Bestuursreglement gerechtshof 's-Gravenhage

Gelet op artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, besluit het bestuur van het gerechtshof te `s-Gravenhage (hierna: het gerechtshof) het navolgend reglement vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Organisatie gerecht

Artikel 1.1 Onderdelen organisatie gerecht

Het gerechtshof kent in ieder geval de volgende onderdelen:

a. het bestuur;

b. het bedrijfsbureau;

c. de sector belastingrecht;

d. de sector familierecht;

e. de sector handelsrecht;

f. de sector strafrecht;

g. de gerechtsvergadering.

Hoofdstuk 2. Bestuur

Artikel 2.1 Werkwijze bestuur

1. Het bestuur komt ten minste maandelijks bijeen; in de maanden juli en augustus tezamen komt het bestuur ten minste één keer bijeen;

2. Het bestuur komt in ieder geval bijeen voor de bespreking en vaststelling van het

a. bestuursreglement, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. voor de bespreking en vaststelling van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor de bespreking en vaststelling van het jaarplan en het jaarverslag, bedoeld in artikel 31, eerste lid, en artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d. voor de bespreking en vaststelling van gerechtsbrede beleidsstukken;

e. op verzoek van de president, of op verzoek van ten minste twee leden van het bestuur.

3. Het bestuur komt ten minste eenmaal per jaar bijeen voor het evalueren van zijn werkwijze. Artikel 2.2, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het bestuur vergadert volgens een tevoren vastgesteld schema. De president doet daartoe een voorstel.

5. Een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

6. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving, waaronder begrepen kennisgeving per e-mail, aan de leden van het bestuur op hun werkadres.

Artikel 2.2 Agenda en verslag

1. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een agenda voor elke bijeenkomst. De agenda wordt tijdens de bijeenkomst vastgesteld. De president plaatst in ieder geval op de agenda:

a. de door een lid van het bestuur opgegeven onderwerpen;

b. het verslag van de vorige bijeenkomst.

2. De president is verantwoordelijk voor de verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, de agenda en eventuele overige stukken aan de leden van het bestuur. Dit gebeurt in beginsel voor het weekeinde voorafgaand aan de bijeenkomst; in ieder geval drie werkdagen daaraan voorafgaand. De agenda wordt tegelijkertijd openbaar gemaakt.

3. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het bestuur kan besluiten dat beraadslagingen of besluiten over een of meerdere onderwerpen niet in het openbaar te maken gedeelte van het verslag worden opgenomen.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld en vervolgens openbaar gemaakt.

Artikel 2.3 Orde

1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een bijeenkomst waarin ten minste de helft van het aantal leden van het bestuur aanwezig is.

2. Behoudens in uitzonderlijke situaties kunnen besluiten slechts worden genomen over voorstellen die conform het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, op de agenda staan.

3. Een bijeenkomst wordt voorgezeten door de president.

4. Indien de president afwezig is, zit een ander lid van het bestuur de bijeenkomst voor. Dit lid wordt door de president of, indien deze daartoe niet in staat is, door het bestuur aangewezen.

5. De voorzitter van de bijeenkomst kan de vergadering schorsen.

6. De voorzitter van de bijeenkomst bepaalt de duur van de schorsing en het moment van hervatten van de bijeenkomst.

Artikel 2.4 Besluitvorming

1. De voorzitter van de bijeenkomst stelt de voorstellen ter beslissing aan de orde.

2. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen, tenzij in dit reglement anders is bepaald.

3. Een lid van het bestuur kan zijn stem alleen tijdens een bijeenkomst uitbrengen.

4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen.

5. De president is verantwoordelijk voor het opnemen van een besluitenlijst in het verslag, bedoeld in artikel 2.2, derde lid.

Artikel 2.5 Besluitvorming buiten bijeenkomst

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een bijeenkomst een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt alle leden van het bestuur een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien geen van de bestuursleden te kennen geeft dat hij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende bijeenkomst geplaatst wil hebben, neemt de president namens het bestuur het betreffende besluit.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.6 Onverwijlde besluitvorming

1. Indien door ontstentenis het in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde aantal leden niet aanwezig is en besluitvorming onverwijld gewenst is, is de president gemachtigd te beslissen. Hij doet dit in overeenstemming met de leden van het bestuur die wel aanwezig zijn.

2. De besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, is niet toepasbaar op de in artikel 2.1, tweede lid, onder a tot en met d, genoemde onderwerpen.

3. Over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, licht de president terstond de andere leden van het bestuur in. De besluiten worden geagendeerd voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.7 Uitgaande stukken

Namens het gerechtshof uitgaande stukken, niet zijnde processtukken en correspondentie die op gerechtelijke procedures betrekking heeft, worden door de president dan wel het meest betrokken lid van het bestuur ondertekend.

Artikel 2.8 Vervanging bestuursleden

1. Een lid van het bestuur dat langer dan dertig dagen niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen kan na overleg met hem worden waargenomen door:

a. een van tevoren door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, indien het de president is;

b. een van tevoren door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast uit dezelfde sector, indien het een sectorvoorzitter is;

c. een van tevoren door het bestuur aangewezen gerechtsambtenaar, indien het de directeur bedrijfsvoering is.

2. Een vervanger als bedoeld in het vorige lid heeft dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt. Hij ontvangt een waarnemingstoelage.

3. De vervanging eindigt:

a. als het betreffende lid zijn plaats in het bestuur weer inneemt;

b. als de vervanger hierom schriftelijk het bestuur verzoekt;

c. als het bestuurslidmaatschap van het betreffende lid eindigt.

Artikel 2.9 Toewijzing aandachtsgebieden en mandaat

1. Het bestuur kan op voorstel van de president aandachtsgebieden toewijzen aan de leden van het bestuur.

2. Het bestuur verbindt een termijn aan de toewijzing, bedoeld in het eerste lid.

3. De toewijzing, alsmede de daarvoor geldende termijn wordt schriftelijk vastgelegd en de president zal eenieder werkzaam bij het gerechtshof hiervan schriftelijk in kennis stellen.

4. Het bestuur stelt jaarlijks een mandaatregeling vast ter uitvoering van artikel 18 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Hoofdstuk 3. Het bedrijfsbureau

Artikel 3.1 Het bedrijfsbureau

1. Het bestuur doet zich bijstaan door een bedrijfsbureau.

2. Dit bedrijfsbureau is tevens belast met het adviseren en ondersteunen van de leidinggevenden, de sectoren en overige onderdelen van de organisatie.

3. De directeur bedrijfsvoering heeft de leiding over het bedrijfsbureau. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft hij binnen het bedrijfsbureau de bevoegdheden, bedoeld in artikel 4.1, derde lid.

Artikel 3.2 Het kabinet

1. Binnen het bedrijfsbureau is er een eenheid kabinet tot bijstand van de president.

2. De president regelt functioneel de werkzaamheden van de medewerkers van het kabinet.

Hoofdstuk 4. Sectoren

Artikel 4.1 De sectorvoorzitter

1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.

2. De sectorvoorzitter bevordert de kwaliteit van het primaire proces binnen zijn sector.

3. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft de sectorvoorzitter binnen de sector bevoegdheden ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder in ieder geval:

1. het doen van een voorstel voor benoeming tot raadsheer van personen, die binnen zijn sector zijn opgeleid alsmede aanstelling van gerechtsambtenaren;

2. het (doen) voeren van evaluatiegesprekken met rechterlijke ambtenaren;

3. het (doen) voeren van functioneringsgesprekken met gerechtsambtenaren;

4. het voeren van een loopbaanbeleid;

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. bestuurlijk-organisatorische werkwijze;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

4. De sectorvoorzitter bevordert binnen de sector werkoverleg.

5. Op voordracht van de sectorvoorzitter benoemt het bestuur een plaatsvervanger. Aan de plaatsvervangend voorzitter kunnen specifieke taken worden toebedeeld, te vervullen onder verantwoordelijkheid van de sectorvoorzitter. Overigens wordt zijn mandaat bij afwezigheid van de voorzitter geregeld in de mandaatregeling als voorzien in artikel 2.9.

Artikel 4.2 Sectorvergadering

1. De sectorvergadering komt bijeen volgens een tevoren vastgesteld schema. De sectorvoorzitter doet daartoe een voorstel.

2. De sectorvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het bespreken van een reglement als bedoeld in het derde lid;

b. voor het bespreken van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor het bespreken van een sectorjaarplan;

d. op verzoek van de sectorvoorzitter, of

e. op verzoek van ten minste een kwart van de deelnemers aan de sectorvergadering als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. De sectorvergadering kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot in ieder geval de:

a. wijze van bijeenkomen;

b. wijze van besluitvorming.

Artikel 4.3 Vorming van kamers en verdeling van zaken over de sectoren

1. Het bestuur vormt voor het behandelen en beslissen van de aan het gerechtshof voorgelegde zaken de in de Wet op de rechterlijke organisatie genoemde enkelvoudige en meervoudige kamers, waaronder in elk geval:

a. voor het behandelen en beslissen van belastingzaken enkelvoudige en meervoudige kamers onder de benaming van belastingkamers;

b. voor het behandelen en beslissen van handelszaken enkelvoudige en meervoudige kamers onder de benaming van civiele kamers;

c. voor het behandelen en beslissen van familiezaken enkelvoudige en meervoudige kamers onder de benaming van familiekamers;

d. voor het behandelen en beslissen van strafzaken enkelvoudige en meervoudige kamers onder de benaming van strafkamers;

e. voor het behandelen en beslissen van zaken waarvoor door de economische kamers van de rechtbanken vonnis is gewezen dan wel een bevel of een beschikking is gegeven meervoudige kamers onder de benaming van economische kamers;

f. voor het behandelen en beslissen van zaken als bedoeld in artikel 60 van de Zaaizaad- en plantgoedwet een meervoudige kamer onder de benaming van kamer voor het kwekersrecht.

2. Het bestuur stelt jaarlijks de bezetting van de sectoren vast, indien noodzakelijk kan het bestuur de vastgestelde bezetting tussentijds wijzigen.

3. Het bestuur bepaalt de indeling van de rechterlijke ambtenaren in de verschillende sectoren en de bezetting van de kamers. Het bestuur hoort terzake de gerechtsvergadering behoudens in het geval van een beperkte wijziging van de indeling.

Artikel 4.4 Zittingsdagen en openingstijden griffie

De openingstijden van de griffie alsmede de dagen waarop de gewone zittingen worden gehouden en de tijdstippen waarop de zittingen aanvangen zijn geregeld bij bijzonder reglement, waartoe voor de eerste maal geldt het Bijzonder reglement van het gerechtshof te 's-Gravenhage d.d.16 mei 1997 (gepubliceerd in de Staatscourant van 11 juni 1997).

Artikel 4.5 Vestigingsplaats en nevenzittingsplaatsen

1. Het gerechtshof is gevestigd in de hoofdplaats van het ressort, zijnde 's-Gravenhage.

2. De nevenzittingsplaatsen van het gerechtshof zijn: Dordrecht, Middelburg en Rotterdam.

3. Het bestuur verdeelt de zaken over de nevenzittingsplaatsen, met inachtneming van de regels bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Hoofdstuk 5. Gerechtsvergadering

Artikel 5.1 Gerechtsvergadering

1. De gerechtsvergadering komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2. De gerechtsvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het opstellen van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. op verzoek van de president, of

c. op verzoek van ten minste een kwart van de deelnemers aan de gerechtsvergadering als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.

4. Een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

5. De artikelen 2.3 en 2.4 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. de gerechtsvergadering bij meerderheid van stemmen een standpunt bepaalt;

b. de deelnemers aan de gerechtsvergadering alleen tijdens een bijeenkomst hun stem kunnen uitbrengen;

c. de president verantwoordelijk is voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het verslag wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Benoeming

Artikel 6.1 Benoeming rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een lijst van aanbeveling voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast.

2. Indien het om een eerste benoeming gaat en niet een benoeming tot raadsheer-plaatsvervanger betreft, stelt het bestuur de gerechtsvergadering in de gelegenheid terzake advies uit te brengen binnen het door het bestuur vastgestelde referentiekader. Het hiervoor bedoelde advies zal eveneens worden gevraagd als het gaat om een eerste benoeming van een raadsheer-plaatsvervanger tot raadsheer.

Artikel 6.2 Benoeming bestuursleden

Het bestuur stelt een procedure vast voor het bepalen van zijn standpunt inzake de benoeming van een lid van het bestuur. In de procedure is in ieder geval geregeld, dat:

a. een delegatie uit de betreffende sectorvergadering gehoord wordt, indien de opengevallen plaats in het bestuur een sectorvoorzitter betreft;

b. een delegatie uit de gerechtsambtenaren werkzaam bij het bedrijfsbureau gehoord wordt, indien de opengevallen plaats in het bestuur de directeur bedrijfsvoering betreft.

Hoofdstuk 7. Planning en control

Artikel 7.1 Planning

Het bestuur is verantwoordelijk voor de planning, bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 3, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval is geregeld:

a. de totstandkoming van het jaarplan, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de totstandkoming van het jaarverslag, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. de wijze van informatieverschaffing door de verschillende onderdelen van de organisatie;

d. de wijze van behandeling van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid, door het bestuur;

e. de presentatie van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid.

Met betrekking tot de onder a en b genoemde onderwerpen zal, gelet op artikel 31, tweede lid, en artikel 35 achtste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie in elk geval gelden dat het bestuur het jaarplan en het jaarverslag vaststelt met meerderheid van stemmen, waaronder de stem van de president.

Artikel 7.2 Control

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het laten plaatsvinden van control. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval is geregeld:

a. wat onderwerp van control kan zijn;

b. in welke vorm de control plaatsvindt;

c. wie gerechtigd is tot de opdrachtverlening;

d. wat de resultaten van control kunnen zijn;

e. hoe de resultaten worden bekendgemaakt.

2. Het bestuur kan een gerechtsambtenaar aanstellen die onder de verantwoordelijkheid van het bestuur wordt belast met de control. De gerechtsambtenaar neemt daarbij artikel 23, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht.

3. De gerechtsambtenaar, genoemd in het tweede lid, functioneert zonder last of ruggenspraak en kan het bestuur rechtstreeks adviseren.

Hoofdstuk 8. Vaststellings- en wijzigingsprocedure

Artikel 8.1 Vaststelling reglement

1. Het bestuur stelt het reglement vast met eenparigheid van stemmen.

2. Het reglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant nadat de Raad voor de Rechtspraak daarmee heeft ingestemd.

Artikel 8.2 Wijziging reglement

1. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan worden gedaan door een lid van het bestuur.

2. Artikel 8.1, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

's-Gravenhage, 16 januari 2002.
Het bestuur van het gerechtshof te 's-Gravenhage,
J.J.I. Verburg, president.

Naar boven