Regeling normrente en normbedrag spaarpremie tweede kwartaal 2002
Regeling houdende vaststelling van het percentage van de normrente
en het normbedrag voor de spaarpremie, bedoeld in artikel 26, eerste en tweede
lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, met betrekking tot het tijdvak
van 1 april 2002 tot en met 30 juni 2002
15 maart 2002
nr. MJZ2002021148
Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Gelet op artikel 26, derde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit;
Besluit:
§ 1. Normrente en normbedrag spaarpremie
Artikel 1
Het percentage van de normrente bedraagt, voorzover de datum van de acceptatie
van de offerte, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet bevordering
eigenwoningbezit, is gelegen in het tijdvak van 1 april 2002 tot en met 30
juni 2002: 6,4.
Artikel 2
Het normbedrag voor de spaarpremie bedraagt, voorzover de peildatum is
gelegen in het tijdvak van 1 april 2002 tot en met 30 juni 2002: € 45,56.
§ 2. Slotbepalingen
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2002.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normrente en normbedrag spaarpremie
tweede kwartaal 2002.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 15 maart 2002.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.W. Remkes.
Toelichting
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit
(hierna: de wet) bepaalt dat het percentage van de normrente en, ingeval van
een spaarhypotheek, het normbedrag voor de per maand te bepalen spaarpremie
bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.
De normrente is een genormeerd maandbedrag aan rente over de hypothecaire
lening en wordt gebruikt om de hoogte van de eigenwoningbijdrage te bepalen.
Voor de bepaling van het percentage van de normrente, bedoeld in artikel
26, eerste lid, van de wet, is gekozen voor het middelen van de rentepercentages
van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek met een
rentevaste periode van 15 jaar, rekening houdend met de Nationale Hypotheek
Garantie en dit gemiddelde af te ronden op 0,1%, zulks om een handzame normrente
te kunnen hanteren.
Voor de situaties waarin sprake is van een spaarhypotheek wordt op grond
van artikel 26, tweede lid, van de wet tevens een normbedrag voor de spaarpremie
bij ministeriële regeling vastgesteld, uitgaande van een hypothecaire
lening van € 50.000. Het normbedrag voor de spaarpremie wordt uitsluitend
gebruikt voor de berekening van de compensatie voor een eventuele rentestijging
na de rentevaste periode van 15 jaar. Het normbedrag wordt bepaald door de
spaarpremies van tien grote financiële instellingen voor een spaarhypotheek
met een rentevaste periode van 15 jaar te middelen en het gemiddelde af te
ronden op hele eurocenten.
Deze regeling strekt ertoe om het percentage van de normrente, bedoeld
in artikel 26, eerste lid, van de wet, en het normbedrag, bedoeld in artikel
26, tweede lid, van de wet, vast te stellen per 1 april 2002. Er is voor gekozen
ieder kwartaal de normrente en het normbedrag aan te passen. Met tussentijdse
ontwikkelingen wordt dan geen rekening gehouden. Het voordeel van deze methode
is dat vooraf duidelijk is wanneer de normrente wordt gewijzigd. De financiers
kunnen hiermee bij de uitvoering van de wet rekening houden. Voorts is deze
methode eenvoudiger te onderhouden, omdat niet dagelijks de renteontwikkeling
dient te worden gevolgd. Voor ieder nieuw kwartaal worden het percentage van
de normrente en het normbedrag vastgesteld op basis van de gegevens die gelden
op de eerste (werk)dag van de laatste maand van het lopende kwartaal.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J.W. Remkes.