De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Besluit:
Artikel 1
De directeur, de plaatsvervangend directeur en de adjunct-directeur van
de Plantenziektenkundige Dienst zijn gemachtigd om namens de Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen
betreffende:
a. het besluit tot toepassing van bestuursdwang van de artikelen 7 en
12 van de Plantenziektenwet, alsmede de aanwijzing van ambtenaren van het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij die de beslissing tot bestuursdwang
uitvoeren;
b. het besluit om in plaats van de bestuursdwang van de artikelen 7 en
12 van de Plantenziektenwet toe te passen een last onder dwangsom als bedoeld
in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen;
c. de ontheffing, bedoeld in artikel 19 van het Besluit bestrijding schadelijke
organismen;
d. de ontheffing, bedoeld in artikel 9 van het Besluit bestrijding bacterievuur
1983;
e. de ontheffing, bedoeld in artikel 7 van het Besluit bestrijding aardappelmoeheid
1991;
f. het vaststellen en bekendmaken van de naamlijst A.M.-resistente aardappelrassen
als bedoeld in artikel 1 van de Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en
planten aardappelmoeheid;
g. het aanwijzen van instanties als bedoeld in artikel 2 van de Regeling
aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid;
h. de erkenning als onderzoeksinstantie, bedoeld in artikel 30 van de
Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995;
i. de ontheffing, bedoeld in de artikelen 2 en 14 van de Regeling invoer,
uitvoer en verkeer van planten;
j. het sluiten en wijzigen van overeenkomsten betreffende de uitvoering
van artikel 17 van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer van planten met:
- de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed
van landbouwgewassen;
- de Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw;
- de Stichting Bloembollenkeuringsdienst;
k. de verklaring, bedoeld in artikel 4, onderdeel e, van de Regeling invoer,
uitvoer en verkeer van planten;
l. de verklaring, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling bruin-
en ringrot 2000;
m. de taken van de coördinerende autoriteit en het beheren van een
gegevensbank als bedoeld in artikel 1a van de Landbouwkwaliteitsregeling controle
groenten en fruit 1993;
n. de vrijstelling en het vrijstellingscertificaat, bedoeld in artikel
3, zesde lid, onderdeel b, van de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten
en fruit 1993;
o. de vrijstelling, bedoeld in artikel 5, vierde lid, Landbouwkwaliteitsregeling
controle en groenten en fruit 1993;
p. de uitgifte van legitimatiebewijzen als bedoeld in artikel 5:12 van
de Algemene wet bestuursrecht aan ambtenaren van de Plantenziektenkundige
Dienst;
q. het sluiten van overeenkomsten voor uitgaven van materiële aard;
r. het sluiten van overeenkomsten betreffende het inhuren van externe
fytosanitaire of fytofarmaceutische deskundigheid;
s. het sluiten van overeenkomsten betreffende advisering, diagnostisering
op verzoek, voorlichting en kennisoverdracht aan derden op fytosanitair of
fytofarmaceutisch terrein;
t. het aanvragen van de benodigde vergunningen in het kader van de uitvoering
van de werkzaamheden de dienst betreffende;
u. de afdoening van klachten betreffende gedragingen van ambtenaren van
de Plantenziektenkundige Dienst, voorzover de klacht niet van politieke betekenis
is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende klachten
niet voortvloeit dat de beantwoording door de Minister persoonlijk of namens
deze door de Secretaris-Generaal dient te worden ondertekend;
v. de beantwoording van aan de Minister gerichte individuele brieven,
het werkterrein van de dienst betreffende, voor zover het antwoord zich beperkt
tot een beschrijving van vigerend beleid en niet van politieke betekenis is,
terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende brieven
niet voortvloeit dat de beantwoording door de Minister persoonlijk of namens
deze door de Secretaris-Generaal dient te worden ondertekend.
Artikel 2
De directeur, de plaatsvervangend directeur, de adjunct-directeur en het
hoofd van de afdeling Financiën & Control van de Plantenziektenkundige
Dienst zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:
a. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling tarieven
Plantenziektenkundige Dienst 1991;
b. het aanwijzen van de gevallen, bedoeld in artikel 4 van de Regeling
tarieven Plantenziektenkundige Dienst 1991 waarin contante betaling kan worden
verlangd.
Artikel 3
De afdelingshoofden, de plaatsvervangend afdelingshoofden, de districtsmanagers
en het hoofd Bedrijfsbureau Buitendienst van de Plantenziektenkundige Dienst
zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:
a. het sluiten van overeenkomsten voor uitgaven van materiële aard,
voorzover deze een bedrag van € 50.000,- niet te boven gaan;
b. het sluiten van overeenkomsten betreffende het inhuren van externe
fytosanitaire of fytofarmaceutische deskundigheid, voorzover deze een bedrag
van € 50.000,- niet te boven gaan;
c. het sluiten van overeenkomsten betreffende advisering, diagnostisering
op verzoek, voorlichting en kennisoverdracht aan derden op fytosanitair of
fytofarmaceutisch terrein, voorzover deze een bedrag van € 50.000,- niet
te boven gaan.
Artikel 4
De medewerkers Inkoop van de Plantenziektenkundige Dienst zijn gemachtigd
om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te beslissen
en stukken te ondertekenen betreffende:
a. het sluiten van overeenkomsten voor uitgaven van materiële aard
voor zover deze een bedrag van € 5.000,- niet te boven gaan;
b. het sluiten van overeenkomsten betreffende het inhuren van externe
fytosanitaire of fytofarmaceutische deskundigheid voor zover deze een bedrag
van € 5.000,- niet te boven gaan.
Artikel 5
De directeur, de plaatsvervangend directeur, de adjunct-directeur en het
hoofd van de afdeling Fytosanitair Risicomanagement van de Plantenziektenkundige
Dienst zijn gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:
a. de mededelingen en aanzeggingen, de voorzieningen en de vergunningen,
bedoeld in het Besluit bestrijding schadelijke organismen;
b. het besluit, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Plantenziektenwet;
c. de besluiten, bedoeld in de Regeling bestrijding schadelijke organismen;
d. het waarmerken van kaarten of lijsten, bedoeld in artikel 3 van de
Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid;
e. het waarmerken van kaarten of lijsten, bedoeld in artikel 2 van de
Regeling bruin- en ringrot 2000;
f. de registratie, bedoeld in artikel 17, dan wel de doorhaling van de
registratie, bedoeld in artikel 19 van de Regeling invoer, uitvoer en verkeer
van planten.
Artikel 6
De directeur, de plaatsvervangend directeur, de adjunct-directeur, het
hoofd van de afdeling Fytosanitair Risicomanagement, het hoofd van de afdeling
Buitendienst, de districtsmanagers, de locatiemanagers en de senior medewerkers
Buitendienst van de Plantenziektenkundige Dienst zijn bevoegd om namens de
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij besluiten te nemen en te ondertekenen
betreffende:
a. de ontheffing, bedoeld in artikel 7 van het Besluit bestrijding Aardappelmoeheid
1991 voor het telen van aardappelen in tuinen aangewezen in artikel 5 van
de Regeling aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid;
b. de toestemming en de aanwijzing, bedoeld in artikel 8 van de Regeling
aanwijzing gebieden, terreinen en planten aardappelmoeheid;
c. besluiten op grond van artikel 8 van het Besluit bestrijding bacterievuur
1983;
d. besluiten op grond van artikel 4 van het Besluit bestrijding wratziekte
1973;
e. besluiten op grond van het San José-schildluisbesluit 1977;
f. de mededeling, bedoeld in de artikelen 2 en 8 van het Besluit bestrijding
schadelijke organismen;
g. de toestemmingen en de aanwijzingen, bedoeld in het Besluit bestrijding
schadelijke organismen;
h. het afwijken in bijzondere gevallen, bedoeld in artikel 20 van de Regeling
invoer, uitvoer en verkeer van planten.
Artikel 7
De directeur, de plaatsvervangend directeur, de adjunct-directeur, het
hoofd van de afdeling Fytosanitair Risicomanagement, het hoofd van de afdeling
Geïntegreerde Gewasbescherming, het hoofd van de afdeling Buitendienst,
de districtsmanagers, de locatiemanagers, de senior medewerkers Buitendienst
en de technisch medewerkers Buitendienst van de Plantenziektenkundige Dienst
zijn bevoegd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
besluiten te nemen en te ondertekenen betreffende:
a. het plantenpaspoort, bedoeld in artikel 6 van de Regeling invoer, uitvoer
en verkeer van planten;
b. de verklaring, bedoeld in artikel 12, zevende lid, van de Regeling
invoer, uitvoer en verkeer van planten;
c. het certificaat, bedoeld in artikel 15 van de Regeling invoer, uitvoer
en verkeer van planten;
d. het besluit, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van het Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten, voorzover betrekking hebbend op de vermelding
op een fytosanitair certificaat, bedoeld in artikel 8, zevende lid, van Verordening
(EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen
van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het
wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer
(Pb EG 2001, nr. L250);
e. het recept, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Regeling
administratievoorschriften gewasbeschermingsmiddelen 2001;
f. de vergunning, bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8 van het Besluit vakkennis-
en vakbekwaamheidseisen bestrijdingsmiddelen;
g. de verlenging van een vergunning, bedoeld in de artikelen 4a en 4b
van de Uitvoeringsregeling vakkennis- en vakbekwaamheidseisen bestrijdingsmiddelen;
h. de vergunning, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het Besluit regulering
grondontsmettingsmiddelen;
i. de maatregel, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling
controle groenten en fruit 1993;
j. het certificaat van industriële bestemming, bedoeld in artikel
3, zesde lid, onderdeel a, van de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten
en fruit 1993;
k. de toestemming, bedoeld in artikel 4, derde lid en artikel 5, vijfde
lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993;
l. het certificaat naar aanleiding van de controle, bedoeld in de artikelen
3, tweede lid en vierde lid, artikel 4, derde lid, en 5, eerste lid en tweede
lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993;
m. de verklaring dat het gebruik van het middel Plantomycin noodzakelijk
wordt geacht, bedoeld in de bijlage bij toelatingsbeschikking nr. 6879 N van
de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 15 april 1987, voorzover
in de voor het middel geldende toelatingsbeschikking naar deze bijlage wordt
verwezen.
Artikel 8
De sectiehoofden van de afdeling Diagnostiek, de locatiemanagers, de senior
medewerkers Buitendienst en de technisch medewerkers Buitendienst van de Plantenziektenkundige
Dienst zijn bevoegd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende het sluiten van overeenkomsten
betreffende advisering, diagnostisering op verzoek, voorlichting en kennisoverdracht
aan derden op fytosanitair of fytofarmaceutisch terrein, voorzover deze een
bedrag van € 1.000,- niet te boven gaan.
Artikel 9
De ambtenaren van de Plantenziektenkundige Dienst die zijn aangewezen
als toezichthouder als bedoeld in artikel 10 van de Plantenziektenwet zijn
bevoegd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij besluiten
te nemen en te ondertekenen betreffende het kenmerken en onder verzegeling
brengen als bedoeld in artikel 15 van het Besluit bestrijding schadelijke
organismen.
Artikel 10
De ondertekening, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 9, luidt:
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze;
DE DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE ADJUNCT-DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN DE AFDELING [NAAM AFDELING] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET PLAATSVERVANGEND HOOFD VAN DE AFDELING [NAAM AFDELING] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN HET BEDRIJFSBUREAU BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
MEDEWERKER INKOOP VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE DISTRICTSMANAGER VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN DE SECTIE [NAAM SECTIE] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE LOCATIEMANAGER VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE SENIOR MEDEWERKER BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE TECHNISCH MEDEWERKER BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE TOEZICHTHOUDER PLANTENZIEKTENWET VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,'.
Artikel 11
Voorzover een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 1 tot en met
9 behoort tot het takenpakket van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij, geschiedt het nemen van beslissingen of ondertekenen van stukken
betreffende die aangelegenheden namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij.
Artikel 12
Indien artikel 11 van toepassing is, luidt de ondertekening, bedoeld in
de artikelen 1 tot en met 9, in afwijking van artikel 10:
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze;
DE DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE ADJUNCT-DIRECTEUR VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN DE AFDELING [NAAM AFDELING] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET PLAATSVERVANGEND HOOFD VAN DE AFDELING [NAAM AFDELING] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN HET BEDRIJFSBUREAU BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
MEDEWERKER INKOOP VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE DISTRICTSMANAGER VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
HET HOOFD VAN DE SECTIE [NAAM SECTIE] VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE LOCATIEMANAGER VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE SENIOR MEDEWERKER BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE TECHNISCH MEDEWERKER BUITENDIENST VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,',
onderscheidenlijk
`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,
voor deze:
DE TOEZICHTHOUDER PLANTENZIEKTENWET VAN DE PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST,'.
Artikel 13
Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van
16 augustus 2002, nr TRCJZ/2002/8832 (Stcrt. 2002, nr. 158), houdende machtiging
aan de directeur van de Plantenziektenkundige Dienst, wordt ingetrokken.
Artikel 14
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.
Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.
Een belanghebbende kan binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit
bezwaar maken bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het
bezwaarschrift wordt gezonden aan het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij, t.a.v. de Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK
Den Haag.