Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002

18 maart 2002

HDJZ/BIM/2002-451

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet: Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

b. handelingen: handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;

c. VLG: Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen;

d. militaire voertuigen: voertuigen die in eigendom toebehoren aan of zich bevinden onder de verantwoordelijkheid van de krijgsmacht of van de krijgsmacht van een andere mogendheid;

e. tactische voertuigen: voertuigen ingericht voor het uitvoeren van de operationele taak.

Artikel 2

Ten aanzien van de gevaarlijke stoffen waarmee, op terreinen die uit hoofde van eigendomsrecht dan wel overeenkomst aan de Minister van Defensie ter beschikking staan, handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen worden verricht in de uitvoering van de operationele taak, met inbegrip van in dat kader te houden oefeningen, wordt vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 5 van de wet, onderscheidenlijk van de regels, gesteld krachtens artikel 3 van de wet, voorzover die handelingen worden verricht overeenkomstig het Voorschrift voor de opslag van gevaarlijke stoffen (MP 40-21).

Artikel 3

Van het in randnummer 1.1.3.3 van bijlage 1 bij de VLG opgenomen verbod om in de vaste reservoirs meer brandstof dan 1500 liter per transporteenheid mee te nemen, wordt, voorzover de inhoud van die vaste reservoirs niet meer bedraagt dan 2000 liter per voertuig, vrijstelling verleend voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen.

Artikel 4

Aan bestuurders van tactische voertuigen wordt voor het verrichten van handelingen vrijstelling verleend van randnummer 8.2.1 van bijlage 1 bij de VLG.

Artikel 5

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van tactische voertuigen wordt vrijstelling verleend van de randnummers 5.3 en 8.1.2 van bijlage 1 bij de VLG.

Artikel 6

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire voertuigen die vóór 1 augustus 1997 in gebruik zijn genomen, wordt tot 1 januari 2016 vrijstelling verleend van randnummer 9.2.5 van bijlage 1 bij de VLG.

Artikel 7

Voor het verrichten van handelingen met of ten aanzien van militaire transporteenheden waarvan het motorvoertuig vóór 1 augustus 1997 in gebruik is genomen, wordt tot 1 januari 2016 vrijstelling verleend van randnummer 9.2.3 van bijlage 1 bij de VLG.

Artikel 8

De Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

Deze regeling heeft betrekking op vrijstellingen voor het militaire vervoer van gevaarlijke stoffen van de verboden en regels gegeven bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS). Deze regeling vervangt de Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen. In die laatste regeling was een tweetal vrijstellingen opgenomen die feitelijk niet meer gebruikt werden door het Ministerie van Defensie en daarom bij deze regeling niet opnieuw zijn vastgesteld. Voor het overige zijn de wijzigingen redactioneel van aard. De toelichting hierna is grotendeels identiek aan de toelichting bij de ingetrokken regeling.

In beginsel geldt het uitgangspunt dat het militaire vervoer van gevaarlijke stoffen aan dezelfde voorschriften is onderworpen als het niet-militaire vervoer. Slechts voor bepaalde aspecten van het militaire vervoer van ontplofbare stoffen en voorwerpen zijn, in verband met de operationele taakuitoefening van de krijgsmacht, op dit vervoer toegespitste voorschriften gegeven. Deze voorschriften zijn neergelegd in het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht (Stb. 1997, 727). Voor het overige gelden de regels en verboden gegeven krachtens de WVGS, waarvan, door middel van deze regeling, de in enkele gevallen noodzakelijke vrijstellingen worden gegeven.

Gezien bovenbedoeld uitgangspunt ligt een algehele vrijstelling voor het militaire vervoer niet in de rede. Deze noodzaak van de genoemde vrijstellingen houdt steeds verband met de operationele taakuitoefening van de krijgsmacht. In een aantal gevallen is echter aan de vrijstelling een voorschrift verbonden. Het gaat hier met name om de vrijstelling op de zogenaamde `Defensieterreinen' (artikel 2) en de vrijstelling van het verbod om meer dan 1500 liter brandstof in de vaste reservoirs van de transporteenheden mee te nemen (artikel 3).

Het handelen in strijd met een dergelijk aan de vrijstelling verbonden voorschrift is strafbaar ingevolge artikel 10 WVGS juncto artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

De vrijstellingen in deze regeling zijn technische voorschriften. De ontwerpregeling is op 27 november 2001 voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2001/0472/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).

Artikelsgewijs

Artikel 2

Binnen de kazernes, maar ook op andere terreinen die het Ministerie van Defensie gebruikt, vinden zeer frequent verplaatsingen van voorraden plaats, die vallen binnen de werkingssfeer van de WVGS. Omdat toepassing van de voorschriften van de WVGS de normale operationele taakuitvoering binnen deze terreinen ernstig zou belemmeren, wordt vrijstelling van deze voorschriften verleend. Ook de normale operationele taakuitoefening van de krijgsmacht binnen deze terreinen dient echter te gebeuren zonder dat de openbare veiligheid in gevaar wordt gebracht.

Om die reden is aan de vrijstelling het voorschrift verbonden, dat wordt voldaan aan de militaire voorschriften die zijn gesteld voor het intern vervoer van gevaarlijke stoffen. Dergelijke voorschiften worden binnen het Ministerie van Defensie reeds sedert vele jaren gehanteerd en hebben bewezen voldoende waarborgen te bieden voor een veilig intern vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen. De militaire voorschriften voor het intern vervoer van gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in het Voorschrift voor de opslag van gevaarlijke stoffen en zijn gepubliceerd in de ministeriële publicatie 40-21 (MP 40-21). Dit Voorschrift ligt ter inzage in de bibliotheek van het Ministerie van Defensie, Kalvermarkt 32, 2511 CB Den Haag.

Artikel 3

In randnummer 1.1.3.3 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG) is opgenomen dat aan de voorschriften van bijlage 1 van de ADR (de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, opgenomen als bijlage 1 bij de VLG) voor de stoffen van klasse 3 niet behoeft te worden voldaan, indien wordt voldaan aan de in dit randnummer opgenomen voorwaarden. Een van deze voorwaarden is dat de gezamenlijke inhoud van de vaste reservoirs niet meer bedraagt dan 1500 liter per transporteenheid. Voor het Ministerie van Defensie is het niet mogelijk aan deze voorwaarde te voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld voor gevechtstanks, waarvan de maximale inhoud van de eigen vaste brandstoftank alleen al 1400 liter bedraagt. Maar ook bij ander geniematerieel, zoals grondverzetmachines, is sprake van brandstoftanks met een grote maximale inhoud. Ook is het ongewenst dat de aanschaf van nieuw materieel wordt ingekaderd door deze voorwaarde. Voor het Ministerie van Defensie is derhalve vrijstelling van deze voorwaarde verleend. Aan de vrijstelling is het voorschrift verbonden dat de inhoud van de brandstofreservoirs per militair voertuig niet meer mag bedragen dan 2000 liter.

Artikelen 4 en 5

Tactische voertuigen zijn gevechtsvoertuigen, die zijn bestemd voor de inzet bij de operationele taakuitoefening van de krijgsmacht. Omdat de voertuigen niet tot primaire taak hebben het vervoeren van gevaarlijke stoffen, zou het te ver gaan van de bestuurders van deze voertuigen te verlangen dat zij beschikken over de in randnummer 8.2.1 van bijlage 1 bij de VLG voorgeschreven vakbekwaamheid en het daarbij behorende vakbekwaamheidscertificaat (artikel 4), of dat wordt voldaan aan de voorschriften omtrent kenmerking en etikettering (artikel 5).

Artikelen 6 en 7

Het Ministerie van Defensie beschikt over een groot aantal voertuigen. Deze voertuigen zijn niet voorzien van de voorgeschreven snelheidsbegrenzer (artikel 6), duurremsysteem (voorheen `retarder') en antiblokkeersysteem (artikel 7). Omdat de voertuigen van het Ministerie van Defensie vanwege het minder intensieve gebruik een langere levensduur hebben dan de voertuigen die voor het civiele vervoer van gevaarlijke stoffen worden gebruikt, gelden de vrijstellingen tot 1 januari 2016. De vrijstellingen hebben uitsluitend betrekking op voertuigen die vóór 1 augustus 1997 in gebruik zijn genomen.

Artikel 8

Er is voor gekozen om deze regeling opnieuw vast te stellen met de nodige aanpassingen. Om dit te bewerkstelligen is de Regeling vrijstelling vervoer gevaarlijke stoffen militaire voertuigen van 13 december 1996 ingetrokken.

Artikel 9

De regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2002 om aan te sluiten bij de inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 december 2001 tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de implementatie van de tweejaarlijkse revisie van de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en de implementatie van richtlijn nr. 2001/7/EG (Stcrt. 2002, 1). Door middel van die regeling is als bijlage 1 bij de VLG opgenomen de ADR, met daarin de randnummers waarnaar in deze regeling wordt verwezen. Per 1 januari 2002 zullen anders de verwijzingen in deze regeling niet overeenstemmen met de randnummers in voornoemde regeling.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Naar boven