Verkeersbesluit te water

Plaatsing van verkeerstekens uit de bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement t.w. een tweetal verkeerstekens bestaande uit het verkeersteken A.9 en C.3 langs de Oude Maas, aan de rechteroever ter hoogte van kmr. 982.200 en een tweetal verkeerstekens bestaande uit het verkeersteken A.9 en C.3 met aanvullende aanduiding `TUNNELBOUW', langs de Oude Maas, aan de linkeroever ter hoogte van kmr.983.300

19 februari 2002

AVS nr. 2/2002

Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Bij correspondentie met de heer W.Giljam, vaarwegcoördinator van de bouwcombinatie HSL Drechtse Steden gevestigd te Zwijndrecht, is door deze toestemming gevraagd, om ter voorkoming van hinderlijke waterbeweging en het kenbaar maken van een beperkte beschikbare vaarwegbreedte, tijdens de werkzaamheden voor de bouw van de spoortunnel t.b.v. de HSL onder de Oude Maas nabij kmr.983.000, de eerder genoemde verkeerstekens te mogen plaatsen.

Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. `de hoofdingenieur-directeur', de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam;

2. `het hoofd Scheepvaartzaken', het hoofd van de afdeling Scheepvaartzaken van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam;

3. `RVC-Dordrecht', de Regionale Verkeerscentrale Dordrecht, Van Leeuwenhoekweg 20, 3316 AV Dordrecht;

4. `BPR', het Binnenvaartpolitiereglement.

Vereiste van besluit

Op grond van het bepaalde in artikel 2 en artikel 5 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, moet het bevoegd gezag een verkeersbesluit nemen voor het plaatsen of verwijderen van een verkeersteken, dat een gebod of een verbod bevat zoals opgenomen in de bijlage 7 van het BPR.

Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a sub 1 van de Scheepvaartverkeerswet ben ik het bevoegde gezag.

Procedure

Het betrokken vaarweggedeelte is in beheer bij het Rijk.

Door mij is geen voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Reden hiervan is, dat ik ervan uitga, dat belanghebbenden niet in hun rechten worden aangetast.

Belangenafweging en motivering

Ten behoeve van diverse werkzaamheden voor de bouw van de spoortunnel onder de Oude Maas nabij kmr.983.000 t.b.v. de Hoge Snelheids Lijn (HSL) is het noodzakelijk op genoemde locatie een aantal werkzaamheden uit te voeren waaronder het slaan van een damwand ter bescherming van een aldaar liggende gasleiding. Door genoemde damwand wordt de beschikbare vaarwegbreedte ter plaatse met ongeveer 40 meter verminderd. Tijdens genoemde werkzaamheden wordt voor een langdurige periode (tot 2004) regelmatig d.m.v. werkvaartuigen werkzaamheden uitgevoerd. De scheepvaart dient tijdens de passage van genoemde werkvaartuigen, hinderlijke waterbeweging te voorkomen.

Uit het oogpunt van het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer is het gewenst dit vroegtijdig aan belanghebbenden bekend te maken.

Besluit

Op grond van vorenstaande overwegingen besluit ik

1. dat omstreeks maart 2002 een viertal verkeerstekens uit de bijlage 7 van het BPR geplaatst worden, te weten:

• het verkeersteken C.3 met aanvullende aanduiding `TUNNELBOUW' en het verkeersteken A.9, aan de rechteroever van de Oude Maas ter hoogte van kmr.982.200, en

• het verkeersteken C.3 met aanvullende aanduiding `TUNNELBOUW' en het verkeersteken A.9, aan de linkeroever van de Oude Maas ter hoogte van kmr.983.300;

2. dat het genomen besluit voor het plaatsen van het verkeersteken A.9 als genoemd in het verkeersbesluit AVS nr.4/2000 dd. 4 juli 2000, hierbij is ingetrokken.

Het overige in dit verkeersbesluit genoemde besluit (plaatsing van het verkeersteken E.5) blijft van toepassing.

Indien blijkt, dat genoemde werkzaamheden leiden tot een voor de scheepvaart hinderlijke of gevaarlijke situatie, kan dit Verkeersbesluit worden ingetrokken.

Dit besluit wordt geplaatst in de Staatscourant.

Informatie kunt u inwinnen bij de Regionale Verkeerscentrale Dordrecht, telefoon 0800-0236200 of via VHF marifoonkanaal 71.

Rotterdam, 19 februari 2002.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de hoofdingenieur-directeur,
namens deze,
het hoofd van de afdeling Scheepvaartzaken,
R.J. Hagman.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag, waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en worden gezonden aan de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Zuid-Holland, t.a.v. het hoofd van de Hoofdafdeling Bestuur en Juridische zaken ( RX), Postbus 556, 3000 AN Rotterdam.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende bevatten:

a. naam en adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaar zich richt, en

d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Indien het bezwaarschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Indien een bezwaarschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied, waarin de indiener van het bezwaarschrift zijn woonplaats heeft. Het verzoek dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

a. de naam en adres van de verzoeker;

b. de dagtekening;

c. vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en het nummer van het besluit, en

d. de gronden van het verzoek (motivering).

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit, waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.

Indien het verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist.

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierechten geheven. De griffier van de betrokken arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

Naar boven