Vreemdelingenbewaring

Tussentijds Bericht Vreemdelingen- circulaire TBV 2002/55

Aan:

- de Korpschefs Politieregio's

- de Korpsbeheerders Politieregio's

- de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee

I.a.a.:

- de Voorzitter van het College van Procureurs-Generaal

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 14 november 2002

Ons kenmerk: HKUIT02-3998

Code: TBV 2002/55

Juridische achtergrond: Artikel 59 Vw 2000, artikel 5.4 Vb 2000 en hoofdstuk A5/5.3.6.1 Vc 2000

Geldigheidsduur: Een jaar, ingaand twee dagen na publicatie in de Staatscourant

Onderwerp: Vreemdelingenbewaring

Inleiding

Een tweetal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft aanleiding het in de Vreemdelingencirculaire 2000 beschreven beleid met betrekking tot het verblijf van een ter fine van uitzetting in bewaring gestelde vreemdeling op een politiebureau te wijzigen. Dit TBV voorziet in deze wijziging.

In dit TBV wordt aangegeven tot welke tekstwijziging is besloten, waarna een toelichting is opgenomen.

Wijziging van A5/5.3.6.1

De tekst van A5/5.3.6.1 komt als volgt te luiden:

`Ingevolge artikel 5.4, eerste lid, Vreemdelingenbesluit wordt de maatregel van bewaring ten uitvoer gelegd op een politiebureau of in een huis van bewaring. Tenuitvoerlegging in een ruimte of plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, of artikel 58, eerste lid, Vreemdelingenwet is eveneens mogelijk. Met een ruimte of plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, Vreemdelingenwet wordt bedoeld een aangewezen inrichting met een geprivilegieerd regime.

Hoewel de tenuitvoerlegging van de bewaring doorgaans op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee zal aanvangen, dient deze in beginsel te worden voortgezet in een justitiële inrichting of in een ruimte of plaats met een geprivilegieerd regime, indien en zodra dit redelijkerwijs mogelijk is (artikel 5.4, tweede lid, Vreemdelingenbesluit). Het criterium `redelijkerwijs mogelijk' ziet op de beschikbare capaciteit in de desbetreffende inrichtingen, alsmede op de prioriteitstelling die bij de verdeling daarvan gehanteerd dient te worden.

De tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee gedurende meer dan tien dagen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. De duur van het verblijf op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee op grond van ophouding ter vaststelling van identiteit en verblijfsrechtelijke positie (artikel 50, Vreemdelingenwet) en op grond van strafrechtelijke detentie, dient in beginsel niet te worden meegenomen bij de berekening van deze termijn. Ook de dag waarop de bewaring is bevolen, hoeft niet meegeteld te worden.

De termijn van tien dagen kan alleen overschreden worden op grond van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen. Een bijzondere omstandigheid kan zich voordoen in het geval dat de uitzetting van de vreemdeling was voorzien binnen de termijn van tien dagen, maar vanwege verzet van de vreemdeling is verplaatst naar een later tijdstip. Voorts kan zich een bijzondere omstandigheid voordoen wanneer de uitzetting van de vreemdeling enkele dagen na de tiende dag gepland staat. Van een zwaarwegend belang is in elk geval sprake wanneer de openbare orde of de nationale veiligheid zich ernstig verzet tegen opheffing van de bewaring. Hiervan is onder meer sprake wanneer de betrokken vreemdeling verdacht wordt van overtreding van een strafbaar gesteld feit, geregistreerd staat als ongewenst vreemdeling voor het Schengengebied, sprake is van eerder gepleegd manifest bedrog of wanneer de betrokken vreemdeling ex artikel 67 van de Vreemdelingenwet ongewenst is verklaard of daarvoor in aanmerking komt.

De hier genoemde voorbeelden van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen zijn niet limitatief. Per geval zal moeten worden bepaald of bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen aanwezig zijn om de termijn van tien dagen te overschrijden. In welke mate de termijn van tien dagen kan worden overschreden, is afhankelijk van de aard van de bijzondere omstandigheden en/of de zwaarte van de belangen in het individuele geval, en zal daarom ook per geval moeten worden beoordeeld.

In het geval een tenuitvoerlegging op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee langer duurt dan tien dagen, dient uit het bewaringsdossier van de vreemdeling te blijken welke bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen hiertoe hebben genoopt.

Zie voor vrijheidsontneming van jeugdigen onder de 16 jaar: 1.5

Zie voor mededelingen van vrijheidsontneming aan derden: 1.2.1

Zie voor het lichten van de vreemdeling: 1.4'

Toelichting

In haar uitspraak van 19 juni 2002 (ABRS 200202752/1) overweegt de Afdeling Bestuursrechtspraak in overweging 2.5, dat het criterium `redelijkerwijs mogelijk' genoemd in het tweede lid van artikel 5.4 van het Vreemdelingenbesluit, mede verwijst naar de beschikbare capaciteit in de desbetreffende inrichting, alsmede op de prioriteitstelling die bij de verdeling daarvan dient te worden gehanteerd. Voorts overweegt de afdeling in haar uitspraak van 27 september 2002 (ABRS 200204172/1/V1) in overweging 2.6 het volgende: `Gelet op de tekst en de geschiedenis van haar totstandkoming strekt artikel 5.4, tweede lid, van het Vb 2000 er toe dat tenuitvoerlegging van bewaring op een politiebureau toelaatbaar is, indien en zolang elders geen plaats beschikbaar is. Zodra elders een plaats beschikbaar is, moet de tenuitvoerlegging aldaar worden voortgezet. Deze norm sluit niet uit dat, al naar gelang de beschikbaarheid van een plaats elders, de tenuitvoerlegging van een maatregel op een politiebureau korter moet duren, dan wel langer kan duren dan tien dagen. Wel dient de tenuitvoerlegging van de maatregel in een politiecel gedurende meer dan 10 dagen, ook blijkens de richtlijn die is neergelegd in paragraaf A5/5.3.6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, zoveel mogelijk te worden voorkomen. Het is aan de minister om bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen die daartoe in een voorliggend geval niettemin nopen, aan te voeren.'

Hiermee stelt de Afdeling duidelijke beperkingen aan de duur van de tenuitvoerlegging van bewaring op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee. De bewaring is alleen rechtmatig indien en zolang er geen plaats beschikbaar is in een justitiële inrichting. Bovendien mag de bewaring op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee alleen de duur van tien dagen overschrijden op grond van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen.

Ten aanzien van de overschrijding van de termijn van tien dagen, heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak in haar uitspraak van 27 september 2002 (ABRS 200204172/1/V1) geoordeeld dat hiervoor in het voorliggende geval bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen moeten worden aangevoerd. In dit TBV worden een aantal voorbeelden genoemd waarbij sprake is van bijzondere omstandigheden of zwaarwegende belangen die overschrijding van tenuitvoerlegging langer dan tien dagen rechtvaardigen. Het TBV noemt geen maximum aantal dagen voor de overschrijding van de tien dagen. Dit dient, in het concrete geval, een afweging te zijn van de aard van de bijzondere omstandigheden en/of de zwaarte van de (overheids)belangen enerzijds en de belangen van de vreemdeling gediend bij een zo kort mogelijk verblijf op een politiebureau of in een cel van de Koninklijke Marechaussee anderzijds. Uitgangspunt blijft dat doorplaatsing naar een justitiële inrichting geschiedt zodra daar plaats is.

Tot slot

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De bovenstaande wijzigingen zullen zo spoedig mogelijk in een aanvulling op de Vreemdelingencirculaire 2000 worden verwerkt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
H.W.M. Schoof.

Naar boven