Tijdelijke Regeling zeedagen 2003

24 december 2002

TRCJZ/2002/12940

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. vissersvaartuig: vaartuig waarvoor een licentie als bedoeld in de Regeling visserijlicentie is toegekend;

b. ondernemer: degene te wiens naam het vissersvaartuig in het visserijregister, bedoeld in het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998, is geregistreerd;

c. zeedag: al dan niet aaneengesloten tijdvak van in totaal 24 uur, waarin een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt;

d. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

e. motorvermogen: motorvermogen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling visserijlicentie;

f. groep: groep als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis;

g. verordening nr. 2091/98: verordening (EG) nr. 2091/98 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 september 1998 betreffende de indeling van de communautaire vissersvloot en de visserij-inspanning in segmenten ten behoeve van de meerjarige oriëntatieprogramma's (PbEG L266);

i. inspanningsquote: per segment als bedoeld in tabel 1 van bijlage I van de verordening nr. 2091/98 in de desbetreffende groep gemaakte som van de uitkomsten van de per vissersvaartuig toegepaste vermenigvuldiging van het aantal zeedagen waarop de individuele ondernemer op grond van artikel 3 aanspraak kan maken met het motorvermogen en de tonnage.

2. Voor de toepassing van deze regeling vindt het aanlanden plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

Artikel 2

1. Het is verboden in het tijdvak van 1 tot en met 31 januari 2003 onderscheidenlijk de periode van 1 januari 2003 tot en met 17 maart 2003 met een vissersvaartuig uit te varen, de visserij uit te oefenen of vis aan te landen indien het voor het desbetreffende vissersvaartuig overeenkomstig artikel 3 voor dat tijdvak onderscheidenlijk die periode geldende aantal zeedagen is bereikt.

2. Het is verboden met een vissersvaartuig waarvan de ondernemer deelneemt aan een groepscontingent, uit te varen, de visserij uit te oefenen of vis aan te landen indien de in artikel 5, eerste lid, bedoelde inspanningsquote is bereikt.

Artikel 3

1. In de periode van 1 tot en met 31 januari 2003 gelden voor een vissersvaartuig 17 zeedagen.

2. Indien voor een vissersvaartuig op grond van artikel 10 van de Regeling contingentering zeevis een contingent makreel is toegekend gelden voor dat vissersvaartuig in het tijdvak van 1 januari tot en met 17 maart 2003: 55 zeedagen.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid stelt de minister voor vaartuigen waarvoor in de periode onderscheidenlijk het tijdvak, bedoeld in het eerste lid onderscheidenlijk het tweede lid, voor het eerst:

a. een licentie als bedoeld in de Regeling visserijlicentie wordt toegekend, een aantal zeedagen vast naar evenredigheid van het tijdstip waarop de licentie is toegekend;

b. contingenten kabeljauw en wijting als bedoeld in de Regeling contingentering zeevis zijn uitgereikt, een aantal zeedagen vast naar evenredigheid van het tijdstip waarop de contingenten kabeljauw en wijting zijn uitgereikt.

Artikel 4

1. In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt elke periode waarin een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt niet als een of meer zeedagen onderscheidenlijk als deel van een zeedag aangemerkt, indien de minister voor het desbetreffende vissersvaartuig een ontheffing als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling vangstbeperking heeft verleend.

2. In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt elke periode waarin een vissersvaartuig in een buitenlandse haven ligt, niet als een of meer zeedagen onderscheidenlijk als deel van een zeedag aangemerkt, indien de ondernemer een door de havenautoriteiten van het desbetreffende land getekende verklaring overlegt waarin ten minste is aangegeven:

a. de naam van de ondernemer;

b. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

c. de plaats en het land van de haven;

d. de datum en het tijdstip van aanlanding in de haven en het aantal dagen dat het vissersvaartuig direct daaropvolgend in de haven heeft gelegen, en

e. de datum en het tijdstip van vertrek uit de haven.

3. In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt niet als zeedag onderscheidenlijk als deel daarvan aangemerkt de periode waarin een vissersvaartuig niet in een Nederlandse haven ligt indien:

a. wordt uitgevaren anders dan voor het uitoefenen van de visserij of het aanlanden van vis;

b. op dezelfde dag als de dag van vertrek uit een Nederlandse haven wordt aangeland in een haven, en

c. de ondernemer onverwijld voor vertrek en na aanlanding met gebruik van de VHF-band of op andere wijze een telefaxbericht heeft verzonden aan de meldkamer van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te Kerkrade, telefax 045-5461011, waarin ten minste is aangegeven:

1° de naam van de ondernemer;

2° de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

3° de plaats en het land van de haven;

4° de datum en het tijdstip van vertrek of aanlanding in een haven, en

5° het tijdstip van verzending van het telefaxbericht.

Artikel 5

1. In afwijking van artikel 3 stelt de minister op basis van een visplan als bedoeld in artikel 16 van de Regeling contingentering zeevis, de inspanningsquote vast voor de vissersvaartuigen in een groep, waarbij de segmenten, bedoeld in tabel 1 van bijlage I bij verordening nr. 2091/98 gelden.

2. De inspanningsquote, bedoeld in het eerste lid, wordt ten behoeve van de vissersvaartuigen aan het groepsbestuur toegekend dat met het beheer van het groepscontingent is belast.

Artikel 6

Indien een deelnemer aan een groepscontingent in de periode van 1 tot en met 31 januari 2003 onderscheidenlijk het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 17 maart 2003 op grond van artikel 22 van de Regeling contingentering zeevis van deelname wordt uitgesloten, kent de minister de uitgesloten ondernemer voor zijn vissersvaartuig een aantal zeedagen toe dat gelijk is aan het op grond van artikel 3 toegekende totale aantal zeedagen verminderd met de tot de datum van uitsluiting met dat vissersvaartuig benutte zeedagen.

Artikel 7

De Zeedagenregeling 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke Regeling zeedagen 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 december 2002.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,B.J. Odink.

Toelichting

De ontwikkelingen van het kabeljauwbestand hebben de afgelopen jaren aanleiding tot zorg en discussie gegeven. Na een communautaire gebiedssluiting begin 2000 zijn in Brussel de besprekingen gestart over een voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een structureel herstelplan voor het kabeljauw- en heekbestand. Het lag in de bedoeling dat dit voorstel tijdens de laatste Visserijraad in december 2002 door de Europese Raad van Ministers zou worden vastgesteld. Tijdens de onderhandelingen voorafgaande aan deze Visserijraad bleek echter dat de lidstaten geen overeenstemming konden bereiken over het voorstel van de Commissie.

Dit heeft ertoe geleid dat het Deense voorzitterschap en de Commissie tijdens de Visserijraad in de week van 16 tot en met 20 december een compromisvoorstel hebben gepresenteerd dat uiteindelijk 20 december door de Raad van Ministers is aanvaard. Dit compromisvoorstel is slechts tijdelijk van aard en zal vanaf 1 februari tot 31 december 2003 gelden. In de tussentijd zal het eerdergenoemde voorstel van de Commissie voor een structureel herstelplan weer ter discussie worden gesteld.

Uit een door de Raad van Ministers afgelegde verklaring kan in ieder geval worden opgemaakt dat een zeedagenstelsel zowel voor het compromisvoorstel als voor het nog te aanvaarden structurele herstelplan uitgangspunt bij de bescherming van het kabeljauwbestand zal zijn.

Met ingang van 1 februari as. zal derhalve een voorlopig herstelplan in werking treden dat gevolgen zal hebben voor het nationale zeedagenstelsel. In afwachting daarvan wordt met de onderhavige regeling voor de maand januari een tijdelijke zeedagenregeling vastgesteld. Voor de kottersector worden voor deze maand 17 zeedagen vastgesteld. Zeedagen die eind januari niet zijn gebruikt, komen te vervallen en kunnen dus niet worden overgeheveld naar de volgende maanden.

In verband met de overweekse reizen van de trawlersector wordt voor deze categorie vissersvaartuigen een regeling voor het tijdvak 1 januari tot en met 17 maart 2003 vastgesteld. Overigens wordt deze categorie vissersvaartuigen niet geraakt door het communautair herstelplan voor kabeljauw. De toekenning van de zeedagen voor de rest van het jaar zal aan de hand van het communautaire stelsel per 1 februari 2003 geschieden.

Gelet op het feit dat toekenning van dagen thans slechts voor de periode van één maand geschiedt, is ervoor gekozen het systeem van ontheffingen vooralsnog niet van kracht te laten zijn. De bestaande regeling voor vissersvaartuigen die deel uitmaken van een groep blijft gehandhaafd, met uitzondering van de mogelijkheid om zeedagen van en naar andere groepen over te dragen.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B.J. Odink.

Naar boven