Procesreglement bijstandsverhaalprocedure

Dit landelijk model is vastgesteld op respectievelijk 14 april 2000 en 14 december 2001 door de vergadering van voorzitters van de familiesectoren van de arrondissementsrechtbanken in Nederland. Alle rechtbanken hebben hun reglementen overeenkomstig dit landelijk model vastgesteld.

Procesreglement bijstandsverhaalprocedure

Inwerkingtreding 1 april 2002

1. Algemeen

1.1. Van alle berichten aan de rechtbank dient tegelijkertijd een afschrift aan de wederpartij te worden gezonden. Uit het bericht moet blijken dat hieraan is voldaan.

1.2. Op alle berichten dient het zaaknummer en/of rekestnummer te worden vermeld.

1.3. Indien niet aan het voorgaande wordt voldaan, wordt het bericht teruggezonden en wordt op de inhoud geen acht geslagen, tenzij het een verweerschrift betreft.

1.4. Voorzover met een rolmededelingensysteem wordt gewerkt, worden rolmededelingen als schriftelijke mededelingen in de zin van dit reglement beschouwd.

1.5. Een werkdag is niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag (Algemene Termijnenwet).

2. Indiening verzoekschrift

(zie ook artikelen 103 ABW en 4, 278 en 799 Rv)

2.1. Iedere werkdag kan een verzoekschrift met bijlagen in tweevoud ter griffie worden ingediend.

2.2. Bij de indiening van het verzoekschrift moeten de volgende bescheiden worden overgelegd:

• een GBA-uittreksel van gerekwestreerde; gedateerd, gewaarmerkt en niet ouder dan drie maanden;

• de aanzegbrief;

• het verhaalsbesluit;

• indien het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak wordt verzocht, deze rechterlijke uitspraak;

• indien de verleende bijstand geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het onderhoud van minderjarigen, een afschrift van de geboorteakte(s).

2.3. Zodra het verzoekschrift is ontvangen, wordt het ingeschreven. Tevens wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaaknummer aan de gemeente gestuurd.

Wanneer bij indiening van het verzoekschrift niet alle ingevolge artikel 2.2. over te leggen bescheiden ter griffie zijn binnengekomen, wordt dit bij voormelde ontvangstbevestiging tevens aangegeven. De ontbrekende bescheiden moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór afloop van de verweertermijn in één keer worden overgelegd.

Wanneer na afloop van de verweertermijn wordt geconstateerd dat de gemeente aan de verplichting van artikel 2.2. niet volledig heeft voldaan zonder dat daarvoor vóór afloop van de verweertermijn schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, zal de gemeente niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt er van uitgegaan dat de gemeente geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.

2.4. Een afschrift van het verzoekschrift wordt aan gerekwestreerde gestuurd. Daarbij wordt de termijn vermeld, waarbinnen deze een verweerschrift kunnen indienen. Deze termijnen bedragen:

a. binnen Nederland: 4 weken;

b. buiten Nederland: 3 maanden.

Het afschrift van het verzoekschrift wordt, in geval nog geen procureur bekend is, door de griffie aangetekend aan gerekwestreerde toegezonden.

3. Verweerschrift

(zie ook artikelen 282, 801 en 803 Rv en 103 lid 2 ABW)

3.1. Indiening verweerschrift:

Op ieder moment tot aan de afloop van de verweertermijn kan een verweerschrift worden ingediend.

Het verweerschrift met eventuele bijlagen wordt in tweevoud ingediend.

Wanneer de draagkracht betwist wordt, dienen bij het verweerschrift de bescheiden genoemd in artikel 4.4. te worden overgelegd.

3.2. Verzoek tot uitstel indiening verweerschrift:

Een verzoek tot uitstel indiening verweerschrift dient binnen de verweertermijn schriftelijk te worden ingediend.

De gemeente kan uiterlijk binnen één week na datering van het uitstelverzoek schriftelijk reageren.

Op het uitstelverzoek wordt als volgt beslist:

- het eerste verzoek wordt altijd toegestaan voor een termijn van maximaal vier weken;

- ten aanzien van de volgende verzoeken geldt:

• zij moeten met redenen zijn omkleed;

• de procureur van gerekwestreerde die uitstel verzoekt deelt daarbij mede of de gemeente instemt;

• wanneer de gemeente schriftelijk bezwaar maakt tegen de verlenging, zal het verzoek worden afgewezen, tenzij sprake is van klemmende redenen. Bij toewijzing zal een termijn van maximaal vier weken worden gegeven;

• wanneer de gemeente schriftelijk instemt met de verlenging, wordt het verzoek toegewezen, ook als de gevraagde termijn langer is dan vier weken, tenzij daardoor de procedure onredelijk wordt vertraagd. Van onredelijke vertraging is in het algemeen sprake als sinds de inschrijving van het inleidend verzoekschrift één jaar is verstreken. Voorzover het gevraagde uitstel deze termijn van één jaar overschrijdt, wordt het afgewezen. Als voor afloop van deze termijn geen verweerschrift is ingediend, wordt de zaak als verstekzaak afgedaan.

De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.

3.3. Indien een niet door een procureur vertegenwoordigde gerekwestreerde laat weten verweer te willen voeren, zal, onder terugzending van door gerekwestreerde ingezonden stukken, worden geantwoord

• dat een verweerschrift alléén door tussenkomst van een procureur kan worden ingediend en

• dat gerekwestreerde uitsluitend recht heeft op een mondelinge behandeling na indiening van een verweerschrift.

3.4. Sanctie bij te laat ingediend verweerschrift:

Te laat ingediende verweerschriften zullen worden geweigerd tenzij:

a) verweerder een schriftelijke verklaring van de gemeente overlegt, waaruit blijkt dat deze geen bezwaar heeft of

b) verweerder schriftelijk klemmende redenen aanvoert, die de te late indiening rechtvaardigen.

4. Behandeling ter zitting

(zie ook artikelen 27, 279 en 803 Rv)

4.1. Nadat een verweerschrift is ingediend waarbij verweerder zijn financiële gegevens heeft overgelegd, kan worden bepaald dat partijen gedurende zes weken de gelegenheid krijgen om op basis van die gegevens tot overeenstemming te komen.

4.2. Afzien van behandeling ter zitting:

Wanneer zowel de gemeente als verweerder schriftelijk aan de rechter hebben laten weten af te zien van een behandeling ter zitting, blijft deze achterwege, tenzij de rechter termen aanwezig acht toch een behandeling ter zitting te gelasten.

4.3. Dagbepaling:

Zodra de procedure zover is gevorderd dat in een zaak een behandeling ter zitting dient te worden bepaald, wordt een datum daarvoor vastgesteld.

Bij het bepalen van de zittingsdatum wordt uitgegaan van een oproepingstermijn van 6 tot 8 weken.

De oproeping voor de zitting en het opvragen van nog ontbrekende informatie geschieden per brief conform het model in bijlage 2 bij dit reglement.

4.4. Instructie:

Wanneer de draagkracht van verweerder betwist wordt, dient tenminste de volgende financiële informatie uiterlijk tien kalenderdagen vóór de zitting te zijn overgelegd:

a. van een werknemer de jaaropgaven over het vorige (of voorvorige) jaar en de laatste drie loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;

b. van een zelfstandige de laatste drie vastgestelde jaarrekeningen en over de tijd daarna de voorlopige cijfers, ook tussentijdse, beide met toelichting;

c. de laatste drie aangiften inkomsten- en vermogensbelasting, indien bestaand, met de bijbehorende aanslagen;

d. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken;

e. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijs van aflossing van die schuld(en);

f. een bewijsstuk van de premie ziektekostenverzekering alsmede opgave van de (eventuele) bijdrage van de werkgever daarin;

g. bewijsstukken van eventuele andere bijzondere kosten;

h. een draagkrachtberekening (over en weer) met alle daaraan ten grondslag liggende bescheiden voorzover hiervoor nog niet vermeld.

In de oproepingsbrief worden de ontbrekende bescheiden aangegeven.

Deze brief dient - voorzoveel nodig - als bevel bedoeld in artikel 803 Rv.

De rechter kan besluiten op informatie die na de hierboven genoemde termijn is binnengekomen geen acht te slaan.

4.5. Verhinderdata:

De zittingsdatum zal worden vastgesteld zonder vooraf aan partijen verhinderdata op te vragen.

Partijen kunnen binnen tien kalenderdagen na verzending van de oproep schriftelijk uitstel van de eerste behandeling ter zitting vragen, zulks onder gelijktijdige opgave van verhinderdagen van beide partijen voor een door de rechtbank te bepalen periode.

Een met inachtneming van vorenstaande regels gevraagd uitstel zal altijd worden verleend.

4.6. Inlichtingen/informatie verschaffen tijdens of na afloop van de behandeling ter zitting:

Indien tijdens de behandeling ter zitting wordt geconstateerd, dat nog nadere informatie nodig is, kan de rechter:

• ofwel een nieuwe dag bepalen voor voortzetting van de behandeling ter zitting met daarbij een termijn waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zonodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren,

• ofwel een termijn bepalen waarbinnen de informatie moet worden verschaft en zonodig een termijn voor de wederpartij om op de verschafte informatie te reageren.

Deze termijnen zijn fataal in die zin, dat de rechter geen acht zal slaan op informatie of reacties die na afloop van de gestelde termijnen zijn binnengekomen. De te laat ingekomen informatie wordt teruggezonden.

4.7. Verzoeken om uitstel van de behandeling ter zitting:

Op verzoeken om uitstel, die na afloop van de in artikel 4.5. genoemde termijn zijn ingediend, wordt als volgt beslist:

• wanneer de wederpartij bezwaar maakt, wordt het verzoek slechts toegewezen als degene die uitstel vraagt schriftelijk klemmende redenen aanvoert; bij inwilliging wordt in beginsel een uitstel van maximaal vier weken verleend, voorzover het zittingsrooster dit toelaat;

• wanneer de wederpartij schriftelijk instemt, wordt het verzoek toegewezen, tenzij daardoor de procedure onredelijk wordt vertraagd. Van onredelijke vertraging is in het algemeen sprake als sinds de dag waarop de behandeling voor de eerste keer was bepaald één jaar is verlopen. Voorzover het gevraagde uitstel deze termijn overschrijdt, wordt het afgewezen.

De partij die uitstel vraagt, dient de verhinderdata van beide partijen op te geven voor een door de rechtbank te bepalen periode.

De beslissing op een uitstelverzoek als hiervoor bedoeld, wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.

5. Uitspraak

(zie ook artikelen 28, 30, 286 tot en met 289 Rv)

Termijn voor uitspraak is:

a. bij verstekken:

3 weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;

b. bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij is afgezien van behandeling ter zitting:

4 weken na het moment dat is geconstateerd dat de zaak gereed is voor beschikking;

c. bij zaken waarin verweer is gevoerd en waarbij een behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden:

4 weken na de datum van de zitting of - indien toen nog een termijn voor overlegging van nadere informatie en een reactie daarop werd gegund - 4 weken na afloop van de laatstgenoemde termijn.

Zodra zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan te verwachten is dat de onder c. genoemde termijn niet wordt gehaald, zal ter zitting een langere termijn worden bepaald.

Indien blijkt dat - om welke reden dan ook - de hiervoor vermelde uitspraaktermijnen toch niet gehaald worden, dient dat schriftelijk aan partijen medegedeeld te worden met vermelding van een nieuwe uitspraakdatum.

De hiervoor genoemde termijnen zijn bedoeld als maximumtermijnen.

6. Overgangsbepaling

Het reglement is van toepassing op alle procedures vanaf 1 april 2002. Wat betreft de op dat moment lopende procedures is het reglement van toepassing op de proceshandelingen die na 1 april 2002 nog worden verricht.

Bijlage 1

Controlelijst bijstandsverhaalverzoekschriften

Bij controle bleek het verzoekschrift niet te zijn voorzien van de hieronder aangekruiste informatie c.q. bescheiden.

1. het verzoekschrift in ... voud

2. het gba-uittreksel van gerekwestreerde

3. naam, voornamen van gerekwestreerde

4. de aanzegbrief

5. het verhaalsbesluit

6. de uitspraak waarvan wijziging wordt gevraagd

7. een afschrift van de geboorteakte(s) van de betreffende minderjarige(n)

8. overige:

U wordt verzocht de aangekruiste bescheiden alsnog zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk ... in één keer aan te vullen.

Wanneer na afloop van de gegeven termijnen wordt geconstateerd dat de gevraagde bescheiden niet zijn ontvangen zonder dat daarvoor vóór afloop van genoemde termijnen schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, zal de gemeente niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt er van uitgegaan dat de gemeente geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.

Datum ... De griffier ...

Bijlage 2

Oproepingsbrief voor de zitting

(kop van brief met Justitie Huisstijl)

In bovenstaande procedure is de behandeling ter zitting bepaald op ... om ... uur in het gerechtsgebouw gelegen aan ...

De rechter heeft voorts bepaald dat uiterlijk 10 kalenderdagen voor vermelde behandelingsdatum de hieronder genoemde bescheiden - voorzover aangekruist - dienen te zijn overgelegd:

over te leggen door de verweerder:

( van een werknemer de jaaropgaven over het vorige (of voorvorige) jaar en de laatste drie loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;

( van een zelfstandige de laatste drie vastgestelde jaarrekeningen en over de tijd daarna de voorlopige cijfers, ook tussentijdse, beide met toelichting;

( de laatste drie aangiften inkomsten- en vermogensbelasting, indien bestaand, met de bijbehorende aanslagen;

( een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken;

( bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijs van aflossing van die schuld(en);

( een bewijsstuk van de premie ziektekostenverzekering alsmede opgave van de (eventuele) bijdrage van de werkgever daarin;

( bewijsstukken van eventuele andere bijzondere kosten;

( een draagkrachtberekening (over en weer) met alle daaraan ten grondslag liggende bescheiden voorzover hiervoor nog niet vermeld.

De rechter kan besluiten op informatie die na de hiervoor genoemde termijn is binnengekomen geen acht te slaan.

Partijen kunnen binnen tien kalenderdagen na verzending van de oproep schriftelijk uitstel van de eerste behandeling ter zitting vragen, zulks onder gelijktijdige opgave van verhinderdagen van beide partijen voor een door de rechter te bepalen periode.

Een met inachtneming van vorenstaande regels gevraagd uitstel zal altijd worden verleend.

Van een behandeling ter zitting kan worden afgezien indien zowel de gemeente als verweer(d)(st)er dat schriftelijk aan de rechter hebben laten weten, tenzij de rechter termen aanwezig acht toch een behandeling ter zitting te gelasten.

Naar boven