Vaststelling controleprotocol 2002 regionale politiekorpsen

18 december 2002

EA2002/101283

DGOOV/directie Politie

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 5, tweede lid, van het Besluit financiën regionale politiekorpsen;

Besluit:

Artikel 1

Ten behoeve van de controle van de jaarrekening 2002 van de regionale politiekorpsen, door de accountant als bedoeld in artikel 19, derde lid van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen, wordt het controleprotocol gebruikt dat als bijlage bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 2

De regeling van 16 januari 2002, kenmerk EA2002/50904, waarbij het protocol voor de controle van de jaarrekening 2001 van de regionale politiekorpsen is vastgesteld wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Deze regeling zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 december 2002.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,J.W. Remkes.

Controleprotocol 2002 regionale politiekorpsen

1. Inleiding

1.1 Algemeen

1.2 Verantwoordingsjaar 2002

2. Accountantscontrole

2.1 Algemeen

2.2 Controletoleranties

2.3 Accountantsrapportage

3. Aandachtspunten

3.1 Bestedingsvoorwaarden

3.2 Formatie en feitelijke bezetting

3.3 Preventief toezicht

3.4 Regeling uitkering voor functioneel leeftijdsontslag [FLO]

3.5 Tijdelijke ouderenregeling [TOR]

3.6 Follow-up conclusie en bevindingen rapportage Algemene Rekenkamer

3.7 Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)

3.8 Kwantitatieve en kwalitatieve informatieverstrekking

3.9 Maatregelen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik

3.10 Naleving EG-richtlijnen

3.11 Beveiligingskader

3.12 Fraude

3.13 Kernteams

3.14 Vaststellingsbrieven

3.15 Stimuleringsregeling afkoop verlofstuwmeren

3.16 Voorzieningen

3.17 Vermogensverevening

3.18 Verantwoordingsadvies

Bijlage 1

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Artikel 5 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (BFRP) regelt de verantwoording door de regionale politiekorpsen van de besteding van rijksbijdragen en overige baten. In dit artikel is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) nadere regels kan stellen aan de reikwijdte van de controle, aan het jaarverslag en de jaarrekening en aan de inhoud van de accountantsverklaring voor de politiekorpsen. In dit controleprotocol worden die nadere regels gegeven.

Voor zover dit controleprotocol voor het LSOP van toepassing is, wordt door de fungerende accountant dit controleprotocol gehanteerd.

1.2 Verantwoordingsjaar 2002

Het controleprotocol voor het jaar 2002 is op een beperkt aantal punten aangepast. Qua systematiek is het controleprotocol 2002 gelijk gebleven aan dat van 2001. De aandachtspunten voor Prestatiegegevens en -bekostiging, Introductie Euro, Registratie en afdracht van boete- en transactiegelden en Sterktegroei zijn vervallen. Een aandachtspunten is toegevoegd. Bij een aantal aandachtspunten is de tekst aangescherpt.

Ook voor 2002 brengt BZK een verantwoordingsadvies uit. Dit advies is opgesteld na consultatie van de hoofden FEZ van de regionale politiekorpsen.

2. Accountantscontrole

2.1 Algemeen

Het controleprotocol beoogt geen reguliere accountantscontrole voor te schrijven. In dit controleprotocol worden de punten opgesomd, waaraan de accountant aandacht schenkt. De accountant rapporteert over die punten in zijn accountantsverslag.

De accountant stelt vast dat de jaarrekening is ingericht conform het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen [BCRRP] en het bijbehorende modellenbesluit. De accountant rapporteert over de uitkomst van zijn controle door middel van de accountantsverklaring en het accountantsverslag. Bij het jaarverslag toetst de accountant of deze niet in strijd is met de jaarrekening.

De accountantsverklaring houdt een oordeel in over de vraag of het beheer en de verantwoording daarover voldoen aan de eisen van getrouwheid en rechtmatigheid. Bij de formulering van de accountantsverklaring wordt aangesloten bij de daarvoor geldende voorschriften en bij hetgeen in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is.

Indien de verantwoorde baten en lasten zijn gebaseerd op gegevens van derden dient de regio deze gegevens te controleren. Deze derden dienen op de hoogte te zijn van de eisen die in dit controleprotocol worden gesteld.

De Accountantsdienst van het Ministerie van BZK ziet toe op de naleving van het controleprotocol door middel van evaluerende gesprekken met de bij de politiekorpsen fungerende accountants. Mede hiervoor dienen de controledossiers zodanig te zijn ingericht dat de Accountantsdienst van het Ministerie van BZK op een efficiënte wijze zich een verantwoord oordeel kan vormen over de grondslagen, de uitvoering en de resultaten van de reguliere controle en in het bijzonder over de in dit controleprotocol opgenomen aandachtspunten. Het oordeel heeft mede betrekking op bij derden uitgevoerde onderzoeken.

Ook op verzoek van medewerkers van de directie Politie kunnen inlichtingen gevraagd worden bij de fungerende accountants.

2.2 Controletoleranties

Voor de strekking van de accountantsverklaring: goedkeurend, met beperking, afkeurend of een oordeelonthouding zijn de volgende toleranties van toepassing:

stcrt-2002-249-p8-SC37927-1.gif

De accountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.

De toleranties voor de rechtmatige besteding worden door de Accountantsdienst gehanteerd bij de controle van de departementale rekening en zijn gebaseerd op de richtlijnen van het Interdepartementaal Overleg Departementale Accountantsdiensten.

De rechtmatigheid van de besteding is in vigerende wet - en regelgeving ruim geformuleerd. Artikel 44 van de Politiewet 1993 geeft de Minister van BZK de mogelijkheid om voor de kosten van politie jaarlijks bijdragen ter beschikking te stellen. In artikel 2 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen wordt onder het begrip kosten van politie verstaan: het saldo van de lasten en de baten van de regio voor personele en materiele middelen, investeringen, desinvesteringen en reserveringen. De rijksbijdragen kunnen worden toegekend in de vorm van algemene bijdragen, bijzondere bijdragen en aanvullende bijdragen. In artikel 2, negende lid, van het BFRP is bepaald dat ook aan de algemene bijdrage bestedingsvoorwaarden verbonden kunnen worden.

De accountant stelt daarom voor de algemene bijdrage [zonder de specifieke bestedingsvoorwaarden] vast of de bijdragen besteed zijn aan de kosten van politie. Hij steunt bij deze controle op de begrotingscyclus. Bij de controle op de rechtmatigheid stelt de accountant derhalve vast dat de baten en lasten, investeringen en desinvesteringen alsmede reserveringen in overeenstemming zijn met de door het regionale college vastgestelde begroting en in het geval van preventief toezicht met door de Minister van BZK goedgekeurde begroting (artikel 7, tweede lid, van het BCRRP).

De accountant stelt voor de algemene bijdrage met specifieke bestedingsvoorwaarde, de bijzondere en de aanvullende bijdrage vast dat de er aan te relateren lasten overeenkomstig de voorwaarden zijn besteed en verantwoord. De accountant rapporteert over de wijze van naleving door het regiokorps in het accountantsverslag.

Geconstateerde opzettelijke fouten in de jaarrekening worden, ook als het totaal van de bedenkingen minder is dan 1%, in de accountantsverklaring vermeld.

2.3 Accountantsrapportage

Het accountantsverslag bevat, conform artikel 14, vijfde lid, van het BCRRP, bevindingen over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid en strekt zich ook uit tot de financiële beheersdaden van de korpsbeheerder. Voorts wordt daarin opgenomen al hetgeen dat, naar het oordeel van de accountant, van belang is voor de vaststelling van de rijksbijdragen.

In de accountantsverklaring wordt bij het oordeel de volgende zinsnede specifiek opgenomen:

Voorts verklaren wij dat voldaan is aan de geldende wet- en regelgeving voor zover deze betrekking heeft op de toewijzing en de besteding van de rijksgelden.

In de accountantsverklaring wordt vermeld dat de controle heeft plaatsgevonden met inachtneming van het controleprotocol en dat, mits daaraan voldaan is, de verslaglegging in overeenstemming is met het BCRRP. Indien de accountant van oordeel is dat de in het verslag opgenomen informatie niet toereikend is voor een verantwoorde oordeelsvorming, neemt hij dit op in het accountantsverslag onder vermelding van wèl de toereikende informatie.

De accountant geeft in het accountantsverslag de door hem verrichte specifieke werkzaamheden en de daaruit geformuleerde oordelen weer en rapporteert per punt over de onderstaande aandachtspunten.

3. Aandachtspunten

Hieronder volgen de aandachtspunten, waarover in het accountantsverslag wordt gerapporteerd.

3.1 Bestedingsvoorwaarden

De bestedingsvoorwaarden staan vermeld in de toekenningsbrief. Een van de bestedingsvoorwaarden kan een beleidsinhoudelijk verslag zijn. In de toelichting op of in een bijlage bij de jaarrekening dient de regio de ontvangst en de besteding van een bijdrage met bijzondere bestedingsvoorwaarden op zichtbare wijze aan te geven. Jaarlijks voorziet, het Ministerie van BZK de regiokorpsen van een overzicht met verstrekte voorschotten van rijksbijdragen. De nog niet vastgestelde rijksbijdragen staan vermeld in de bijlage bij de vaststellingsbrief van de rijksbijdragen.

De accountant gaat na of bij de besteding voldaan is aan de aan de bijdrage verbonden voorwaarden,

Indien de bijzondere bestedingsvoorwaarden niet of niet geheel zijn nagekomen, maakt de accountant daarvan melding in zijn accountantsverslag. Eventuele overschotten uit voorgaande jaren worden op rechtmatigheid en juistheid beoordeeld. De accountant gaat na of eventuele niet vastgestelde rijksbijdragen uit het verslagjaar en die van voorafgaande jaren op een zichtbare wijze in de toelichting opgenomen zijn. De bijzondere bijdragen zijn in de jaarrekening zodanig toegelicht dat op basis hiervan zowel beleidsmatig als financieel een zelfstandig oordeel over de besteding kan worden gevormd.

3.2 Formatie en feitelijke bezetting

In de jaarrekening wordt opgave gedaan van de formatie en de feitelijke bezetting. De opgegeven aantallen worden uitgedrukt in bezette arbeidsplaatsen (fte's) ultimo 31 december van het verslagjaar. De aspiranten in opleiding en het postactief personeel (FLO'ers en personeelsleden in de TOR) worden als een afzonderlijke categorie vermeld. Personen met FLO en TOR en overige wachtgeldregelingen tellen niet mee voor de berekening van de feitelijke sterkte van de Nederlandse Politie. De berekeningswijze van de feitelijke sterkte is aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 16 oktober 2002 medegedeeld (26 345, nr. 85) Overigens blijft een fte gebaseerd op de 36-urige werkweek. Een 38-urige werkweek levert 1,06 fte op.

De accountant gaat na of de feitelijke bezetting van de leiding van het korps overeenkomt met de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 45, tweede lid, van de Politiewet 1993 vastgestelde maximale formatie van de leiding van het regionale politiekorps.

Tevens gaat de accountant na of het overzicht van de formatie en feitelijke bezetting van het personeel bij de jaarrekening op dezelfde wijze wordt gepresenteerd als bij de begroting en de opgegeven aantallen overeenstemmen met de vastgestelde formatie en de personeels- en salarisadministratie.

3.3 Preventief toezicht

Indien een regio in verantwoordingsjaar onder preventief toezicht staat, gaat de accountant na of de daarbij geldende voorschriften en voorwaarden in acht zijn genomen. Het uitgangspunt voor deze controle zijn de door de Minister van BZK goedgekeurde begroting en begrotingswijzigingen. Indien voor het doen van uitgaven toestemming is vereist, dan dient deze toestemming door de accountant te worden vastgesteld.

3.4 Regeling uitkering voor functioneel leeftijdsontslag [FLO]

De kosten van FLO dienen op zichtbare wijze te zijn opgenomen in de staat van baten en lasten of in de toelichting daarop. Alleen kosten van FLO-uitkeringen, toegekend aan voormalige personeelsleden die voor 1 april 1937 geboren zijn, worden gehonoreerd. Door de invoering van een gecombineerde FLO/FPU-uitkering, waarvan de uitvoering opgedragen is aan het ABP, komen FLO-uitkeringen die ingegaan zijn vanaf 1 mei 1997 (dus voor diegenen die op of na 1 april 1937 geboren zijn) niet meer ten laste van de regio's. Zie hiervoor verder ook de circulaires EA97/U702 van 7 maart 1997 en EA98/U601 van 6 maart 1998. Voor 2002 telt alleen nog maar de periode van januari tot en met maart mee.

De accountant gaat na of de betrokkenen voldeden aan de voorwaarden voor een uitkering FLO, de uitkeringen juist zijn vastgesteld, eventuele neveninkomsten op de wettelijk voorgeschreven wijze verrekend zijn en de uitkeringen ook daadwerkelijk aan de betrokkenen zijn uitbetaald.

3.5 Tijdelijke ouderenregeling [TOR]

De regio's doen jaarlijks opgaven van het aantal deelnemers in de TOR met het aantal maanden dat de deelnemers gebruik gemaakt hebben van de non-activiteit. De kosten van de TOR (aantal deelnemers en maanden) zijn op zichtbare wijze in de jaarrekening opgenomen.

De accountant gaat na of de regio aan de in de circulaire [EA2000/U58273 van 3 maart 2000] genoemde voorwaarden heeft voldaan. Tevens gaat hij na of het aantal maanden non-activiteit juist is vastgesteld

3.6 Follow-up conclusie en bevindingen rapportage ARK

In 1998 is door de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar het `Financieel beheer politieregio's' (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 340, nrs. 1-2). Doelstelling van dit onderzoek was het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de kwaliteit van het financiële beheer en het verhogen van de prioriteit voor het financieel beheer bij de regionale colleges, korpsbeheerders en korpschefs van de regionale politiekorpsen. Naast het overkoepelend rapport is er ook per regio een rapport met bevindingen, conclusies en aanbevelingen uitgebracht. Inmiddels is een aantal aanbevelingen opgevolgd.

De accountant gaat voor de resterende aanbevelingen na of actie is ondernomen, beoordeelt de resultaten van deze acties op hoofdlijnen en geeft hiervan de stand van zaken weer. Voor de eerder ingevoerde aanbevelingen gaat de accountant de werking na en rapporteert hierover. Zo mogelijk vermeldt de accountant de wijze waarop de aanbevelingen structureel zijn ingebed in de organisatie. De bedoeling is dat dit aandachtspunt in het controleprotocol 2003 komt te vervallen.

3.7 Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)

De Wet financiering decentrale overheden (2000, Stb. 587) vervangt de uit 1987 daterende wet Financiering Lagere Overheden. Op grond van artikel 19 van het BCRRP heeft het regionale college een financieringsstatuut vastgesteld. Verder is opname van een Treasuryparagraaf in jaarverslag/jaarrekening voorgeschreven. In de handreiking treasury Politie, van 6 juli 2000 kenmerk EA2000/77244, zijn de onderwerpen opgenomen die in de paragraaf aan de orde kunnen komen.

De accountant toetst het gevoerde treasurybeheer en de opzet en werking van de bijbehorende administratieve organisatie en interne controlemaatregelen. Hij gaat eveneens na of bij de uitvoering van het treasurybeheer gehandeld is in overeenstemming met de Wet Fido en het financieringsstatuut. Daarnaast toetst de accountant of hetgeen in de treasuryparagraaf beschreven staat overeenstemt met zijn bevindingen.

3.8 Kwantitatieve en kwalitatieve informatieverstrekking

De accountant beoordeelt de aanwezigheid, opzet en werking van systemen en procedures die een betrouwbare en adequate informatieverstrekking aan derden moeten waarborgen.

Zo dient bijvoorbeeld de relatie met de personeelsgegevens die de regio aanlevert naar de stand per 31 december voor het PolitieBeleids-informatie Systeem (PolBIS) te worden getoetst aan de aantallen die per die datum zijn opgenomen in de jaarrekening.

Voor 2001 zijn bij een aantal regio's verschillen geconstateerd tussen de opgave in de jaarrekening en PolBIS

3.9 Maatregelen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik

Uitgaven en ontvangsten zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik [M&0], als de aanspraak op en de hoogte van een uitkering of de hoogte van een heffing afhangt van gegevens die verstrekt worden door de belanghebbende. Door de invoering van een samenhangend stelsel van maatregelen, zoals controlebeleid, sanctiebeleid, fraudebeleid en voorlichting kan het misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk worden voorkomen. Concrete aandachtspunten zijn: het naleven van de verplichting tot het melden van genoten neveninkomsten, het tijdig vergelijken van de door belanghebbenden verstrekte informatie met de beschikbare gegevens bij andere instellingen, het toepassen van fiscale recherche of de verstrekte informatie ook juist en volledig is geweest, en het uitwerken en beschikbaar hebben van een stelsel van sanctiemogelijkheden als blijkt dat niet gehandeld is in overeenstemming met de geldende regelgeving.

De accountant beoordeelt in hoeverre door de regio een toereikend beleid is opgezet en uitgevoerd ter voorkoming van M&O. Dit geldt met name voor de uitkeringen in het kader van FLO en TOR.

3.10 Naleving EG-richtlijnen

De accountant beoordeelt de mate waarin de Europese richtlijnen voor aanbestedingen van overheidsopdrachten door de regio in de administratieve organisatie zijn opgenomen en in concrete gevallen zijn

3.11 Beveiligingskader

De accountant beoordeelt de beveiliging van de informatie en van de informatiestructuur aan de hand van de Regeling informatiebeveiliging politie van 17 maart 1997.

Zie ook het rapport Beveiligingskader van het beleidsadviescollege politiële informatievoorziening en de reactie hierop van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie hierop van 7 juli 1995, gericht aan de Tweede Kamer, 23 900 VI en VII, nr. 31.

3.12 Fraude

De accountant hanteert bij zijn controle de verordening op de fraudemelding zoals die is vastgesteld in de ledenvergadering van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Registeraccountants op 21 juni 1994 en is gepubliceerd in de Staatscourant van 15 september 1994, nr. 177, laatstelijk gewijzigd in de bijeenkomst van de ledenvergadering op 30 november 1994, Staatscourant 1995, nr. 48.

3.13 Kernteams

Met ingang van 1 januari 2000 is de Regeling kernteams van kracht geworden. Vanaf die datum worden alle bovenregionale voorzieningen door middel van een bijzondere bijdrage gefinancierd.

De accountant gaat na of de jaarrekening van het kernteam voldoet aan de Regeling kernteams.

3.14 Vaststellingsbrieven

In de vaststellingsbrieven van de rijksbijdragen over 2001 zijn voor een aantal regiokorpsen administratieve aanpassingen opgenomen. Een deel van de aanpassingen is eenmalig, een ander deel van de aanpassingen moet leiden tot verandering van de verantwoording van 2002 e.v.

De accountant gaat na of de aanpassingen, zoals voorgesteld in de vaststellingsbrieven zijn opgevolgd. In het geval de aanpassingen zouden moeten leiden tot een verandering van de wijze van verantwoorden gaat de accountant tevens na of deze aanpassing voor 2002 door het regiokorps is opgevolgd.

3.15 Stimuleringsregeling afkoop verlofstuwmeren

In 2001 is een bijdrage voor de vermindering van de verlofstuwmeren toegekend. Vrijval van deze bijdrage is alleen mogelijk als een effectieve vermindering van de verlofstuwmeren t.o.v. de stand ultimo 2001 heeft plaatsgevonden. Het ontvangen c.q. nog openstaande voorschot mag niet in mindering worden gebracht op de schuld voor verlofstuwmeren.

De accountant gaat na of het bedrag uit de decembercirculaire 2001 daadwerkelijk aangewend is voor de vermindering van verlofstuwmeren in 2002.en terecht ten gunste zijn gebracht van de exploitatierekening.

3.16 Voorzieningen

Het is de wens van het Ministerie van BZK dat de voorzieningen voldoen aan de eisen die gesteld zijn in de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving.

De accountant toetst of de getroffen voorzieningen voldoen aan de eisen van richtlijn 252 (aangepast 2001). De accountant gaat na of de voorzieningen op concrete en verifieerbare grondslagen zijn gebaseerd en of deze in de jaarrekening adequaat zijn toegelicht. De accountant weegt deze bevindingen bij de oordeelsvorming voor de accountantsverklaring. In zijn verslag vermeldt de accountant zijn bevindingen over de gevormde voorzieningen.

3.17 Vermogensverevening

In 2002 verantwoorden de regio's, die ultimo 2001 de gehele vermogensverevening in de jaarrekening hebben verwerkt, het gereserveerde bedrag voor 2002 als algemene bijdrage.

De accountant toetst of de geserveerde bedragen in de jaarrekening 2002 zijn verantwoord.

3.18 Verantwoordingsadvies

De accountant geeft in zijn accountantsverslag aan in welke mate het verantwoordingsadvies niet is opgevolgd. Hij benoemt deze punten.

16 december 2002

Bijlage

• Politiewet 1993 (PW 1993; Staatsblad 1994, 145) en de wijzigingen hierop.

• Besluit financiën regionale politiekorpsen (BFRP, Staatsblad 1994, 263).

• Besluit van 24 maart 1999 tot wijziging van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Staatsblad 1999, 156).

• Beschikking van de Minister van Justitie van 19 augustus 1999, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit financiën regionale politiekorpsen, zoals dit luidt met ingang van 14 april 1999 (Staatsblad 1999, 359).

• Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen (BCRRP, Staatsblad 1994, 291), laatstelijk gewijzigd naar het besluit van 29 maart 2001, (Staatsblad 184, Jaargang 2001).

• Besluit van 24 juni 1999, houdende wijziging van het Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen in verband met het stellen van inrichtingsvoorschriften voor de begroting en de jaarrekening (Staatsblad 1999, 156).

• Regeling modellen begroting, meerjarenraming en jaarrekening regionale politiekorpsen (Staatscourant 1999, 234).

• Besluit beheer regionale politiekorpsen (BBRP, Staatsblad 1994, 224).

• Besluit van 5 november 1999 tot wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen in verband met de inrichting van enkele bijzondere eenheden bij de regionale politiekorpsen (Staatsblad 1999, 501).

• Convenant politie 1999 (Staatscourant 1999, 229).

• Regeling Informatiemodel Nederlandse Politie (Staatscourant 2000, 17).

• Besluit kwaliteitszorg politie (Staatsblad 1999,288).

• Artikel 88 van het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP, Staatsblad 296 van 13 april 1994 en de wijzigingen hierop).

• Regeling kernteams (Staatscourant 1999, 121).

• Regeling informatiebeveiliging politie (Staatscourant 1997, 60).

• Wet financiering decentrale overheden (Staatsblad 587, Jaargang 2000).

• Inzichtelijk maken treasuryfunctie, circulaire van 6 juli 2000, kenmerk EA2000/77244.

• Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag (FLO, Staatsblad 1966, 286 laatstelijk gewijzigd op 16 december 1993, Staatsblad 1993, 683).

• Regeling functioneel leeftijdsontslag administratief-technische functies (Ministeriële regeling nummer EA94/U111 van 20 april 1994, Staatsblad 82, 1994).

• Voor de regio's geldende circulaires over algemene en bijzondere bijdragen.

• Voor individuele regio's geldende brieven, waarbij gelden worden toegekend en/of bestedingsvoorwaarden worden gesteld, waaronder brieven aan regio's die onder preventief toezicht zijn gesteld met de goedkeuring van de begroting en de daarop betrekking hebbende wijzigingen, waarbij toestemming is gegeven tot het doen van uitgaven.

• Rapport van de Algemene Rekenkamer inzake het onderzoek naar het `Financieel beheer politieregio's' (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 340, nrs. 1-2) en het individuele rapport voor het desbetreffende regionale politiekorps.

• Brief met definitieve vaststelling van de rijksbijdragen over het voorafgaand boekjaar.

• Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, Jaareditie 2002.

• De brief van de minister van BZK en de sts. van BZK d.d 16 oktober 2002 inzake vaststelling (berekeningswijze) feitelijke sterkte politie (26 345, nr. 85).

• Verantwoordingsadvies 2002 van BZK, gericht aan de hoofden FEZ van de regionale politiekorpsen en van het KLPD.

Naar boven