Wijziging Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies

28 februari 2002

nr. MJZ2002018190

Centrale Directie Juridische Zaken/Afdeling Wetgeving

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van het Invoeringsbesluit Wet stedelijke vernieuwing;

Besluit:

Artikel I

Artikel 30a van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies wordt vervangen door drie artikelen, luidende:

Artikel 30a

Het rentepercentage met gebruikmaking waarvan wordt bepaald welk bedrag na uitbetaling van een jaarbedrag resteert van het budget voor de sociale-bouwsector dat voor 1992 is toegekend op voet van het Besluit woninggebonden subsidies, is:

a. voor het percentage van dat budget dat gelijk is aan het percentage, bedoeld in punt 3, onderdeel a, van bijlage III bij het Besluit woninggebonden subsidies zoals dat luidde van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994: 7,1, en

b. voor het gedeelte van dat budget waarop onderdeel a niet van toepassing is: 9,35.

Artikel 30b

Het rentepercentage met gebruikmaking waarvan wordt bepaald welk bedrag na uitbetaling van een jaarbedrag resteert van het budget voor de sociale-bouwsector dat voor 1993 is toegekend op voet van het Besluit woninggebonden subsidies, is:

a. voor het percentage van dat budget dat gelijk is aan het percentage, bedoeld in punt 3, onderdeel a, van bijlage III bij het Besluit woninggebonden subsidies zoals dat luidde van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994: 5,85, en

b. voor het gedeelte van dat budget waarop onderdeel a niet van toepassing is: 7,8.

Artikel 30c

Het rentepercentage met gebruikmaking waarvan wordt bepaald welk bedrag na uitbetaling van een jaarbedrag resteert van het budget voor de sociale-bouwsector dat voor 1994 is toegekend op voet van het Besluit woninggebonden subsidies, is:

a. voor het percentage van dat budget dat gelijk is aan het percentage, bedoeld in punt 3, onderdeel a, van bijlage III bij het Besluit woninggebonden subsidies zoals dat luidde van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994: 6,35, en

b. voor het gedeelte van dat budget waarop onderdeel a niet van toepassing is: 6,6.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

a. het in artikel I opgenomen artikel 30a van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies terugwerkt tot en met 17 december 1998,

b. het in artikel I opgenomen artikel 30b van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies terugwerkt tot en met 17 december 1999, en

c. het in artikel I opgenomen artikel 30c van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies terugwerkt tot en met 19 december 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 februari 2002.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.W. Remkes.

Toelichting

Deze wijziging van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies strekt tot aanpassing van de rentepercentages die gelden ten aanzien van de op voet van het Besluit woninggebonden subsidies toegekende budgetten voor de sociale-bouwsector.

Op voet van artikel 10 van het Besluit woninggebonden subsidies zijn voor de jaren 1992, 1993 en 1994 budgetten voor de sociale-bouwsector (sociale-huurwoningen, sociale-koopwoningen, standplaatsen, woonwagens en ingrijpende voorzieningen aan woningen en standplaatsen) toegekend aan gemeenten. De hoogte van deze budgetten werd berekend volgens artikel 7, aanhef en onder a, van het Besluit woninggebonden subsidies.

Deze budgetten worden, op grond van artikel 14, eerste lid, van het Besluit woninggebonden subsidies, uitbetaald als jaarlijkse bijdrage in een reeks van jaarbedragen. Artikel 14, tweede lid, van het Besluit woninggebonden subsidies bepaalt dat het eerste jaarbedrag wordt uitbetaald in het tweede jaar na het jaar waarvoor het budget is toegekend. Dus het eerste jaarbedrag van het voor 1992 toegekende budget is in 1994 uitbetaald.

Het aantal en de hoogte van de jaarbedragen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het Besluit woninggebonden subsidies wordt bepaald volgens bijlage III bij dat besluit. Het eerste tot en met het voorlaatste jaarbedrag zijn aan elkaar gelijk en bedragen elk 10 procent van het toegekende budget. Het laatste jaarbedrag is het bedrag dat dan nog resteert van het toegekende budget. Ieder jaar wordt het budget, dat resteert na de uitbetaling van het jaarbedrag, verhoogd met het, ten tijde van de budgettoekenning, door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gehanteerde rentepercentage. Dit rentepercentage is de, voor het jaar waarvoor het budget is toegekend vastgestelde, begrotingsrente verhoogd met 0,6 procent.

Het rentepercentage wordt, wanneer het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, bij regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangepast, indien de in dat jaar gehanteerde begrotingsrente afwijkt van de begrotingsrente die was vastgesteld voor het jaar waarvoor het budget is toegekend. Dit bijgestelde rentepercentage geldt, aldus bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies, voor een percentage van het resterende budget. Dit percentage van het resterende budget is gelijk aan het percentage dat de som van het aantal sociale-koopwoningen en de helft van het aantal koopstandplaatsen en koopwoonwagens, waarvoor geldelijke steun is verleend ten laste van dit budget, uitmaakt van de som van het totale aantal woningen en de helft van het totale aantal standplaatsen en woonwagens waarvoor geldelijke steun is verleend op basis van het Besluit woninggebonden subsidies.

Voor het budget dat voor 1992 is toegekend is die bijstelling neergelegd in artikel 30a van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. Voor de budgetten die voor 1993 en 1994 zijn toegekend is die bijstelling met terugwerkende kracht neergelegd in de nieuwe artikelen 30b en 30c van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies.

In 1994 is het Besluit woninggebonden subsidies vervangen door het Besluit woninggebonden subsidies 1995. In artikel 36, vierde lid, van het Besluit woninggebonden subsidies 1995 is bepaald dat de systematiek van het Besluit woninggebonden subsidies van kracht blijft ten aanzien van budgetten die zijn toegekend voor de inwerkingtreding van het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

Artikel I

Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies, dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1992 toegekende budget moest na de uitbetaling van het vijfde jaarbedrag worden aangepast. Dit vijfde jaarbedrag is op 16 december 1998 uitbetaald.

De voor 1992 vastgestelde begrotingsrente bedroeg 8,75 procent, voor 1998 bedroeg de begrotingsrente 6,5 procent. Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1992 toegekende budget is daarmee 7,1 procent (6,5 + 0,6 procent).

Dit is neergelegd in artikel 30a, onder a, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. In artikel 30a, onder b, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies is het rentepercentage voor het overige deel van het resterende budget bepaald; dit is gelijk aan het voor 1992 vastgestelde rentepercentage.

Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies, dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1993 toegekende budget moest na de uitbetaling van het vijfde jaarbedrag worden aangepast. Dit vijfde jaarbedrag is op 16 december 1999 uitbetaald.

De voor 1993 vastgestelde begrotingsrente bedroeg 7,2 procent, voor 1999 bedroeg de begrotingsrente 5,25 procent. Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1993 toegekende budget is daarmee 5,85 procent (5,25 + 0,6 procent).

Dit is neergelegd in artikel 30b, onder a, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. In artikel 30b, onder b, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies is het rentepercentage voor het overige deel van het resterende budget bepaald; dit is gelijk aan het voor 1993 vastgestelde rentepercentage.

Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies, dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1994 toegekende budget moest na de uitbetaling van het vijfde jaarbedrag worden aangepast. Dit vijfde jaarbedrag is op 18 december 2000 uitbetaald.

De voor 1994 vastgestelde begrotingsrente bedroeg 6,2 procent, voor 2000 bedroeg de begrotingsrente 5,75 procent. Het rentepercentage, bedoeld in bijlage III, punt 3, onder a, bij het Besluit woninggebonden subsidies, dat wordt gehanteerd ten aanzien van het voor 1994 toegekende budget komt daarmee op 6,35 procent (5,75 + 0,6 procent).

Dit is neergelegd in artikel 30c, onder a, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. In artikel 30c, onder b, van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies is het rentepercentage voor het overige deel van het resterende budget bepaald; dit is gelijk aan het voor 1994 vastgestelde rentepercentage.

Artikel II

Het rentepercentage ten aanzien van het voor 1992 toegekende budget is reeds in 1998 aangepast bij regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 december 1998, nr. MJZ98124508, houdende wijziging van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies (hanteren van de WOZ-waarde van

woningen bij de uitvoering van ingetrokken subsidieregelgeving voor sociale-koopwoningen; wijziging van het rentepercentage met gebruikmaking waarvan het niet-uitbetaalde gedeelte van het budget voor de sociale bouwsector wordt bepaald, dat voor 1992 is toegekend op voet van het Besluit woninggebonden subsidies) (Stcrt. 247).

Bij die regeling is artikel 30a ingevoegd in de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. De wijziging is in werking getreden met ingang van 1 januari 1999. Op grond van bijlage III, punt 3, onderdeel a, bij het Besluit woninggebonden subsidies had die wijziging in moeten gaan met ingang van de dag na de dag waarop het vijfde jaarbedrag is uitbetaald. Dit vijfde jaarbedrag is op 16 december 1998 uitbetaald. Het gewijzigde rentepercentage is dan ook toegepast met ingang van 17 december 1998, hoewel de wijzigingsregeling pas op 1 januari 1999 in werking is getreden. Om die reden is artikel 30a bij deze regeling opnieuw vastgesteld met terugwerkende kracht tot en met 17 december 1998.

Zoals reeds aangegeven moest het rentepercentage ten aanzien van het voor 1993 toegekende budget na de uitbetaling van het vijfde jaarbedrag in 1999 worden aangepast. Deze aanpassing heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen dat met ingang van 17 december 1999 (het vijfde jaarbedrag is op 16 december 1999 uitbetaald) het aangepaste rentepercentage (5,85) is gehanteerd. Echter dit percentage was nog niet neergelegd in een ministeriële regeling, zoals voorgeschreven in bijlage III, punt 3, derde volzin, bij het Besluit woninggebonden subsidies. Dit is nu gebeurd door de toevoeging van artikel 30b aan de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. Daarom werkt deze wijziging van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies terug tot en met 17 december 1999.

Voor het rentepercentage ten aanzien van het voor 1994 toegekende budget geldt hetzelfde. In dit geval is het vijfde jaarbedrag op 18 december 2000 uitbetaald. Met ingang van 19 december 2000 is het aangepaste rentepercentage (6,35) gehanteerd. Ook in dit geval was deze aanpassing niet neergelegd in een wijziging van de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies. Daarom werkt de toevoeging van artikel 30c aan de Regeling overgangsbepalingen woninggebonden subsidies terug tot en met 19 december 2000.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

Naar boven