Traumatabeleid

Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV 2002/65)

Aan:

- de Korpschefs Politieregio's

- de Korpsbeheerders Politieregio's

- de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee

i.a.a:

- de Procureurs-Generaal

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 19 december 2002

Ons kenmerk: HKUIT02-4636

Code: TBV 2002/65

Juridische achtergrond: Vc 2000 C1/4.4

Geldigheidsduur: Een jaar ingaand twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerp: Traumatabeleid

Inleiding

In hoofdstuk C1/4.4.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 is het traumatabeleid neergelegd. De uitvoeringspraktijk heeft aanleiding gegeven tot het verduidelijken van enkele punten in de tekst. Het betreft een uitleg van de vraag wanneer het `getuige zijn van' wordt vereist, de handelwijze bij een machtswisseling in het land van herkomst en het verblijf in een ander land dan het land van herkomst voorafgaand aan de komst naar Nederland.

Wijziging van C1/4.4.2.1.

De tekst van C1/4.4.2.1 wordt aan het eind aangevuld met de volgende tekst:

`Uitgangspunt van het beleid is dat een wisseling van het regime in het land van herkomst, van welke aard ook, niet zal leiden tot het intrekken of niet verlengen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het traumatabeleid. Evenmin zal de positieve wisseling van het regime een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indien het vertrek heeft plaatsgevonden op een datum die gelegen is binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis.

Nota bene: bij een vertrek op een datum, gelegen zes maanden of later na de traumatische gebeurtenis, zal een wisseling van het regime in het land van herkomst na die traumatische ervaring wel een rol spelen. Immers, dan zal de asielzoeker het causale verband tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek uit het land van herkomst nog minder snel aannemelijk kunnen maken.'

Wijziging van C1/4.4.2.3.

De tekst van C1/4.4.2.3, derde gedachtestreepje, wordt vervangen door de volgende tekst:

`- De betrokken asielzoeker moet aannemelijk maken dat hij of zij getuige is geweest van de gestelde gebeurtenis, bij de onder het vijfde en zesde gedachtestreepje in 4.4.2.2 genoemde gevallen. Getuige zijn van wil zeggen dat het moet gaan om het lijfelijk aanwezig zijn en zo mogelijk aanschouwen van de gebeurtenis. Een blinde of geblinddoekte asielzoeker kan de gebeurtenis niet met eigen ogen zien, maar wel door een andere zintuiglijke waarneming daarvan kennis nemen. De betrokkene zal dan aannemelijk moeten maken dat hij op deze wijze kennis heeft kunnen nemen van de gebeurtenis. Het enkele feit dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden zonder aanwezigheid van betrokkene valt hier dus niet onder;'

De opsomming wordt aan het eind aangevuld met de volgende tekst:

`- Aan het beoordelen van een asielaanvraag in het kader van het traumatabeleid wordt in elk geval niet toegekomen als er sprake is van een derdelandenexceptie en/of een contra-indicatie, zoals bedoeld in 4.4.3. Dat wil niet zeggen dat in alle overige gevallen de asielzoeker, die als gevolg van een traumatische gebeurtenis zijn land van herkomst binnen zes maanden heeft verlaten en die - voorafgaand aan zijn komst naar Nederland - in een derde land heeft verbleven, zonder meer in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit verblijf in een derde land wordt in dat geval op de volgende wijze bij de beoordeling van de asielaanvraag betrokken.

Als de asielzoeker het derde land pas later dan zes maanden na zijn inreis aldaar heeft verlaten, wordt op dezelfde wijze als bij een vertrek uit het land van herkomst verondersteld dat de asielzoeker zich in het derde land heeft weten te handhaven en er geen reden was om dat land te verlaten. Bij een vertrek later dan zes maanden na de inreis in het derde land dient de asielzoeker aannemelijk te maken dat hij zich aldaar niet kon handhaven. Wedertoelating tot het derde land speelt geen rol bij de beoordeling: als terugkeer naar dat derde land niet mogelijk is dan zal terugkeer naar het land van herkomst moeten plaatsvinden. Dit is immers ook het geval indien de vreemdeling later dan zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten. In geen van beide gevallen is er sprake van refoulement, aangezien de vreemdeling niet valt onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag.'

De hiervoor gegeven uitleg van het verblijf in een derde land geldt voor asielaanvragen, die zijn ingediend na de inwerkingtreding van dit TBV.

Tot slot

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Voor zover van toepassing zullen de bovenstaande wijzigingen zo spoedig mogelijk in een aanvulling op de Vreemdelingencirculaire 2000 worden verwerkt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie-en Naturalisatiedienst,
H.W.M. Schoof.

Naar boven