te zenden programma uit stijgt boven deze voorschriften.

Voor het weergeven van deze percentages dient gebruik gemaakt te worden van de modellen uit bijlage D.

Voor de aanvraag van een middengolffrequentie geldt dat in dit hoofdstuk de aanvrager dient te beschrijven in hoeverre zijn programmatische voornemen specifiek gericht is de middengolf.

3. Doelgroep

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat de doelgroep is, waar de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens en het bedrijfsplan op richt. De totale luisteraarmarkt wordt daartoe afgebakend en in kleinere segmenten verdeeld. Het gekozen segment waar de doelgroep betrekking op heeft, wordt omschreven.

3.1. Landelijke FM

De onderstaande punten gelden als handvatten waarop nader kan worden ingegaan. De aanvrager is vrij andere punten te vermelden indien dit voor het bedrijfsplan van belang is.

Kavel A8 ongeclausuleerd voor het geval de bestemming wijzigt

Bij een aanvraag voor kavel A8 voor het geval de bestemming wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep kan de beschrijving van de doelgroep onder andere betrekking hebben op:

• demografische kenmerken (geslacht, leeftijd, inkomen, opleiding)

• psychologische criteria (sociale klasse, levensstijl)

• gedragscriteria (hoe vaak luistert men, wanneer luistert men)

Kavel A8 geclausuleerd

Bij een aanvraag voor de geclausuleerde kavel A8 kan de beschrijving van de doelgroep naast hetgeen hierboven is vermeld ook betrekking hebben op:

• het verband tussen de doelgroep en het programmatische voornemen

• de aannamen die worden gemaakt in de keuze van de doelgroep

• in hoeverre deze aannamen gevoelig zijn voor veranderingen

• waarom voor deze doelgroep is gekozen

3.2. Niet landelijke FM en AM

Bij een aanvraag voor een niet landelijke FM frequentie of AM frequentie kan de beschrijving van de doelgroep voldoen aan de eisen zoals gesteld bij de categorie ongeclausuleerd onder paragraaf 3.1. en kan nader worden ingegaan op regionale programmering of specifieke AM programmering.

4. Markt

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de in hoofdstuk drie beschreven doelgroep wordt gepositioneerd. Zo is kennis van de kenmerken en wensen/eisen van de afnemers (luisteraars en adverteerders) essentieel voor het formuleren van een gericht (marketing) beleid.

Bij de omschrijving kan worden ingegaan op de volgende punten. Bij elke omschrijving wordt expliciet vermeld welke aannamen en/of voorspellingen men hanteert.

4.1. Positionering

Op de te onderscheiden product- en marktcombinaties wordt concurrentie ondervonden van organisaties die zich met een (enigszins) vergelijkbaar programma op de markt begeven. De mate waarin concurrenten daadwerkelijk concurrenten zijn, is voor een belangrijk deel bepalend voor de mogelijkheden van de organisatie. Kenmerken daarbij kunnen onder andere zijn:

• De clausuleringen van de verschillende landelijke FM-frequenties.

• Een analyse van de huidige en toekomstige concurrentie op de markt.

• Beschrijving van de concurrenten in aantal en in termen van doelgroep/format.

• In welk opzicht is de eigen doelgroep cq programmatisch voornemen verschillend van de doelgroep cq programmatisch voornemen van de concurrenten.

• Waar zit het concurrentievoordeel?

• Welke strategie wordt gehanteerd om concurrenten voor te blijven?

4.2. Luisteraarmarkt

De luisteraarmarkt wordt beschreven. Aandachtspunten daarbij zijn:

• Een realistische inschatting van de luisteraarmarkt voor de gekozen doelgroep in verwachte luistertijdaandeel en luisterbereik voor de vergunningsperiode.

• Op welke wijze identificeert de luisteraar zich met het radiostation?

4.3. Adverteerdermarkt

De adverteerdermarkt wordt beschreven. Aandachtspunten bij de adverteerdermarkt zijn:

• Een realistische inschatting van de adverteerdermarkt voor de gekozen doelgroep.

• Kortingen die aan de adverteerders worden verleend.

• Wat zijn de drie grootste (potentiële) adverteerders?

• Hoe zijn de adverteerders te typeren?

• Welk verband is er tussen de inschatting van de luisteraarmarkt en de adverteerdermarkt?

• Welke aannamen en veronderstellingen worden gemaakt?

4.4. Trends en ontwikkelingen

De trends en ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie bepalen of beïnvloeden haar huidige en toekomstige mogelijkheden. Omgevingsontwikkelingen zijn ontwikkelingen die op allerlei gebied plaats kunnen vinden: vergrijzing, recessie, technologische ontwikkelingen.

5. Organisatie

In dit hoofdstuk wordt de toekomstige organisatie beschreven die nodig wordt geacht voor het in gebruik nemen van de vergunning. Naast het duidelijk maken van de activiteiten van de organisatie kan dit onderdeel dienen voor het scheppen van een coherent beeld van de organisatie. Ingegaan wordt op kennis en ervaring, de opbouw en grootte van de organisatie.

5.1. Kennis en ervaring

De aanvrager geeft aan in welke mate hij (toegang tot) kennis en ervaring heeft met betrekking tot de productie en exploitatie van radioprogramma's en zijn programmatische voornemens en onderbouwt dit. Verder kan worden aangegeven door wie en op welke wijze deze kennis en ervaring ten dienste wordt gemaakt aan de productie en exploitatie van radioprogramma's.

5.2. Bedrijfsfuncties

De beschrijving gaat in op de verschillende bedrijfsfuncties die binnen de organisatie worden onderscheiden zoals:

• marketing/sales

• programmering

• administratie

• personeelszaken

• beheer

Per functie kan worden aangegeven welke werkzaamheden worden verricht en hoe groot de personele inzet hierbij is. Middels een organogram kan duidelijk worden gemaakt op welke plaats binnen de organisatie (staf/lijn) de functies zijn geplaatst. Verder kan worden duidelijk gemaakt hoeveel personeel benodigd is en wat het opleidingsniveau en de leeftijdsopbouw van het personeel is.

5.3. Technische organisatie

Hier kan worden beschreven op welke wijze de technische organisatie is opgebouwd. De beschrijving kan ingaan op de technische hulpmiddelen die benodigd zijn voor de kerntaak van de toekomstige organisatie. Hierbij kan het productieproces - van het produceren van het programma tot het aanbieden aan de luisteraar - als leidraad worden genomen.

5.4. Vennootschappelijke structuur

De vennootschappelijke organisatiestructuur van het radiostation wordt beschreven en kan worden verduidelijkt met een organogram.

5.5. Management

Een goed management is een belangrijke succesfactor voor de continuïteit van de organisatie. Duidelijk wordt gemaakt in welke mate de kwaliteit en ervaring van het management is vormgegeven.

6. Omzet en kosten

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de specifieke omzet en kostenposten. De posten worden zowel kwantitatief beschreven als woordelijk toegelicht. Deze posten liggen mede ten grondslag aan de financiële overzichten in bijlage B.

6.1. Omzet

De verwachte netto omzet wordt beschreven en gekwantificeerd voor een periode van 9 kalenderjaren (2003 tot en met 2011). De verwachting is gebaseerd op de in het hoofdstuk 3 (Doelgroep) en hoofdstuk 4 (Markt) beschreven omstandigheden. De netto omzet is onderverdeeld in inkomstenbronnen als advertentie-inkomsten, sponsoring, inkomsten uit concernverband etc.

In onderstaande tabellen wordt aangegeven op welke wijze de omzetprognose voor 9 jaar kan worden opgesteld. De omzet wordt gespecificeerd naar omzet, die verkregen wordt van derden en omzet die verkregen wordt van ondernemingen binnen concernverband. Tevens wordt bij de reclameboodschappen aangegeven, hoeveel reclameboodschappen worden uitgezonden en wat het gemiddelde tarief van een uit te zenden reclameboodschap is.

Omzet reclame uitzendingen

Indien de advertentie-inkomsten geheel of gedeeltelijk gebaseerd zijn op barterovereenkomsten zal aandacht besteed worden aan de waardering van de inkomsten uit deze overeenkomsten. De waarde van de barterovereenkomsten moet gebaseerd zijn op de contraprestatie. Met name voor deze inkomsten is een adequate beschrijving nodig om oordeelsvorming over het realiteitsgehalte mogelijk te maken. De kosten van de tegenprestatie worden onder exploitatiekosten (paragraaf 6.2) afzonderlijk vermeld.

Omzet binnen concernverband

De inkomsten die van ondernemingen binnen concernverband worden ontvangen, worden hier opgenomen. Indien deze inkomsten materieel zijn, wordt een gelijke specificatie gegeven als gevraagd voor inkomsten van derden.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-10.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-11.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-12.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-13.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-14.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-15.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-16.gif

6.2. Kosten

De verwachte kosten worden beschreven en gekwantificeerd voor een periode van 9 jaar.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-17.gif

Lonen en salarissen

Hier wordt een overzicht gegeven van de lonen en salarissen per categorie werknemers alsmede de verwachte personeelsbezetting

stcrt-2003-151-p23-SC60490-18.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-19.gif

Sociale lasten en pensioenlasten

Hier wordt een berekening gegeven van de sociale lasten en overige personeelskosten, met vermelding van de gehanteerde percentages.

Afschrijving vaste activa

Hierbij wordt een overzicht gegeven van de afschrijvingen per categorie investering.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-20.gif

Exploitatiekosten

Een gedetailleerd inzicht wordt gevraagd in de exploitatiekosten. De 8 jaarlijkse termijnen van het financieel bod maken deel uit van de exploitatiekosten en worden hier opgenomen.

De kosten van de toezichthouder, de kosten van de contraprestaties bij barterovereenkomsten alsmede de overige exploitatiekosten worden hier eveneens vermeld.

Overige bedrijfslasten

Hieronder worden de algemene kosten, de huisvestingskosten, de kantoorkosten en de overige bedrijfslasten opgenomen, volgens onderstaand model:

stcrt-2003-151-p23-SC60490-21.gif

7. Investeringen

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de investeringen in de onderneming. Dit bevat zowel de technische woordelijke beschrijving alsmede de financiële opstelling. De investeringen worden uitgesplitst over de jaren. Het financieel instrument wordt eveneens onder de investeringen meegenomen. De investeringen liggen mede ten grondslag aan de financiële overzichten in bijlage B.

Overeenkomstig de navolgende tabel worden de investeringen schematisch weergegeven, waarbij tevens de afschrijvingstermijn wordt vermeld:

stcrt-2003-151-p23-SC60490-22.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-23.gifstcrt-2003-151-p23-SC60490-24.gif

Voor alle vaste activa in de tabel wordt een technische beschrijving opgenomen. Bij bestaande ondernemingen worden de bestaande activa in deze tabel meegenomen tegen de boekwaarde onder de kolom inbreng.

8. Financiering

In dit hoofdstuk worden de posten van de totale financiering toegelicht. Deze posten liggen mede ten grondslag aan de financiële overzichten in bijlage B. Indien er gebruik wordt gemaakt van enigerlei vorm van krediet of van garanties voor krediet, dan dienen de formele stukken hieromtrent te worden bijgevoegd. Uit dit hoofdstuk moet blijken dat de onderneming voldoende middelen heeft of kan genereren om de vergunning te kunnen exploiteren.

Daarbij kan worden ingegaan op:

de financieringsbehoefte voor

• werkkapitaal

• investeringen, waaronder financieel instrument

• aanloopverliezen

• financieel bod

• de financieringsmiddelen zoals

• eigen vermogen

• lang vreemd vermogen

• bankkrediet

• overige financieringsmiddelen

• garanties

NB - Ook indien geen externe financiering benodigd is, dient dat in dit hoofstuk te worden beschreven.

Bijlage A. Grondslagen voor de waardering

De grondslagen van waardering en resultaatbepaling dienen te worden uiteengezet. Deze dienen in overeenstemming te zijn met de grondslagen welke gebruikt worden bij het opstellen van de jaarrekening van de onderneming en dienen te voldoen aan de regels van Burgerlijk Wetboek 2 titel 9 en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

Het financiële instrument wordt behandeld als een investering in immateriële activa, de boekwaarde van deze post wordt in de geprognosticeerde balans opgenomen onder immateriële activa, de afschrijving wordt in de geprognosticeerde exploitatierekeningen opgenomen onder afschrijvingen.

Het financiële bod wordt betaald in 8 jaarlijkse termijnen en wordt in de geprognosticeerde exploitatierekeningen opgenomen onder exploitatiekosten.

Bijlage B. Financiële overzichten

Deze bijlage bevat modellen voor de financiële overzichten: Winst en verliesrekening, balans en liquiditeitsprognoses. In het bedrijfplan dienen alle drie deze overzichten te bevatten voor de periode 2003 tot en met 2011. Indien de aanvrager van mening is dat een andere indeling van de overzichten een beter inzicht geeft, kan van de overzichten worden afgeweken.

De overzichten dienen consistent met elkaar en met de voorgaande hoofdstukken te zijn.

B.1. Geprognosticeerde winst- en verliesrekening met toelichting

De geprognosticeerde winst- en verliesrekening geeft inzicht in de financiële performance van de onderneming. De winst- en verliesrekening bestrijkt een periode van 9 jaar, voor ieder jaar is een afzonderlijke opstelling weergegeven. Indien er posten in de winst- en verliesrekening zijn waarbij de omzet of de kosten afkomstig zijn van ondernemingen binnen concernverband wordt hiervan afzonderlijk melding gemaakt.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-25.gif

B.2 Geprognosticeerde balans met toelichting

Voor het hele tijdspad van de financiële overzichten wordt voor het eind van ieder jaar een geprognosticeerde balans opgesteld. De uitgangspositie (beginbalans van het eerste jaar) wordt duidelijk toegelicht. De balans geeft een overzicht van de financiële positie van de onderneming.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-26.gif

B.3. Liquiditeitsprognose

Voor het hele tijdspad van de financiële overzichten wordt de liquiditeitsprognose (per jaar) opgesteld. De liquiditeitsprognose geeft een overzicht van de liquiditeitspositie van de onderneming en geeft inzicht in financiële knelpunten

stcrt-2003-151-p23-SC60490-27.gif

Bijlage C. Gevoeligheidsanalyse

Ter onderbouwing van het bedrijfsplan kan de aanvrager een gevoeligheidsanalyse toepassen op het bedrijfsplan. Hierin wordt een overzicht gegeven van de invloed van de afwijking in elk van de afzonderlijke omzetcomponenten op de nettowinst, de solvabiliteit en de liquiditeit bijvoorbeeld volgens onderstaande schema's:

stcrt-2003-151-p23-SC60490-28.gif

Ook voor de andere componenten kunnen dergelijke berekeningen worden gemaakt indien deze individuele componenten ieder voor zich (zoals onderscheiden in de specificatie van de omzet) meer dan 10% uitmaken van de totale omzet in enig jaar.

Bijlage D. Modellen percentages programmatische voornemens

stcrt-2003-151-p23-SC60490-29.gif

D.1. Geclausuleerde kavel voor klassieke muziek of jazz-muziek (kavel A8)

In ieder leeg vakje dient u een opgave te doen van het percentage dat u op de desbetreffende dag van de week tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend aan het desbetreffende programmavoorschrift wenst te besteden. Dit percentage dient u te berekenen door het aantal minuten dat op de desbetreffende dag tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend aan het desbetreffende programmavoorschrift zal worden besteed (A) te delen door de zogenaamde netto-zendtijd (B), en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met 100%. Onder netto-zendtijd wordt verstaan: de totale zendtijd in minuten tussen 07.00 en 19.00 uur (720 minuten) minus het totaal aantal minuten aan reclameboodschappen en nieuws dat op de desbetreffende dag binnen het tijdvak 07.00 uur en 19.00 uur wordt uitgezonden.

Het percentage is dus: (A : B) x 100%. Het percentage wordt weergegeven in een heel getal (geen cijfers achter de komma).

In het laatste vakje dient u het gemiddelde percentage per dag, gemeten over een week, op te geven door de dagpercentages bij elkaar op te tellen en te delen door zeven. Ook dit percentage wordt weergegeven in een heel getal.

D.2. Kavel bestemd voor niet-landelijke commerciële radio-omroep

stcrt-2003-151-p23-SC60490-30.gif

Bovenstaande tabel dient u telkens per aangevraagde kavel volledig in te vullen.

In ieder leeg vakje dient u een opgave te doen van het percentage dat u op de desbetreffende dag van de week tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend aan muziek in het bijzonder gericht op het gebied waarvoor het programma bestemd is, wenst te besteden. Dit percentage dient u te berekenen door het aantal minuten dat op de desbetreffende dag tussen 07.00 uur en 19.00 uur uitsluitend aan het programmavoorschrift zal worden besteed (A) te delen door de zogenaamde netto-zendtijd (B), en de uitkomst daarvan te vermenigvuldigen met 100%. Onder netto-zendtijd wordt verstaan: de totale zendtijd in minuten tussen 07.00 en 19.00 uur (720 minuten) minus het totaal aantal minuten aan reclameboodschappen dat op de desbetreffende dag binnen het tijdvak 07.00 uur en 19.00 uur wordt uitgezonden.

Het percentage is dus: A : B x 100%. Het percentage wordt weergegeven in een heel getal (geen cijfers achter de komma).

In het laatste vakje dient u het gemiddelde percentage per dag, gemeten over een week, op te geven door de dagpercentages bij elkaar op te tellen en te delen door zeven. Ook dit percentage wordt weergegeven in een heel getal.

Toelichting

Algemeen

1. Inleiding

Op 26 mei 2003 zijn op basis van de procedure van vergelijkende toets door de Minister van Economische Zaken, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de vergunningen voor het gebruik van FM-frequentieruimte voor landelijke en niet-landelijke commerciële radio-omroep en voor het gebruik van AM-frequentieruimte verleend. Over de uitkomsten van de vergelijkende toets is de Tweede Kamer bij brief van 26 mei 2003 van de Minister van Economische Zaken (Kamerstukken II 2002/03, 24 095, nr. 137) geïnformeerd. De voor commerciële radio-omroep beschikbare frequentieruimte is door middel van de vergelijkende toets vrijwel volledig verdeeld. Een beperkt aantal kavels is echter onverdeeld gebleven. Het betreft het voor landelijke commerciële radio-omroep bestemde kavel A8, de voor niet-landelijke commerciële radio-omroep bestemde kavels B2, B11 en B26 en de kavels C7, C10 en C11 voor middengolf. Ten aanzien van deze onverdeeld gebleven kavels hebben de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bij brief van 17 juni 2003 aan de Tweede Kamer een voorstel tot verdeling gedaan (Kamerstukken II 2002/03, 24 095, nr. 139).

2. Vervolg op vergelijkende toets

In overleg met de Tweede Kamer is bepaald de resterende kavels in één verdelingsronde als vervolg op de vergelijkende toets uit te geven, waarbij de verdeling zal plaatsvinden volgens hetzelfde verdeelinstrument van vergelijkende toets en op basis van de dezelfde uitgangspunten. Ten aanzien van kavel A8 is besloten deze kavel als geclausuleerd kavel voor klassieke muziek of jazzmuziek uit te geven. Indien er geen of geen gekwalificeerde aanvragers voor de geclausuleerde kavel zijn, wordt kavel A8 overeenkomstig de eerder gebruikte verdelingssystematiek alsnog voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep bestemd. Het voorgaande betekent dat de voor deze vervolgverdeling benodigde ministeriële regelingen qua verdelingssystematiek zoveel mogelijk overeenkomen met de eerder voor de vergelijkende toets gebruikte regelingen. De onderhavige regeling wijkt daarom slechts op enkele onderdelen af van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 20031. Het betreft afwijkingen als gevolg van de omstandigheid dat er bij de start van de aanvraagprocedure reeds vergunninghouders zijn. Daarnaast is het aantal te verdelen kavels beperkt, waardoor enkele technische vereenvoudigingen in de regeling konden plaatsvinden. Voorts zal op dezelfde wijze als dat de vorige keer het geval was, bij de feitelijke uitvoering van de vergelijkende toets de adviescommissie van drie onafhankelijke deskundigen (de Onafhankelijke adviescommissie vergelijkende toets) betrokken zijn.

In de hiervoor genoemde brief van 17 juni 2003 is vermeld dat er naar wordt gestreefd de vergelijkende toets voor de overblijvende kavels in de zomer van 2003 van start te laten gaan, zodat deze uitgifteprocedure in het najaar van 2003 definitief kan worden afgerond. De voorzieningenrechter te Rotterdam heeft in een aantal vonnissen van 3 juli 2003 uitgesproken dat op deze wijze in voldoende mate wordt voldaan aan in de jurisprudentie van de rechtbank Rotterdam uitgesproken wens frequenties niet te lang ongebruikt te laten (zie onder meer zaaknummer VTELEC 03/1821-RIP). Met de in deze regeling voorziene procedure inzake de aanvraag en de vergelijkende toets wordt hieraan uitvoering gegeven.

3. Beschikbare frequentieruimte

De beschikbare frequentieruimte voor commerciële radio-omroep is in verband met de voorgenomen vergelijkende toets op grond van artikel 3.3, vijfde lid, juncto artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet nader bestemd voor achtereenvolgens geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep via de middengolf. In de bekendmaking die betrekking heeft op dit vervolg van de uitgifte van frequentieruimte voor het gebruik voor commerciële radio-omroep, blijkt welke frequentieruimte voor ieder van deze nadere bestemmingen is voorzien.

De frequentieruimte bestemd voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep bestaat uit kavel A8 waarvoor gebruiksvoorschriften gelden die in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn opgenomen. De aan deze kavel verbonden gebruiksvoorschriften (clausulering) zijn gericht op het realiseren van een zender voor klassieke muziek of jazz, danwel een mix daarvan. Deze clausulering draagt bij aan een gewenst minimum aan pluriformiteit in het totale commerciële programma-aanbod op landelijk niveau. Daarnaast kunnen aanvragers in het kader van de vergelijkende toets een verdergaande invulling geven aan deze clausulering en zich daarmee onderscheiden van andere aanvragers.

Indien ten aanzien van de kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep geen aanvragen worden ingediend, dan wel alle aanvragen voor kavel A8 met voornoemde bestemming niet in behandeling zijn genomen of zijn afgewezen, besluit de Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, dat de clausulering vervalt en dat de desbetreffende kavel alsnog nader wordt bestemd voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep (zie artikel 2, tweede lid). Aanvragers kunnen in hun aanvraag kavel A8 aanvragen voor het geval dat door het intreden van een dergelijke bestemmingswijziging kavel A8 voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep beschikbaar komt.

Indien artikel 2, tweede lid, wordt toegepast en daardoor de bestemming van kavel A8 wijzigt van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, zijn aan het gebruik van kavel A8 geen gebruiksvoorschriften op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 ten aanzien van het uit te zenden radio-programma verbonden. Evenmin zijn er vooraf gebruiksvoorschriften verbonden aan de kavels bestemd voor commerciële radio-omroep via middengolffrequenties. Voor het gebruik van frequentieruimte, bestemd voor niet-landelijke commerciële omroep gelden wel vooraf vastgestelde minimum-gebruiksvoorschriften op grond van de genoemde Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Die gebruiksvoorschriften zijn gericht op de regionale programmering van niet-landelijke commerciële zendstations.

Op grond van artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet geldt als hoofdregel dat voor de uitzending van radioprogramma's van eenzelfde instelling niet meer frequentieruimte gebruikt mag worden dan één FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties. In afwijking van dit artikellid is voor landelijke commerciële radio-omroep in de Regeling aanwijzing en gebruik commerciële radio-omroep 2003 bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling ten hoogste twee kavels mag verwerven, waarvan één voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en één voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Voor niet-landelijke commerciële radio-omroep is bepaald dat eenzelfde commerciële omroepinstelling frequentieruimte mag gebruiken voor zover het demografisch bereik niet meer bedraagt dan dertig procent, waarbij geldt dat een combinatie niet mogelijk is indien het demografisch bereik van een kleinere niet-landelijke kavel voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van een andere grotere niet-landelijke kavel dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide kavels vallen.

Eenzelfde commerciële omroepinstelling kan op grond van de hoofdregel van artikel 82f van de Mediawet niet voor zowel landelijke als voor niet-landelijke commerciële radio-omroep een vergunning verkrijgen. Het is wel toegestaan dat eenzelfde omroepinstelling een combinatie van vergunningen verkrijgt voor FM-kavel(s) en kavel(s) voor de middengolf. Als het FM verzorgingsgebied en het nachtelijke middengolf verzorgingsgebied elkaar overlappen, geldt met het oog op een doelmatig frequentiegebruik de verplichting om verschillende programma`s voor de overlappende kavels uit te zenden. Dezelfde verplichting geldt indien kavels voor de middengolf elkaar overlappen. Bijlage 2b bij de regeling bevat een overzicht van de kavels waarvoor bij overlapping de verplichting geldt een verschillend programma uit te zenden.

4. Aanvraagprocedure

Op grond van de artikelen 4, 6 en 8 van het Frequentiebesluit worden in onderhavige regeling regels gesteld ten aanzien van de indiening van een aanvraag en de in een aanvraag voor een vergunning op te nemen gegevens en bescheiden, de aan de aanvrager te stellen eisen en de wijze waarop de vergelijkende toets plaatsvindt. Om in aanmerking te kunnen komen voor een vergunning, moet een aanvraag bij de minister worden ingediend. De aanvraagprocedure ziet er op hoofdlijnen als volgt uit. Allereerst dient een belangstellende voor een vergunning een aanvraagdocument op te vragen. Het aanvraagdocument is een document als bedoeld in artikel 5 van het Frequentiebesluit. Het bevat onder meer een overzicht van het geheel van toepasselijke regels voor de aanvraag van een vergunning en de procedure van vergelijkende toets. Het aanvraagdocument kan worden opgevraagd met ingang van 15 augustus 2003, 09.00 uur. De belangstellende die een aanvraagdocument heeft opgevraagd kan met betrekking tot dat document tot 22 augustus 2003, vóór 14.00 uur vragen stellen aan de minister. De minister beantwoordt de vragen uiterlijk op 3 september 2003. Na afloop van deze zogenoemde vraag- en antwoordprocedure heeft de belangstellende nog tot 12 september 2003, vóór 14.00 uur, de gelegenheid om een aanvraag in te dienen. Van de aanvraag maakt het financieel bod onderdeel uit. Bij de aanvraag voor landelijke commerciële radio-omroep dient verder een bankgarantie te zijn gevoegd die betrekking heeft op de eerste twee van acht termijnen van het financieel bod. In artikel 18 van de regeling is bepaald wat de precieze hoogte van het bedrag van deze bankgarantie dient te zijn.

Aanvragen die niet voldoen aan de in artikel 13 bedoelde eisen, dus die bijvoorbeeld te laat worden ingediend, worden afgewezen. Daarnaast geldt nog de eis om bepaalde gegevens en bescheiden te overleggen, waaronder het indienen van een financieel bod door gebruik te maken van het hiertoe in bijlage 4 opgenomen modelformulier. Indien een aanvrager bij zijn aanvraag niet aan deze eisen voldoet, wordt hij op grond van artikel 14 in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vijf werkdagen te herstellen. Doet hij dat niet, dan wordt zijn aanvraag niet in behandeling genomen. De Minister van Economische Zaken deelt de aanvrager na de uiterste dag waarop de aanvraag kan worden ingediend, zo spoedig mogelijk mee of zijn aanvraag in behandeling is genomen. In het specifieke geval dat de aanvrager meer dan één aanvraag heeft ingediend en dit verzuim niet heeft hersteld, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft.

Nadat de aanvraag in behandeling is genomen, toetst de minister de aanvrager op de in de artikelen 16 tot en met 21 gestelde eisen ten aanzien van de rechtsvorm, de financiële positie, technische middelen, kennis en ervaring en hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroepinstelling, alsmede zijn bereidheid tot het leveren van ten minste een voorgeschreven mate van zorg voor de kwaliteit en continuïteit van het uit te zenden radio-programma. De aanvraag van de aanvrager die niet aan deze eisen voldoet, wordt afgewezen en wordt niet betrokken in de vergelijkende toets.

5. Beoordeling aanvragen op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet

Indien er sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet wordt de aanvraag afgewezen. Dit is een op zichzelf staande beoordeling die los staat van de procedure van de vergelijkende toets. Ook indien er maar één aanvrager voor een kavel in aanmerking zou komen, vindt deze beoordeling plaats. De beoordeling of de vergunning geweigerd moet worden, zal, uit oogpunt van efficiëntie, veelal plaatsvinden voorafgaand aan de vergelijkende toets.

Van de hiervoor bedoelde weigeringsgrond is onder meer sprake indien een aanvrager een bedrijfsplan in zijn aanvraag opneemt ten behoeve van de vergelijkende toets, waarvan duidelijk is dat de financiële haalbaarheid, mede gelet op het realiteitsgehalte en de samenhang van het bedrijfsplan, zo gering is dat een doelmatige exploitatie van de kavel waarop de aanvraag betrekking heeft op basis van dit plan geen kans van slagen zal hebben. De aanvraag wordt in dat geval afgewezen op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet.

Eveneens geldt dat de aanvraag voor landelijke geclausuleerde commerciële radio-omroep of voor niet-landelijke commerciële radio-omroep wordt afgewezen, indien uit de aanvraag blijkt dat de programmatische voornemens van de aanvrager niet voldoen aan de toepasselijke gebruiksvoorschriften in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Het gaat hier om de weigeringsgrond bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.

Daarnaast wordt de aanvraag ook afgewezen, indien er sprake is van strijd met de bij of krachtens artikel 82f van de Mediawet vastgestelde regels. De vergunning wordt in dat geval eveneens geweigerd op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan het geval dat de aanvrager reeds vergunninghouder is bij de start van de aanvraagprocedure en zijn aanvraag niet tot de verlening van een vergunning kan leiden, omdat hij anders meer kavels zou verwerven dan is toegestaan op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik commerciële radio-omroep 2003.

6. Toets op verbondenheid

In de Mededeling inzake toets op verbondenheid aanvragers vergunningen frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn potentiële deelnemers aan de procedure van de vergelijkende toets gewezen op het onderzoek naar onderlinge verbondenheid van commerciële omroepinstellingen in het kader van de uitgifte van de zero base frequentieruimte2. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de minister in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken, het Commissariaat voor de Media, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en een extern adviesbureau. Het toetsingskader voor dit onderzoek is in de mededeling nader beschreven en is voorts vermeld in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. De verbondenheid wordt beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van het indienen van de aanvraag. Door te toetsen op verbondenheid wordt voorkomen dat verlening van vergunningen in strijd komt met artikel 82f van de Mediawet en de uitgangspunten van het frequentiebeleid. Het gaat hierbij allereerst om verbondenheid van een aanvrager met andere commerciële omroepinstellingen die reeds een vergunning voor het gebruik van FM-frequentieruimte hebben verkregen. Daarnaast gaat het om de verbondenheid van een aanvrager met andere commerciële omroepinstellingen die eveneens een aanvraag in het kader van de aanvullende vergelijkende toets hebben ingediend. In beide gevallen geldt dat de betrokken commerciële omroepinstellingen door verbondenheid als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, worden beschouwd. De consequenties daarvan kunnen echter verschillen al naar gelang het eenzelfde instelling betreft die bij de start van de aanvraagprocedure over een vergunning voor het gebruik van FM-frequentieruimte beschikt of juist niet.

Indien een aanvrager niet zelf over een vergunning beschikt, maar verbonden is met een andere commerciële omroepinstelling die wel over een vergunning voor FM-frequentieruimte beschikt, dan is de consequentie in een aantal gevallen dat deze aanvrager om die reden een vergunning wordt geweigerd. Zo zal de aanvrager die kavel A8 voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep aanvraagt, de vergunning worden geweigerd indien hij verbonden is met een andere commerciële omroepinstelling die reeds over een vergunning voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep beschikt. Eenzelfde commerciële omroepinstelling mag immers niet meer dan één kavel voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep verwerven. De aanvrager die met een andere commerciële omroepinstelling met een vergunning is verbonden, wordt daarmee op dezelfde wijze behandeld als de aanvrager die zelf over een vergunning beschikt.

De gevolgen van verbondenheid van een aanvrager met een andere commerciële omroepinstelling met een vergunning staan los van de eventuele consequenties op grond van verbondenheid van een aanvrager met een andere commerciële omroepinstelling die ook een aanvraag heeft ingediend. Indien twee of meer aanvragers als eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, moeten worden beschouwd, is de aanvraagprocedure er op gericht deze onderling verbonden aanvragers in een gelijke positie te brengen ten opzichte van de aanvragers die niet onderling verbonden zijn. Hiertoe wordt allereerst nagegaan of de onderling verbonden aanvragers in hun aanvragen tezamen niet meer hebben aangevraagd dan een afzonderlijke aanvrager op grond van de regeling mag aanvragen. Indien blijkt dat de onderling verbonden aanvragers meer hebben aangevraagd dan een afzonderlijke aanvrager zou kunnen aanvragen, krijgen zij gelegenheid om hun aanvragen op dat punt aan te passen. In het artikelsgewijs gedeelte van de toelichting wordt nader uiteengezet wat de procedure daarvoor is, en wat er gebeurt indien die aanpassing niet plaatsvindt.

Ook de aanvrager die alleen een vergunning verwerft voor een middengolfkavel (en dus niet voor een FM-kavel), wordt getoetst op onderlinge verbondenheid met andere commerciële omroepinstellingen die reeds bij de start van de aanvraagprocedure over een vergunning voor gebruik van frequentieruimte beschikken of die een vergunning op grond van hun aanvraag verleend krijgen. Hiertoe is artikel 53c, eerste lid, onderdelen a en b, van het Mediabesluit van overeenkomstige toepassing verklaard op aanvragers voor de middengolf. Voor deze onderling verbonden aanvragers geldt de verplichting om verschillende programma's uit te zenden voor elkaar overlappende FM-kavels en middengolfkavels, en voor elkaar overlappende middengolfkavels. Dat onderzoek heeft pas betekenis bij het verlenen van de vergunningen, aangezien eenzelfde omroepinstelling die een vergunning verleend krijgt voor overlappende kavels waarbij ten minste één kavel voor middengolf is betrokken de verplichting krijgt opgelegd een verschillend programma op die kavels uit te zenden.

7. Hoofdlijnen procedure van vergelijkende toets met financieel bod

De aanvragen die in behandeling zijn genomen, en vervolgens niet zijn afgewezen op één van de gronden genoemd in de paragrafen 4, 5 en 6 komen in aanmerking om toegelaten te worden tot de procedure van de vergelijkende toets. Dit laat onverlet dat ook na toelating tot de procedure van vergelijkende toets een aanvraag nog kan worden geweigerd op grond van artikel 3.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet.

De procedure van de vergelijkende toets bestaat uit twee onderdelen. Eerst wordt nagegaan of onderscheid tussen de aanvragers kan worden gemaakt aan de hand van de criteria waaraan wordt getoetst. Indien uit die toetsing blijkt dat meerdere aanvragers voor een kavel als beste zijn geselecteerd, en derhalve in de vergelijking gelijk zijn geëindigd, wordt vervolgens uitsluitend tussen deze aanvragers verder geselecteerd op basis van de hoogte van het financieel bod dat is uitgebracht. De aanvrager die van deze aanvragers het hoogste financieel bod heeft uitgebracht, eindigt in dat geval als hoogste in rangorde ten opzichte van alle andere aanvragers.

In het eerste onderdeel van de procedure van de vergelijkende toets wordt met twee type criteria gewerkt. Het ene criterium ziet op de programmatische voornemens van de aanvrager, en het andere criterium heeft betrekking op het bedrijfsplan van de aanvrager dat de programmatische voornemens bedrijfseconomisch en in financiële zin onderbouwt. Voor alle bestemmingen geldt dat de aanvragers in ieder geval op hun bedrijfsplan worden getoetst. Getoetst wordt op de financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan, waartoe ook over het realiteitsgehalte en de samenhang van het bedrijfsplan een oordeel wordt gevormd. Ten behoeve van de toets op de financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan dient dit plan een aantal financiële hoofdstukken bevatten en een aantal hoofdstukken ter ondersteuning en onderbouwing van de financiële hoofdstukken, te weten de voornemens van de aanvrager met betrekking tot het programma, de doelgroep waar het programma zich op richt, kennis van de markten waar de aanvrager zich in begeeft en de inrichting van de organisatie. Uit de financiële hoofdstukken van het bedrijfsplan moet blijken of de aanvrager de kavel gedurende de looptijd van de vergunning kan exploiteren. Dit betekent dat op basis van het bedrijfsplan binnen de duur van de vergunningsperiode op de desbetreffende kavel een positief bedrijfsresultaat moet worden behaald. In de financiële hoofdstukken dient de aanvrager in te gaan op de netto omzet en kosten, de investeringen en de financieringsbehoefte, waaronder het uitgebrachte financiële bod. Bij landelijke commerciële radio-omroep dient daaraan het eenmalig bedrag verschuldigd op grond van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003 te worden toegevoegd. Bij de toets op het bedrijfsplan wordt niet alleen gekeken naar een gepresenteerd positief eindresultaat, maar ook naar de onderbouwing daarvan, de samenhang binnen het plan en het realiteitsgehalte van de cijfers en de gehanteerde aannames. Zo zal door aan te geven welke kennis en ervaring aanwezig is, het bedrijfsplan beter kunnen worden onderbouwd. Deze facetten tezamen bepalen de financiële haalbaarheid.

Bij een vergelijkende toets voor kavel A8 met de clausulering klassieke muziek of jazzmuziek alsmede bij een vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep, wordt van beide type criteria gebruik gemaakt. Naast de toets op het bedrijfsplan wordt afzonderlijk getoetst in welke mate de aanvragers met hun programmatische voornemens een ruimere invulling geven aan de gebruiksvoorschriften die in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 voor de diverse kavels zijn vastgesteld. De in die regeling voorkomende gebruiksvoorschriften bevatten minimum-eisen gericht op het doen ontstaan van bepaalde type zenders. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep zijn de gebruiksvoorschriften gericht op regionale programmering. In de artikelsgewijze toelichting wordt nader uiteengezet hoe aanvragers zich door middel van hun programmatische voornemens van elkaar kunnen onderscheiden. Aanvragers die kavel A8 aanvragen voor het geval de bestemming van deze kavel wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep worden, indien die bestemmingswijziging daadwerkelijk plaatsvindt, uitsluitend getoetst op hun bedrijfsplan. In tegenstelling tot de overige bestemmingen is er geen wijze waarop deze aanvragers, aan de hand van objectieve criteria, met elkaar vergeleken kunnen worden op programmatische voornemens. Bij commerciële radio-omroep middengolf wordt enkel het bedrijfsplan in de vergelijkende toets betrokken, maar wordt aan de programmatische voornemens als onderdeel van de toets op het bedrijfsplan extra gewicht toegekend.

Er wordt een globaal waarderingssysteem gehanteerd om onderscheid tussen aanvragers te maken.

Aanvragers voor kavel A8 voor klassieke of jazzmuziek of voor niet-landelijke commerciële radio-omroep krijgen voor hun programmatische voornemens de waardering 0 of + toegekend, en voor hun bedrijfsplan eveneens een 0 of +. Die beoordelingen monden uit in één van de volgende eindwaarderingen: 00, 0+, +0 of ++. De aanvragers die tot de vergelijkende toets zijn toegelaten, krijgen op basis van de toetsing van het bedrijfsplan en van de programmatische voornemens, één van deze eindwaarderingen toegekend. De beste beoordeling die aanvragers kunnen behalen is ++ door zowel op het bedrijfsplan als op de programmatische voornemens een + te scoren. De één na beste beoordeling die behaald kan worden, is een + voor de programmatische voornemens en een 0 voor het bedrijfsplan. Daarmee wordt de aanvrager die met een + voor de programmatische voornemens en met een 0 voor het bedrijfsplan is gewaardeerd, beter beoordeeld dan degene met een + voor het bedrijfsplan, en met een 0 voor de programmatische voornemens. Deze keuze berust op het belang dat in de procedure van de vergelijkende toets wordt gehecht aan de inhoud van de programmatische voornemens bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en niet-landelijke commerciële radio-omroep. Bij de commerciële radio-omroep middengolf wordt bij de waardering voor het bedrijfsplan rekening gehouden met de aparte positie die de programmatische voornemens daarin innemen. Een aanvrager die kavel A8 aanvraagt voor het geval de bestemming van deze kavel wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep kan voor zijn bedrijfsplan een nul (0) of een plus (+) toegekend krijgen, waarbij de 0 een lagere waardering is dan een +. Ieder van de tot de vergelijkende toets toegelaten aanvragers krijgt, op basis van de toetsing van het bedrijfsplan, één van beide eindwaarderingen toegekend.

Er wordt tussen alle aanvragers een rangorde vastgesteld. Voor zover mogelijk wordt die rangorde vastgesteld door middel van de verschillende eindwaarderingen. Indien meerdere aanvragers dezelfde eindwaardering hebben gekregen, heeft dat tot gevolg dat deze aanvragers tezamen lager of hoger in rangorde zullen zijn dan de aanvragers met een andere eindwaardering. Tussen de aanvragers met dezelfde eindwaardering wordt de rangorde vastgesteld door middel van het financieel bod. Daarbij geldt dat de aanvrager met het hoogste financieel bod het hoogste in rangorde van die aanvragers is, de aanvrager met een na hoogste financieel bod tweede in rangorde, etc. In het geval dat het financieel bod van twee of meer van deze aanvragers gelijk mocht zijn, kan tussen deze aanvragers nog geen rangorde worden aangebracht. In dat geval zal door middel van loting worden bepaald wie voor een kavel de hoogste in rangorde is. Loting zal door de notaris worden uitgevoerd. Voor zover dat ten behoeve van de toewijzing van kavels noodzakelijk is, zal door middel van bovenstaande systematiek per kavel voor iedere aanvrager worden bepaald welke plaats hij ten opzichte van alle andere aanvragers voor die kavel in de rangorde inneemt. Het financieel bod dient bij het indienen van de aanvraag te zijn uitgebracht, en kan nadien niet meer worden gewijzigd (sealed bid, first price). Indien de vergunning wordt verleend, dient het bod periodiek betaald te worden in acht gelijke termijnen. Het financieel bod is ook verschuldigd indien de aanvrager een vergunning verleend krijgt, terwijl hij niet op basis van zijn financieel bod als hoogste in rangorde werd beoordeeld.

Nadat de rangorde van aanvragers voor een kavel is bepaald, worden de regels voor toewijzing van kavels op de aanvragers toegepast. Over het algemeen zal de aanvrager die reeds in het bezit van een vergunning voor frequentieruimte is en om die reden niet een vergunning verleend kan krijgen voor een aangevraagde kavel, de vergunning geweigerd worden voorafgaand aan de toepassing van deze toewijzingsregels. Voor zover in een enkel geval die weigering niet eerder heeft kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld in verband met de vaststelling van verbondenheid, blijft de betreffende aanvraag in ieder geval bij de toepassing van de toewijzingsregels buiten beschouwing. Op deze wijze is gewaarborgd dat ook in het stadium van de toepassing van de toewijzingsregels een commerciële omroepinstelling niet een vergunning verleend krijgt, die door eerdere vergunningverlening daarvoor niet in aanmerking mag komen. Van de aanvragers die bij de toepassing van de toewijzingsregels voor kavel A8 voor geclausuleerde dan wel in voorkomend geval voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep niet buiten beschouwing zijn gelaten, krijgt de aanvrager de vergunning voor kavel A8 verleend die als hoogste in rangorde voor deze kavel is beoordeeld.

Terwijl voor landelijke commerciële radio-omroep uitsluitend kavel A8 voor verdeling beschikbaar is, zijn voor niet-landelijke commerciële radio-omroep meerdere kavels beschikbaar. Als gevolg daarvan zijn de toewijzingsregels gecompliceerder. Een aanvrager kan voor meer kavels hoogste in rangorde zijn dan hij mag verwerven gelet op hetgeen deze aanvrager of een daarmee verbonden instelling reeds aan kavels heeft verworven. Aan de hand van de rangorde van kavels en de voorkeuren die de aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag aan de kavels heeft gegeven, wordt bepaald voor welke kavel of kavels hij een vergunning verleend krijgt.

8. Afsluitende opmerkingen

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens over te leggen. Deze gegevens dienen er toe om de aanvrager te kunnen toetsen op de hierboven genoemde aspecten. Het verstrekken van de gegevens kan administratieve lasten voor de aanvrager met zich meebrengen. Een algemeen geldend uitgangspunt voor de regelgeving is dat de uit regelgeving voortkomende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk dienen te worden gehouden. Dit volgt onder meer uit het kabinetsstandpunt van 20 oktober 1999 (Kamerstukken II 1999/2000, 24 036, nr. 138). Tegen deze achtergrond is voor het verstrekken van de gegevens waar mogelijk aangesloten bij reeds bestaande administratieve verplichtingen voor de aanvragers.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 zijn de begripsomschrijvingen opgenomen. De aanvrager is degene die een aanvraag doet voor een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van commerciële radio-omroep. In de onderdelen d en e zijn `ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep' en `geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep' omschreven. Het verschil tussen deze bestemmingen ligt in het al dan niet aanwezig zijn van specifieke gebruiksvoorschriften die een kavel programmatisch kleuren. In de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zijn de kavels aangewezen waarvoor specifieke gebruiksvoorschriften gelden. Voor de toepassing van deze regeling wordt op grond van die gebruiksvoorschriften de volgende programmacategorie voor kavel A8 voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep gehanteerd: klassieke muziek of jazz (onderdeel f).

De bestemming landelijke commerciële radio-omroep onderscheidt zich op een tweetal punten van de bestemming niet-landelijke commerciële omroep. Het eerste punt betreft het geografische dekkingsgebied van de frequenties. De frequentieruimte voor de voor landelijke commerciële radio-omroep beschikbare vergunning heeft een grotendeels landelijke dekking. De frequentieruimte voor niet-landelijke commerciële omroep betreft een regionaal of lokaal dekkingsgebied. De daarvoor bestemde kavels bestaan uit één of meer frequenties, die zodanig zijn samengesteld dat per kavel sprake is van een zoveel mogelijk aaneengesloten verzorgingsgebied van voldoende omvang. Het tweede punt van onderscheid betreft de programma's. De programma's die verzorgd worden door landelijke commerciële omroep hoeven niet op een specifieke regio betrekking te hebben. Deze programma's zijn bedoeld voor een landelijk publiek. De door niet-landelijke commerciële radio-omroep verzorgde programma's hebben in het bijzonder betrekking op het regionale, geografische gebied waarover de dekking van de desbetreffende frequenties zich uitstrekt.

Artikelen 2 tot en met 4

Deze artikelen vermelden van alle bestemmingen de beschikbare vergunningen. De omschrijving van de kavels met de frequentieruimte ten aanzien waarvan de vergunningen worden verleend, is opgenomen in bijlage 1 bij de regeling. De kavels met de daarin opgenomen frequenties en de bijbehorende antenne-opstelplaatsen zijn in tabelvorm weergegeven. Met betrekking tot de landelijke commerciële radio-omroep en de niet-landelijke commerciële radio-omroep geldt een beperking ten aanzien van het aantal kavels waarvoor één partij een vergunning mag hebben. Indien de aanvrager bij de start van de aanvraagprocedure reeds vergunninghouder is voor FM-frequentieruimte of een met de aanvrager verbonden andere commerciële omroepinstelling dit is, kan deze aanvrager of de daarmee verbonden instelling uitsluitend op basis van zijn aanvraag een vergunning verleend krijgen indien hij voldoet aan de in artikelen 2, derde tot en met het vijfde lid, en 3, tweede tot en met het vijfde lid gestelde eisen.

Indien voor kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep geen enkele aanvraag is ingediend, wordt de bestemming van die kavel gewijzigd in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Dezelfde bestemmingswijziging vindt plaats, indien na toepassing van de artikelen 13, 14, 22, 24 of 36, tweede lid van de onderhavige regeling of artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet alle aanvragen voor een kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep niet in behandeling zijn genomen of zijn afgewezen.

Artikel 6 en 7

Het opvragen van het aanvraagdocument is een voorwaarde voor een geldige aanvraag. Het aanvraagdocument bevat belangrijke informatie over de frequentiekavels en over de aanvraagprocedure zoals die in deze regeling is vastgesteld. Het aanvraagdocument bevat bijvoorbeeld gegevens met betrekking tot de procedure van vergelijkende toets, inclusief het financieel bod. Ook is daarin informatie over de vergunningen en tariefinformatie met betrekking tot die vergunningen opgenomen. Het aanvraagdocument bevat verder voor de aanvraagprocedure relevante wet- en regelgeving en een cd-rom met de technische beschrijvingen van de te verdelen kavels. Het kan natuurlijk zo zijn dat het aanvraagdocument bepaalde vragen onbeantwoord laat. Om dit te ondervangen wordt op grond van artikel 7 de mogelijkheid geboden om aan de minister vragen te stellen over het aanvraagdocument. De vragen dienen per brief aan de minister te worden verzonden in de speciale vragenenveloppen die in het aanvraagdocument zijn opgenomen. Bij de brief moet tevens een diskette (format Microsoft Word) met de (niet tot de identiteit van de aanvrager herleidbare) elektronische versie van de vragen worden gevoegd. Bij verschillen tussen de tekst van de vragen op schrift en de tekst van de vragen op diskette, is de schriftelijke versie bindend. Alleen vragen die aan de eisen van artikel 7 voldoen en uiterlijk op 22 augustus 2003, vóór 14.00 uur zijn ontvangen, worden door de minister beantwoord. Iedereen aan wie een aanvraagdocument is verstrekt, krijgt alle geanonimiseerde vragen met de daarop gegeven antwoorden schriftelijk toegezonden.

Artikel 8

Te overleggen gegevens en bescheiden

De aanvraag dient in achtvoud te worden ingediend, waarvan één exemplaar is aangeduid als het originele exemplaar. Dit exemplaar dient door de aanvrager te worden ondertekend en tevens losbladig te worden aangeleverd. De laatstgenoemde eis wordt gesteld om snelle verwerking van de aangeleverde gegevens mogelijk te maken. De aanvraag dient de gegevens en bescheiden te bevatten die zijn opgesomd in bijlage 3 bij deze regeling. Deze bijlage bestaat uit de onderdelen I tot en met VIII en heeft op de volgende onderwerpen betrekking. In bijlage 3, onderdeel I, wordt aangegeven wat in de aanvraag opgenomen dient te zijn omtrent de gekozen bestemmingen, kavels en voorkeuren. Aan de hand van de onderdelen II en VIII wordt vastgesteld of de aanvrager voldoet aan eisen ten aanzien van rechtsvorm, financiële positie, kennis en ervaring, technische middelen en de bereidheid tot het waarborgen van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen. Deze eisen zijn opgenomen in de artikelen 16 tot en met 21.

Verder wordt mede op basis van de aan te leveren gegevens bedoeld in onderdeel III nagegaan of de aanvrager zodanig verbonden is met een vergunninghouder of met een andere aanvrager dat het gaat om eenzelfde omroepinstelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit. Ook aanvragers voor een vergunning voor middengolf dienen gegevens te overleggen waaruit blijkt of zij verbonden zijn met andere vergunninghouders of potentiële aanvragers. Indien onderzoek uitwijst dat bij deze aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf sprake is van verbondenheid, is de in de vergunning op te nemen verplichting van toepassing dat op de verworven kavels die elkaar overlappen verschillende programma's uitgezonden dienen te worden. In bijlage 2b zijn de overlappende kavels aangegeven.

De aanvraag dient voorts gegevens en bescheiden te bevatten bedoeld in de onderdelen IV, V, VI en VII. Dit betreft het door de aanvrager te overleggen bedrijfsplan en diens financieel bod.

Te overleggen bedrijfsplan

Het bedrijfsplan dient onder meer de programmatische voornemens voor een kavel te bevatten. Deze voornemens worden, naast de andere in het bedrijfsplan opgenomen onderdelen, betrokken in de beoordeling op financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan.

De in het bedrijfsplan opgenomen programmatische voornemens worden bij kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep en bij niet-landelijke commerciële radio-omroep tevens afzonderlijk getoetst, namelijk om te beoordelen in hoeverre de aanvrager meer biedt dan het voorgeschreven programmatisch minimum op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Uit de beschrijving van de programmatische voornemens in het bedrijfsplan dient in ieder geval te blijken dat minimaal aan de gebruiksvoorschriften op grond van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zal worden voldaan. Ook bij commerciële radio-omroep middengolf wordt afzonderlijk op de programmatische voornemens getoetst. Beoordeeld wordt de mate waarin de aanvrager zich met zijn programmatische voornemens specifiek op de middengolf richt.

Voor iedere kavel waarop een aanvraag betrekking heeft, dient het bedrijfsplan afzonderlijk in de aanvraag te worden opgenomen. Dit betekent dat een aanvrager voor iedere kavel die hij aanvraagt een apart en op maat gesneden bedrijfsplan zou kunnen indienen. Het is ook mogelijk dat de aanvrager in plaats daarvan een bedrijfsplan voor de ene kavel tevens voor een andere kavel gebruikt. In het laatste geval is wel vereist dat dit bedrijfsplan los van andere bedrijfsplannen kan worden beoordeeld. De aanvrager mag derhalve niet in het ene bedrijfsplan volstaan met te verwijzen naar een ander bedrijfsplan. In dat geval kan wel worden volstaan met kopieën van de delen uit het bedrijfsplan die worden overgenomen. Voor iedere kavel waarop een aanvraag betrekking heeft, dient voorts een apart financieel bod te worden uitgebracht. Daartoe dient telkens per kavel het model opgenomen in bijlage 4 van de regeling te worden gebruikt. Het financieel bod en het bedrijfsplan die op een kavel betrekking hebben, dienen samen gebundeld te zijn (door middel van een ringband of op een andere manier). Op deze wijze wordt bereikt dat per kavel de vergelijkende toets tussen meerdere aanvragers snel en juist kan worden uitgevoerd.

De aanvrager is verantwoordelijk voor de volledigheid, juistheid en betrouwbaarheid van alle gegevens en bescheiden die zijn opgenomen in de aanvraag. De minister kan te allen tijde de aanvrager verzoeken nadere informatie te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig is (artikel 46).

Artikelen 9 en 10

In artikel 9 is vastgesteld op welke kavels een aanvraag betrekking mag hebben. Een aanvraag kan op meerdere bestemmingen tegelijk betrekking hebben. Daarop is één uitzondering: een aanvraag voor FM-frequentieruimte kan niet op zowel landelijke als op niet-landelijke commerciële radio-omroep betrekking hebben. Daaraan ligt ten grondslag dat vanwege de ontwikkelingsmogelijkheden op niet-landelijk niveau, de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepinstellingen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en tevens dat voorkomen moet worden dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelen.

Een aanvraag kan binnen een gekozen bestemming op alle kavels betrekking hebben. Een aanvrager kan bijvoorbeeld alle kavels binnen niet-landelijke commerciële radio-omroep aanvragen. Indien de aanvraag op een toegelaten combinatie van bestemmingen betrekking heeft, bijvoorbeeld op niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep middengolf, kan eveneens voor ieder van deze bestemmingen een aanvraag op alle kavels betrekking hebben. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep kan het zich voordoen dat een aanvrager die reeds vergunninghouder is of zodanig met een vergunninghouder is verbonden dat er sprake is van eenzelfde instelling als bedoeld in artikel 82f, eerste lid, van de Mediawet, om die reden weliswaar één van de aangevraagde kavels mag verwerven maar niet allemaal. Gelet hierop dienen aan de kavels waarop een aanvraag voor niet-landelijke commerciële radio-omroep betrekking heeft, voorkeuren gegeven te worden op de wijze als is bepaald in artikel 10. De voorkeuren worden gebruikt in het kader van de toewijzing van kavels aan aanvragers. Voor landelijke commerciële radio-omroep is uitsluitend kavel A8 beschikbaar, zodat het gebruik van voorkeuren daarbij overbodig is. Bij commerciële radio-omroep middengolf is het gebruik van voorkeuren evenmin aan de orde. Binnen deze bestemming kan een aanvrager in beginsel alle aangevraagde kavels ook verwerven.

Artikel 12

Van de vergelijkende toets maakt een financieel bod onderdeel uit. Voor iedere kavel waarop de aanvraag betrekking heeft, ongeacht de bestemming waar het om gaat, dient een afzonderlijk financieel bod te worden uitgebracht. Het bod dient te worden uitgebracht door middel van een modelformulier dat als bijlage 4 bij de regeling is gevoegd. Het financieel bod dient in hele euro's te worden uitgebracht, en mag bijvoorbeeld niet worden uitgebracht als een percentage van te verwachten omzet of te behalen winst. Voor het bepalen van de hoogte van het uit te brengen financieel bod is van belang dat in artikel 42 is bepaald in welke termijnen het financieel bod dient te worden voldaan. De betalingstermijnen zijn niet geïndexeerd. Het financieel bod dient te worden onderscheiden van het eenmalig bedrag dat een aanvrager voor landelijke commerciële radio-omroep verschuldigd is op grond van de regeling Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003.

Artikelen 13 en 14

Indien een aanvraag niet tijdig wordt ingediend of op het verkeerde adres wordt afgeleverd, wordt de aanvraag afgewezen (artikel 13), onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht omtrent de doorzendplicht van de overheid. Ten aanzien van eventuele andere tekortkomingen in de aanvraag wordt de aanvrager ingevolge artikel 14, eerste lid, gedurende vijf werkdagen in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Artikel 11, eerste lid, bepaalt dat een aanvrager niet meer dan één aanvraag mag indienen. Indien een aanvrager meer dan één aanvraag indient en dit verzuim niet op de voorgeschreven wijze herstelt, wordt door middel van loting door de notaris bepaald welke aanvraag in behandeling blijft.

Artikelen 16 tot en met 21

De minister stelt vast of de aanvragen die in behandeling zijn genomen, voldoen aan de in de artikelen 16 tot en met 21 gestelde eisen. De aanvraag die niet voldoet aan één of meer van die eisen, wordt op grond van artikel 6 van het Frequentiebesluit en artikel 22 van de regeling geheel of gedeeltelijk afgewezen. Aangezien deze toegangseisen niet voor alle bestemmingen volledig identiek zijn, is ook gedeeltelijke afwijzing van een aanvraag mogelijk. De beslissing van de Minister van Economische Zaken om een deel of de gehele aanvraag van een aanvrager af te wijzen, is een besluit tot weigering van een vergunning in de zin van artikel 3.6, tweede lid, onderdeel c, van de Telecommunicatiewet. Eenzelfde beslissing zal de Minister van Economische Zaken ook nemen, indien zich een andere grond tot weigering voordoet op grond van artikel 3.6 van de Telecommunicatiewet. Daarbij is in het bijzonder te denken aan een besluit tot weigering op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdelen b en f, van de Telecommunicatiewet. Het algemeen deel van de toelichting gaat op deze gronden tot weigering nader in (paragraaf 5).

Entiteitsvorm (artikel 16)

In artikel 16 is de eis ten aanzien van rechtsvorm opgenomen. De aanvrager dient een privaatrechtelijke rechtspersoon, zoals genoemd in artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek, of een meerderjarige natuurlijk persoon te zijn. Aanvragen van maatschappen, commanditaire vennootschappen, rechtspersonen in oprichting en vennootschappen onder firma en vergelijkbare vennootschappen naar het recht van een ander land worden afgewezen.

Financiële positie (artikelen 17 en 18)

Naast algemene eisen ten aanzien van de financiële positie van de aanvrager gelden tevens specifieke eisen voor aanvragers die een aanvraag voor landelijke commerciële radio-omroep hebben ingediend. Deze aanvragers dienen een bankgarantie te overleggen tot zekerheid van een gedeelte van het financieel bod. Indien een aanvraag betrekking heeft op zowel kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep als op kavel A8 voor het geval dat de bestemming op grond van artikel 2, tweede lid, wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep heeft de bankgarantie betrekking op de hoogste van beide financiële biedingen.

Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep en commerciële radio-omroep middengolf is de economische waarde van een kavel van een andere orde dan bij landelijke commerciële radio-omroep. Gelet hierop wordt bij deze nadere bestemmingen geen bankgarantie verlangd.

Kennis en ervaring en technische middelen (artikel 19)

In artikel 6 van het Frequentiebesluit is voorgeschreven dat bij de procedure van de vergelijkende toets aan de aanvrager eisen gesteld dienen te worden omtrent diens kennis en ervaring en de technische middelen waarover hij kan beschikken. Het gaat om kennis en ervaring waarover de aanvrager aantoonbaar kan beschikken, waarbij het, afhankelijk van de bestemming, om gerichte kennis en ervaring gaat. De aanvrager hoeft hierover niet zelf te beschikken, maar kan tevens afspraken hebben gemaakt met derden die bereid zijn hun kennis en ervaring met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma ter beschikking te stellen aan de aanvrager. Hetzelfde geldt voor de eis die wordt gesteld ten aanzien van het kunnen beschikken over de technische middelen met betrekking tot de productie en exploitatie van een radioprogramma. De aanvrager dient daartoe alle relevante informatie, bijvoorbeeld in de vorm van overeenkomsten met derden, bij de aanvraag te overleggen.

Hoedanigheid (artikel 20)

Een andere toelatingseis betreft de hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep. Op grond van artikel 71a van de Mediawet mag een commerciële omroepinstelling in Nederland niet uitzenden zonder toestemming van het Commissariaat voor de Media. In verband daarmee regelt artikel 20 dat de aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag een bewijs van toestemming van het Commissariaat moet kunnen overleggen. Omdat het voor met name buitenlandse aanvragers problematisch kan zijn om al in de fase van aanvraag over de vereiste toestemming te beschikken, volstaat bij de aanvraag ook een bewijs dat de vereiste toestemming is aangevraagd. Uiterlijk op 3 oktober 2003 dient de aanvrager over de Nederlandse toestemming te beschikken.

Democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen (artikel 21)

Tot waarborging van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen dient zowel de aanvrager voor landelijke als de aanvrager voor niet-landelijke commerciële radio-omroep een verklaring te overleggen. Deze verklaring heeft betrekking op de waarborging van het in de toelichting op het Frequentiebesluit (Stb. 2002, 467, blz. 4) genoemde belang van voldoende zorg voor het programma. Bij de verklaring van de aanvrager voor landelijke commerciële radio-omroep gaat het om de taal waarin wordt gepresenteerd en het uitzenden van nieuwsbulletins. Voor niet-landelijke omroep heeft de verklaring uitsluitend betrekking op de taal waarin wordt gepresenteerd. De eisen zijn zodanig gesteld dat van iedere radio-omroepinstelling verwacht mag worden dat daaraan kan worden voldaan. De in de verklaring opgenomen eisen worden als voorwaarden in de vergunning opgenomen.

Artikelen 24 en 25

De artikelen 24 en 25 regelen wat er gebeurt, indien een aanvrager zodanig met een andere aanvrager is verbonden dat het gaat om eenzelfde omroepinstelling in de zin van artikel 82f van de Mediawet juncto artikel 53c van het Mediabesluit. Indien onderling verbonden aanvragers tezamen meer kavels voor FM hebben aangevraagd, dan wat een afzonderlijke aanvrager aan FM-kavels mag aanvragen krijgen zij gedurende vijf werkdagen de gelegenheid om hun aanvragen daarop aan te passen door gehele of gedeeltelijke intrekking van hun aanvra(a)g(en). Dit doet zich voor indien zowel kavels voor landelijke als voor niet-landelijke commerciële radio-omroep worden aangevraagd, of indien een kavel binnen dezelfde bestemming twee keer is aangevraagd. Indien van de mogelijkheid tot herstel geen gebruik is gemaakt, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag in behandeling blijft. De overige aanvragen worden afgewezen. Dat besluit van de minister is een weigering tot het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, van de Telecommunicatiewet.

Onderling verbonden aanvragers krijgen voorts gedurende vijf werkdagen de gelegenheid om hun voorkeuren aan te passen, zodat er ook in dat opzicht geen verschil is met de aanvraag van een afzonderlijke aanvrager. Zou die mogelijkheid niet worden geboden, dan kan zich bijvoorbeeld de situatie voordoen dat onderling verbonden aanvragers tezamen twee aanvragen hebben ingediend waarin de ene aanvrager een eerste voorkeur aan kavel A geeft en de andere aanvrager in zijn aanvraag een eerste voorkeur aan kavel B geeft, terwijl beide kavels binnen dezelfde bestemming vallen. Bij de toewijzing van kavels zou dat tot een verschil in behandeling tussen onderling verbonden aanvragers en afzonderlijke aanvragers kunnen leiden. Een afzonderlijke aanvrager kan binnen een bestemming één keer een eerste voorkeur opgeven, en niet meerdere keren. Indien van de mogelijkheid tot aanpassing van voorkeuren geen gebruik wordt gemaakt, worden de voorkeuren door middel van loting vastgesteld.

De hiervoor bedoelde verbondenheid tussen aanvragers onderling is te onderscheiden van het onderzoek naar verbondenheid van een aanvrager met een commerciële omroepinstelling die al bij de start van de aanvraagprocedure over een vergunning voor het gebruik van FM-frequentieruimte beschikt. In dit laatste geval is er sprake van verbondenheid tussen een aanvrager en een vergunninghouder, hetgeen in bepaalde gevallen de weigering van de aangevraagde vergunning op grond van artikel 3.6, eerste lid, van de Telecommunicatiewet tot gevolg heeft.

Ook bij aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf wordt nagegaan of zij met een andere aanvrager of met een bij de start van de aanvraagprocedure bestaande vergunninghouder verbonden zijn. Dat onderzoek heeft pas betekenis bij het verlenen van de vergunningen, omdat eenzelfde omroepinstelling die een vergunning verleend krijgt voor overlappende kavels waarbij ten minste één kavel voor middengolf is betrokken de verplichting krijgt opgelegd een verschillend programma op die kavels uit te zenden. Dit volgt uit artikel 45 van de regeling en zal in de vergunning worden vastgelegd. De overlappende kavels zijn aangegeven in bijlage 2b.

Artikel 26

Artikel 26, eerste tot en met vierde lid, van de regeling bepaalt per bestemming wanneer de procedure van vergelijkende toets van toepassing is. Dit gebeurt nadat duidelijk is welke aanvragen voor een kavel in behandeling zijn genomen en tussentijds niet zijn afgewezen.

Artikel 26, eerste en tweede lid, bepalen wanneer de procedure van vergelijkende toets op geclausuleerde respectievelijk ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep van toepassing is. Het betreft de verdeling van één beschikbaar kavel, zodat de vergelijkende toets van toepassing zodra er meer dan één aanvrager is. Artikel 26, derde en vierde lid, bepalen wanneer de procedure van vergelijkende toets op niet-landelijke commerciële radio-omroep respectievelijk commerciële radio-omroep middengolf van toepassing is. Ten aanzien van de twee laatstgenoemde bestemmingen geldt, dat zodra binnen een bestemming een aanvraag op één of meer kavels betrekking heeft en de aanvraag van een ander op ten minste ook één van deze kavels betrekking heeft, de procedure van vergelijkende toets van toepassing is. De procedure van vergelijkende toets is in dat geval van toepassing op alle kavels die binnen de desbetreffende bestemming zijn aangevraagd, zodat daarbij ook kavels betrokken kunnen zijn die slechts door één aanvrager zijn aangevraagd. Bepalend is echter of er ten minste één kavel is waarop een aanvraag betrekking heeft, waarvoor ook een andere aanvrager interesse heeft.

Artikel 26, vijfde lid, bepaalt op welke wijze toewijzing van kavels plaatsvindt indien de procedure van vergelijkende toets niet wordt toegepast. Praktische betekenis heeft dit artikellid indien een aanvrager voor alle binnen een bestemming aangevraagde kavels de enige is, en bovendien binnen die bestemming meer heeft aangevraagd dan hij maximaal mag verkrijgen. In die situatie wordt aan de hand van de door de aanvrager aan de kavels opgegeven voorkeuren bepaald welke kavels hij verkrijgt. Uitsluitend bij niet-landelijke commerciële radio-omroep kan zich dit voordoen.

Artikel 27

Bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep wordt de aanvrager getoetst op zowel zijn programmatische voornemens als op de financiële haalbaarheid van zijn bedrijfsplan. Voor ieder van beide toetsonderdelen krijgt de aanvrager een nul of een plus toegekend, waarna de eindwaardering wordt bepaald. De toets op financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep (zie hierna de toelichting bij artikel 29). De programmatische voornemens van de aanvrager worden in het bedrijfsplan beschreven. Die voornemens dienen tezamen met enkele andere in het bedrijfsplan opgenomen onderwerpen ter ondersteuning en onderbouwing van het financiële gedeelte van het bedrijfsplan. Daarnaast worden bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep de programmatische voornemens ook zelfstandig getoetst. Bepalend voor die toetsing is in welke mate de aanvragers met hun programmatische voornemens uitstijgen boven het hetgeen programmatisch is voorgeschreven in de gebruiksvoorschriften van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 voor kavel A8 voor klassieke muziek of jazzmuziek.

Een aanvrager stijgt uit boven hetgeen programmatisch voor kavel A8 is voorgeschreven, indien hij aanbiedt een radioprogramma uit te zenden dat:

- tijdens de in artikel 4 van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 genoemde uitzenduren een hoger percentage dan het minimaal voorgeschreven percentage van de gebruikte zendtijd aan de voor de programmacategorie klassieke muziek of jazzmuziek genoemde programmaonderdelen bevat.

De gebruiksvoorschriften verschillen bij geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep per programmacategorie. Dit betekent voor de toets op programmatische voornemens dat deze toets voor kavel A8 voor klassieke muziek of jazzmuziek wordt ingevuld afhankelijk van het voor deze kavel voorgeschreven gebruik. Op grond van artikel 27 en gelet op het bepaalde in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, wordt voor de geclausuleerde kavel A8 voor klassieke muziek of jazzmuziek de volgende programma-inhoud tijdens de voorgeschreven daguren getoetst.

Klassieke muziek of jazz-muziek

De aanvrager kan programmatisch uitstijgen boven het minimum dat is voorgeschreven door in zijn bedrijfsplan op te nemen in welke mate hij de kavel voor klassieke muziek of jazz-muziek wenst te gebruiken door een radioprogramma uit te zenden dat tussen 07.00 uur en 19.00 uur:

- meer dan 50% procent klassieke muziek, moderne klassieke muziek daaronder begrepen, of jazz-muziek bevat.

In de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 wordt verder aangegeven en toegelicht wat onder het voorgeschreven programmatisch minimum wordt verstaan. Zo wordt bijvoorbeeld bij de gebruiksvoorschriften uitgegaan van de daadwerkelijke aan de programmavoorschriften besteedde uitzendtijd, gemeten in uren/minuten. Bij de toets op het programmatisch voornemen wordt bij dat voorschrift aangesloten.

De toets richt zich op de voorgeschreven programma-onderdelen die een kavel kleur geven. De toetsing op de programma-onderdelen leidt tot een totaalbeeld van het relevante programmatisch aanbod van de aanvrager. Dat wordt in relatie gebracht met het aanbod van de andere aanvragers, waarna de eindwaardering van de aanvrager kan worden vastgesteld. Indien een of meer aanvragers programmatisch significant uitstijgen boven het aanbod van anderen dan leidt dat tot de eindwaardering van een plus. Indien uit het aanbod van een aanvrager naar voren komt dat hij op één of meerdere onderdelen ten opzichte van andere aanvragers aan het overbieden is, dat wil zeggen dat zijn programmatische voornemens niet meer in verhouding staan tot hetgeen anderen aan voornemens hebben gepresenteerd, zal die aanvrager niet een hogere eindwaardering dan een plus toegekend krijgen. Bovendien zou een extreem hoog programmatisch aanbod gevolgen kunnen hebben voor de financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan.

Indien de aanvrager een vergunning verleend krijgt voor kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep zal het gedeelte van zijn programmatisch aanbod dat in het bedrijfsplan is opgenomen en dat als relevant is aan te merken voor de toets op het programmatisch voornemen, als voorwaarde in de vergunning worden opgenomen. Dat is ook het geval indien de vergelijkende toets geen toepassing vindt.

Artikel 28

Aangezien bij kavel A8 met de bestemming geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep afzonderlijk wordt getoetst op de programmatische voornemens, wordt aan dit onderdeel afzonderlijk gewicht toegekend bij de eindwaarderingen. Niet alleen aan het bedrijfsplan, maar ook aan de programmatische voornemens wordt een nul of een plus toegekend. Dit betekent dat een aanvrager voor kavel A8 één van de volgende eindwaarderingen kan krijgen: 00, 0+, +0 en ++. De aanvrager die is toegelaten tot de vergelijkende toets kan niet voor één of beide toetsonderdelen een `min' scoren. Aanvragers met een bedrijfsplan waarvan de financiële haalbaarheid, mede gelet op het realiteitsgehalte en de samenhang er van, zo gering is dat het een doelmatige exploitatie van de kavel in de weg staat, worden niet tot de vergelijkende toets toegelaten. Ook de aanvragers met programmatische voornemens die niet voldoen aan de minimum gebruiksvoorschriften neergelegd in de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003, worden van deelname aan de vergelijkende toets uitgesloten. In het algemeen deel van de Toelichting wordt ingegaan op de onderlinge verhouding tussen de waarderingen die toegekend kunnen worden, alsmede op de vaststelling van de rangorde tussen de aanvragers voor een kavel.

Artikel 29

Aanvragers die kavel A8 aanvragen voor het geval op grond van artikel 2, tweede lid, de bestemming van deze kavel zich wijzigt van geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, worden uitsluitend op hun bedrijfsplan getoetst en vergeleken. Het bedrijfsplan voor kavel A8 dient volgens een voorgeschreven stramien te worden opgezet. Daarin dienen de in artikel 27, vierde lid genoemde onderwerpen aan bod te komen. Ook het financieel bod dat voor de kavel is uitgebracht en het bedrag dat verschuldigd is op grond van de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2003 dienen bij het bedrijfsplan betrokken te worden. Indien één van de voorgeschreven hoofdstukken (inclusief de verplicht voorgeschreven toepasselijke bijlagen) niet in het bedrijfsplan is opgenomen, voldoet de aanvrager niet aan het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van de regeling en krijgt hij de mogelijkheid dit verzuim te herstellen op grond van artikel 14, eerste lid, van de regeling.

De toetsing op een bedrijfsplan dat alle voorgeschreven onderdelen bevat, richt zich op de financiële haalbaarheid van het bedrijfsplan. Daarbij gaat het om de vraag of de aanvrager de kavel gedurende de looptijd van de vergunning kan exploiteren. In het algemeen deel van de Toelichting wordt nader ingegaan op financiële haalbaarheid als criterium waarop wordt getoetst.

Uitgangspunt bij de beoordeling van ieder bedrijfsplan is dat kavel A8 waarop het bedrijfsplan betrekking heeft zelfstandig exploitabel dient te zijn. Synergie-effecten die kunnen optreden indien een aanvrager reeds over één of meer vergunningen beschikt, worden bij de beoordeling niet betrokken. Indien er sprake is van een bedrijfsplan met een positief eindresultaat maar met een zodanig geringe onderbouwing, samenhang of realiteitsgehalte dat een doelmatige exploitatie van kavel A8 op basis van dit plan geen kans van slagen zal hebben, wordt de aanvrager voor kavel A8 niet tot de vergelijkende toets toegelaten. De aanvraag is dan al negatief beoordeeld, en afgewezen op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet.

Artikel 30

Indien de bestemming van kavel A8 wijzigt in ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep, wordt het door de aanvrager ingediende bedrijfsplan voor kavel A8 voor ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep met een nul of een plus gewaardeerd. Die waarderingen zijn vergelijkbaar met de beoordelingen voldoende en goed. De beoordeling van alle in het bedrijfsplan opgenomen onderwerpen monden uit in een van deze beide eindwaarderingen. Indien meer dan één aanvrager met een plus op het bedrijfsplan voor een kavel is gewaardeerd, kan op basis van het bedrijfsplan tussen deze aanvragers geen onderscheid worden gemaakt. In dat geval bepaalt de hoogte van het uitgebrachte financieel bod hoe de rangorde tussen deze aanvragers zal zijn. Degene met het hoogste financieel bod wordt aangemerkt als de aanvrager die ten opzichte van de andere aanvragers voor kavel A8 de hoogste in rangorde is. In het geval dat ook het financieel bod van twee of meer aanvragers gelijk is, zal uitsluitend tussen deze aanvragers door middel van loting de rangorde worden bepaald. Loting zal door de notaris worden uitgevoerd.

Artikelen 31 en 32

De procedure van de vergelijkende toets voor niet-landelijke commerciële radio-omroep is voor wat betreft beoordelings- en waarderingssystematiek vergelijkbaar met die voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep. Verschil bestaat er in het voorgeschreven minimum aan programmatische voornemens. Bij niet-landelijke commerciële radio-omroep zijn die verplichtingen regionaal van karakter. Een aanvrager kan programmatisch uitstijgen boven het minimum dat is voorgeschreven door in zijn bedrijfsplan op te nemen in welke mate hij de kavels voor regionale uitzendingen wenst te gebruiken door een radioprogramma uit te zenden dat tussen 07.00 uur en 19.00 uur:

- voor meer dan 10 procent bestaat uit onderdelen, reclameboodschappen uitgezonderd, die in het bijzonder betrekking hebben op het gebied waarvoor de programma's zijn bestemd.

Artikelen 33 en 34

Aanvragers voor commerciële radio-omroep middengolf nemen een aparte positie in ten opzichte van de andere bestemmingen. Ook bij commerciële radio-omroep middengolf wordt het bedrijfsplan in de vergelijkende toets betrokken, maar wordt aan de programmatische voornemens als onderdeel van het bedrijfsplan extra gewicht toegekend ten opzichte van de andere onderdelen die van het bedrijfsplan deel uitmaken. Hier wint het bedrijfsplan aan realiteitsgehalte, indien er aanvragers zijn die in staat zijn zich met hun programmering specifiek te richten op een toepassing voor de middengolf. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan muziek die beter tot zijn recht komt in mono-kwaliteit of aan radio-programma's waarbij (ook) het gesproken woord een belangrijke plaats inneemt. Een niet specifieke programmering voor de middengolf onderscheidt zich immers niet van een programmering die gericht is op de FM, terwijl bijvoorbeeld de technische kwaliteit van de FM-frequenties aanzienlijk beter is. Het wordt aan de aanvragers zelf overgelaten in het bedrijfsplan te onderbouwen waarom hun programmering specifiek geschikt is voor de middengolf.

Bij commerciële radio-omroep middengolf wordt aan de programmatische voornemens extra gewicht toegekend door hiervoor een plus (+) te reserveren. Naast de plus (+) of nul (0) voor het bedrijfsplan als geheel, kan de aanvrager voor zijn programmatische voornemens uitsluitend een plus (+) toegekend krijgen. De programmatische voornemens van de aanvrager kunnen hierdoor uitsluitend door middel van deze plus (+) bijdragen aan de eindwaardering van een aanvrager. Indien een aanvrager niet in staat is zich met zijn programmatische voornemens specifiek op een toepassing voor de middengolf te richten, leidt dit niet tot een afzonderlijke waardering. De eindwaarderingen voor het bedrijfsplan zijn: 0, +, of ++.

Artikel 35

Dit artikel is uitsluitend van betekenis indien een kavel weliswaar in de procedure van de vergelijkende toets is betrokken op grond van artikel 26, derde of vierde lid, maar op die kavel maar één aanvraag betrekking heeft. Het betreft bijvoorbeeld het geval dat een aanvrager voor niet-landelijke commerciële radio-omroep meerdere kavels aanvraagt, waarvan ten minste één van die kavels ook door een ander is aangevraagd. De procedure van vergelijkende toets is dan op al die kavels van toepassing, inclusief de kavels waarvoor de aanvrager de enige is. Uitsluitend ten aanzien van de kavels waarvoor de aanvrager de enige is, geldt dan bij de toewijzing in het kader van de procedure van de vergelijkende toets de regel dat hij voor die kavels wordt beschouwd als hoogste in rangorde te zijn beoordeeld. De kavels waarvoor de aanvrager de enige is worden door het bepaalde in artikel 35 bij de toewijzing betrokken.

Artikelen 36 en 37

Artikel 36 bepaalt hoe kavels aan aanvragers voor geclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep worden toegewezen. Op grond van artikel 36, eerste lid, geldt bij de toewijzing als uitgangspunt dat degene die als hoogste in rangorde voor een kavel eindigt, die kavel krijgt toegewezen. Artikel 36, tweede lid, bepaalt wanneer een aanvrager bij deze toewijzing buiten beschouwing blijft. Het betreft aanvragers die over een in dat artikellid nader aangeduide vergunning voor frequentieruimte beschikken of verbonden zijn met een andere instelling die over een dergelijke vergunning beschikt.

Uit artikel 37 volgt dat dezelfde toewijzingssystematiek ook wordt toegepast bij ongeclausuleerde landelijke commerciële radio-omroep.

Artikel 38

Bij de toewijzing van de kavels aan de aanvragers geldt als uitgangspunt dat degene die als hoogste in rangorde voor een kavel eindigt en daarvoor zijn hoogste voorkeur heeft, die kavel krijgt toegewezen. Er dient evenwel rekening mee worden gehouden dat een aanvrager geen verboden combinaties mag krijgen en niet meer kavels kan verkrijgen dan tot een maximum van 30% demografisch bereik. Dit in relatie tot het demografisch bereik van de kavels waarvoor hij bij de start van de aanvraagprocedure reeds een vergunning heeft en de te verkrijgen kavels. Ter verduidelijking is onderstaand voorbeeld bijgevoegd.

Aanvrager I heeft reeds 24% demografisch bereik op grond van de eerdere verdeling.

Aanvrager II heeft reeds 10% demografisch bereik op grond van de eerdere verdeling. Daarnaast leveren de eerder door hem verworven kavels een verboden combinatie op met kavel B2.

Aanvrager III heeft op grond van de eerdere verdeling geen kavels verworven.

stcrt-2003-151-p23-SC60490-31.gif

* Kavel A en kavel B zijn verboden combinaties.

Vk + cijfer = voorkeur die de aanvrager aan de kavel heeft gegeven ten opzichte van de andere kavels waarop zijn aanvraag binnen de bestemming betrekking heeft, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager aan die kavel zijn hoogste voorkeur heeft gegeven.

R + cijfer = rangorde van de aanvrager ten opzichte van andere aanvragers voor die kavel, waarbij het cijfer 1 betekent dat de aanvrager de hoogste in rangorde is.

Het percentage is het demografisch bereik van de kavel.

Op grond van het eerste lid worden aan de aanvragers de kavels toegewezen waaraan zij zowel de eerste voorkeur hebben gegeven als het hoogste in rangorde zijn beoordeeld waarbij rekening gehouden dient te worden met het huidige bereik van de aanvrager. In dit voorbeeld is Aanvrager I de hoogste in rangorde voor kavel B11 en geeft hij zijn hoogste voorkeur hiervoor. Kavel B11 vormt in dit voorbeeld geen verboden combinatie met de kavels waarvoor Aanvrager I reeds een vergunning heeft. Kavel B11 wordt daarom aan Aanvrager I toegewezen. Het nieuwe bereik van aanvrager I bedraagt 24,8%. Er is geen kavel waaraan aanvrager II of III hun eerste voorkeur hebben gegeven en waarvoor zij het hoogste in rangorde zijn beoordeeld. De toepassing van het eerste lid leidt voor aanvrager II of III niet tot een toewijzing van enig kavel.

Het tweede lid ziet op gelieerde instellingen, in dit voorbeeld is daarvan geen sprake.

Op grond van het derde lid worden de eerste twee leden herhaald waarbij het voorkeursnummer wordt verhoogd naar twee. Uit het herhaalde eerste lid volgt dan dat aan de aanvragers de kavels worden toegewezen waaraan zij zowel de tweede voorkeur hebben gegeven als het hoogste in rangorde zijn beoordeeld, tenzij toewijzing van deze kavels zou leiden tot een verboden combinatie als bedoeld in artikel 3, derde lid, of zou leiden tot een demografisch bereik van meer dan 30%. In het voorbeeld zou aanvrager I kavel B2 toegewezen krijgen, maar omdat aanvrager I reeds 24,8% bereik heeft en het verkrijgen van kavel B2 zou leiden tot een groter bereik dan 30%, namelijk 30,3%, wordt kavel B2 niet aan hem toegewezen. Aanvrager I wordt vervolgens voor die kavel uitgesloten bij de verdere verdeling.

Aanvrager II en III krijgen op grond van de toepassing van het herhaalde eerste lid geen kavel toegewezen.

Op grond van het vierde lid wordt voor de overgebleven kavels opnieuw de rangorde bepaald:

stcrt-2003-151-p23-SC60490-32.gif

Op grond van het vijfde lid worden het eerste tot en met het vierde lid herhaald totdat de verdeling stagneert.

Op grond van de herhaalde toepassing van het eerste lid worden aan de aanvragers de kavels toegewezen waaraan zij de hoogste voorkeur hebben gegeven en waarvoor zij het hoogste in rangorde zijn. In het voorbeeld is Aanvrager II de hoogste in rangorde voor kavel B2 en geeft hij ook zijn hoogste voorkeur hieraan. Echter vormt in dit voorbeeld kavel B2 een verboden combinatie met het huidige bereik van Aanvrager II. Kavel B2 wordt daarom niet toegewezen aan Aanvrager II. Aanvrager II wordt vervolgens voor die kavel uitgesloten bij de verdere verdeling.

Vervolgens worden aan de aanvragers de kavels toegewezen waaraan zij de vervolgens de hoogste voorkeur hebben gegeven en waarvoor zij het hoogste in rangorde zijn, tenzij de toewijzing van die kavels zou leiden tot een verboden combinatie of zou leiden tot een demografisch bereik van meer dan 30%. In het voorbeeld heeft Aanvrager II voor kavel B26 een derde voorkeur. Voor Aanvrager II is dit nu de hoogste voorkeur. Kavel B26 leidt bij Aanvrager II niet tot een verboden combinatie en ook niet tot een bereik groter dan 30%. Kavel B26 wordt aan Aanvrager II toegewezen.

Aanvrager III heeft op grond van deze ronde geen kavels toegewezen geen gekregen.

Op grond van het herhaalde vierde lid wordt voor de overgebleven kavels opnieuw de rangorde bepaald:

stcrt-2003-151-p23-SC60490-33.gif

Opnieuw wordt het eerste lid herhaald. Op grond van het dit lid wordt nu kavel B2 aan Aanvrager III toegewezen omdat Aanvrager III de hoogste (overgeblevene) in rangorde is en Aanvrager III geen verboden combinaties of een bereik groter dan 30% verkrijgt.

De kavels zijn als volgt verdeeld:

Aanvrager I krijgt kavel B11 en heeft een demografisch bereik van 24,8%

Aanvrager II krijgt kavel B26 en heeft een demografisch bereik van 10,9%

Aanvrager III krijgt kavel B2 en heeft een demorgrafisch bereik van 5,5%

Artikel 39

Bij commerciële radio-omroep middengolf krijgt de aanvrager alle kavels waarvoor hij hoogste in rangorde is, ook toegewezen. Een toewijzingssysteem zoals dat voor niet-landelijke commerciële radio-omroep geldt, is overbodig.

Artikel 42

Nadat de vergunning voor een kavel is verleend, hoeft het financieel bod voor die kavel niet direct in één keer volledig te worden voldaan. Het financieel bod dient in acht termijnen te worden voldaan. Het bij iedere termijn verschuldigde bedrag bedraagt 1/8 van het totale financieel bod dat is uitgebracht. De eerste termijn dient binnen tien werkdagen volgende op de verlening van de vergunning te zijn voldaan. Iedere aanvrager die voor een kavel een vergunning verleend krijgt, is gehouden om zijn financieel bod te voldoen met inachtneming van het bepaalde in artikel 42 van de regeling en hetgeen daarover in de vergunning is bepaald. Dit betekent dat ook de aanvrager die bijvoorbeeld zonder toepassing van de procedure van vergelijkende toets een vergunning verleend krijgt, zijn financieel bod gestand dient te doen. Hetzelfde geldt indien de aanvrager niet op basis van de hoogte van zijn financieel bod is geselecteerd, maar in de vergelijkende toets de hoogste waardering heeft gekregen en op die grond voor een vergunning in aanmerking komt.

Artikelen 43 en 44

In deze artikelen is bepaald wanneer de bankgarantie aan de bank wordt teruggegeven, respectievelijk het daarin genoemde bedrag wordt verlaagd. Verlaging van de hoogte van de bankgarantie voorkomt dat een bankgarantie wordt aangehouden voor een hoger bedrag dan nodig is voor het doel waarvoor die bankgarantie is bestemd.

Artikel 45

Kavels voor commerciële radio-omroep middengolf kunnen in combinatie met kavels voor landelijke commerciële radio-omroep dan wel in combinatie met niet-landelijke commerciële radio-omroep worden verworven. Voor elkaar overlappende FM-kavels en middengolfkavels geldt de verplichting om verschillende programma's uit te zenden. Diezelfde verplichting geldt ook voor elkaar overlappende kavels voor commerciële radio-omroep via de middengolf. In bijlage 2b van de regeling is aangegeven voor welke combinaties van kavels deze verplichting geldt. De verplichting geldt ook voor de aanvrager die alleen een vergunning verwerft voor een middengolfkavel (en dus niet voor een FM-kavel), en tevens onderling verbonden is met een commerciële omroepinstelling die reeds over een vergunning voor landelijk FM, niet-landelijk FM, of commerciële radio-omroep via de middengolf beschikt of tevens onderling verbonden is met een andere aanvrager die een van deze vergunningen verkrijgt.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M.C. van der Laan.

1 Stcrt. 2003, nr. 40; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 3 april 2003 (Stcrt. 68).

2 Stcrt. 2003, nr. 135.

Naar boven