122-1701
Uit: Staatscourant 30 juni 2003, nr. 122
Maandag
30 juni 2003
122
SZW
Herziening bedragen AOW
Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van 27 juni 2003, nr. SV/V&V/03/42587, houdende herziening van de bedragen
van ouderdomspensioen en vakantie-uitkering van de Algemene Ouderdomswet
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 12, eerste lid, en 30, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet;
Besluit:
Artikel 1
De in artikel 9, tiende lid, onderdelen a, b en c, van de Algemene Ouderdomswet
genoemde bedragen worden vervangen door € 913,42, € 627,04 onderscheidenlijk €
1132,16.
Artikel 2
De in artikel 29, zesde lid, onderdelen a, b, c, en d, van de Algemene
Ouderdomswet genoemde bedragen worden vervangen door € 63,57, €
57,21, € 44,49 onderscheidenlijk € 31,78.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
`s-Gravenhage, 27 juni 2003. De Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.
Toelichting
1. Inleiding
Deze regeling strekt ertoe het ouderdomspensioen en de vakantie-uitkering
op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 juli 2003 aan te passen.
Deze aanpassing is noodzakelijk in verband met de onverkorte nettokoppeling
van de uitkeringen op grond van de AOW aan het wettelijk minimumloon. Het
brutominimumloon wordt met ingang van 1 juli 2003 verhoogd met 1,25%.
De fiscale ouderenkorting en de aanvullende ouderenkorting blijven voor de
berekening van de loonheffing buiten beschouwing, waardoor de feitelijk betaalde
nettopensioenen hoger zullen zijn dan die volgens de koppelingssystematiek
worden vastgesteld. In geval sprake is van een AOW-gerechtigde met jongere
partner zal bij de loonheffing op het AOW-pensioen met toeslag slechts eenmaal
de algemene heffingskorting (voor personen van 65 jaar en ouder) worden verrekend.
Dit beïnvloedt dus het feitelijk te ontvangen netto-AOW-pensioen. Daar
staat tegenover dat de jongere partner zelf het bedrag van de algemene heffingskorting
(voor personen jonger dan 65 jaar) ontvangt via een voorlopige teruggaaf van
de belastingdienst. Het totale bedrag van de te ontvangen heffingskortingen
kan echter niet hoger zijn dan de te betalen loonheffing door beide partners.
2. Vaststelling pensioenbedragen AOW
In artikel 9 van de AOW is het beginsel neergelegd, dat:
- het netto-ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde gelijk
is aan 70% van het nettominimumloon per maand,
- het netto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde gelijk
is aan 50% van het nettominimumloon per maand en
- het netto-ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde,
die een kind heeft dat jonger is dan 18 jaar en voor wie hij of zij kinderbijslag
ontvangt of zal ontvangen, gelijk is aan 90% van het nettominimumloon
per maand.
Voorts heeft de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot nog
geen 65 jaar is, onder bepaalde voorwaarden aanspraak op een toeslag. De hoogte
van de toeslag is afhankelijk van het inkomen uit of in verband met arbeid
in het bedrijfs- of beroepsleven van de jongere echtgenoot. Van inkomen uit
arbeid wordt een gedeelte niet in mindering gebracht op de toeslag. Deze vrijlating
bedraagt 15% van het brutominimumloon plus een derde gedeelte van het
meerdere aan bruto-inkomen. Deze vrijlating geldt niet voor inkomen in verband
met arbeid.
In artikel 9, negende lid, van de AOW is bepaald, dat de volledige brutotoeslag
gelijk is aan het bruto-ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde.
Op grond van artikel 12 van de AOW dienen de pensioenbedragen, genoemd
in artikel 9, tiende lid, van de AOW telkens te worden herzien, indien en
voorzover in de hiervoor genoemde nettokoppelingen een verstoring optreedt.
In onderstaand overzicht zijn de nieuwe nettovergelijkingen weergegeven
in eurobedragen.
*) premie Zfw: 1,7% werknemersdeel en 6,75% werkgeversdeel;
over het AOW-pensioen bedraagt de premie 8,45%.
premie WW: 5,80% met een franchise van€ 57 per dag
loonheffing:
33,40% heffingstarief 1e schijf voor personen jonger dan 65 jaar
39,05% heffingstarief 2e schijf voor personen jonger dan 65 jaar
15,50% heffingstarief 1e schijf voor personen van 65 jaar en ouder
21,15% heffingstarief 2e schijf voor personen van 65 jaar en ouder
Bij bovenstaande vergelijking moeten nog de volgende kanttekeningen worden
gemaakt.
Voor de berekening van de loonheffing is ten aanzien van gehuwde pensioengerechtigden
van wie ook de echtgenoot 65 jaar of ouder is, uitgegaan van een fictief bedrag.
Dit bedrag wordt berekend door de loonheffing vast te stellen over een bedrag
van tweemaal het gehuwdenpensioen volgens de tabel voor boven-65-jarigen,
rekening houdend met tweemaal de algemene heffingskorting (65+) en zonder
rekening te houden met de ouderenkortingen. De helft van de aldus berekende
loonheffing wordt in mindering gebracht op het gehuwdenpensioen. Deze inhouding
kan in werkelijkheid niet voorkomen.
Voor het vaststellen van de loonheffing op het ouderdomspensioen van een
ongehuwde pensioengerechtigde met een kind jonger dan 18 jaar wordt rekening
gehouden met de algemene heffingskorting (65+) en de alleenstaande-ouderkorting
(65+). Ten aanzien van de overige ongehuwde pensioengerechtigden wordt de
loonheffing bepaald met inachtneming van eenmaal de algemene heffingskorting
(65+).
De volledige brutotoeslag op het ouderdomspensioen voor een gehuwde met
een echtgenoot jonger dan 65 jaar is gelijk aan het bruto-ouderdomspensioen
voor een gehuwde.
3. Vaststelling vakantie-uitkeringen AOW
Op grond van artikel 29, eerste lid, van de AOW gelden voor de vakantie-uitkering
de volgende netto gelijkheden:
- de netto vakantie-uitkering per maand voor een gehuwde pensioengerechtigde
met een volledige toeslag, is gelijk aan de netto vakantie-uitkering van het
minimumloon per maand,
- de netto vakantie-uitkering per maand voor een ongehuwde pensioengerechtigde
met een kind tot 18 jaar, is gelijk aan 90% van de netto vakantie-uitkering
van het minimumloon per maand,
- de netto vakantie-uitkering per maand voor een ongehuwde pensioengerechtigde
is gelijk aan 70% van de netto vakantie-uitkering van het minimumloon
per maand en
- de netto vakantie-uitkering per maand voor een gehuwde pensioengerechtigde
zonder toeslag of met een echtgenoot ouder dan 65 jaar, is gelijk aan 50%
van de netto vakantie-uitkering van het minimumloon per maand.
In artikel 30 van de AOW is bepaald dat de uitkeringsbedragen, genoemd
in artikel 29 van de AOW, telkens worden herzien voorzover in de hiervoor
vermelde nettogelijkheden een verstoring optreedt.
In onderstaand overzicht zijn de nieuwe nettovergelijkingen in eurobedragen
weergegeven.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
M. Rutte.