Selectielijst neerslag handelingen Minister van Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein kwaliteit van de wetgeving over de periode 1945-1998

4 december 2001

R&B/OSA/2001/3155

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Justitie,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 3 april 2001, nr. arc-2000.2198/2);

Besluiten:

Artikel 1

De bij dit besluit gevoegde `selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Justitie en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein kwaliteit van de wetgeving over de periode 1945-1998' en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 4 september 2001.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,namens deze,
de Algemene Rijksarchivaris,
M.W. van Boven.
De Minister van Justitie,namens deze,
de directeur van de Directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning Bestuursdepartement,
M. van der Heijden.

Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.

Basisselectiedocument van de handelingen betreffende de kwaliteit van de Nederlandse wetgeving 1945-1998

Selectielijst van de actor Minister van Justitie en de onder zijn zorg vallende actoren

Verantwoording

Dit basisselectiedocument is gebaseerd op A.H. Netiv, `So many laws argue so many sins. Een onderzoek naar de actoren en handelingen op het terrein van de wetgeving, 1945-1991', PIVOT-rapport nummer 12, Den Haag 1994.

In dit BSD zijn alleen de handelingen opgenomen betreffende de zorg voor de kwaliteit van de Nederlandse wetgeving in het algemeen. De handelingen van de minister van Justitie betreffende het voorbereiden en opstellen van wet- en regelgeving op diens beleidsterreinen, zoals beschreven in het rapport `So many laws argue so many sins' zijn niet in dit BSD opgenomen. Deze handelingen uit dit rapport komen te vervallen. De handelingen van de minister van Justitie betreffende het voorbereiden en opstellen van wet- en regelgeving worden per beleidsterrein beschreven in de betreffende rapporten institutioneel onderzoek.

Sinds 1994 is bij de uitvoering van PIVOT gebleken dat deze handelingen niet los zijn te zien van alle overige handelingen van een verantwoordelijk minister op diens beleidsterreinen en worden deze handelingen opgenomen in de rapporten en BSD's betreffende de onderscheiden beleidsterreinen

Voor een goed begrip van het beleidsterrein Kwaliteit van de Nederlandse wetgeving is bij dit BSD een deel van de contextbeschrijving van dit beleidsterrein uit het rapport bij dit basisselectiedocument gevoegd.

Omdat een behoorlijk gedeelte van de beschreven handelingen in het rapport `So many laws argue so many sins' niet in dit BSD is opgenomen, is gebruik gemaakt van een nieuwe nummering. Een concordantie tussen oude en nieuwe nummers is toegevoegd.

De handelingen zijn tot 1999 beschreven. De handelingen van actoren die in 1999 zijn opgericht zijn niet in dit BSD opgenomen.

De actor `de verantwoordelijke minister': onder de actor `de verantwoordelijke minister' wordt verstaan de minister die voor het beleidsterrein waarop de wet tot stand wordt gebracht verantwoordelijk is. Dat kan dus ook de minister van Justitie zijn. Daar waar de minister van Justitie als actor wordt vermeld, wordt alléén de minister van Justitie bedoeld. Datzelfde geldt voor de ministers van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën en Economie.

In plaats van een minister kan ook (één van) zijn staatssecretaris(sen) optreden, zoals bedoeld in art. 46, tweede lid van de Grondwet 1983 (art. 86, tweede lid, 1972 en 1963). Een staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats. De staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister. Handelingen van staatssecretarissen worden opgevat als handelingen van de minister waaronder zij ressorteren. Handelingen van ambtenaren die onder een minister ressorteren worden eveneens opgevat als handelingen van die minister.

Bij het bepalen van de handelingen die in dit BSD moeten worden opgenomen is eveneens gebruik gemaakt van het rapport De spiegel van het handelen. Een vertaling van handelingen en commissies uit het rapport `So many laws, so many sins' van A.H. Netiv, naar archieven, dossiers en documenten bij het Ministerie van Justitie, van L. Verbeek, in opdracht van het Ministerie van Justitie, Directie Algemene Zaken/DIV en het Ministerie van WVC, Rijksarchiefdienst/PIVOT.

Het ontwerp-BSD is van commentaar voorzien door mw. mr. M Lokin en dhr. E van Alum. Deze opmerkingen zijn in het BSD verwerkt.

Het BSD wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen archiefbescheiden die moeten worden bewaard en overgebracht naar de Rijksarchiefdienst en archiefbescheiden die op termijn worden vernietigd. De selectiedoelstelling voor de archieven van de rijksoverheid luidt: `het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen in relatie tot zijn omgeving op hoofdlijnen'. De handelingen - en dus de neerslag van die handelingen - worden voor de selectie beoordeeld op hun waarde voor het reconstrueren van het handelen van de rijksoverheid op hoofdlijnen.

Ten behoeve van de selectie zijn door PIVOT een aantal criteria geformuleerd die op elk beleidsterrein, voor elk BSD van toepassing zijn. Daarnaast kunnen er per beleidsterrein specifieke selectiecriteria worden geformuleerd.

De selectiecriteria zijn positief geformuleerd, dat wil zeggen dat zij aangeven van welke handelingen de neerslag na 20 jaar naar een rijksarchief dient te worden overgebracht. Handelingen die aan een van de criteria voldoen, zijn gewaardeerd voor Bewaren (B). Bij de waardering staat het nummer van het criterium vermeld.

Handelingen die niet voldoen aan een van de criteria, worden gewaardeerd voor vernietiging (V). Daarbij wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de archiefbescheiden niet mogen worden vernietigd.

Algemene selectiecriteria:

Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren):

Algemeen selectiecriterium 1: Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen. Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

Algemeen selectiecriterium 2: Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen. Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

Algemeen selectiecriterium 3: Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren. Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

Algemeen selectiecriterium 4: Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen. Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

Algemeen selectiecriterium 5: Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt. Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

Algemeen selectiecriterium 6: Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten. Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Op 24 augustus 2000 is het ontwerp-BSD door het Ministerie van Justitie aan de Staatssecretaris van OCenW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het ontwerp-BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 22 september 2000 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de informatiebalie in de studiezaal van het Algemeen Rijksarchief evenals in de bibliotheken van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van OCenW en de rijksarchieven in de provincie, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant 183 van 21 september 2000.

Tijdens het driehoeksoverleg was, op verzoek van de Archiefcommissie van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, ook een deskundige op het beleidsterrein aanwezig. Van andere (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.

In de Bijzondere Commissie Archieven van de RvC is het ontwerp-BSD behandeld, waarbij ook het verslag van het driehoeksoverleg bij de voorbereiding van het advies is meegenomen.

Op 3 april 2001 bracht de RvC advies uit (arc-2000.2198/2), hetwelk behoudens een enkele tekstuele correctie geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.

Inleiding

1. Afbakening van het beleidsterrein

Wat is wetgeving?

Het geldend recht in een samenleving bestaat uit de in die samenleving algemeen geaccepteerde en eventueel gehandhaafde gedragsregels. Deze regels kunnen voorschriften bevatten voor de inrichting van de samenleving, de normen van de samenleving kunnen er in vastgelegd zijn of zij kunnen gebruikt worden om de samenleving in een bepaalde richting te sturen. Rechtsregels zijn te vinden in de volgende bronnen:

- gewoonterecht;

- volkenrechtelijke verdragen;

- jurisprudentie;

- wet- en regelgeving.

Een wet is een rechtsregel.

Een wet in materiële zin is elke naar buiten werkende, dus tot ieder gerichte, algemene regeling afkomstig van een daartoe bevoegd gezag (criterium: inhoud). Een wet in formele zin is elk besluit, tot stand gekomen tussen de regering (Koning en ministers) en de Staten-Generaal (criterium: vorm).

Wetgeving is de handeling van het wetgeven1.

Wetgeving is een taak van de rijksoverheid. De rijksoverheid maakt naast de wetten in formele zin nog de volgende wetten in materiële zin:

- Algemene maatregelen van bestuur;

- Ministeriële regelingen.

Welke rechtsregels (moeten) worden vastgelegd in wetten in formele zin wordt bepaald door de wetgever (in formele zin) zelf.

Ook andere organen dan de rijksoverheid houden zich bezig met wetgeving in materiële zin. Aangezien deze organen niet tot de rijksoverheid behoren, valt ook het tot stand brengen van wetgeving door die organen niet binnen het taakgebied wetgeving van de rijksoverheid. Het gaat hierbij om organen met een verordenende bevoegdheid als provincies, gemeenten en waterschappen.

Het taakgebied wetgeving is te verdelen in:

- Het tot stand brengen van wetten (hiermee worden wetten in formele én materiële zin bedoeld, dus wetten én algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen);

- Het bepalen van het beleid ten aanzien van het tot stand brengen van wetten. Dit wordt ook wel aangeduid als algemeen wetgevingsbeleid, of wetgevingskwaliteitsbeleid.

De wetten en de neerslag van het bepalen van het algemeen wetgevingsbeleid zijn de producten van de wetgevingstaak van de overheid die naar de samenleving gaan.

Dit basisselectiedocument omvat alleen het beleidsterrein Kwaliteit van de wetgeving. Dit beleidsterrein omvat het ontwerpen van richtlijnen waaraan wet- en regelgeving moet voldoen, het ontwerpen van algemeen harmoniserende wetgeving en het regelen van de contracten met de Staatscourant en de Staatsbladen ten behoeve van de publicatie van wet- en regelgeving.

2. Het bepalen van het algemeen wetgevingsbeleid

Het beleid ten aanzien van het tot stand brengen van wetten wordt aangeduid als het `algemeen wetgevingsbeleid'. Het algemeen wetgevingsbeleid valt te verdelen in:

- Het beleid ten aanzien van de formeel-juridische kwaliteit van de wetgeving, waaronder juridisch-technische harmonisatie;

- Het beleid ten aanzien van de bestuurlijke kwaliteit van de wetgeving, waaronder beleidsmatige coördinatie. Onder bestuurlijke kwaliteit van wetgeving wordt hier de kwaliteit van de wetgeving als beleidsinstrument verstaan.

Natuurlijk ligt de verantwoordelijkheid voor de formeel-juridische en bestuurlijke kwaliteit van de wetgeving in eerste instantie bij de opsteller van een wetsvoorstel of, ruimer gezien, bij de wetgever als geheel.

Als actoren op dit beleidsterrein worden alleen die overheidsorganen beschouwd die zich specifiek met (een deel van) het beleidsterrein kwaliteit van de wetgeving hebben beziggehouden of nog bezighouden.

2.1 Zorg voor de formeel-juridische kwaliteit van de wetgeving:

- Het coördineren van de juridisch-technische harmonisatie van wetgeving:

(vanaf 1979, daarvoor was er geen coördinerend minister op dit gebied) de minister van Justitie

- Het adviseren m.b.t. de juridisch-technische harmonisatie van wetgeving:

(1977) Ministeriële Commissie Taakverdeling en Coördinatie

(1978) ad hoc werkgroep o.l.v. J.M. Polak

(1980-1999) Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving.

(vanaf 1999) Interdepartementale commissie voor constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid

(vanaf 1999) Interdepartementale wetgevingsberaad

Het tot stand brengen van aanwijzingen voor de regelgeving:

de minister van Justitie

de minister-president

- Het adviseren over aanwijzingen voor de regelgeving

(1949-1980) Contactcommissie voor de Wetgevingstechniek

(1980-1999) Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving

(vanaf 1999) Interdepartementale commissie voor constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid

- Het voorbereiden en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht:

de minister van Justitie

de minister van Binnenlandse Zaken

(1982) de Werkgroep Algemene Regels Bestuursrecht

(1982) de Regeringscommissaris Algemene Regels Bestuursrecht

(vanaf 1983) de Commissie Wetgeving Algemene Regels Bestuursrecht

- Het aanbrengen van verbeteringen in de procedure voor de totstandkoming van wetgeving:

(1981-1989) Werkgroep Procedures Wetgeving

de minister-president

de minister van Justitie

2.2 Zorg voor de bestuurlijke kwaliteit van de wetgeving:

- Het beleidsmatig coördineren van wetgeving op een bepaald beleidsterrein:

de coördinerend ministers, waaronder die van Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Financiën2

- Het adviseren m.b.t. de beleidsmatige coördinatie van wetgeving:

(1977) de ministeriële Commissie Taakverdeling en coördinatie

Het adviseren m.b.t. het gebruik van wetgeving als beleidsinstrument:

(1978) ad hoc werkgroep o.l.v. J.M. Polak

(1981-1985) de Commissie Wetgevingsvraagstukken

- Het voorbereiden en vaststellen van algemene uitgangspunten voor vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (deregulering):

(1983-1984) Commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (Commissie-Geelhoed).

(vanaf 1994) de ministeriële Commissie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit.

de minister-president

- Het coördineren van de deregulering:

de minister-president

(vanaf 1985) de minister van Justitie.

(vanaf 1994) de ministeriële Commissie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

- Het toetsen van bestaande wetgeving op dereguleringsaspecten op (een) bepaald(e) beleidsterrein(en):

(1983-1984) de Commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (Commissie-Geelhoed)

(1983) de Commissie deregulering i.v.m. de economische ontwikkeling (Commissie-Van der Grinten)

(1983) het DROM-project (deregulering op het gebied van milieubeheer en ruimtelijke ordening)

(1983) het project Actieprogramma tot stroomlijning en vereenvoudiging van het steuninstrumentarium aan het bedrijfsleven van het ministerie van Economische Zaken

(1983) het project Actieprogramma inzake deregulering op het terrein van de (woning)bouwregulering

(1983-1984) het DIA-project (actieprogramma inzake deregulering op het gebied van de inkomensvorming en de arbeidsmarkt)

(1983-1984) de Werkgroep deregulering sociaal-economische ordening en kwaliteitsbevordering (Werkgroep-Nicaise)

(vanaf 1994) de ministeriële Commissie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit.

minister van Justitie

- Het toetsen van wetsvoorstellen en voorontwerpen aan de Aanwijzingen inzake de terughoudendheid met regelgeving3

(1985-1991) de minister van Justitie

- Het desgevraagd toetsen van wetsontwerpen en (complexen van) bestaande wetgeving uit een oogpunt van sober en terughoudend wetgevingsbeleid en aan de Algemene aanwijzingen voor de wetgevingstechniek:

(1987-1991) de Commissie voor Toetsing van Wetgevingsprojecten

- Het desgevraagd advies uitbrengen over voorontwerpen, nota's, wetgevingsprojecten en wetgevingsthema's uit een oogpunt van een sober en terughoudend wetgevingsbeleid:

(1989-1991) de Commissie voor Toetsing van Wetgevingsprojecten

- Het geven van voorlichting betreffende deregulering:

(1985-1991) Interdepartementaal overleg over dereguleringsaangelegenheden

- Het adviseren omtrent de bestuurlijke kwaliteit van wetgeving, over wetgevingsthema's, wetgevingsprojecten, nota's en wetsvoorstellen:

(1989-1991) de Commissie voor Toetsing van Wetgevingsprojecten

- Het toetsen van voorgenomen regelgeving op gevolgen voor bedrijfsleven, milieu en uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

(vanaf 1994) Ministeriële Commissie MDW

(vanaf 1994) werkgroep voorgenomen regelgeving

3. Ontwikkelingen op het terrein van de kwaliteit van de wetgeving 1945-1991

3.1 Harmonisatie en coördinatie

In navolging van de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst4 wordt hier gesproken van juridisch-technische harmonisatie van wetgeving en beleidsmatige coördinatie van wetgeving.

Juridisch-technische harmonisatie betekent een zodanig in onderlinge overeenstemming brengen van wetten, dat verschillen in opbouw en systematiek, in dosering tussen directe en nadere regeling, in begrippen, constructies, formuleringen, in mate van decentralisatie, in wijze van sanctionering, in rechtsbescherming en inspraakmogelijkheden enz. worden voorkomen of teruggebracht.

Beleidsmatige coördinatie van wetgeving betekent het zodanig in onderlinge overeenstemming brengen van wetten, dat de beleidscoördinatie tussen sectoren en departementen onderling en tussen verschillende bestuurslagen wordt bevorderd.

Vooral de laatste twintig jaar is de aandacht voor beide vraagstukken flink gegroeid, als reactie op het verschijnsel van de `veertien wetsfamilies', dat inhoudt dat ieder ministerie wetsontwerpen maakt op zijn eigen manier en dat er weinig aandacht besteed wordt aan de samenhang tussen de wetgeving van het eigen ministerie en van andere ministeries afkomstige wetgeving. Dat de aandacht in de jaren 1970 enorm is toegenomen betekent niet dat er daarvoor geen belangstelling voor juridisch-technische harmonisatie en beleidsmatige coördinatie was.

Aandacht voor de juridisch-technische harmonisatie was er al vroeg. Voor de Tweede Wereldoorlog had de minister van Justitie al een taak op dit gebied, al hield die taak toen niet meer in dan het voorbereiden van algemene aanwijzingen voor de wetgeving, het adviseren van andere ministeries bij het voorbereiden van wetsontwerpen en het verschaffen van hulp en advies op wetgevend gebied aan de andere ministeries, als die met een specifiek probleem zaten.

De laatste twee zaken kunnen, als het een beleidsterrein betreft dat het beleid van Justitie treft, ook worden opgevat als een middel tot beleidsmatige coördinatie.

In 1949 werd door de ministerraad de Contactcommissie voor de Wetgevingstechniek ingesteld. Deze commissie moest adviseren bij het ontwerpen van richtlijnen voor de wetgevingstechniek.

Deze Aanwijzingen inzake de wetgevingstechniek werden op 21 juni 1954 vastgesteld door de minister-president bij besluit nr. 38 169. Deze aanwijzingen droegen bij aan de juridisch-technische harmonisatie, maar ook aan de beleidsmatige coördinatie, doordat de mogelijkheid werd geboden om contact op te nemen met diverse ministers om te adviseren bij het opstellen van ontwerp-regelingen die hun beleidsterrein raakten. Deze coördinerend ministers waren: de minister van Justitie voor het burgerlijk recht, het strafrecht, het burgerlijk en strafprocesrecht en de rechtsvorming en -ontwikkeling, de minister van Binnenlandse Zaken voor aangelegenheden betreffende de Grondwet en de minister van Buitenlandse Zaken voor zaken betreffende internationale overeenkomsten5. Het Kabinet voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken kon ontwerp-regelingen toetsen die het Statuut van het Koninkrijk raakten6.

Het denken over de beleidsmatige coördinatie van wetgeving is aan het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig begonnen op de beleidsterreinen ruimtelijke ordening en welzijn7. Door de groei van deze beleidsterreinen kreeg men behoefte aan een betere coördinatie van het regeringsbeleid en in het verlengde daarvan ook aan een betere beleidsmatige coördinatie van wetgeving.

Eén van de eerste pogingen de beleidsmatige coördinatie van het regeringsbeleid te verbeteren was de instelling van de Commissie Interdepartementale Taakverdeling en Coördinatie (Commissie-Van Veen), bij besluit van de minister-president van 3 december 1969. De commissie moest o.a. advies uitbrengen betreffende de wijze waarop coördinatie tot stand moest komen bij onderwerpen die meer dan één departement betroffen, zowel op ministerieel als op ambtelijk niveau.

Het (onofficieel al in gebruik zijnde) instituut van de coördinerend minister is officieel gemaakt naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport van de Commissie-Van Veen dat in 1971 uitkwam8.

Een coördinerend minister is een minister die, krachtens een beslissing van de ministerraad of een afspraak tussen de betrokken ministers, op een bepaald gebied zorg draagt voor een zo goed mogelijke interdepartementale beleidsvoorbereiding. Zijn bevoegdheden beperken zich in de regel tot datgene wat hiervoor noodzakelijk is: hij bevordert zonodig de instelling van een interdepartementale coördinatiecommissie, hij wijst daarvan de voorzitter en secretaris aan en draagt zorg voor de vaststelling van hun instructie; hij stelt de agenda's vast, waarop hij eigener beweging, naast hetgeen de departementen zelf inbrengen, onderwerpen kan opnemen die naar zijn oordeel coördinatie behoeven; hij ziet erop toe dat geen departement zich aan de coördinatie onttrekt en op het hem toegewezen coördinatiegebied heeft hij het recht van presentatie, schriftelijk en mondeling, van het ambtelijk coördinatieproduct in het ministerieel coördinatieorgaan. Voor de definitieve beslissingen die in een ministerieel coördinatieorgaan worden genomen dragen alle betrokken ministers medeverantwoordelijkheid9.

Coördinatie en harmonisatie van wetgeving in het algemeen kwam aan de orde in het rapport van de ministeriële Commissie Taakverdeling en Coördinatie, dat in 1977 uitkwam. Deze commissie pleitte voor een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van het ambtelijk wetgevingsapparaat.

In 1978 werd een ad hoc-werkgroep onder voorzitterschap van J.M. Polak ingesteld door de minister-president, die suggesties moest doen over de wijze waarop de volgende drie vraagstukken het best konden worden benaderd: de verschillende stijlen van wetgeving bij de departementen, de regelgeving bij algemene maatregel van bestuur en de regelgeving of quasi-regelgeving bij nota. Het eveneens in 1978 uitgebrachte eindrapport gaf de stoot aan een drietal ontwikkelingen:

1. de instelling van de Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving, de oprichting van een Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving bij het ministerie van Justitie en de aanwijzing van de minister van Justitie als coördinerend minister voor de harmonisatie van wetgeving;

2. de instelling van de Commissie Wetgevingsvraagstukken;

3. het formeren van een Werkgroep Procedures Wetgeving10, die verbeteringen in de procedurele sfeer moest voorstellen.

Bij besluit van de ministerraad van 14 september 1979 is de minister van Justitie aangewezen als coördinerend bewindspersoon voor de (juridisch-technische11) harmonisatie van wetgeving. De minister van Justitie richtte in 1980 binnen zijn departement de Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving op.

De Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving is ook in 1980 ingesteld. Deze commissie had als opdracht: het adviseren van de minister van Justitie en door zijn tussenkomst de andere ministers over harmonisatie van wetgeving (juridisch-technische harmonisatie) en wetgevingstechniek. Een algehele aanpassing van de Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek werd door (een werkgroep van) de commissie ondernomen. Dit resulteerde in de vaststelling van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De Contactcommissie voor de Wetgevingstechniek werd, omdat hij overbodig was geworden, opgeheven.

De Commissie Wetgevingsvraagstukken werd op 5 februari 1981 ingesteld door de minister-president. Deze commissie kreeg de taak advies uit te brengen over mogelijke verbeteringen in het gebruik van onderscheiden vormen van regelgeving bij de centrale overheid. Dit advies diende vergezeld te gaan van ontwerp-aanbevelingen voor de Rijksdienst. De commissie leverde in 1985 het rapport `Orde in de regelgeving' en het concept voor de `Aanwijzingen wetgevingsvraagstukken'.

De Werkgroep Procedures Wetgeving werd in 1981 gevormd en had als taak het doen van voorstellen voor afspraken tussen de Staten-Generaal en de regering omtrent de oplossing van praktische knelpunten die zich voordoen bij de samenwerking tussen de regering en de Staten-Generaal op het gebied van de wetgeving en de behandeling van nota's. Omtrent de behandeling van nota's werden geen voorstellen gedaan, omdat de knelpunten zich daar niet in de procedure voordeden, maar in de invulling van het begrip `nota'. Dit punt werd dus aan de Commissie Wetgevingsvraagstukken overgelaten12. In 1985 stelde de minister-president de door de werkgroep ontworpen `Aanwijzingen inzake procedureregels voor de behandeling van voorstellen van wet en algemene maatregelen van bestuur' vast13.

De minister van Justitie tenslotte werd verantwoordelijk voor het tot stand brengen en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, de Algemene wet bestuursrecht14. Hij stelde, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, in 1982 de Werkgroep Algemene Regels Bestuursrecht en in 1983 de Commissie Wetgeving Algemene Regels Bestuursrecht in. Het vaststellen van algemene regels van bestuursrecht bij wet is een verplichting van de wetgever die door de Grondwet in art. 107, tweede lid, wordt opgelegd.

3.2 Deregulering

Eind jaren 1970 werd, door de groei van de wet- en regelgeving in de jaren daarvoor (opkomst verzorgingsstaat) en de druk die deze groei op het overheidsapparaat en de burgers veroorzaakte, behoefte gevoeld aan deregulering. De voornemens van de regering inzake vermindering en vereenvoudiging van regelgeving zijn bij brief van de minister-president van 31 januari 1983 aan de voorzitter van de Tweede Kamer meegedeeld15.

Enerzijds liet de regering vier bijzondere projecten uitvoeren, waarin op vier beleidsgebieden naar de mogelijkheden voor deregulering gekeken werd. In dit kader werden ingesteld:

- De Commissie deregulering i.v.m. de economische ontwikkeling (Commissie-Van der Grinten);

- Een project ter voorbereiding van het Actieprogramma inzake deregulering op het gebied van milieubeheer en ruimtelijke ordening (DROM-project);

- Een project ter voorbereiding van het Actieprogramma tot stroomlijning en vereenvoudiging van het steuninstrumentarium aan het bedrijfsleven van het ministerie van Economische Zaken;

- Een project ter voorbereiding van het Actieprogramma inzake deregulering op het terrein van de (woning)bouwregulering gestart.

Als vervolg op het rapport van de Commissie-Van der Grinten zijn nog twee deelprojecten opgezet:

- Een project ter voorbereiding van een actieprogramma inzake deregulering op het gebied van de arbeidsmarkt en de inkomensvorming (DIA);

- De Werkgroep deregulering sociaal-economische ordening en kwaliteitsbevordering (Werkgroep-Nicaise) die de regelgeving inzake de sociaal-economische ordening en de kwaliteitsbevordering op mogelijkheden tot deregulering zou onderzoeken.16

Anderzijds besloot de regering de dereguleringsoperatie een meeromvattend karakter te geven, dat zich in beginsel tot alle in voorbereiding zijnde en bestaande wetgeving moest uitstrekken en er zorg voor moest dragen dat bij de uitvoering van de dereguleringsoperatie zoveel mogelijk dezelfde algemene uitgangspunten zou worden gehanteerd.17

In dit kader werd de Commissie Vermindering en Vereenvoudiging van Overheidsregelingen (Commissie-Geelhoed) ingesteld. Deze had als taak:

a. het ontwikkelen van algemene uitgangspunten voor vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen, die voor de hele dereguleringsoperatie zouden gelden;

b. het toetsen van in voorbereiding zijnde wetgeving, die niet binnen het bestek van een specifieke dereguleringsoperatie viel;

c. voorbereidende en aanvullende initiatieven nemen t.a.v. de toetsing van door de commissie aangewezen complexen van bestaande wetgeving aan de door de commissie opgestelde criteria;

d. het uitwerken van de algemene uitgangspunten voor vermindering en vereenvoudiging van regelgeving tot een lijst van toetsingspunten waaraan in voorbereiding genomen regelingen kunnen worden getoetst.

Bij punt b. werd de commissie bijgestaan door enkele speciaal daarvoor ingestelde werkgroepen. Bij punt c. werd de commissie geholpen door per departement ingestelde werkgroepen.

De Commissie-Geelhoed stelde voor om bij het ontwerpen van iedere nieuwe regeling voortaan een toetsing aan de algemene uitgangspunten voor deregulering uit te laten voeren en het resultaat van die toetsing met de ontwerp-regeling naar de ministerraad, de Raad van State en liefst ook de Tweede Kamer te zenden. Uitgebreider toetsing van daartoe door de ministerraad, op voordracht van de minister van Justitie, aangewezen ontwerp-regelingen zouden door een met dat doel ingestelde commissie moeten worden uitgevoerd. Het secretariaat van de commissie zou bij het ministerie van Justitie moeten liggen.

De toetsing van ontwerp-regelingen (wetten en algemene maatregelen van bestuur) aan de door de Commissie-Geelhoed voorgestelde toetsingspunten werd inderdaad ingesteld. De regering was van plan geweest de dereguleringstoetsing door de verantwoordelijke ministeries zelf te doen uitvoeren, met de minister van Justitie in een algemeen coördinerende en toetsende rol. Onder druk van de Tweede Kamer werd de toetsing echter aan de minister van Justitie toebedeeld18. Op basis van het eindrapport van de Commissie-Geelhoed werden de Aanwijzingen inzake terughoudendheid met regelgeving door de minister-president vastgesteld op 5 november 1984 (Stcrt. 232). De minister van Justitie werd per 1 februari 1985 met de dereguleringstoetsing van wetgeving belast, op basis van de Aanwijzingen inzake de toetsing van ontwerpen van wet en van algemene maatregelen van bestuur (vastgesteld bij besluit van de minister-president van 16 januari 1985, Stcrt. 18). Op basis van dezelfde aanwijzingen kon voortaan door het ministerie van Binnenlandse Zaken een toetsing op de gevolgen van de ontwerp-regeling voor lagere publiekrechtelijke lichamen worden uitgevoerd en door het ministerie van Economische Zaken of het voor de desbetreffende bedrijfstak verantwoordelijke ministerie een toetsing op de gevolgen voor het bedrijfsleven. Deze toetsingsprocedures zouden na een jaar geëvalueerd worden.

Bij deze toetsingen ging het overigens uitsluitend om regeringsvoorstellen, daar initiatiefvoorstellen pas na de behandeling door de Staten-Generaal in de ministerraad komen en dan niet meer veranderd kunnen worden, zodat dereguleringstoetsing dan weinig zin meer heeft. Initiatiefvoorstellen konden wel voor de behandeling door de Tweede Kamer aan het ministerie van Justitie ter toetsing worden aangeboden, maar dit was niet verplicht19.

Het kabinet stemde niet in met de instelling van de door de Commissie-Geelhoed voorgestelde interdepartementale commissie voor het uitvoeren van een uitgebreide toetsing, maar besloot in plaats daarvan de minister van Justitie, in aansluiting op zijn coördinerende functie bij de harmonisatie van wetgeving, ter zake van de deregulering een algemeen toetsende en coördinerende taak te geven20.

Naar aanleiding van het eindrapport van de Commissie-Geelhoed werd tevens besloten een wijziging in het Reglement van Orde van de ministerraad aan te brengen, zodanig dat voortaan wetsontwerpen en ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur verplicht opnieuw aan de orde moesten komen in de ministerraad, indien het advies van de Raad van State ingrijpende kritiek op de inhoud of de vormgeving van een dergelijk ontwerp bevatte21.

In het in 1986 verschenen evaluatierapport aan de Tweede Kamer bleek de dereguleringstoetsing niet te voldoen22. Er was toch behoefte aan een uitgebreider toetsing van sommige ontwerpen. Daarom werd bij KB van 10 september 1987 (Stcrt. 181) de Commissie voor de Toetsing van Wetgevingsprojecten ingesteld, die tot taak had wetsontwerpen en ontwerpen van algemene maatregel van bestuur te toetsen uit een oogpunt van een sober en terughoudend wetgevingsbeleid en aan de Algemene aanwijzingen voor de wetgeving. Bij de wijziging van het instellingsbesluit van de commissie bij KB van 11 januari 1989, Stcrt. 20, werd de commissie de bevoegdheid gegeven niet alleen advies uit te brengen over wetsontwerpen en (complexen van) bestaande wetgeving maar ook over wetgevingsthema's, voorontwerpen en nota's en rapporten inzake wetgevingsprojecten.

De taak van de minister van Justitie inzake deregulering werd vanaf 1987 uitgebreid tot taken t.a.v. de kwaliteit van de wetgeving in het algemeen, wat nog eens bevestigd werd tijdens de kabinetsformatie in 1989.23

In 1991 bracht de minister van Justitie de nota Zicht op wetgeving uit. daarin werd aangekondigd dat de wetgeving op 6 kwaliteitseisen zou worden getoetst.24

Met het aantreden van het kabinet Kok werd een nieuwe dereguleringsoperatie gestart: Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit. Deze operatie wordt getrokken door het ministerie van Justitie en van Economische Zaken. Voorzien is in een strakke politieke regie via een onderraad van de ministerraad, de ministeriële Commissie MDW. De operatie is verdeeld in tranches. In elke tranche doen werkgroepen voorstellen m.b.t. de de- of herregulering t.a.v. door de ministeriële commissie geselecteerde onderwerpen. Speciale aandacht wordt besteed aan vermindering van administratieve lasten en het in kaart brengen van effecten van voorgenomen regelgeving. Deze operatie is gericht op het wegnemen van concurrentiebelemmerende wet- en regelgeving. Voorstellen uit 1998 betroffen o.a.:

- Makelaars. Het kabinet besloot op aanbeveling van de MDW-werkgroep de wettelijke titelbescherming en de beëdiging af te schaffen. Marktpartijen moeten zelf certificerings- en geschillenregelingen moeten opzetten. Voor de consument zal dit de marktdoorzichtigheid vergroten, de kwaliteit van de geleverde producten doen toenemen en zijn rechtspositie versterken.

- Loodsen. Het bestaande stelsel van generieke loodsplicht zou ingrijpend moeten worden gewijzigd. Op basis van het veiligheidsrisico dat schepen vormen, wordt bezien tot welke vorm van navigatieondersteuning zij worden verplicht. Ook lichtere, dus minder kostbare vormen van navigatieondersteuning dan de huidige loodsdienst aan boord van het schip zijn daarbij mogelijk. Ook zou er concurrentie tussen aanbieders van navigatieondersteunende diensten moeten worden ingevoerd, aldus de werkgroep

- Samenwerking en toezicht bij incasso van auteursrechten. De MDW-werkgroep beval aan de twee hierbij betrokken organisaties, BUMA en SENA, een jaar de tijd te geven om problemen voor verdergaande samenwerking op te lossen. Als samenwerking uitblijft, zal een wettelijke regeling worden getroffen.

- Electronisch verrichten van rechtshandelingen. Het kabinet nam de voorstellen van de MDW-werkgroep over om te komen tot zelfregulering door de marktpartijen. Wetgeving zal de vorm krijgen van experimenteerbepalingen.

- Wet Toegang Ziektekostenverzekering. De MDW-werkgroep heeft een aantal mogelijkheden voor de invoering van risicodragendheid in de Wet Toegang Ziektekostenverzekering geanalyseerd. Omdat een goed werkend systeem van risicovergoeding nog niet voorhanden is, beval de werkgroep aan naast een risicovergoeding verzekeraars ook de kosten boven een bepaald grensbedrag te vergoeden. Het advies van de werkgroep kan volgens het kabinet worden betrokken bij besprekingen in het kader van de kabinetsformatie.

- Vergunningenprocedures bij bedrijfsvestiging. De MDW-werkgroep heeft voorstellen geformuleerd om de procedures te harmoniseren. Het kabinet nam deze op hoofdlijnen over.

- Benzinestations langs het hoofdwegennet. Het kabinet nam de voorstellen van de MDW-werkgroep voor benzineverkoop langs het hoofdwegennet en het uitgiftebeleid voor benzinestations over. Het gaat daarbij onder meer om het afschaffen van de verplichte afstand van 20 kilometer tussen benzinestations, het toestaan van onbemande benzinestations, prijsbekendmakingen langs de weg en veiling van vergunningen voor benzinestations. Hierdoor zouden nieuwkomers op de benzinemarkt meer kansen krijgen.

N.a.v. het Securitel-arrest van het Europees Hof van Justitie werd er door het kabinet in 1997 de Interdepartementale Commissie Europees Recht ingesteld. Deze commissie diende het kabinet te adviseren over de juridische aspecten van de voorbereiding en uitvoering van Europees recht. Uit het Securitel-arrest was gebleken dat er bij de Nederlandse overheid tekortkomingen bestonden bij de uitvoering van Europees recht. De taken van de commissie zijn:

- De coördinatie van het Nederlandse standpunt over de juridische aspecten van Europees beleid dat in voorbereiding is, wetgeving en rechtspraak;

- De coördinatie van een inhoudelijk, organisatorisch en procedureel adequate uitvoering van het Europees recht in Nederlands beleid, wetgeving, rechtspraak en rechtspraktijk;

- Het zorgdragen voor de onderlinge afstemming van deze beide activiteiten.

De commissie staat onder voorzitterschap van de directeur-generaal Europese samenwerking van Buitenlandse Zaken en de directeur-generaal wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging van Justitie.

Tenslotte werd in 1998 de Visitatiecommissie wetgeving opgericht ter verbetering van de kwaliteit van de wetgeving door middel van een tweejaarlijkse beoordeling van de wetgevingspraktijk per ministerie.

4. Actoren op het beleidsterrein kwaliteit van de wetgeving

Minister van Justitie

De minister van Justitie is een van de belangrijkste actoren op dit beleidsterrein, naast de minister-president en de ministerraad. Een aantal commissies en werkgroepen zijn door de minister ingesteld en opereerden onder zijn verantwoordelijkheid.

Minister van Binnenlandse Zaken

De minister van binnenlandse Zaken heeft samen met de minister van Justitie de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van de Algemene Wet bestuursrecht.

Contactcommissie voor de Wetgevingstechniek

Periode: 1949-1980

Ingesteld door: Ministerraad

Instellingsbesluit: Besluit van de vergadering van de Raad van Ministers van 28 februari 1949.

Lid ministerie: Zesde Afdeling

Bemoeienis: De Zesde Afdeling in zijn geheel is lid en levert ook de voorzitter en secretaris.

Taken: Adviseren bij het ontwerpen van richtlijnen voor de wetgevingstechniek (ontwerp in overleg met de contactcommissie).

Bronnen: Register Werkgroepen, Commissies etc., Afdeling DAZ/DIV Ministerie van Justitie; Instellingsbesluit van de Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving, Stcrt. 1980, 108.

Ad hoc-werkgroep o.l.v. J.M. Polak

Periode: 1978

Ingesteld door: Minister-president

Instellingsbesluit: Besluit van de minister-president van 1978.

Lid ministerie: Onbekend (Mr. A. Mulder, prof. mr. W. Duk en prof. mr. M. Scheltema waren allen op enig moment medewerker van stafafdelingen wetgeving van het ministerie van Justitie, evenals mr. H.D. Tjeenk Willink)

Bemoeienis: Onbekend (drie leden en een gespreksdeelnemer)

Taken: Het doen van suggesties over de wijze waarop de volgende drie vraagstukken het best zouden kunnen worden benaderd

a. de verschillende stijlen van wetgeving bij de departementen;

b. de regelgeving bij AMVB en de mogelijkheid tot voorpublicatie van ontwerpen van AMVB;

c. de regelgeving of quasi-regelgeving bij nota.

Bronnen: Rapport van de werkgroep ad-hoc, Kamerstukken II, 1979-1980, 15 800 hoofdstuk III nr. 3.

Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van Wetgeving (ICHW)

Periode: 1980-1999

Ingesteld door: Minister van Justitie

Instellingsbesluit: Beschikking van de minister van Justitie van 27 mei 1980, nr. 258/680, Stcrt 108.

Lid ministerie: Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving; 1990 Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid

Bemoeienis: 1985; Voorzitter (hoofd SA Harmonisatie Wetgeving) en secretaris (medewerker SA Harmonisatie Wetgeving); 1990; Voorzitter (SA Algemeen Wetgevingsbeleid) en secretaris?

Taken: Het adviseren, desgevraagd of eigener beweging, van de minister van Justitie alsmede door zijn tussenkomst de andere ministers over harmonisatie van wetgeving en wetgevingstechniek. Deze adviezen kunnen betreffen

a. signaleren van knelpunten;

b. bevorderen van de totstandkoming van richtlijnen van procedurele of inhoudelijke aard voor harmonisatie en aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

c. datgene wat op andere wijze harmonisatie kan bevorderen

Bronnen: Staatsalmanak; 1985, p. D8, 1986, p. D7; Register Werkgroepen, Commissies etc., Afdeling DAZ/DIV ministerie van Justitie.

Commissie Wetgevingsvraagstukken (Commissie Polak)

Periode: 1981-1985

Ingesteld door: Minister-president / minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers

Instellingsbesluit: Besluit van de minister-president van 5 februari 1981.

Lid ministerie: Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht

Bemoeienis: De secretaris en een adviserend lid

Taken: Advies uitbrengen over mogelijke verbeteringen in het gebruik van onderscheiden vormen van regelgeving bij de centrale overheid. Het advies wordt uitgebracht aan de minister-president / minister van Algemene Zaken, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. De commissie doet, zo mogelijk, haar advies vergezeld gaan van ontwerp-aanwijzingen voor de Rijksdienst.

Bronnen: Register Werkgroepen, Commissies etc.; instellings- en opheffingsbesluiten; Afdeling DAZ/DIV, ministerie van Justitie; Orde in regelgeving, eindrapport van de commissie, 1985.

Werkgroep procedures wetgeving

Ingesteld door: Niet officieel ingesteld

Instellingsbesluit: Niet officieel ingesteld

Lid ministerie: Een medewerker van de Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving en het hoofd van de Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving

Bemoeienis: De secretaris (vanaf oktober 1982) en een lid.

Taken: Het aanbrengen van verbeteringen in de procedure van wetgeving.

Bronnen: Kamerstukken II, 1979-1980, 15 454 nr. 2, p. 11. Rapport van de Werkgroep Procedures Wetgeving, vastgesteld 10 februari 1983 en de notulen van de eerste vergadering van de werkgroep op 11 mei 1981 (archief ministerie van Algemene Zaken).

Commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen (Commissie Geelhoed)

Periode: 1983-1984

Ingesteld door: Minister van Justitie

Instellingsbesluit: Besluit van de minister van Justitie van 11 februari 1983, SA Wetgeving Publiekrecht, nr. 065/683

Lid ministerie: Plv. Hoofd Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht

Bemoeienis: Plv. voorzitter en het secretariaat

Taken: Het voorstellen uitbrengen aan de minister van Justitie over de problematiek van `regulering en deregulering', gericht op vermindering van de lasten die voor burger en bestuur voortvloeien uit overheidsregelingen. De commissie draagt daarbij zorg voor een goed verband met de werkzaamheden van de door de minister van Economische Zaken ingestelde commissie, belast met het opstellen van een actieprogramma ter stroomlijning en vermindering van wettelijke voorschriften in verband met de economische ontwikkeling.

Tijdschema:

a. Voor 15 april 1983 brengt de commissie aan de minister van Justitie een voorstel uit waarin in grote lijnen wordt aangegeven aan de hand van welke maatstaven voorstellen tot vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen kunnen worden gedaan. Daarbij wordt een voorstel gevoegd voor in de nota op te nemen projecten tot vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen;

b. Nadat de ministerraad, op voorstel van de minister van Justitie, heeft ingestemd met de onder a bedoelde maatstaven en een voorlopig standpunt heeft bepaald over de in de nota op te nemen projecten, kan hierover gedurende twee maanden overleg gevoerd worden tussen de betrokken departementen en de commissie;

c. Voor 1 december 1983 legt de commissie aan de minister van Justitie een concept voor van de aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden nota.

Bronnen: Register Werkgroepen, Commissies etc.; instellings- en opheffingsbesluiten; Afdeling DAZ/DIV, ministerie van Justitie; Eindbericht van de Commissie Vermindering en Vereenvoudiging van Overheidsregelingen, Kamerstukken II, 1983-1984, 17 931 nr. 9.

Werkgroep Algemene Regels van Bestuursrecht

Periode: 1982-1982

Ingesteld door: Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken

Instellingsbesluit: Beschikking van bovengenoemde ministers van 19 mei 1982, Stcrt 107, SA Harmonisatie Wetgeving nr. 237/682.

Lid ministerie: De staatssecretaris van Justitie, Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht

Bemoeienis: Voorzitter (staatssecretaris), plv. voorzitter/lid en tweede secretaris (SA Harmonisatie Wetgeving) en een lid

Taken: Een plan voor het tot stand brengen van algemene regels van bestuursrecht opstellen waarin voorstellen zijn neergelegd omtrent

a. de in die wetgeving te behandelen onderwerpen, zo mogelijk met een nadere aanduiding van de te regelen aspecten daarvan;

b. de tijdsvolgorde, waarin m.b.t. tot de onderscheidene onderwerpen wetsvoorstellen zouden kunnen worden voorbereid;

c. de wijze van samenwerking tussen de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie bij de tenuitvoerlegging van het plan;

d. een in te stellen werkgroep, die zal worden belast met de voorbereiding van wetsvoorstellen;

e. de mate, waarin het wenselijk is bij de voorbereiding van wetsvoorstellen m.b.t. de onderscheidene onderwerpen andere departementen dan wel externe deskundigen in te schakelen.

Bronnen: Stcrt 1982, nr. 107.

Commissie Wetgeving Algemene Regels van Bestuursrecht

Periode: 1983-heden

Ingesteld door: Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken

Instellingsbesluit: KB van 23 augustus 1983, Stb. 417

Lid ministerie: Stafafdeling Algemeen wetgevingsbeleid (ministerie van Justitie) en stafafdeling CZW (ministerie van BiZa)

Bemoeienis: Een van de twee secretarissen, een van de twee adjunct secretarissen

Taken: Het doen van voorstellen aan de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken m.b.t. de wettelijke regeling van algemene regels van bestuursrecht, zoveel mogelijk in de vorm van ontwerp-voorstellen van wet voorzien van een ontwerp-memorie van toelichting.

Bronnen: Staatsalmanak 1986, 1989-1991.

Regeringscommissaris Algemene Regels Bestuursrecht

Periode: 1983-heden

Ingesteld door: Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken

Instellingsbesluit: KB van 23 augustus 1983, Stb. 416.

Ressorteert onder: (1985-1988) de secretarissen-generaal van de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, (1989) de Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving van het ministerie van Justitie, (1990-1991) de Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid van het ministerie van Justitie

Taken: Voorzitter van de Commissie Wetgeving Algemene Regels van Bestuursrecht.

Bronnen: Staatsalmanak 1985-heden; Stb. 1983, 416.

Interdepartementaal overleg over dereguleringsaangelegenheden

Periode: 1985-1991

Ingesteld door: Onbekend

Instellingsbesluit: Onbekend.

Lid ministerie: Onbekend (bestaande uit de departementale contactpersonen voor deregulering).

Taken: Het geven van voorlichting over deregulering op hun departement, maar het overleg speelde geen rol bij de voorbereiding en toetsing van ontwerp-regelingen.

Bronnen: Kamerstukken II, 1985-1986, 17 931 nr. 68, p. 11.

Commissie voor de Toetsing van Wetgevingsprojecten

Periode: 1987-1991

Ingesteld door: Minister-president

Instellingsbesluit: Besluit van de minister-president van 10 september 1987, Stcrt 181 en van 11 januari 1989,Stcrt 20.

Lid ministerie: Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid

Bemoeienis: Secretaris (een van de twee)

Taken: Het desgevraagd toetsen van ontwerpregelingen uit een oogpunt van een sober en terughoudend wetgevingsbeleid en aan de Algemene aanwijzingen voor de wetgeving. Het desgevraagd uitbrengen van advies over wetgevingscomplexen en voorontwerpen en nota's en (vanaf 1989) wetgevingsthema's en rapporten over wetgevingsprojecten. Adviezen worden uitgebracht aan de verantwoordelijke minister(s).

Bronnen: Staatsalmanak 1990-1991; Kamerstukken II, 1989-1990, 21 300 VI, nr. 7.

Interdepartementale Commissie Europees Recht

Periode: 1997-

Ingesteld door: Minister van Justitie en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Instellingsbesluit: -

Lid ministerie: Directeur-generaal wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging van Justitie

Bemoeienis: De commissie bestaat uit directeuren-generaal van alle departementen en de voorzitters van beide genoemde subcommissies. Zij staat onder voorzitterschap van de directeur-generaal Europese samenwerking van Buitenlandse Zaken en de. directeur-generaal wetgeving, rechtshandhaving en rechtspleging van Justitie

Taken: De coördinatie van het Nederlandse standpunt over de juridische aspecten van Europees beleid dat in voorbereiding is, wetgeving en rechtspraak;

- De coördinatie van een inhoudelijk, organisatorisch en procedureel adequate uitvoering van het Europees recht in Nederlands beleid, wetgeving, rechtspraak en rechtspraktijk;

- Het zorgdragen voor de onderlinge afstemming van deze beide activiteiten.

Bronnen: Ministerie van Justitie Persbericht Ministerraad 19 december 1997

Visitatiecommissie wetgeving

Periode: 1998-

Ingesteld door: Minister van Justitie

Instellingsbesluit: Ministerraad

Lid ministerie: -

Bemoeienis: Het presidium van de commissie bestaat uit: mr. J.H. Grosheide (oud-staatssecretaris, oud-directeur-generaal, thans staatsraad in buitengewone dienst); prof. drs. A.A. Kampfraath (emeritus hoogleraar industriële bedrijfskunde in Wageningen, thans lid van verschillende (internationale) visitatiecommissies voor het hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs); mr. T. de Waard (advocaat bij Sibbe Simont Monahan Duhot, oud-deken van de Nederlandse Orde van Advocaten). De commissie heeft verder nog negen leden afkomstig uit wetenschap, rechtspraktijk en departementale kring.

Taken: Elk ministerie zal tweejaarlijks worden bezocht door de commissie ter beoordeling van de kwaliteit van hun wetgevingsorganisaties. Deze beoordeling vindt plaats op basis van een door het betrokken ministerie uitgevoerde zelfevaluatie, en zal resulteren in een advies aan de betrokken minister.

Ambtelijke werkgroep Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit.

Periode: 1995

Ingesteld door: Minister van Justitie en van Economische Zaken

Instellingsbesluit: Besluit van de minister-president van 10 januari 1995

Lid ministerie: -

Bemoeienis: Secretaris (een van de twee)

Taken: Organiseren en begeleiden van onderzoek van door de ministeriële commissie voor marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit akkoord bevonden onderwerpen;

- Uitbrengen van adviezen over deze onderwerpen aan de ministeriële commissie;

- Doen van voorstellen ter verbetering van de wetgevingskwaliteit ter verbetering van de marktwerking en ter vermindering van uit wet- en regelgeving voortvloeiende onevenredig zware lasten.

De activiteiten hebben betrekking op zowel bestaande als voorgenomen wetgeving

Bronnen: Staatsalmanak 1999

Ministeriële Commissie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit.

Periode: 1995-

Ingesteld door: Ministerraad

Instellingsbesluit: Besluit van de minister-president van 10 januari 1995

Lid ministerie: -

Bemoeienis: Secretaris

Taken:

- Het vaststellen van onderwerpen voor deregulering

- Het voorbereiden van besluiten over deregulering, marktwerking en wetgevingskwaliteit.

De activiteiten hebben betrekking op zowel bestaande als voorgenomen wetgeving

Handelingen per actor

1. Actor: Minister-president / Minister van Algemene Zaken

1.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(1) Handeling: Het instellen van werkgroepen en commissies op het terrein van de harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving.

Periode: 1945-

Product: Besluit van de vergadering van de Raad van Ministers van 28 februari 1949; Besluit van de minister-president van 1978; Besluit van de minister-president van 10 september 1987, Stcrt 181 en van 11 januari 1989, Stcrt 20

Opmerking: Waarschijnlijk werd het besluit van de ministerraad uit 1949 uitgevoerd door de minister-president.

Selectievoorstel: -

(3) Handeling: Het vaststellen van algemene aanwijzingen betreffende de wetgevingstechniek.

Periode: 1954-

Product: Besluit Aanwijzingen inzake de wetgevingstechniek 1954, nr, 38 169; Besluit van de minister-president van 13 september 1972, Stcrt. 1973, nr. 2 en van 14 februari 1984, nr. 52, tot vaststelling van de Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek; Aanwijzingen inzake de toetsing van ontwerpen van wet en van algemene maatregelen van bestuur, vastgesteld door de minister-president op 16 januari 1985, nr. 1985/35/994a, Stcrt. 18; Aanwijzingen voor de regelgeving, 1992

Selectievoorstel: -

2. Actor: Minister van Justitie

2.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(2) Handeling: Het instellen van werkgroepen en commissies op het terrein van de harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving.

Periode: 1945-

Product: Besluit tot instelling van de Interdepartementale Commissie voor de Harmonisatie van wetgeving van de minister van Justitie van 27 mei 1980, nr. 258/680, Stcrt. 108

Selectievoorstel: B, criterium 1

(4) Handeling: Het vaststellen van algemene aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

Grondslag: Besluit van de minister van Justitie van 20 juli 1989, AS nr. 1187 en van 10 oktober 1989, nr. 226/089.

Periode: 1945-1980 en 1989-

Product: Regeling

Selectievoorstel: B, criterium 1

(5) Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende de kwaliteit van de wetgeving.

Periode: 1945-

Product: Brieven, notities

Selectievoorstel: B, criterium 2 en 3

(6) Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen.

Periode: 1945-

Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Opmerking: Het betreft hier de verslaglegging waarvoor geen grondslag kan worden aangewezen in de voor het beleidsterrein specifieke wet- en regelgeving.

Bij de selectie moet rekening worden gehouden met het feit dat jaarverslagen vaak een samenvatting geven van de verslagen die betrekking hebben op een kortere periode. Alleen het `hoogste niveau' moet worden bewaard.

Selectievoorstel: B, criterium 2 en 3

2.2 Toetsing en advisering over wet- en regelgeving

(17) Handeling: Het toetsen van en adviseren over voorstellen en ontwerpen van wet- en regelgeving.

Grondslag: Besluit van de minister-president van 13 september 1972, Stcrt. 1973, nr. 2 en van 14 februari 1984, nr. 52, tot vaststelling van de Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

Aanwijzingen inzake procedureregels van voorstellen van wet en AMVB, Stcrt. 1985, 236, paragraaf 3.14. en 4.1.

Aanwijzingen inzake de toetsing van ontwerpen van wet en van algemene maatregelen van bestuur, vastgesteld door de minister-president op 16 januari 1985, nr. 1985/35/994a, Stcrt. 18.

Besluit van de minister van Justitie van 30 oktober 1985, nr. 060 O&I 85.

Besluit van de minister van Justitie van 20 juli 1989, AS nr. 1187 en van 10 oktober 1989, nr. 226/089.

Brief van formateur Lubbers van 7 november 1989, Kamerstukken II, 1989-1990, 21 132, nr. 12 p. 1.

Beleidsnota `Met vaste hand', nr. 22045, aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal door de minister van Justitie op 27 maart 1991, p. 18-23.

Zicht op Wetgeving. Uitgave van het Ministerie van Justitie, Afdeling Voorlichting, maart 1991, paragraaf 4.3.2.

Wetgevingstoetsing door het ministerie van Justitie, Stafafdeling Algemeen

Wetgevingsbeleid, 1991, paragraaf 3.3.

Aanwijzingen voor de regelgeving 1993

Draaiboek voor de wetgeving, paragraaf VII.2.3.

Periode: 1945-

Product: Rapport, advies

Opmerkingen: Het geven in afzonderlijke gevallen van advies en hulp op wetgevend gebied aan de andere ministeries valt ook onder deze handeling. De wet- en regelgeving wordt getoetst aan terughoudendheid met regelgeving; op hun consequenties voor de onder rechtspleging en rechtshulp ressorterende diensten; op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid; op constitutionele, Europees-rechtelijke en internationaal-rechtelijke aspecten en naar aanleiding van kritiek van de Raad van State op diverse kwaliteitseisen.

Selectievoorstel: B, criterium 1

(34) Handeling: Het verstrekken van opdrachten en vaststellen van de rapporten van (wetenschappelijk) onderzoek.

Periode: 1945-

Product: Opdrachten en rapporten

Selectievoorstel: B, criterium 1

(35) Handeling: Het begeleiden van (wetenschappelijk) onderzoek naar de kwaliteit van de wetgeving en de wetgevingsprocedures.

Periode: 1945-

Product: Correspondentie, notulen, e.d.

Selectievoorstel: V, termijn 5 jaar

2.3 De zorg voor de uitgifte van het Staatsblad.

(22) Handeling: Het plaatsen van wetten gewijzigde (rijks)wetten en amvb's in het Staatsblad.

Grondslag: Besluit ter nadere regeling van de wijze en vorm van afkondiging van wetten en Koninklijke besluiten van 22 december 1863, Stb. 149, art. 3 en 4.

Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek, vastgesteld bij besluit van de minister-president van 14 februari 1984, nr. 341078, art. 135, 136 en 140.

Bekendmakingswet, 4-2-88, Stb. 18, art. 2 lid 1.

Periode: 1864-

Product: Publicatie

Opmerkingen: Onderdeel van deze handeling is het voorzien van een dagtekening van de uitgifte van wetten en het beoordelen wat er in het Staatsblad moet worden vermeldt.

Selectievoorstel: V, termijn: 5 jaar (alleen de publicatie wordt bewaard)

(23) Handeling: Het vaststellen van de tarieven van het Staatsblad in overleg met de uitgever.

Grondslag: Besluit Uitgifte Staatsblad en Staatscourant, art. 9 lid 2, 6-1-1989, Stb. 1.

Periode: 1989-

Product: Besluit

Opmerkingen: De tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

Selectievoorstel: V, termijn: 3 jaar

(24) Handeling: Het bepalen van de tijdstippen van uitgifte van het Staatsblad.

Grondslag: Besluit Uitgifte Staatsblad en Staatscourant, art. 6 lid 1, 6-1-1989, Stb. 1.

Periode: 1989-

Selectievoorstel: V, termijn: 3 jaar

(25) Handeling: Het sluiten van overeenkomsten tot het produceren, uitgeven en aan het publiek ter beschikking stellen van het Staatsblad.

Grondslag: Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, art. 2, 6-1-89, Stb. 1.

Periode: 1989 -

Product: Contracten, e.d.

Selectievoorstel: V, termijn: 3 jaar

(26) Handeling: Het voorbereiden van vervangende voorzieningen in geval van stagnatie van de uitgifte van het Staatsblad.

Grondslag: Besluit uitgifte Staatsblad en Staatscourant, art. 3, 6-1-89, Stb. 1.

Periode: 1989-

Selectievoorstel: V, termijn: 2 jaar

(27) Handeling: Het plaatsen van wetten, amvb's en kb's in de Staatscourant indien bevolen door de wetgever of de regering.

Grondslag: Besluit ter nadere regeling van de wijze en vorm van afkondiging van wetten en Koninklijke besluiten van 22 december 1863, Stb. 149, art. 3 en 4.

Periode: 1864-1988

Product: Publicatie

Opmerkingen: Het plaatsen van wetten en amvb's en kb's in de Staatscourant door de minister van Justitie gebeurt op basis van een beschikking betreffende de publicatie en inwerkingtreding van de betreffende wet- en regelgeving.

Selectievoorstel: V, termijn 5 jaar (alleen de Staatscourant wordt bewaard)

2.4 Het voorbereiden en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht.

(28) Handeling: Het instellen van werkgroepen en commissies ter voorbereiding en advisering over harmoniserende wetgeving.

Periode: 1945-

Product: Instellingsbeschikking: Besluit van de minister van Justitie van 27 mei 1980, nr. 258/680, Stcrt. 108

Besluit van de minister van Justitie van 11 februari 1983

Besluit van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken van 19 mei 1982, nr. 237/682, Stcrt. 107

Selectievoorstel: B, criterium 1

(30) Handeling: Het vaststellen van ontwerpen van (wijzigingen van) wet algemeen bestuursrecht

Grondslag: Grondwet 1983, art. 107.

Periode: 1980-

Product: Algemene wet Bestuursrecht

Opmerkingen: Zie ook: Besluit van de minister van Justitie van 19 mei 1982, nr. 237/682, Stcrt. 107 en van 10 oktober 1989 nr. 226/089 en J.H. van Kreveld, De betekenis van de Awb voor de rechtsontwikkeling, p. 47.

Deze handeling wordt samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken verricht.

Selectievoorstel: B, criterium 1

3. Actor: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

3.1 Het voorbereiden en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht.

(28) Handeling: Het instellen van werkgroepen en commissies ter voorbereiding en advisering over harmoniserende wetgeving.

Periode: 1945-

Product: Besluit van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken van 19 mei 1982, nr. 237/682, Stcrt. 107.

Selectievoorstel:

(31) Handeling: Het vaststellen van ontwerpen van (wijzigingen van) wet algemeen bestuursrecht.

Grondslag: Grondwet, art. 107.

Periode: 1980-

Product: Algemene wet Bestuursrecht

Opmerkingen: Zie ook: Besluit van de minister van Justitie van 19 mei 1982, nr. 237/682, Stcrt. 107 en van 10 oktober 1989 nr. 226/089 en J.H. van Kreveld, De betekenis van de Awb voor de rechtsontwikkeling, p. 47.

Deze handeling wordt samen met de minister van Justitie verricht.

Selectievoorstel:

4. Actor: Contactcommissie voor de wetgevingstechniek

4.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(7) Handeling: Het adviseren bij het opstellen van algemene aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

Grondslag: Besluit van de vergadering van de Raad van Ministers van 28 februari 1949.

Periode: 1949-1980

Product: Advies

Selectievoorstel: B, criterium 1

5. Actor: Commissie Taakverdeling en Coördinatie (Commissie Van Veen)

5.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(8) Handeling: Het adviseren over de coördinatie van wetgeving

Periode: 1969-[1977]

Product: Rapport

Selectievoorstel:

6. Actor: Ad-hoc werkgroep Polak

6.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(9) Handeling: Het adviseren over algemene aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

Grondslag: Besluit van de vergadering van de Raad van Ministers van 28 februari 1949.

4.2.3 Ad hoc-werkgroep o.l.v. J.M.Polak.

Periode: 1978-

Product: Advies

Selectievoorstel:

(10) Handeling: Het adviseren m.b.t. de juridisch-technische harmonisatie van wetgeving.

Grondslag: Kamerstukken II, 1978-1979, 15 800 nr. 2 en 1979-1980, 15 800 nr. 3.

Periode: 1978-

Product: Advies

Selectievoorstel:

(11) Handeling: Het adviseren m.b.t. het gebruik van wetgeving als beleidsinstrument.

Grondslag: Kamerstukken II, 1978-1979, 15 800 nr. 2 en 1979-1980, 15 800 nr. 3.

Periode: 1978-

Product: Advies

Selectievoorstel:

7. Actor: Interdepartementale commissie voor Harmonisatie van Wetgeving

7.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

12 Handeling: Het adviseren inzake algemene aanwijzingen voor de wetgevingstechniek.

Grondslag: Besluit van de minister van Justitie van 27 mei 1980, nr. 258/680, Stcrt. 108. en

Besluit van de minister van Justitie van 10 oktober 1989, nr. 226/089.

Periode: 1980-

Product: Rapporten en adviezen

Selectievoorstel: B, criterium 1

(13) Handeling: Het adviseren aan de opstellers van wetten over de formeel-juridische harmonisatie van wetgeving.

Grondslag: Besluit van de minister van Justitie van 27 mei 1980, nr. 258/680, Stcrt. 108.

Periode: 1980-

Product: Advies

Selectievoorstel: B, criterium 1

8. Actor: Commissie Wetgevingsvraagstukken

8.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(14) Handeling: Het adviseren van de ministers over het gebruik van wetgeving als beleidsinstrument.

Grondslag: Besluit van de minister-president van 5 februari 1981, Kamerstukken II, 1980-1981, 15 454 nr. 3.

Periode: 1981-1985

Product: Orde in de regelgeving. Eindrapport van de Commissie Wetgevingsvraagstukken, Den Haag, 1985.

Selectievoorstel: B, criterium 1

9. Actor: Werkgroep procedures wetgeving

9.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(15) Handeling: Het ontwerpen van verbeteringen in de procedure voor de totstandkoming van wetgeving.

Grondslag: Kamerstukken II, 1979-1980, 15 454 nr. 2.

Periode: 1981-1989.

Product: Rapport van de Werkgroep Procedures Wetgeving, vastgesteld 10 februari 1983.

Opmerkingen: Dit rapport berust in de archieven van het ministerie van Algemene Zaken.

Volgens medewerkers van het archief van het ministerie van Algemene Zaken is er een dossier van de werkgroep in het depot dat tot 1989 doorloopt.

Selectievoorstel:

10. Actor: Commissie vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen

10.1 Harmonisatie en coördinatie van wet- en regelgeving

(16) Handeling: Het adviseren van de minister van Justitie over de maatregelen voor de vermindering en vereenvoudiging van de wet- en regelgeving.

Grondslag: Besluit van de minister van Justitie van 11 februari 1983.

Periode: 1983-1984

Product: Eindbericht van de Commissie Vermindering en Vereenvoudiging van Overheidsregelingen, Kamerstukken II, 1983-1984, 17 931 nr. 9.

Selectievoorstel: B, criterium 1

11. Actor: Werkgroep algemene regels bestuursrecht

11.1 Het voorbereiden en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht.

(32) Handeling: Het adviseren van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over een Algemene wet bestuursrecht.

Grondslag: Besluit van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken van 19 mei 1982, nr. 237/682, Stcrt. 107.

Periode: 1982-

Product: Advies

Selectiecriterium: B, criterium 1

12. Actor: Commissie wetgeving algemene regels bestuursrecht

12.1 Het voorbereiden en implementeren van algemeen harmoniserende wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht.

(33) Handeling: Het adviseren over de ontwerpen van een Algemene wet bestuursrecht en de ontwerp-memories van toelichting.

Grondslag: KB van 23 augustus 1983, Stb. 417.

Periode: 1983-

Product: Advies

Opmerkingen: De Regeringscommissaris algemene regels bestuursrecht was voorzitter van de commissie.

Selectievoorstel: B, criterium 1

13. Actor: Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten

13.1 Toetsing en advisering over wet- en regelgeving

(18) Handeling: Het adviseren van over voorontwerpen, nota's en rapporten inzake wetgevingsprojecten en wetgevingsthema's uit een oogpunt van een sober en terughoudend wetgevingsbeleid.

Grondslag: Besluit van de minister-president van 10 september 1987, Stcrt 181 en van 11 januari 1989, Stcrt 20.

Periode: 1987-

Product: Advies

Opmerkingen: Deze Commissie is een interdepartementale commissie, waarvan het secretariaat wordt gevoerd door het ministerie van Justitie.

Selectievoorstel: B, criterium 1

14. Actor: Ministeriële Commissie marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

14.1 Toetsing en advisering over wet- en regelgeving

(36) Handeling: Het doen van voorstellen voor deregulering en bevordering van de marktwerking en wetgevingskwaliteit.

Periode: 1994-

Product: Advies

Opmerkingen: Het secretariaat van de ambtelijke commissie wordt gevoerd door het ministerie van EZ en van Justitie.

Selectievoorstel:

15. Actor: Visitatiecommissie wetgeving

15.1 Toetsing en advisering over wet- en regelgeving

(19) Handeling: Het onderzoeken van de processen en organisaties voor de totstandkoming van wet- en regelgeving op de departementen.

Periode: 1998-

Product: Advies

Opmerkingen: Het advies wordt uitgebracht aan de betrokken ministers.

Selectievoorstel: B, criterium 1

(20) Handeling: Het uitbrengen van een algemeen tweejaarlijks verslag.

Periode: 1998-

Product: Verslag

Selectievoorstel: B, criterium 2,3

16. Actor: Interdepartementale Commissie Europees recht

16.1 Toetsing en advisering over wet- en regelgeving

(21) Handeling: Het adviseren maatregelen ter verbetering van de coördinatie op Europees terrein en ter verbetering van de Europese dimensie in het wetgevingsproces.

Grondslag: TK zitting 1997-1998, 25 389, nr. 32, 23-4-1998.

Periode: 1998-

Product: Advies

Opmerkingen: Deze commissie werd ingesteld naar aanleiding van het Securitel-arrest van het Europese Hof van Justitie.

Selectievoorstel:

Bijlagen

1. Organisatie Ministerie van Justitie

1.1 Organisatie-eenheden binnen het ministerie van Justitie die zich hebben beziggehouden met (vanaf 1989) het dragen van de zorg voor het algemeen wetgevingsbeleid en (vanaf 1979-1980) het dragen van de zorg voor de formeel-juridische kwaliteit van de wetgeving.

Bronnen organisatie-eenheden:

• Staatsalmanak 1989- 1991.

• Besluit van de minister van Justitie van 7 oktober 1980, nr. 008 O&E 80, van 17 november 1982, nr. 011 O&E 82, van 30 juni 1989, nr. AL/Kabinetszaken 136/089, van 10 oktober 1989, nr. 226/089, van 24 januari 1990, nr. AL/Kabinetszaken 3767/090.

• Zicht op Wetgeving. Een beleidsplan voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het algemeen wetgevingsbeleid, gericht op de verbetering van de rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit van het overheidsbeleid. Uitgave van het Ministerie van Justitie, Afdeling Voorlichting, maart 1991.

Stafafdeling Harmonisatie Wetgeving

Ressorteert onder: Secretaris-generaal

Periode: 1980-1989

Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid

Ressorteert onder: Directoraat-generaal Wetgeving

Periode: 1989-1991

1.2 Organisatie-eenheden binnen het ministerie van Justitie die zich met het opstellen van aanwijzingen voor de wetgevingstechniek hebben beziggehouden.

Bronnen organisatie-eenheden:

• Staatsalmanak 1946-1957, 1989-1991.

• Besluit van de minister van Justitie van 20 juli 1939, AS nr. 1187, van 21 november 1945, Kabinet nr. 107 A, van 8 juni 1956, nr. 1 P 478, van 10 oktober 1989, nr. 226/089, van 24 januari 1990, nr. AL/Kabinetszaken 3767/090.

• Zicht op Wetgeving. Een beleidsplan voor de verdere ontwikkeling en uitvoering van het algemeen wetgevingsbeleid, gericht op de verbetering van de rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit van het overheidsbeleid. Uitgave van het Ministerie van Justitie, Afdeling Voorlichting, maart 1991.

Zesde Afdeling (1951 Wetgeving)

Ressorteert onder: Secretaris-generaal

Periode: 1939-1956

Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid

Ressorteert onder: Directoraat-generaal Wetgeving

Periode: 1989-1991.

2. Concordantie rio-bsd

N.B. Nummers die hier niet zijn genoemd zijn of niet gebruikt betreffen nieuwe handelingen.

stcrt-2002-8-p13-SC32790-1.gifstcrt-2002-8-p13-SC32790-2.gif

Literatuur en bronnen

Mr. N.E. Algra en mr. H.R.W. Gokkel: Fockema Andreae's juridisch woordenboek, Alphen a/d Rijn, 1985.

Mr. N.E. Algra en mr. H.C.G.J. Jansen: Rechtsingang. Een oriëntatie in het recht, Groningen, 1989.

Prof. mr. A.D. Belinfante: Beginselen van het Nederlands staatsrecht, in: Hand- en leerboek der bestuurswetenschappen nr. 7, Amsterdam, 1980.

Bestuursorganisatie bij de kabinetsformatie van 1971. Rapport van de Commissie Interdepartementale Taakverdeling en Coördinatie.

Mr. P.J. Boon: Wetgeving in Nederland, Studiepockets Staats- en Bestuursrecht nr. 5, Zwolle 1986.

J.N. Breunese en L.J. Roborgh (red.): Ministeries van algemeen bestuur, Leiden, 1989.

Draaiboek voor de wetgeving. Systematische beschrijving van de procedure. Ministerie van Justitie, Den Haag, 1989.

Drs. G. Gerding en drs. B. de Jong: De politieke en ambtelijke top, Rapport over een onderzoek naar het functioneren van de topstructuur van de rijksdienst. Achtergrondstudie nr. 6 uitgebracht aan de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, 1981.

Mr. A.R. Kors (bew.): Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden naar de tekst van 1987. Schuurman & Jordens, 1-I en II, Zwolle, 1988.

Prof. mr. P. de Haan en mr. R. Fernhout: Wetgeving, planning en financiering, Rapport over een deelonderzoek naar organisatie en coördinatie van wetgeving, planning en financiering in het algemeen. Achtergrondstudie nr. 8, deel 1, uitgebracht aan de Commissie Hoofdstructuur Rijksdienst. Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, 1981.

H.P. Heida: Enkele constitutionele aspecten van wetgeving, in: Kracht van wet. Opstellen over publiekrechtelijke wetgeving, aangeboden aan Mr. W.J. van Eijkern bij zijn afscheid als hoofd van de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht van het Ministerie van Justitie. Zwolle.

Interim-rapport. Commissie Wetgevingsvraagstukken, Den Haag, 1982.

Met vaste hand. Beleidsnota, in: Kamerstukken II, 1990-1991, 22045, nrs. 1-2.

Verslag van de werkzaamheden van de Commissie voor Toetsing van Wetgevingsprojecten in het parlementair jaar 1988-1989, in: Kamerstukken II, 1989-1990, 21 300 VI, nr. 7.

Prof. mr. J.H. van Kreveld: De rol van Justitie in het Nederlandse wetgevingsproces, in: Justitiële Verkenningen, jrg. 17, 1991, nr. 5, p. 66-93.

Prof. mr. J.H. van Kreveld: De kwaliteit van wetgeving: rechtsstatelijke en bestuurlijke eisen, in: Recht doen door wetgeving. Opstellen over wetgevingsvraagstukken aangeboden aan mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Zwolle, 1990, p. 189-202.

Prof. mr. J.H. van Kreveld: De betekenis van de Awb voor de rechtsontwikkeling, in: Rechtsontwikkeling door wetgeving, Zwolle, 1990, p. 43-59.

Prof. mr. C.W. van der Pot (be w. prof. mr. A.M. Donner): Handboek van het Nederlandse staatsrecht, Zwolle, 198311, p. 434-440 445 en 459.

L. Verbeek, De Spiegel van het handelen. Een vertaling van handelingen en commissies uit het rapport `So many laws, so many sins' van A.H. Netiv, naar archieven, dossiers en documenten bij het ministerie van Justitie. Rapport in opdracht van Ministerie van Justitie, Directie Algemene Zaken/DIV en Ministerie van WVC, Rijksarchiefdienst/ PIVOT.

Verslagen omtrent 's lands oude archieven, 1914. Bijlage IV: Archieven, overgenomen van het departement van justitie, p. 350-373.

Wetgevingstoetsing door het Ministerie van Justitie. Toetsingsactiviteiten van het directoraat-generaal wetgeving. Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid, Den Haag, 1991.

Zicht op wetgeving, Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid (red.), Den Haag, 1991.

Noten

1 Algra en Gokkel: Fockema Andreae's juridisch woordenboek, p. 560.

2 Een coördinerend minister kan o.a. adviseren bij het opstellen van wetsontwerpen en ontwerpen van amvb, of wetsontwerpen en ontwerpen van amvb toetsen.

3 Het toetsen van wetgeving vormt een onderdeel van het tot stand brengen van wetgeving. Het kan deel uitmaken van het beleidsmatig coördineren van wetgeving door een coördinerend minister, of, zoals in dit geval, in de wetgevingsprocedure zijn ingebracht om deregulering te bevorderen en daardoor de bestuurlijke kwaliteit van de wetgeving te verzekeren.

4 De Haan en Fernhout: Wetgeving, planning en financiering, p. 12-13.

5 Rapport van de Ministeriële Commissie Taakverdeling en Coördinatie, Tweede Kamer, 1977, 14 649 nrs. 1-2, p. 8, 9 en 14. Zie voor het begrip coördinerend minister de volgende pagina van dit rapport.

6 Zie de Aanwijzingen voor de wetgevingstechniek, 13 september 1972, Stcrt 2 1973, art. 1 en 14 februari 1984, Stcrt 52, art. 150-153. Rapport van de Ministeriële Commissie Taakverdeling en Coördinatie, Tweede Kamer, 1977, 14 649 nrs. 1-2, p. 8 en 9.

7 De Haan en Fernhout: Wetgeving, planning en financiering, p. 8.

8 Gerding en De Jong, De politieke en ambtelijke top., p. 13. Bestuursorganisatie bij de kabinetsformatie van 1971. Rapport van de Commissie Interdepartementale Taakverdeling en Coördinatie, p. 23, 55-56 en 105.

9 Een ministerieel coördinatieorgaan is een informeel ministerieel overleg, een ministeriële commissie, een onderraad en in laatste aanleg de ministerraad. Rapport van de Ministeriële Commissie Taakverdeling en Coördinatie, Kamerstukken II 1977, 14 649 nrs. 1-2, p. 13-14.

10 De werkgroep is nooit officieel ingesteld.

11 De Haan en Fernhout: Wetgeving, planning en financiering, p. 28 en Gerding en De Jong: De politieke en ambtelijke top, Bijlage, p. 51.

12 Rapport van de Werkgroep Procedureregels Wetgeving, vastgesteld op 10 februari 1983.

13 Besluit van de Minister-president van 26 november 1985, Stcrt nr. 236.

14 Van Kreveld: De betekenis van de Awb voor de rechtsontwikkeling, p. 47.

15 Zie Kamerstukken II, 1983-1984, 17 555 nr. 51.

16 Zie voor deze zes projecten Kamerstukken II, 17 931 nr. 5 en 4, 15 306 nr. 25, 17 931 nr. 7, 24 en 11.

17 Eindbericht van de Commissie-Geelhoed, Kamerstukken II, 1983-1984, 17 931 nr. 9.

18 Kamerstukken II, 1983-1984, 17 931 nr. 12 en 1985-1986, 17 931 nr. 68.

19 Zie de brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer van 8 oktober 1985, Kamerstukken II, 1985-1986, 17 931 nr. 63.

20 Rapport Evaluatie toetsingsprocedure voor deregulering, Kamerstukken II, 1985-1986, 17 931 nr. 68.

21 Afschrift van de Aanwijzingen inzake terughoudendheid met regelgeving, Kamerstukken II, 17 931 nr. 46, p. 3.

22 Kamerstukken II, 1985-1986, 17 931, nr. 68.

23 Van Kreveld: De rol van Justitie in het Nederlandse wetgevingsproces, p. 66-93, p. 67. Brief van formateur Lubbers aan de Koningin, Kamerstukken II, 1989-1990, 21 132, nr. 12 p. 1.

24 Interview mw. mr. M. Lokin, directie Wetgeving van het ministerie van Justitie, oktober 1999.

Naar boven