095-0901
Uit: Staatscourant 23 mei 2002, nr. 095
Donderdag
23 mei 2002
095
OCW, JU
Selectielijst neerslag handelingen Minister van Justitie en onder hem
ressorterende actoren op beleidsterrein toelating vreemdelingen 1945-1993
18 februari 2002/R&B/OSA/2002/578
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister
van Justitie,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 4 september
2001, nr. arc-2001.2448/2);
Besluiten:
Artikel 1
De bij dit besluit gevoegde `Selectielijst voor de neerslag van de handelingen
van de Minister van Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het
beleidsterrein toelating van vreemdelingen over de periode 1945-1993' en de
daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
Artikel 2
De `selectielijst neerslag handelingen minister van Justitie op het beleidsterrein
toelating van vreemdelingen' (vastgesteld bij beschikking van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Justitie, nr. 96/891/RWS/CB
d.d. 17 december 1996 (gepubliceerd in de Staatscourant nr. 22 d.d. 31-01-1997)
wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting
in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 18 februari 2002. De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen,namens deze, de Algemene Rijksarchivaris, M.W.
van Boven. De Staatssecretaris van Justitie,namens deze, de
Hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, H.W.M. Schoof.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank
binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep
instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit
bij de staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet
worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie
voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.
Basisselectiedocument Toelating van vreemdelingen1945-1993
Den Haag, januari 2002
Verantwoording
Vaststelling BSD
Op 12 november 1998 is de wijziging op de selectielijst voor de archiefbescheiden
van het ministerie van Justitie op het beleidsterrein Toelating vreemdelingen
door de directeur Algemene Zaken Bestuursdepartement van het ministerie van
Justitie, namens de Minister van Justitie aan de Staatssecretaris van OCenW
aangeboden, waarna deze de lijst ter advisering heeft ingediend bij de Raad
voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen
van de betreffende handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het
ontwerp-BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 2 december 1998 lag de gewijzigde
selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de informatiebalie
in de studiezaal van het Algemeen Rijksarchief evenals in de bibliotheken
van het ministerie van Justitie, het ministerie van OCenW en de rijksarchieven
in de provincie, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.
De algemene rijksarchivaris ontving naar aanleiding van de terinzagelegging
een aantal reacties: van een aantal verontruste migrantenorganisaties door
tussenkomst van de Stichting Platform Islamitische Organisatie Rijnmond te
Rotterdam; van de Stichting Beeldverzamelgebouw te Amsterdam; van de Stichting
Inspraakorgaan Turken in Nederland te Den Haag; en van de heer drs. O.Th.V.
Hendriks te Nijmegen. Ook werden er door het lid Valk (PvdA) van de Tweede
Kamer aan de Staatssecretaris van OCenW vragen gesteld over de voorgenomen
vernietiging van archiefbestanddelen inzake immigratie (ingezonden 4 februari
1999). Daarop besloot de algemene rijksarchivaris de adviesaanvraag aan de
Raad van Cultuur van 1 februari 1999 (99.104.RD) in te trekken (brief van
18 februari 1999, R&B/OSTA/1999/197) en de selectielijst toelating vreemdelingen
te heroverwegen.
Daarop is een driehoeksoverleg over de selectielijst Toelating vreemdelingengevoerd,
hetgeen in september 2001 zijn afronding vond in de vaststelling van de waardering
van de handelingen beschreven in de selectielijst. Van het driehoeksoverleg
is verslag gedaan op 23 mei 2001.
Aan het driehoeksoverleg namen naast vertegenwoordigers van de Minister
van Justitie en de algemene rijksarchivaris ook deel vertegenwoordigers van
het Netwerk Molukkers; van de Stichting Platform Islamitische Organisaties
Rotterdam (SPIOR) en van de Stichting Beeldverzamelgebouw.
Tijdens het driehoeksoverleg waren, op verzoek van de Archiefcommissie
van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, ook deskundigen op het
beleidsterrein aanwezig.
Na vaststelling van de ontwerp-selectielijst in het driehoeksoverleg heeft
de ontwerp-selectielijst vanaf 24 november 8 weken ter inzage gelegen. Tijdens
de terinzagelegging is geen reactie ontvangen.
Bij brief van 8 februari 2001 heeft de algemene rijksarchivaris aan de
Raad voor Cultuur gevraagd een advies uit te brengen.
Op 4 september 2001 bracht de Raad voor Cultuur advies uit (arc-2001.2448/2),
hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
Belangen
Tijdens het opstellen van het BSD en tijdens het gevoerde driehoeksoverleg
is rekening gehouden met de in artikel 2, sub c van het Archiefbesluit 1995
genoemde waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel
erfgoed en het onder sub d. van hetzelfde besluit genoemde belang van de in
de archiefbescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, voor recht-
of bewijszoekenden en voor historisch onderzoek. Als uitgangspunt van het
overleg gold de selectiedoelstelling van de Rijksarchiefdienst, die inhoudt
dat met de te bewaren gegevens een reconstructie van het handelen van de rijksoverheid
op hoofdlijnen ten opzichte van haar omgeving mogelijk moet zijn, waardoorbronnen
van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende
bewaring. De doelstelling is door de deelnemers van het driehoeksoverleg toegepast
op het beleidsterrein toelating vreemdelingen.
In het driehoeksoverleg hebben de vertegenwoordigers van de algemene rijksarchivaris
de belangen van het historisch onderzoek behartigd. Op verzoek van de vertegenwoordigers
hebben ook de overige deelnemers hun gedachten te laten gaan over de vraag
op welke wijze het belang van de bescheiden voor later historisch onderzoek
in de selectielijst tot uiting zou moeten worden gebracht.
Bij de handelingen die zijn gewaardeerd voor vernietiging op termijn,
is de termijn vastgesteld met het oog op het belang van de archiefbescheiden
voor overheidsorganen en voor de recht- en bewijszoekende burger. De beoordeling
en vaststelling van de minimale termijnen zijn geschied door de deskundigen
van het ministerie van Justitie. De vertegenwoordiger van de Rijksarchiefdienst
heeft zich ervan vergewist dat zij gezien hun inbreng en functie inderdaad
kunnen gelden als deskundigen op dit terrein. Bovendien heeft de vertegenwoordiger
van de Algemene Rijksarchivaris in het driehoeksoverleg gewezen op enkele
specifieke wetten die voor de minister van Justitie van belang zijn in verband
met de externe verantwoording en de verantwoordelijkheid die het orgaan heeft
ten aanzien van de burger. Dit zijn bijvoorbeeld de Comptabiliteitswet, de
Wet openbaarheid van bestuur en de Wet persoonsregistraties.
Inleiding op het basisselectiedocument
Archiefbescheiden hebben verschillende functies. Overheidsorganen kunnen
archiefbescheiden produceren of gebruiken voor de bedrijfsvoering, om zich
te verantwoorden of om een ander ter verantwoording te roepen en als bewijsmiddel.
Behalve voor overheidsorganen, zijn archiefbescheiden ook van belang voor
burgers om de overheid ter verantwoording te roepen, als bewijsmiddel en voor
historisch onderzoek. Voor de selectie van archiefmateriaal (wat kan na verloop
van tijd worden vernietigd en wat dient te worden bewaard?) gelden wettelijke
regels, neergelegd in de Archiefwet 1995. Overheidsorganen kunnen/mogen hun
archiefbescheiden slechts vernietigen op basis van een selectielijst.
Dit BSD is een selectielijst van het Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn
(PIVOT) op het beleidsterrein Toelating van vreemdelingen. Het is gebaseerd
op het rapport institutioneel onderzoek (RIO) naar dit beleidsterrein: Drs.
C.K. Berghuis, W. Hoffstädt, W.D. Küller, De toelating van vreemdelingen.
een institutioneel onderzoek naar het beleidsterrein toelating van vreemdelingen
1945-1993. PIVOT-rapport nr. 23, Den Haag 1994.
Het beleidsterrein toelating van vreemdelingen
Het beleidsterrein tussen 1945 en 1993 is als volgt te definiëren:
de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien van
toelating van, toezicht op, uitzetting, dan wel bewaring van vreemdelingen,
waaronder begrepen asielzoekers.
Aan deze definitie ligt de volgende doelstelling tengrondslag: het reguleren
van de immigratie- en vluchtelingenstroom naar Nederland.
Niet onder dit beleidsterrein, maar wel onder deze doelstelling vallen:
* de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien
van opvang, integratie en remigratie van vreemdelingen;
* de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid ten aanzien
van arbeid voor vreemdelingen.
Deze en nog enkele aanverwante beleidsonderwerpen worden opgenomen in
rapporten institutioneel onderzoek betreffende de beleidsterreinen bij de
ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie1 en Sociale Zaken
en Werkgelegenheid.
Actoren binnen het beleidsterrein
Binnen het beleidsterrein zijn in de periode 1945-1993 vele actoren werkzaam
(geweest). Een van de belangrijkste actoren is de minister van Justitie. Deze
heeft de eindverantwoording voor toelating, toezicht en uitzetting, dan wel
bewaring. Binnen het ministerie van Justitie worden de handelingen van deze
actor voor het grootste deel verricht door het per 1 januari 1994 ingestelde
agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (voorheen de Directie Vreemdelingenzaken).
Voor een gedetailleerd overzicht van actoren en hun taken binnen het beleidsterrein
wordt verwezen naar het onderzoeksrapport Toelating van vreemdelingen.
Hieronder volgt een lijst van de actoren die, deels partieel, belast zijn/waren
met de toelating, toezicht, de uitzetting, dan wel bewaring van vreemdelingen.
De minister van Justitie, waaronder ressorteerden:
de Permanente Vreemdelingen Adviescommissie,
de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, en
de Interdepartementale Werkgroep Immigratie,
de Interdepartementale Stuurgroep Immigratie.
De Hoge Raad der Nederlanden,
de Arrondissementsrechter,
de Kantonrechter,
het Openbaar Ministerie.
De minister van Binnenlandse Zaken,
de minister van Buitenlandse Zaken,
de minister van Defensie, waaronder,
* minister van Oorlog,
* de Koninklijke Marechaussee,
* het Militair Gezag.
de minister van Economische Zaken,
de minister van Financiën, de ambtenaren der Invoerrechten en accijnzen,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Ambtenaren van de politieregio Rijnmond, bureau rivierpolitie voorheen
de gemeente(rivier)politie te Rotterdam,
de Raad van State,
de Staten-Generaal,
interdepartementale commissies:
* Interdepartementale Commissie voor vluchtelingen en verplaatste personen,
* Interdepartementale Commissie tot bestudering van het Verdrag betreffende
de status van vluchtelingen,
* Interdepartementale Commissie voor vluchtelingenzaken,
* Interdepartementale Coördinatiecommissie voor minderhedenbeleid,
* Interdepartementale werkgroep immigratie,
* Interdepartementale stuurgroep immigratie,
* ministeriële Taskforce.
Reikwijdte van de selectielijst
In deze selectielijst zijn de handelingen van de volgende actoren gewaardeerd:
Minister van Justitie;
Permanente Vreemdelingen Adviescommissie;
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken;
Interdepartementale werkgroep immigratie;
Interdepartementale stuurgroep immigratie;
Adviescommissie Vreemdelingen.
Doel/functie van het BSD
Doel van dit BSD is aan te geven van welke handelingen de neerslag op
termijn naar de Rijksarchiefdienst moet worden overgebracht en welke niet.
Het omvat alle handelingen2 (en waarderingen ten opzichte van het
doel) op het betreffende beleidsterrein van overheidsorganen die hun archieven
te zijner tijd aan de Rijksarchiefdienst zouden moeten overbrengen.
Het beleidsterrein kenmerkt zich door de grote mate van beslissingsvrijheid
die zich bij de operationalisering van het beleid voordoet. De grote mate
van beslissingsvrijheid kenmerkt zich in:
a. de operationalisering van het beleid, dat wil zeggen het toetsen van
ieder individueel geval, en in
b. de beleidsontwikkeling, wat wil zeggen dat de te maken keuzes afhankelijk
zijn van allerlei ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld werkgelegenheid,
internationale ontwikkelingen op het terrein van migratie, bevolkingsgrootte
en morele acceptatie door de Nederlandse bevolking van aantallen asielzoekers.
Beide aspecten beïnvloeden elkaar wederzijds.
Voor de handelingen in het basisselectiedocument heeft dit tot gevolg
gehad dat er bij de definiëring ervan al een zekere differentiatie heeft
plaats gevonden. Sommige handelingen werden, hoewel zij vanuit de wet geredeneerd
als enkele handeling door het leven zouden kunnen gaan, op basis van gesprekken
met medewerkers van de toenmalige Directie Vreemdelingenzaken, in tweeën
gedeeld. Een voorbeeld van een dergelijke splitsing:
`Het verlenen, intrekken, of verlengen van verblijfsvergunningen van vreemdelingen,
behandeld conform het in de Vreemdelingenwet art. 11-14 en de daaruit
voortvloeiende wet- en regelgeving gestelde.'
`Het verlenen, intrekken, of verlengen van verblijfsvergunningen van vreemdelingen, in afwijking van3 het in artikel 11-14 van de Vreemdelingenwet
en het in de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving gestelde.'
Bij het waarderen van de handelingen in het kader van het wel of niet
overbrengen naar de Rijksarchiefdienst, een en ander op basis van de huidige
(selectie)doelstelling voor het historisch archief van de rijksoverheid van
na 19404, is deze splitsing van groot belang geweest.
Daar waar een handeling bijdraagt aan het uitgangspunt is deze gewaardeerd
met een B. Een B staat voor bewaren en overbrengen naar de Rijksarchiefdienst
zodra de neerslag uit die handeling niet meer voor de administratie van belang
is en/of uiterlijk 20 jaar na afloop van de zaak waarbinnen zij gevormd werd.
De overige handelingen krijgen een V, een afkorting die staat voor Vernietigen.
LET WEL, V staat voor op termijn vernietigen en dus niet voor onmiddellijk
vernietigen. Met dat 'op termijn vernietigen' wordt bedoeld dat de betreffende
neerslag niet voor overbrenging naar de Rijksarchiefdienst in aanmerking komt.
Deze stukken kunnen nog wel van belang zijn voor de bedrijfsvoering van de
betreffende organisatie en/of voor de verantwoording bijvoorbeeld in het kader
van de openbaarheid van bestuur. Daarom wordt er per handeling ook een termijn
vastgesteld waarbinnen de neerslag niet mag worden vernietigd.
Criteria
De waardering van de afzonderlijke handelingen (in de context van de omgeving
ervan) heeft plaatsgevonden op basis van een aantal criteria, die erop gericht
zijn om die handelingen op te sporen waarvan de daaruit voortvloeiende neerslag
tegemoet komt aan de doelstelling van de selectie. Iedere handeling is naast
de waardering voorzien van het criterium op basis waarvan de neerslag wordt
bewaard.
De criteria zijn dus gebruikt als hulpmiddel om te komen tot een selectie
van handelingen waarvan de neerslag de selectiedoelstelling mogelijk moet
maken.
Algemene selectiecriteria
Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van
beleid op hoofdlijnen. Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren
van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid,
het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen
van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit
omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.
Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het
proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het
toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals
bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen
aan andere actoren. Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over
beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties
belast met beleid op hoofdlijnen. Hieronder wordt verstaan het instellen,
wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering
op hoofdlijnen plaatsvindt. Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen
van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen
en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk
der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten. Bijvoorbeeld
in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van
noodwetgeving.
Daarnaast is ten behoeve van de selectie een voor dit beleidsterrein speciaal
selectiecriterium geformuleerd:
7. Handelingen die betrekking hebben de toelating van vreemdelingen en
daarmee van belang zijn voor de start van het Nederlandse burgerschap, de
ontwikkeling van dit burgerschap en de identiteit van vreemdelingen en hun
nakomelingen in relatie tot de Nederlandse samenleving. Deze handelingen vormen
bewijszoekende immigranten en hun nakomelingen een onmisbarebron betreffende
de aankomst in Nederland. Bijvoorbeeld in het geval dat vreemdelingen zich
blijvend gevestigd hebben.
Indeling BSD
Het voorliggende basisselectiedocument is ingedeeld naar zorgdrager (actor).
De reden hiervoor is simpel; selectie-instrumenten worden ter vaststelling
ingediend door zorgdragers. Binnen de rubriek `actor minister van Justitie'
is tot een verdere indeling overgegaan. Uitgangspunt bij het kiezen voor deze
indeling is geweest, dat de indeling een zekere logische samenhang zou moeten
hebben. Vreemdelingen willen ons land in, zij worden al dan niet toegelaten.
Handelingen die met de toelating te maken hebben tot op het moment dat sprake
is van een officiële verblijfstitel, zijn gerangschikt onder dit hoofdstuk.
Hieronder vallen dus niet alleen onderwerpen als grensbewaking en visa, maar
ook 'illegalen'. Handelingen met betrekking tot het verblijf, toezicht en
bewaring vallen onder het hoofdstuk verblijf, terwijl alles wat te maken heeft
met de uitzetting onder dat hoofdstukje valt.
Over dit alles valt een overkoepelend hoofdstuk waarin handelingen zijn
opgenomen die een bredere werking hebben dan de handelingen uit de latere
hoofdstukken. Daarbij kan naast ontwikkeling van beleid m.b.t. het totale
beleidsterrein gedacht worden aan de organisatie ervan. Tot slot is er een
hoofdstuk waarin de verschillende handelingen met betrekking tot de beroepsgang
zijn ondergebracht.
Een ander facet binnen het BSD zijn de handelingen die niet meer worden
uitgevoerd; deze zijn ter herkenning voorzien van een '*' voorafgaand aan
het nummer.
Naast de eigenlijke selectielijst zelf bevat dit BSD de volgende onderdelen:
* een lijst van de actoren5 waarvan de handelingen niet zijn
gewaardeerd.
* de criteria die voor de waardering zijn toegepast (de cijfers achter
B).
Handelingen met waarderingen, geordend per actor
Actor: de Minister van Justitie
1 Algemeen
1. Het ontwikkelen van het beleid op het gebied van toelating en verblijf
van vreemdelingen.
opmerking: Binnen diverse hoofdstukken van dit bsd zijn de handelingen
over specifieke beleidsonderwerpen afzonderlijk opgenomen. Met de bovenstaande
handeling wordt de integrale beleidsontwikkeling ten aanzien van het beleidsterrein
toelating en verblijf van vreemdelingen bedoeld.
bron: interviews
Waardering: B criterium 1
2. Het ontwikkelen van (pseudo-)wet- en regelgeving op het gebied van
toelating en verblijf van vreemdelingen.
opmerking: Binnen diverse hoofdstukken van dit bsd zijn handelingen over
specifieke ontwikkeling van wet- en regelgeving afzonderlijk opgenomen. Met
de bovenstaande handeling wordt de integrale wet- en regelgeving ten aanzien
van het beleidsterrein toelating en verblijf van vreemdelingen bedoeld.
grondslag: Grondwet, art. 60
Waardering: B, criterium 1
3. Het bij AMVB maken van onderscheid in categorieën van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 8.2
Waardering: B, criterium 1
4. Het aanwijzen van categorieën of landen waarbij door vreemdelingen
die daartoe behoren niet voldaan hoeft te worden aan het bezit van een geldig
paspoort zoals omschreven in art. 41, 1e lid van het Vreemdelingenbesluit.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 41.4
Waardering: B, criterium 5
*5. Het vaststellen van voorschriften ter verzekering van een goede uitvoering
van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 25
Waardering: B, criterium 5
6. Het opstellen en inbrengen van de door Nederland in internationaal
verband in te nemen standpunten op het gebied van het vreemdelingenrecht en
het vreemdelingenbeleid.
grondslag: Organisatiebesluit 1976, nr. 203 OE 760
Waardering: B, criterium 1
7. Het op verzoek van - en in overleg met - toetsende organen overleggen
van informatie ten behoeve van de toetsing van het beleid op het gebied van
toelating en verblijf van vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 2
8. Het houden van toezicht op de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving
door hoofden van plaatselijke politie en de grensbewakingsdiensten.
grondslag: Organisatiebesluit 1976 203 OE 760, Organisatiebesluit 1990
22655/OGO/AL/Kab. Zaken
Waardering: B, criterium 5
9. Het ontwikkelen van het voorlichtingsbeleid over taken en doelstellingen
op het gebied van de toelating en het verblijf van vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
10. Het geven van voorlichting over taken en doelstellingen op het gebied
van toelating en verblijf van vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: V, termijn 1 jaar. De eindproducten worden bewaard.
Instellen adviescommissies
11. Het benoemen en ontslaan van leden van de adviescommissie voor vreemdelingenzaken.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 2.2
Waardering: B, criterium 4
12. Het aanwijzen van een (plaatsvervangend) voorzitter en (adjunct-)secretaris
van de adviescommissie voor vreemdelingenzaken.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 2.2; Vreemdelingenbesluit 1966,
art. 9,11
Waardering: B, criterium 4
13. Het bij AMVB regelen van de inrichting en werkwijze van de adviescommissie.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 2.5
Waardering: B, criterium 4
14. Het vaststellen van een instructie voor de werkwijze voor de (adjunct)secretaris
van de adviescommissie.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 11.3
Waardering: B, criterium 4
*15. Het aanwijzen van leden van de Permanente Vreemdelingen Adviescommissie.
grondslag: Beschikking van de minister van Justitie van 4 maart 1950,
Kabinet A, no. 6810 Q 10
Waardering: B, criterium 3
Opmerking: Deze handeling werd verricht in de periode 1950-1967.
*16. Het aanwijzen van personen die namens de minister bij de behandeling
van zaken door de Permanente Vreemdelingen Adviescommissie aanwezig zijn voor
het geven van advies en inlichtingen aan de commissie.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 19, Stb 3
Waardering: V, termijn 1 jaar
Opmerking: Deze handeling werd verricht in de periode 1950-1967.
Functioneren van diensten en ambtenaren
17. Het ontwikkelen en opzetten van opleiding en vorming van ambtenaren
belast met de uitvoering van de Vreemdelingenwet.
grondslag: Organisatiebesluit 1976, nr. 203 OE 760
Waardering: B, criterium 5
18. Het uitvoering geven aan de opleiding en vorming van ambtenaren belast
met de uitvoering van de Vreemdelingenwet.
grondslag: Organisatiebesluit 1976, nr. 203 OE 760
Waardering: V, termijn 1 jaar
19. Het geven van algemene en bijzondere aanwijzingen ten behoeve van
de bevordering van het goed functioneren van diensten, belast met de uitvoering
van de vreemdelingenwetgeving.
grondslag: Organisatiebesluit 04-07-1990, nr. 226551090, Organisatiebesluit
08-06-1956
Waardering: B, criterium 4
Registratie en formulieren
20. Het vaststellen van modellen voor formulieren van (verlenging/wijziging)
verblijfsvergunning, vestigingsvergunning, toelating als vluchteling en voor
de vervanging van een identiteitspapier.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 52, 54.1, 54.3
Waardering: B, criterium 5
21. Het opzetten van een centrale registratie van vreemdelingen en vluchtelingen.
grondslag: Verdrag 1951 [1953-], Organisatiebesluit 1967 203 OE 760
Waardering: B, criterium 5
22. Het uitvaardigen van richtlijnen t.a.v. opzet en beheer van een centrale
registratie van vreemdelingen en vluchtelingen.
grondslag: Verdrag 1951 [1953-], Organisatiebesluit 1967 203 OE 760
Waardering: B, criterium 5
*23. Het vaststellen van het model van het vreemdelingenregister.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 15
Waardering: B, criterium 5
*24. Het vaststellen van het model van identiteitsbewijzen en verblijfsvergunningen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 1 en 8 [-1953]
Waardering: B, criterium 5
25. Het beheren van een centrale registratie van vreemdelingen en vluchtelingen.
grondslag: Verdrag 1951 [1953-], Organisatiebesluit 1967 203 OE 760
Waardering: B en vanaf 1985 V, termijn direct nadat en indien de relevante
gegevens elders zijn opgeslagen
2 Toelating
Beleid
26. Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van de toelating van vreemdelingen.
bron: interviews
Opmerking: Hierbij moet gedacht worden aan beleidsontwikkeling die zich
richt op onderwerpen die specifiek gelden voor de toelating en die de hieronder
over specifiek beleid - niet limitatief - opgenomen handelingen overstijgen
dan wel hierbij niet zijn opgenomen.
Waardering: B, criterium 1
27. Het ontwikkelen van asielbeleid.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
28. Het ontwikkelen van het beleid met betrekking tot de gezinshereniging/vorming.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
29. Het ontwikkelen van het beleid met betrekking tot de vrouwenhandel.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
30. Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van de wijze van grensbewaking.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
31. Het ontwikkelen van beleid op het gebied van illegaal te Nederland
verblijvende vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
32. Het opstellen en inbrengen van standpunten over het Nederlandse vluchtelingenbeleid
in (inter)departementaal overleg.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
33. Het - in overleg met andere ministers - opstellen en inbrengen van
standpunten en bijdragen over het Nederlandse vluchtelingenbeleid in internationale
overlegorganen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
Grensbewaking
34. Het aanwijzen van plaatsen waar doorlaatposten zijn gevestigd.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 21.2, Voorschrift Vreemdelingen,
bijlage 2A
Waardering: V, termijn 5 jaar
35. Het doen vaststellen van de tijden waarop doorlaatposten voor in-
en uitreizende personen zijn opengesteld.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 21.3
Waardering: V, termijn 5 jaar
36. Het aanwijzen van autoriteiten die in bijzondere omstandigheden bevoegd
zijn tijdelijke doorlaatposten in te stellen en/of te bemensen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 21.2, 21.4
Waardering: V, termijn 5 jaar
37. Het bij AMVB vaststellen van voorschriften over te treffen voorzieningen
voor en verplichtingen voortvloeiend uit de grensbewaking.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 3.1
Waardering: B, criterium 5
38. Het aanwijzen van ambtelijke organisaties belast met de grensbewaking.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 3.2
Waardering: B, criterium 5
39. Het geven van bijzondere aanwijzingen aan ambtenaren belast met de
grensbewaking.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 3.3
Waardering: B, criterium 5
40. Het bij AMVB stellen van nadere regels over het staande houden van
vreemdelingen aan de grens.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 19.5, Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering: B, criterium 5
41. Het bij AMVB geven van regelen over het tijdelijk in beslag nemen
van reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen door de grensbewaking.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.2,
art. 20 Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering: B, criterium 5
42. Het geven van voorschriften voor de ambtenaren belast met de grensbewaking
over het maken van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Waardering: B, criterium 5
43. Het vervaardigen van aanwijzingen aan de procureurs-generaal, hoofden
van politie en aan hen die met de dagelijkse uitvoering van vreemdelingen-
en grensbewakingsvoorschriften zijn belast.
grondslag: organisatiebesluit 1976; Vreemdelingenwet 1965, art. 3 en 4
Waardering: B, criterium 5
44. Het geven van voorschriften aan gezagvoerders van schepen over hoe
medewerking te verlenen aan ambtenaren, belast met de grensbewaking.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 26.2, Voorschrift Vreemdelingen,
art. 6
Waardering: V, termijn 5 jaar
45. Het geven van nadere voorschriften op het in de artikelen 28-30 van
het Vreemdelingenbesluit gestelde omtrent de handelwijze van gezagvoerders
van schepen na het binnenvaren van Nederland.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 32.1, Voorschrift Vreemdelingen,
art. 6
Waardering: V, termijn 5 jaar
46. Het verlenen van ontheffing van de in de artikelen 28-30 van het Vreemdelingenbesluit
gestelde handelwijze aan gezagvoerders.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 32.2
Waardering: V, termijn 5 jaar
Regeling van verblijf/toelating
47. Het verlenen en verlengen van visa conform de geldende voorschriften.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, bijlage A4
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
48. Het verlenen en verlengen van visa in afwijking van de geldende voorschriften.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, bijlage A4
Waardering: B, criterium 7
49. Het verlenen van ontheffing aan vreemdelingen van de verplichting
zich te moeten melden bij het in- of uitreizen van Nederland conform geldende
regelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 22.2b
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
50. Het verlenen van ontheffing aan vreemdelingen van de verplichting
zich te moeten melden bij het in- of uitreizen van Nederland in afwijking
van geldende regelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 22.2b
Waardering: B, criterium 7
51. Het bevoegd verklaren van autoriteiten om ontheffingen van de bij
artikel 41 gestelde vereisten voor vreemdelingen om toegang tot Nederland
te krijgen te verstrekken.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 42
Waardering: B, criterium 5
52. Het verlenen van ontheffing van de bij artikel 41 gestelde vereisten
voor vreemdelingen om toegang tot Nederland te krijgen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 42
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
53. Het geven van nadere voorschriften omtrent het toestemming verlenen
aan bemanningsleden van vliegtuigen/zeeschepen en/of aan dier passagiers die
niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs tot Nederland om zich,
in afwachting van hun vertrek, tijdelijk buiten het vliegveld/de haven op
te houden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 45, Voorschrift Vreemdelingen,
art. 17 en 18
Waardering: B, criterium 5
*54. Het vaststellen van categorieën van vreemdelingen, die geen
geldige verblijfsvergunning nodig hebben.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
8
Waardering: B, criterium 5
55. Het bij AMVB geven van nadere regels waaraan een verzoek van een vreemdeling
tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning moet voldoen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 16.1a
Waardering: B, criterium 5
56. Het bij AMVB geven van regels over de kennisgeving van de beschikking
tot het al dan niet verlenen van een verblijfs- of vestigingsvergunning aan
de belanghebbende.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 16.b
Waardering: B, criterium 5
57. Het bij AMVB stellen van regelen omtrent het, bij het verlenen van
de verblijfsvergunning, stellen van zekerheden ten aanzien van de kosten voor
verblijf aan vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 11.4
Waardering: B, criterium 5
*58. Het stellen van nadere regels met betrekking tot de afgifte van verblijfsvergunningen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
8
Waardering: B, criterium 5
59. Het verlenen, intrekken, of verlengen van verblijfsvergunningen van
vreemdelingen, behandeld conform het in de Vreemdelingenwet art. 11-14 en
de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving gestelde.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 11-14, Vreemdelingencirculaire
1982
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 igv toewijzen)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv afwijzen)
60. Het verlenen, intrekken, of verlengen van verblijfsvergunningen van
vreemdelingen, in afwijking van het in artikel 11-14 van de Vreemdelingenwet
en het in de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving gestelde behandeld.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 11-14
Waardering: B, criterium 7
*61. Het verlenen van vrijstelling aan vreemdelingen of categorieën
van vreemdelingen voor het betalen van geldelijke vergoedingen voor verblijfsvergunningen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
10
Waardering: B, criterium 7
*62. Het vaststellen van de voet waarop aan vreemdelingen door het hoofd
van de plaatselijke politie een vergunning tot tijdelijk verblijf hier te
lande kan worden verleend.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 7a [-1953]
Waardering: B, criterium 5
63. Het verstrekken van de bevoegdheid aan hoofden van plaatselijke politie
om verblijfsvergunningen te verlenen dan wel in te trekken.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 11.1b
Waardering: B, criterium 5
64. Het geven van voorschriften voor de afgifte, verlenging van geldigheidsduur
en de vervanging van identiteitsdocumenten zoals omschreven in art. 54, 2e
lid b en 3e lid.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 55
Waardering: B, criterium 5
65. Het adviseren - in samenspraak met de minister van Buitenlandse Zaken
- van de minister van Binnenlandse Zaken over het al dan niet toekennen van
een paspoort aan vreemdelingen c.q. vluchtelingen.
grondslag: Paspoortwet 1991, art. 13, 15, 16 en pag. XV Schuurman&Jordens
Hoeksma, p. 153-1546
periode: 1976-
Waardering: B, criterium 7
66. Het verlenen of intrekken van vergunningen tot vestiging.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 13.1
Waardering: B, criterium 7
67. Het beschikken op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning
als vluchteling, behandeld conform het in de Vreemdelingencirculaire 1982
en de internationale vluchtelingenverdragen gestelde.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken 21 975
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 igv toewijzen)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 afwijzen)
68. Het beschikken op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning
als vluchteling, in afwijking van het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en
de internationale vluchtelingenverdragen gestelde, behandeld.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken 21 975
Waardering: B, criterium 7
*69. Het, in overeenstemming met de minister van Buitenlandse Zaken, ontzeggen
van de status van verdragsvluchteling.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 104.1c
periode: -1991
Waardering: B, criterium 7
*70. Het, in overeenstemming met de minister van Buitenlandse Zaken, beschikken
op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling,
behandeld conform het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale
vluchtelingenverdragen gestelde.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken 21 975
periode: -1991
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
*71. Het, in overeenstemming met de minister van Buitenlandse Zaken, beschikken
op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling,
in afwijking van het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale
vluchtelingenverdragen gestelde.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken 21 975
periode: -1991
Waardering: B, criterium 7
72. Het, na advies van de minister van Buitenlandse Zaken, ontzeggen van
de status van verdragsvluchteling aan een vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 104.1c
Waardering: B, criterium 7
230. Het inwinnen van en verstrekken van inlichtingen aan het buitenland
betreffende toelating en verblijf van vreemdelingen.
bron: interviews
periode: 1945-1993
Waardering: B, criterium 7
Heffingen
73. Het bij AMVB bepalen dat ter verkrijging van een verblijfs- of vestigingsvergunning
een bedrag wordt geheven.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 16.2
Waardering: B, criterium 5
74. Het geven van nadere voorschriften over het beheer van aan vreemdelingen
tot zekerheid voor verblijf gestelde gelden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 49
Waardering: V, termijn 10 jaar (na afdoening)
75. Het bepalen van gevallen waarbij een tot zekerheid voor verblijf gestelde
som geld wordt geretourneerd.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 50.1f
Waardering: V, termijn 10 jaar
*76. Het bepalen van de hoogte van de geldelijke vergoeding welke een
vreemdeling dient te betalen voor elke hem door het hoofd van de plaatselijke
politie afgegeven verblijfsvergunning.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
10
Waardering: B, criterium 5
*77. Het vaststellen van het model van de boekhouding van de door het
hoofd van de plaatselijke politie ontvangen gelden voor de verlening van verblijfsvergunningen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
10
Waardering: V, termijn 1 jaar
*78. Het vaststellen van nadere voorschriften inzake het voeren van een
boekhouding voor de ontvangsten uit het verlenen van verblijfsvergunningen
door het hoofd van de plaatselijke politie.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
10
Waardering: V, termijn 1 jaar
3 Verblijf in Nederland
79. Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van het toezicht op vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
Verblijfsduur
80. Het bij AMVB bepalen van de termijn die een vreemdeling in Nederland
mag verblijven.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 8.1
Waardering: B, criterium 1
81. Het bij AMVB aan bepaalde categorieën vreemdelingen toestaan
om voor onbepaalde tijd in Nederland te verblijven anders dan wanneer zij
houder zijn van een vergunning tot vestiging of als vluchteling zijn toegelaten.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 10.2, Vreemdelingenbesluit 1966,
art. 47.2
Waardering: B, criterium 1
*82. Het vaststellen van de tijdsduur waarvoor een niet-visumplichtige
vreemdeling geen verblijfsvergunning nodig heeft.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
8
Waardering: B, criterium 1
Toezicht
83. Het bij AMVB opleggen van een aantal verplichtingen ten aanzien van
vreemdelingen die in Nederland verblijven.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 17, Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering: B, criterium 1
*84. Het bij algemene maatregel van bestuur geven van nadere voorschriften
betreffende het toezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen.
grondslag: Wet 1918, art. 1
Waardering: B, criterium 5
*85. Het verlenen van vrijstellingen aan bepaalde categorieën van
vreemdelingen van de verplichting een, voor het verkrijgen van toegang tot
de bewakingsgebieden, vereist identiteitspapier bij zich te hebben.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 1a, zoals gewijzigd in 1960
Waardering: B, criterium 7
*86. Het vaststellen van de termijn, waarbinnen een vreemdeling die voornemens
is langer dan die termijn in Nederland te verblijven, zich moet melden bij
het hoofd van de plaatselijke politie.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 3, zoals gewijzigd in 1960
Waardering: B, criterium 7
*87. Het vaststellen van regels ten aanzien van de verplichtingen waaraan
vreemdelingen die langer dan de toegestane termijn in Nederland willen verblijven,
moeten voldoen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 3, zoals gewijzigd bij Besluit
1960
Waardering: B, criterium 5
*88. Het verlenen van vrijstelling aan bepaalde categorieën vreemdelingen
van de verplichting zich te melden bij het hoofd van de plaatselijke politie
bij het voornemen langer te blijven dan de toegestane verblijfstermijn.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 3, zoals gewijzigd bij Besluit
1960
Waardering: B, criterium 5
89. Het aanwijzen van categorieën van vreemdelingen die in Nederland
mogen verblijven, die arbeid gaan zoeken dan wel verrichten en die niet verplicht
zijn om zich onverwijld bij het hoofd van de plaatselijke politie te melden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 62.2d
Waardering: B, criterium 5
90. Het aanwijzen van categorieën van vreemdelingen die niet verplicht
zijn om zich binnen acht dagen na binnenkomst in persoon bij het hoofd van
de plaatselijke politie te melden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 66.4
Waardering: B, criterium 5
91. Het aanwijzen van categorieën van vreemdelingen die, hoewel ze
slechts voor de maximale duur van drie maanden in Nederland verblijven, zich
binnen acht dagen bij het hoofd van de plaatselijke politie moeten melden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 67.1
Waardering: B, criterium 5
92. Het aanwijzen van categorieën van vreemdelingen die naar Nederland
gekomen zijn om als zeeman aan te monsteren en die niet verplicht zijn zich
binnen twee dagen te melden bij een hoofd van de plaatselijke politie.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 69.2
Waardering: B, criterium 5
93. Het verlenen van ontheffing van de verplichting voor vreemdelingen
die op grond van art. 18 van de Vreemdelingenwet in hun bewegingsvrijheid
zijn beperkt.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 71.2
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
94. Het opleggen van individuele verplichtingen tot periodieke aanmelding
bij het hoofd van de plaatselijke politie.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 17.3
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
95. Het bij AMVB beperken van de bewegingsvrijheid van vreemdelingen die
voor onbepaalde tijd in Nederland zijn toegelaten.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 18.1
Waardering: B, criterium 5
96. Het controleren van vreemdelingen ten behoeve van de bescherming van
de openbare orde.
bron: interviews
opmerking: Deze handeling wordt uitgevoerd door de Centrale Recherche
Informatiedienst.
Waardering: V, termijn 15 jaar
97. Het bij AMVB geven van regelen over het tijdelijk in beslag nemen
van reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen door met toezicht op vreemdelingen
belaste ambtenaren.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 20, Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering: B, criterium 5
98. Het bepalen van categorieën van vreemdelingen die niet verplicht
zijn tot het dragen van een papier waaruit hun identiteit geldt.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 54.4a
Waardering: V, termijn 1 jaar
99. Het verlenen van ontheffingen tot het verplicht dragen van een papier
waaruit de identiteit van een vreemdeling blijkt.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 54.4b
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
100. Het verstrekken van een document waaruit blijkt dat een vreemdeling
in bezit is van een verblijfs-/vestigingsvergunning en dat geldt als een identiteitspapier.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 54.3
Waardering: B, criterium 7
101. Het aanwijzen van vreemdelingen of categorieën van vreemdelingen,
die zijn vrijgesteld van de verplichtingen ten aanzien van woon- en verblijfplaats
zoals omschreven in art. 57, 1e lid.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 57.5
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
102. Het geven van voorschriften voor het bij algemene bekendmaking verzoeken
om gegevens te verstrekken die benodigd zijn in het belang van de Vreemdelingenwet
1965 door een hoofd van de plaatselijke politie.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 58.3
Waardering: B, criterium 5
103. Het bepalen van gevallen waarin werkgevers verplicht zijn om gegevens
over hun werknemers aan het hoofd van de plaatselijke politie te verstrekken
als deze er om verzoekt.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 61, Vreemdelingencirculaire
1982
Waardering: B, criterium 5
104. Het geven van voorschriften voor de ambtenaren belast met het toezicht
op vreemdelingen over het maken van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren
van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Waardering: V, termijn 1 jaar
105. Het geven van voorschriften over het tijdelijk in beslag nemen van
reis- en identiteitspapieren door ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.2
Waardering: B, criterium 5
*106. Het vaststellen van de wijze waarop een algemene bekendmaking aan
vreemdelingen om zich aan of af te melden bij het hoofd van de plaatselijke
politie dient te geschieden.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 4
Waardering: V, termijn 1 jaar
*107. Het vaststellen van het model van de kennisgeving waarmee aan vreemdelingen
wordt kenbaar gemaakt aan welke bijzondere maatregelen van toezicht zij zijn
onderworpen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 11
Waardering: V, termijn 1 jaar
*108. Het geven van aanwijzingen aan de hoofden van de plaatselijke politie
inzake de uitvoering van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 17
Waardering: B, criterium 5
*109. Het intrekken van maatregelen van aanwijzing of ontzegging van verblijf
ingevolge het vreemdelingenreglement gesteld.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 21
Waardering: B, criterium 7
*110. Het adviseren van de Commissaris der Koningin inzake de aanvraagformulieren
voor een paspoort voor vreemdelingen.
grondslag: Paspoortinstructie 1952, art. 57
Waardering: V, termijn 1 jaar
*111. Het adviseren van de Commissaris der Koningin inzake de mogelijkheid
tot het verlenen van een terugreisvisum, voor één of meer grensoverschrijdingen,
aan een vreemdeling die een paspoort aanvraagt.
grondslag: Paspoortinstructie 1952, art. 57, 58
Waardering: B, criterium 7
4 Uitzetting
112. Het ontwikkelen van beleid ten aanzien van de bewaring van vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
113. Het ontwikkelen van beleid voor de wijze waarop uitzetting van vreemdelingen
geschiedt.
bron: interviews
Waardering: B, criterium 1
Bewaring
114. Het bepalen en aanwijzen van het aantal plaatsen nodig in huizen
van bewaring voor de bewaring van vreemdelingen.
bron: interviews
Waardering: V, termijn 1 jaar
115. Het bij AMVB stellen van nadere regelen over bewaring van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 28.1, Vreemdelingencirculaire 1982,
Voorschrift Vreemdelingen
Waardering: B, criterium 5
*116. Het nemen van zodanige maatregelen ten aanzien van vreemdelingen
aan wie een bepaalde verblijfplaats is toegewezen als voor de handhaving van
tucht en orde noodzakelijk is.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 24
Waardering: B, criterium 7
*117. Het treffen van nadere maatregelen ten aanzien van vreemdelingen
aan wie ingevolge art. 2 een bepaalde verblijfplaats is toegewezen.
grondslag: Wet 1918, art. 3
Waardering: B, criterium 7
*118. Het, in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken, aanwijzen
van kampen, vluchtoorden en quarantainestations, waarin uitsluitend vreemdelingen,
die geacht worden gevaarlijk te zijn, zoals bedoeld in art. 19 van dit reglement
worden opgenomen, alsmede het toezicht op de organisaties, die belast zijn
met het beheer.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 21, zoals gewijzigd in 1953,
art. 22
Waardering: B, criterium 5
*119. Het (bij KB, wet 1849) aanwijzen en naar een verblijfplaats doen
overbrengen van vreemdelingen die gevaarlijk worden geacht voor de openbare
orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, of die zich niet gedragen naar
de bepalingen van dit reglement; alsmede het ontzeggen van en het doen verwijderen
uit een bepaalde verblijfplaats van vreemdelingen.
grondslag: Wet 1849, art. 13; Wet 1918, art. 2; Vreemdelingenreglement
1918, art. 19
Waardering: B, criterium 7
120. Het geven van algemene en bijzondere aanwijzingen aan hoofden van
plaatselijke politie over het in kennis stellen van de officier van Justitie
van gevallen waarbij de inbewaringstelling van een vreemdeling de 30 dagen
dreigt te overschrijden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 87, Vreemdelingencirculaire
1982, Voorschrift Vreemdelingen
Waardering: V, termijn 1 jaar
Uitzetting
121. Het bij AMVB stellen van nadere regelen over uitzetting van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 28.1, Vreemdelingencirculaire 1982,
Voorschrift Vreemdelingen
Waardering: B, criterium 5
122. Het geven van algemene aanwijzingen ten aanzien van de uitzetting
van vreemdelingen aan ambtenaren belast met grensbewaking of toezicht op vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 90, Vreemdelingencirculaire
1982, Grensbewakingscirculaire 1982
Waardering: B, criterium 5
123. Het geven van bijzondere aanwijzingen ten aanzien van de uitzetting
van vreemdelingen aan ambtenaren belast met grensbewaking of toezicht op vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 90
Waardering: B, criterium 5
*124. Het bij KB uitvaardigen van de last tot uitzetting van toegelaten
vreemdelingen.
grondslag: Wet 1849, art. 10, 12
Waardering: B, criterium 7
125. Het ongewenst verklaren van een vreemdeling omdat deze een gevaar
vormt voor de nationale veiligheid, openbare orde en openbare rust.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 21.1
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
*126. Het tot ongewenste vreemdeling verklaren van personen, op gronden
die aanleiding kunnen geven tot maatregelen als bedoeld in artikel 2.1, of
op grond van volkenrechtelijke verplichtingen.
grondslag: Wet 1918, art. 3.a
Waardering: B, criterium 7
127. Het (op last doen) uitzetten van vreemdelingen waarvan de verblijfstermijn
is verstreken of die niet meer voldoen aan de verplichtingen waaraan zij bij
grensoverschrijding zijn onderworpen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 23.1
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
128. Het geven van een bijzondere aanwijzing tot uitzetting van een vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 22.2
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
*129. Het doen van aanzegging aan asielzoekers van verwijdering uit Nederland.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 8, art. 12, art. 13, Stb 3
Waardering: B, criterium 7
*130. Het verlenen van machtiging aan het hoofd van de plaatselijke politie
tot verwijdering van vluchtelingen, die te kennen hebben gegeven zich tot
de Commissie te willen wenden.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 14, Stb 3
Waardering: B, criterium 7
*131. Het aanwijzen van organisaties van vluchtelingen die personen kunnen
aanwijzen die als gemachtigden voor van uit Nederland te verwijderen vluchtelingen
kunnen optreden.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 17, Stb 3
Waardering: B, criterium 5
*132. Het opheffen van een van de kantonrechter afkomstig bevel tot uitzetting
of van de uitvoering daarvan.
grondslag: Wet 1849, art. 11
Waardering: B, criterium 7
133. Het bij AMVB stellen van regels voor het regiem geldend in ruimten
op vliegvelden bedoeld voor de tijdelijke opvang van te verwijderen vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 7a.4
Waardering: B, criterium 5
134. Het bij AMVB geven nadere regels omtrent het verhalen van kosten
op vervoersmaatschappijen bij de verwijdering van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 7.3
Waardering: B, criterium 5
135. Het verhalen van de kosten voor de verwijdering/uitzetting van een
vreemdeling op vervoersmaatschappijen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 7.2, 27.1
Waardering: V, termijn 15 jaar
5 Beroepen/rechtsgang
136. Het behandelen van verzoeken van vreemdelingen, om herziening van
(negatieve) beschikkingen, volgend uit de Vreemdelingenwet 1965, behandeld
conform het in de Vreemdelingencirculaire 1982 gestelde.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 29.1, Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts bij blijvers)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv asiel/vtvest bij niet-blijvers)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 visum ikv niet-blijvers)
137. Het behandelen van verzoeken van vreemdelingen, om herziening van
(negatieve) beschikkingen volgend uit de Vreemdelingenwet 1965 die, in afwijking
van het in de Vreemdelingenwet en het in de Vreemdelingencirculaire 1982 gestelde,
zijn behandeld.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 29.1
Waardering: B, criterium 7
137A. Het maken van beschikkingen/geven van aanwijzingen naar aanleiding
van uitspraken op beroepen van vreemdelingen door de Raad van State.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 34.1,4
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv asiel/vtvest ikv tijdelijk verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 visum ikv tijdel. verblijf)
138. Het aanwijzen van ambtenaren als vertegenwoordiger bij de vergaderingen
van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken over advisering van verzoeken
tot herziening.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 31.5
Waardering: V, termijn 15 jaar
139. Het stellen van nadere procedurele bepalingen bij het adviseren over
een verzoek tot herziening van een beschikking volgend uit de Vreemdelingenwet
1965 door de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 31.6 en 31.7
Waardering: V, termijn 15 jaar
*140. Het, in afwijking van het in het in het Vluchtelingenbesluit 1957
gestelde, behandelen van, binnen de termijn ingediende, aanvragen om herziening
van nog niet geheel ten uitvoer gelegde beschikkingen waarbij afwijzend is
gereageerd op een aanvraag tot verlenging van de op grond van art. 8 toegestane
verblijfstermijn.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 46.3
periode: -1967
Waardering: B, criterium 7
141. Het behandelen van beroepen tegen door de brigadecommandant genomen
beslissingen t.a.v. het verlenen/verlengen/intrekken van (de geldigheidsduur
van) vergunningen, grenskaarten en doorlaatbewijzen, ingesteld bij de overeenkomst
inzake het kleine grensverkeer.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 36.1
Voorstel:
Waardering: B, criterium 7
142. Het voorbereiden van individuele zaken in internationale gerechtelijke
procedures conform geldende richtlijnen.
grondslag: organisatiebesluit 22-10-1986, nr. 059 O en I 86
Waardering: B, criterium 7
143. Het voorbereiden van individuele zaken in internationale gerechtelijke
procedures in afwijking van geldende richtlijnen.
grondslag: organisatiebesluit 22-10-1986, nr. 059 O en I 86
Waardering: B, criterium 7
Actor: Adviescommissies
Permanente vreemdelingen adviescommissie
Deze commissie heeft bestaan tot 1965
*154. Het adviseren van de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse
Zaken inzake beschikkingen op verzoeken tot erkenning als vluchteling, dan
wel de intrekking van de erkenning als vluchteling, nadat eerder tussen beide
ministers over dergelijke verzoeken geen overeenstemming is bereikt en de
indieners van die verzoeken de tussenkomst van de Commissie hebben ingeroepen.
grondslag: Vluchtelingenbesluit, art. 3.3 en 5.2.
Waardering: B, criterium 7
*155. Het - op verzoek van de betrokken vluchtelingen - adviseren van
de minister van Justitie inzake de verwijdering van vluchtelingen uit Nederland.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 8, 9, 10, 14, 15, 18
Waardering: B, criterium 7
Adviescommissie voor vreemdelingenzaken
156. Het - gevraagd of ongevraagd - adviseren van de minister van Justitie
over de toepassing van de Vreemdelingenwet 1965 en andere zaken de toelating
en het verblijf van vreemdelingen betreffende.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 2.1
Waardering: B, criterium 5
157. Het vaststellen van een instructie voor de werkwijze voor de (adjunct)secretaris
van de adviescommissie.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 11.3
Waardering: B, criterium 5
158. Het adviseren van de minister van Justitie over verzoeken tot herziening
van beschikkingen volgend uit de Vreemdelingenwet 1965 waarop de minister
van zins is afwijzend te beschikken.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 31.1
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
159. Het vaststellen van vergoedingen in reis- en verblijfkosten bij advieszaken
door de voorzitter.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 17.3
Waardering: V, termijn 5 jaar
160. Het instellen van subcommissies en, per subcommissie, de taakomschrijving.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 18.1
Waardering: B, criterium 4
161. Het adviseren van de minister van Justitie bij een voorgenomen afwijzing
van een verzoek tot herziening van een vreemdeling niet zijnde een E.E.G.-onderdaan
maar wel vallend onder het Europees Vestigingsverdrag.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 103.4
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
162. Het adviseren van de minister van Justitie over een mogelijk afwijzende
beschikking op een verzoek tot verlenging van de verblijfsvergunning van een
vreemdeling vallend onder de categorie verdragsvluchteling of staatloze zoals
omschreven in art. 104 lid 1 en 5 van het Vreemdelingenbesluit.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 105.1
Waardering: B, criterium 7 (v/a 2e helft 1989 slechts igv perm.verblijf)
V, termijn 15 jaar (v/a 2e helft 1989 igv tijdelijk verblijf)
Actor: Interdepartementale commissies/werkgroepen ingesteld
door de minister/staatssecretaris van Justitie
Interdepartementale Werkgroep Immigratie
227. Het voorbereiden van regeringsbeleid inzake immigratie.
bron: interviews
periode: 1988-1985
Waardering: B, criterium 1
Interdepartementale Stuurgroep Immigratie
228. Het voorbereiden van regeringsbeleid inzake immigratie.
bron: interviews
periode: 1990-
Waardering: B, criterium 1
Actor: Hoge Raad der Nederlanden
144. Het doen van een uitspraak op een klaagschrift van een Nederlander
over het ten onrechte weigeren van de toegang tot Nederland of het toepassen
van maatregelen die slechts van toepassing zijn op vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 43.1
Waardering:
*145. Het beschikken op verzoekschriften van diegenen, die beweren dat
de wet van 1849 (vreemdelingenwet) op hen niet van toepassing is.
grondslag: Wet 1849, art. 20, zoals gewijzigd in 1935, Stb 685
Waardering:
*146. Het doen van uitspraak op verzoekschriften van allen, op wie art.
2 wordt toegepast, en die beweren Nederlandse onderdanen te zijn, teneinde
te doen verklaren dat het genoemde artikel op hen niet van toepassing is.
grondslag: Wet 1918, art. 4
Waardering:
Actor: Arrondissementsrechtbank
147. Het beslissen op een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling
of beperking van de bewegingsvrijheid van een vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 40
Waardering:
*148. Het, op vordering van het Openbaar Ministerie of op verzoek van
de vreemdeling die op last van de minister van Justitie in een bepaalde plaats
is opgenomen, beslissen over de invrijheidstelling van een vreemdeling.
grondslag: Wet 1918, art. 2
Waardering:
Actor: Kantonrechtbank
*149. Het uitvaardigen van een bevel tot het uitzetten van toegelaten
vreemdelingen.
grondslag: Wet 1849, art. 10, 11
Waardering:
Actor: Openbaar Ministerie
150. Het in hoger beroep gaan tegen een beslissing van de rechtbank bij
de beslissing op een verzoek tot opheffing van de inbewaringstelling of beperking
van de bewegingsvrijheid van een vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 41.1
Waardering:
151. Het nemen van maatregelen op een klacht van een in bewaring gestelde
vreemdeling omtrent de vrije toegang van een advocaat tot de in bewaring gestelde.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 84.7
Waardering:
152. Het in kennis stellen van de rechtbank omtrent het in bewaring stellen
van een vreemdeling zodra dit langer dan 30 dagen heeft geduurd.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 86
Waardering:
*153. Het vorderen van een beslissing van de rechtbank inzake de invrijheidstelling
van vreemdelingen, die op last van de minister in een bepaalde plaats zijn
opgenomen.
grondslag: Wet 1918, art. 2
Waardering:
Actor: Minister van Binnenlandse Zaken
163. Het toekennen van een paspoort aan een vreemdeling c.q. vluchteling,
conform geldende procedures.
grondslag: Paspoortwet 1991, art. 13, 15, 16 en pag. XV Schuurman&Jordens
Hoeksma, p. 153-154
periode: 1991-
Waardering:
164. Het toekennen van een paspoort aan een vreemdeling c.q. vluchteling,
in afwijking van geldende procedures.
grondslag: Paspoortwet 1991, art. 13, 15, 16 en pag. XV Schuurman&Jordens
Hoeksma, p. 153-154
periode: 1991-
Waardering:
*165. Het adviseren van de minister van Justitie bij het aanwijzen van
kampen, vluchtoorden en quarantainestations, waarin uitsluitend vreemdelingen,
die geacht worden gevaarlijk te zijn, zoals bedoeld in art. 19 van dit reglement
worden opgenomen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 21, zoals gewijzigd in 1953,
art. 22
Waardering:
*166. Het vaststellen van voorschriften ter verzekering van een goede
uitvoering van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918 en 1953, art. 25
Waardering:
Binnenlandse Veiligheidsdienst
167. Het adviseren van de minister van Justitie over toelating van vreemdelingen
op grond van redenen van nationale veiligheid.
bron: interviews
Waardering:
Actor: Interdepartementale commissie, ingesteld door de
minister van Binnenlandse Zaken
Interdepartementale Coördinatiecommissie Minderhedenbeleid
226. Het adviseren van de regering ten aanzien van minderheden.
bron: interviews
periode: 1980-
Waardering:
Actor: Minister van Buitenlandse Zaken
168. Vervallen.
169. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van verzoeken
tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling, behandeld conform
het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale vluchtelingenverdragen
gestelde.
grondslag: Kamerstukken 1990-1991, 21 975
periode: 1992-
Waardering:
170. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van verzoeken
tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling, in afwijking
van het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale vluchtelingenverdragen
gestelde.
grondslag: Kamerstukken 1990-1991, 21 975
periode: 1992-
Waardering:
171. Het adviseren - in samenspraak met de minister van Justitie - van
de minister van Binnenlandse Zaken over het al dan niet toekennen van een
paspoort aan vreemdelingen c.q. vluchtelingen.
grondslag: Paspoortwet 1991, art. 13, 15, 16 en pag. XV Schuurman&Jordens
Hoeksma, p.153-154
periode: 1976-
Waardering:
172. Het - in samenspraak met de minister van Justitie - vaststellen van
de vluchtelingenstatus.
bron: Hoeksma, p. 154
periode: 1976-
Waardering:
173. Het informeren van betrokkenen, waaronder de minister van Justitie,
als onderdeel van de behandeling en beoordeling van asielverzoeken.
bron: Rapport Onderzoek taken, organisatie en werkwijze Directie Algemene
Zaken, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1993.
periode: 1992-
Waardering:
174. Het consulteren van ambassades en consulaten inzake asiel-, vluchtelingen-
en migratieaangelegenheden.
bron: Rapport Onderzoek taken, organisatie en werkwijze Directie Algemene
Zaken, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1993
Waardering:
175. Het verlenen en verlengen van visa conform vastgelegde procedures.
grondslag: Souverein Besluit -1813, Beneluxovereenkomst -1960, Akkoord
van Schengen - 1994, Vreemdelingencirculaire 1982, bijlage A4
Waardering:
176. Het verlenen en verlengen van visa in afwijking van vastgelegde procedures.
grondslag: Souverein Besluit -1813, Beneluxovereenkomst -1960, Akkoord
van Schengen - 1994, Vreemdelingencirculaire 1982, bijlage A4
Waardering:
177. Het ontwikkelen van het visumbeleid.
bron: interview hoofd bureau Vreemdelingen Vos Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Waardering:
178. Het ontwikkelen van wet- en regelgeving op het gebied van het visumbeleid.
bron: interview hoofd bureau Vreemdelingen Vos, Ministerie van Buitenlandse
Zaken
Waardering:
179. Het - met het oog op internationale complicaties - voorbereiden en
uitdragen van standpunten over het Nederlandse vluchtelingenbeleid in (inter)departementaal
overleg.
bron: interview met hoofd bureau Asielzaken Kraan, Ministerie van Buitenlandse
Zaken; rapport onderzoek taken organisatie en werkwijze DAZ Ministerie van
Buitenlandse Zaken, 1993
Waardering:
180. Het - in overleg met de minister van Justitie - voorbereiden en inbrengen
van standpunten ten aanzien van het Nederlandse vluchtelingenbeleid ten behoeve
van internationaal overleg.
bron: rapport onderzoek taken organisatie en werkwijze DAZ, Ministerie
van Buitenlandse Zaken, 1993
Waardering:
181. Het aanwijzen van ambtenaren als vertegenwoordiger bij zaken van
de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken die de minister aangaan.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 15
periode: 1966-
Waardering:
*182. Het - in samenwerking met de minister van Justitie - vaststellen
van voorschriften ter verzekering van een goede uitvoering van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art.17, zoals gewijzigd in 1953,
art. 25
Waardering:
*183. Het - in overleg met de minister van Justitie - verlenen van vrijstelling
van het betalen van geldelijke vergoedingen voor het verlenen van verblijfsvergunningen
aan vreemdelingen of categorieën van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, zoals gewijzigd in 1953, art.
10
Waardering:
*184. Het delegeren van de bevoegdheid (verlenen van mandaatschap) tot
het uitreiken van vluchtelingenpaspoorten aan de International Refugee Organization
(1947-1951), de Refugee Service Committee (1951-1952) en het Hoge Commissariaat
der Verenigde Naties voor Vluchtelingen in Nederland (1952-976).
grondslag: paspoortinstructie 1952, art. 54, Hoeksma, p. 114-115, 153-154
periode: 1947-1976
Waardering:
*185. Vervallen.
*186. Het - in overeenstemming met de minister van Justitie - beschikken
op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling,
behandeld conform het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale
vluchtelingenverdragen gestelde.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6 ; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken, 21 975
periode: -1991
Waardering:
*187. Het, in overeenstemming met de minister van Justitie, beschikken
op verzoeken tot erkenning of intrekking van de erkenning als vluchteling,
in afwijking van het in de Vreemdelingencirculaire 1982 en de internationale
vluchtelingenverdragen gestelde.
grondslag: Vluchtelingenbesluit 1957, art. 3.1, 4, 5 en 6 ; Vreemdelingenwet
1965, art. 10.1, 15.1, 15.3 en 15.4, Kamerstukken 21 975
periode: -1991
Waardering:
*188. Het afgeven, verlengen of wijzigen van paspoorten of reispassen
voor vreemdelingen.
grondslag: paspoortinstructie 1952, art. 12, Paspoortwet 1991, pag. X-XVI
Schuurmans en Jordens
periode: 1952-1991
Waardering:
Actor: Interdepartementale commissies, ingesteld door
de minister van Buitenlandse Zaken
Interdepartementale Commissie tot bestudering van Verdrag
betreffende status van vluchtelingen
222. Het adviseren van de regering inzake het op handen zijnde internationale
verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
bron: interviews
periode: 1951
Waardering:
Interdepartementale Commissie voor vluchtelingenzaken
223. Het adviseren van bewindslieden c.q. de ministerraad terzake van
internationale vluchtelingenvraagstukken.
bron: interviews
periode: 1955-
Waardering:
224. Het bepalen van een gezamenlijk standpunt ten aanzien van particuliere
initiatieven op het gebied van vluchtelingenzaken.
bron: interviews
periode: 1955-
Waardering:
225. Het voorbereiden c.q. het op voorafgaand gezag van de ministerraad
nemen van besluiten met name ten aanzien van de uitgenodigde vluchtelingen.
bron: interviews
periode: 1955-
Waardering:
Actor: Minister van Defensie
*189. Het vaststellen van voorschriften ter verzekering van een goede
uitvoering van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918 en 1953, art. 25
Waardering:
Koninklijke marechaussee
190. Het aan vreemdelingen verlenen/weigeren van de toegang tot Nederland.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 6
Waardering:
191. Het verlengen van de duur van vasthouding van een door een ambtenaar
van de grensbewaking ter controle opgenomen vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 19.3
Waardering:
192. Het bij beschikking verlenen/verlengen/intrekken van geldigheidsduur
van vergunningen, grenskaarten en doorlaatbewijzen ingesteld bij de overeenkomst
inzake het kleine grensverkeer.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 33.1 en .2
Waardering:
193. Het geven van toestemming aan bemanningsleden van vliegtuigen/zeeschepen
en/of aan dier passagiers die niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs
tot Nederland om zich, in afwachting van hun vertrek, tijdelijk buiten het
vliegveld/de haven op te houden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 45
Waardering:
194. Het stellen van aantekeningen in reis- en identiteitspapieren van
vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Waardering:
195. Het tijdelijk in beslag nemen van reis- en identiteitspapieren.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.1
Waardering:
Militair Gezag
*196. Het voeren van overleg met de minister van Justitie over de aanwijzing
van bepaalde verblijfplaatsen aan vreemdelingen binnen een in staat van oorlog
of van beleg verklaard gedeelte van het grondgebied des Rijks.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 19
Waardering:
*197. Het in afwachting van de beslissing van de minister van Justitie
voorlopig aanwijzen aan vreemdelingen van bepaalde verblijfplaatsen in een
in staat van oorlog of van beleg verklaard gedeelte van het grondgebied des
Rijks aan vreemdelingen en het doen van mededeling daarvan aan die minister.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1918, art. 19
Waardering:
Actor: Minister van Economische Zaken
198. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van de toelating
van individuele economisch zelfstandigen.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, A4; Staatscourant 1992, 248
Waardering:
199. Het, vanuit de beleidsvisie ten aanzien van de economisch zelfstandigen,
adviseren van de minister van Justitie over het te voeren beleid ten aanzien
van de toelating van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, B11
Waardering:
Actor: Minister van Financiën
Ambtenaren der invoerrechten en accijnzen
200. Het aan vreemdelingen verlenen/weigeren van de toegang tot Nederland.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 6
Waardering:
201. Het verlengen van de duur van vasthouding van een door een ambtenaar
van de grensbewaking ter controle opgenomen vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 19.3
Waardering:
202. Het bij beschikking verlenen/verlengen/intrekken van geldigheidsduur
van vergunningen, grenskaarten en doorlaatbewijzen ingesteld bij de overeenkomst
inzake het kleine grensverkeer.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 33.1 en .2
Waardering:
203. Het geven van toestemming aan bemanningsleden van vliegtuigen/zeeschepen
en/of aan dier passagiers die niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs
tot Nederland om zich, in afwachting van hun vertrek, tijdelijk buiten het
vliegveld/de haven op te houden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 45
Waardering:
204. Het stellen van aantekeningen in reis- en identiteitspapieren van
vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Waardering:
205. Het tijdelijk in beslag nemen van reis- en identiteitspapieren.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.1
Waardering:
Actor: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
206. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van de toelating
van individuele buitenlandse onderwijsgevenden en wetenschappelijke onderzoekers.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982
Waardering:
207. Het, vanuit de beleidsvisie ten aanzien van de buitenlandse onderwijsgevenden
en wetenschappelijke onderzoekers, adviseren van de minister van Justitie
over het te voeren beleid ten aanzien van de toelating van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, B11
Waardering:
Actor: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
208. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van de toelating
van individuele buitenlandse werknemers.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, A4, B11
Waardering:
209. Het, vanuit de beleidsvisie ten aanzien van de buitenlandse werknemers,
adviseren van de minister van Justitie over het te voeren beleid ten aanzien
van de toelating van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, B11
Waardering:
Actor: Interdepartementale commissie ingesteld of onder
voorzitterschap van de Minister van Sociale Zaken
Interdepartementale Commissie voor vluchtelingen en verplaatste
personen
221. Het adviseren van de regering over de toelating van buitenlandse
arbeidskrachten voor de Nederlandse industrie.
bron: interviews
periode: 1947-195..
Waardering:
Actor: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en voorganger WVC
210. Het adviseren van de minister van Justitie ten aanzien van de toelating
van individuele sportlieden en kunstenaars.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, A4
Waardering:
211. Het, vanuit de beleidsvisie ten aanzien van de sportlieden en kunstenaars,
adviseren van de minister van Justitie over het te voeren beleid ten aanzien
van de toelating van vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingencirculaire 1982, B11
Waardering:
Minister van maatschappelijk werk
*212. Het vaststellen van voorschriften ter verzekering van de richtige
uitvoering van het Vreemdelingenreglement.
grondslag: Vreemdelingenreglement 1953, art. 25
Waardering:
Actor: Politieregio Rijnmond, voorheen de Gemeente(rivier)politie
te Rotterdam
213. Het aan vreemdelingen verlenen/weigeren van de toegang tot Nederland.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 6
Waardering:
214. Het verlengen van de duur van vasthouding van een door een ambtenaar
van de grensbewaking ter controle opgenomen vreemdeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 19.3
Waardering:
215. Het bij beschikking verlenen/verlengen/intrekken van de geldigheidsduur
van vergunningen, grenskaarten en doorlaatbewijzen ingesteld bij de overeenkomst
inzake het kleine grensverkeer.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 33.1 en .2
Waardering:
216. Het geven van toestemming aan bemanningsleden van vliegtuigen/zeeschepen
en/of aan dier passagiers die niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs
tot Nederland om zich, in afwachting van hun vertrek, tijdelijk buiten het
vliegveld/de haven op te houden.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 45
Waardering:
217. Het stellen van aantekeningen in reis- en identiteitspapieren van
vreemdelingen.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 75, 76
Waardering:
218. Het tijdelijk in beslag nemen van reis- en identiteitspapieren.
grondslag: Vreemdelingenbesluit 1966, art. 77.1
Waardering:
Actor: Raad van State
219. Het beschikken op een beroep tegen een beslissing van de minister
van Justitie inzake de herziening van beschikkingen volgend uit de Vreemdelingenwet
1965.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 34.1,4
Waardering:
Actor: Staten-Generaal
220. Het doen van een verzoek om een concept-AMVB voor het regiem in ruimten
voor de tijdelijke opvang voor te verwijderen vreemdelingen van vliegvelden
om te zetten in een wettelijke regeling.
grondslag: Vreemdelingenwet 1965, art. 7a.5
periode: 1988-
Waardering:
Actor: Ministeriële taskforce, ad hoc Commissie voor
asiel en migratie
229. Het voorbereiden van beslissingen van de ministerraad over asiel-
en immigratieaangelegenheden.
bron: interviews
Waardering:
1 Opvang is in 1994 bij de kabinetsformatie overgegaan van
WVC naar Justitie. Het beleidsterrein zal nu naar verwachting vanuit Justitie,
agentschap IND, worden onderzocht.
2 Een handeling: een complex van activiteiten dat leidt tot
een product van een actor naar zijn omgeving.
3 Met `in afwijking van' wordt bedoeld met gebruikmaking van
de discretionaire bevoegdheid die de staatssecretaris/minister van Justitie
heeft om af te wijken van het staand beleid.
4 Het uitgangspunt voor het historische archief waarvoor de
rijksoverheid zich op dit moment verantwoordelijk voelt is het vormen van
een verzameling waarmee het mogelijk is de hoofdlijnen van het overheidshandelen
ten opzichte van de samenleving na 1940 te reconstrueren.
5 Onder actoren worden zorgdragers in de zin der Archiefwet
1995 verstaan.
6 Hoeksma, mr. J.A., Tussen vrees en vervolging, een inleiding
in het vluchtelingenrecht (Assen, 1982).