Huurprijsbeleid 1 juli 2002 t/m 30 juni 2003

Circulaire

Aan de colleges van burgemeester en wethouders

Directie: Beleidsontwikkeling

Registratienummer: MG 2002-02

Datum: 28 januari 2002

Datum van ingang: 1 juli 2002

Strekking: Bekendmaking van beleid en voorschriften

Relaties met andere circulaires:

Informatie: Voor nadere informatie over deze circulaire kunt u zich richten tot de Directie Stad en Regio en het secretariaat van de huurcommissies

Geacht college,

1. Inleiding

In deze circulaire ga ik in op de huurontwikkeling in het jaar 2001 en de verschillende onderdelen van het huurbeleid voor 2002. Vooruitlopend op de wijziging van de Regeling formulieren Huurprijzenwet woonruimte per 1 juli 2002, zijn de gewijzigde formulieren (bijlage I) ter kennisgeving bijgevoegd. Volledigheidshalve zijn ook de tabellen met de maximale huurprijsgrenzen in euro's per 1 januari 2002 bijgevoegd (bijlage II). Er is een wijziging van het Besluit huurprijzen woonruimte in voorbereiding die onder meer inhoudt dat deze bedragen worden bevroren op het peil van 30 juni 2002 zodat deze bedragen ook gelden per 1 juli 2002.

Ik verzoek u deze informatie met het oog op de huuraanzegging per 1 juli 2002 en het overleg tussen huurders en verhuurders, zo spoedig mogelijk onder de aandacht van de betrokkenen te brengen.

2. De huurontwikkeling in 2001

Op grond van de ontwikkelingen per 1 juli 2001 kan worden geconcludeerd dat de gemiddelde huurstijging, conform het streven van de regering, gemiddeld op het inflatieniveau is uitgekomen. De dalende lijn die sinds 1995 zichtbaar was heeft er dit jaar toe geleid dat de huurstijging voor het eerst op het inflatieniveau over het voorgaande jaar, in 2000 (2,6%), is uitgekomen. De gemiddelde huurstijging over 2001 exclusief harmonisatie bedroeg dus 2,6%. De huurverhoging bij sociale verhuurders ligt iets hoger dan in 2000 (2,6% tegen 2,5%). De institutionele beleggers kwamen gemiddeld op 3% uit, hetgeen 0,3 procentpunt hoger was dan in 2000. In deze sector is een lichte stijging van de huurontwikkeling ten opzichte van het jaar 2000 zichtbaar. De gestegen inflatie en het aantrekken van de huurwoningmarkt, maakt dat deze groep verhuurders, waarvan het bezit zich vooral bevindt in het duurdere marktsegment, gebruik maakt van de huidige marktomstandigheden die een hogere huurstijging toelaten.

Bij de particuliere verhuurders is daarentegen nog een geringe afname van de huurstijging geconstateerd: zij kwamen uit op 1,9% hetgeen 0,1 procentpunt lager is dan het jaar daarvoor.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de gemiddelde huurstijgingspercentages in alle delen van Nederland steeds dichter bij elkaar komen te liggen, zowel gerekend in klassen van absolute huurbedragen als in de verhouding kosten-kwaliteit conform het woningwaarderingsstelsel (WWS).

Gemiddeld genomen is het aantal woningen waarbij een harmonisatie ineens heeft plaatsgevonden vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van het vorige huurjaar (circa 70.000 woningen). Het gemiddelde huurstijgingspercentage bij harmonisatie ineens nam ten opzichte van de vorige periode licht af van 6 tot 5,7. Het harmonisatie-effect op de gemiddelde huurstijging is hierdoor niet verder afgenomen (is 0,1% gebleven).

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen in de sector als geheel gestabiliseerd zijn. Mijns inziens dragen de voorgenomen maatregelen voor het huurbeleid vanaf 1 juli 2002 bij aan het verder in evenwicht brengen van de prijzen in relatie tot de kwaliteit. In het volgende hoofdstuk zal ik deze maatregelen toelichten.

2.1. Het huurbeleid voor 2002 en de huurparameters

In de brief van 14 september 2001 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/01, 27 926, nr. 1) heb ik de hoofdlijnen van het huurbeleid vanaf 1 juli 2002 uiteengezet. De in deze brief opgenomen voornemens betekenen voor het huurprijsbeleid een voortzetting van de in de afgelopen jaren gevolgde koers, gericht op een gemiddeld inflatievolgende huurontwikkeling met oog voor de belangen van huurders en verhuurders. De instrumentering van dit beleid zal echter een aantal wijzigingen ondergaan. In het huurbeleid vanaf 1 juli 2002 zijn twee perioden te onderscheiden.

Kernpunt van het huurbeleid voor de lange termijn vormt een stelsel van referentiehuren waardoor de transparantie van de woningmarkt wordt vergroot. Daarbij past ook een huurcontract dat de rechten en verplichtingen van huurder en verhuurder duidelijk vastlegt. De daarin vastgelegde afspraken zullen voor vijf jaar gelden waarna herijking van de huurprijs kan plaatsvinden met inachtneming van waarborgen voor huurders. De voorstellen zullen de komende tijd worden uitgewerkt. Deze voorstellen kunnen naar verwachting met ingang van 1 juli 2005 worden ingevoerd. De hoofdlijnen zijn gebaseerd op het advies van de Commissie Huurbeleid zoals deze Commissie dat op 12 september 2001 aan mij heeft aangeboden. Zodra er meer duidelijkheid is over het concrete instrumentarium zal ik u daarover informeren.

Tot die tijd acht ik het wenselijk het beleid ten aanzien van de ontwikkeling van de huurprijzen van de afgelopen jaren voort te zetten. Hierbij hecht ik er aan zowel voldoende ruimte voor verhuurders om op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze te kunnen verhuren te bieden, als aan de andere kant ook de betaalbaarheid voor huurders in het oog te houden. Dit wil ik realiseren via een samenhangend en evenwichtig pakket aan maatregelen, zoals ook is voorgesteld in het meerderheidsadvies van de Commissie Huurbeleid voor de periode 1 juli 2002 tot 1 juli 2005. Deze maatregelen luiden als volgt:

1. een huurstijging gebaseerd op het gemiddelde inflatiepercentage over de voorafgaande 5 jaar;

2. een maximale huurverhoging gekoppeld aan de afstand van de geldende huurprijs tot de maximale huurprijsgrens;

3. een maximale huursomstijging voor de sociale verhuurders op instellingsniveau;

4. het bevriezen van de maximale huurprijsgrenzen vanaf 30 juni 2002;

5. de gefaseerde afbouw van de verouderingsaftrek.

Ad 1. De huurverhoging in de overgangsperiode wordt gebaseerd op het voortschrijdende gemiddelde inflatiepercentage over de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van de huurverhoging. De inflatiepercentages welke gehanteerd worden, zijn de percentages gebaseerd op de consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals jaarlijks in januari gepubliceerd door het CBS. Dit gemiddelde percentage komt voor het tijdvak 2002-2003 uit op 2,7.

Ad 2. Voor de komende drie jaar wordt uitgegaan van de maximale huurverhogingspercentages, welke gelden voor zowel zelfstandige woonruimten als onzelfstandige woonruimten, volgens de onderstaande staffel:

stcrt-2002-21-p28-SC33078-1.gif

De staffelgrenzen worden jaarlijks aangepast met het gemiddelde inflatiepercentage dat geldt voor de jaarlijkse huurverhoging. Bij toepassing van de laatste staffelgrens (tot en met 50%)* dient voorts sprake te zijn van een geldende huurprijs die hoger ligt dan het bedrag van de laagste normhuur voor meerpersoonsouderenhuishoudens, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Huursubsidiewet. Indien sprake is van een geldende huurprijs die gelijk is aan of lager is dan het bedrag van de laagste normhuur voor meerpersoonsouderenhuishoudens, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Huursubsidiewet, en lager is dan 50% van de maximale huurprijsgrens, geldt een huurverhoging van maximaal € 13,61.

Ad 3. Voor de sociale verhuurders geldt een maximale huursomstijging op instellingsniveau. De maximale huursomstijging zal voor de komende drie jaar op 0,4% boven de gemiddelde inflatie liggen (op 1 juli 2002: 3,1%). Het gaat daarbij uitsluitend om de jaarlijkse huurverhoging per 1 juli bij zittende huurders van zelfstandige woningen. Daarnaast tellen huurverhogingen per 1 juli in verband met woningverbetering niet mee. Uitgangspunt is de totale huursom op 30 juni 2002 vermeerderd met 3,1%. Deze wordt vergeleken met de werkelijke huurstijging op 1 juli 2002.

Ad 4. De maximale huurprijsgrenzen voor de periode 1 juli 2002 tot 1 juli 2005 worden bevroren op het peil van 30 juni 2002. De lijsten met de maximale huurprijsgrenzen in euro's, per 1 januari 2002, zijn volledigheidshalve als bijlage bijgevoegd.

Ad 5. De verouderingsaftrek in het WWS wordt in drie jaar afgebouwd. Per 1 juli 2002 wordt het maximaal aantal aftrekpunten van 30 (zelfstandige woonruimte) 10 (woonwagens en standplaatsen) verlaagd naar respectievelijk 20 en 6,7 punten. Per 1 juli 2003 wordt het maximaal aantal aftrekpunten van 20 (zelfstandige woonruimte) en 6,7 (woonwagens en standplaatsen) verlaagd naar respectievelijk 10 en 3,3 punten. Per 1 juli 2004 kunnen er geen verouderingspunten meer worden afgetrokken. Hiertoe wordt bijlage I bij het Besluit huurprijzen woonruimte aangepast. De bepaling m.b.t. grootonderhoudswerkzaamheden en verbeteringen blijft ongewijzigd. Dit betekent dat de geldende correctie op de aftrek gehandhaafd blijft.

De voorgestelde maatregelen moeten leiden tot wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, het Besluit huurprijzen woonruimte en het Besluit beheer sociale-huursector. De benodigde wijzigingen zijn inmiddels in gang gezet.

Voor het huurrondejaar 2002-2003 geldt afhankelijk van de staffel, zoals onder punt 1 genoemd, een maximaal huurstijgingspercentage van 4,7. Ik wil er hierbij met nadruk op wijzen dat het toepassen van het maximale percentage per staffel geen automatisme moet zijn. Daarom blijft de motiveringsplicht (puntentelling en toelichting onderhoud en verbeteringen) van toepassing voor huurwijzigingen boven de gemiddelde inflatie.

Ik verwacht dan dat de gemiddelde huurstijging in 2002 op 2,9% zal uitkomen.

De geleidelijke afbouw van de verouderingsaftrek doet niets af aan de verplichting van de verhuurder om de woning in goede staat te houden. Wanneer de huurder gebreken aan de woning constateert dan heeft hij de mogelijkheid op grond van artikel 18 van de Huurprijzenwet woonruimte een procedure bij de huurcommissie te starten, nadat hij eerst de verhuurder van het gebrek in kennis heeft gesteld. Wanneer de huurcommissie constateert dat er sprake is van een gebrek dat voorkomt in de categorieën A, B of C van bijlage II bij het Besluit huurprijzen woonruimte, kan de huur tot het tijdstip van herstel van dat gebrek worden verlaagd tot maximaal ten laagste 25% respectievelijk 40% of 55 % van de maximale huurprijsgrens.

Als gevolg van de geleidelijke afbouw van de verouderingsaftrek kan het effect van de uit te spreken sanctie voor de huurder afnemen. Immers als de maximale huurprijsgrens hoger komt te liggen zal de huurprijsgrens tot waar de huur kan worden verlaagd ook hoger komen te liggen. Dit effect zal vanwege de geleidelijke afbouw van de verouderingsaftrek evenwel de eerste jaren nog beperkt zijn.

Hieronder sta ik uitgebreider stil bij enkele van de hiervoor genoemde elementen.

Subsidieafbraakpercentage

Evenals de voorgaande jaren wordt het subsidieafbraakpercentage voor het jaar 2002 op 3,8 gesteld. Dit percentage is alleen van belang voor de woonruimten waarvan de verbintenissen van het Rijk jegens de betrokken verhuurders uit hoofde van geldelijke steun die van rijkswege is verleend nog niet zijn beëindigd. Dit geldt deels voor de woningen van niet-winstbeogende instellingen en voor een zeer gering deel van de woonwagens en standplaatsen.

Vereisten aanzegging huurverhogingen 2002 (motiveringsplicht)

Een voorstel tot een huurverhoging met meer dan het gemiddelde inflatiepercentage van 2,7 dient te voldoen aan de vormvereisten, bedoeld in artikel 19 van de Huurprijzenwet woonruimte. Uit onderzoek over de naleving van de motiveringsplicht in het jaar 2000 en 2001 is mij gebleken dat niet alle verhuurders bij huurstijgingen boven de inflatie de motiveringsplicht hebben nageleefd. Ik acht dit, met het oog op de uitdrukkelijke doelstelling om huurders goed te informeren, ongewenst. Evenals vorig jaar roep ik verhuurders daarom met nadruk op om bij de huuraanpassing in 2002 de motiveringsplicht zorgvuldig na te leven. Aan de hand van de puntentelling kan de huurder ook beoordelen of een voorgestelde huurverhoging met meer dan het gemiddelde inflatiepercentage terecht is gelet op de afstand van de feitelijke huur ten opzichte van de maximale huurprijsgrens. Eveneens zal de uiterste termijn voor het aanbieden van het huurverhogingsvoorstel (inclusief de motivering) wederom dienen te geschieden ten minste twee maanden voorafgaande aan de voorgestelde ingangsdatum: voor huurverhogingen per 1 juli 2002 dus uiterlijk op 30 april 2002. Bovendien merk ik op dat de huurcommissie in gevallen dat haar om een uitspraak wordt verzocht vanwege een bezwaar van de huurder tegen een onvolledige motivering, het ontbreken daarvan of het aantoonbaar niet ingaan op de extra motiveringseisen, op grond van artikel 25 van de Huurprijzenwet woonruimte, het voorgestelde huurverhogingspercentage zal terugbrengen tot het gemiddelde inflatiepercentage. De formulieren die de verhuurder kan gebruiken om de huurverhoging aan te zeggen en te motiveren, zijn ook te downloaden via internet (www.minvrom.nl). Tenslotte merk ik op dat het de verhuurder tevens vrij staat om het formulier zelf (geautomatiseerd) aan te maken mits alle elementen van het voorgeschreven formulier maar op het formulier terug te vinden zijn. De huurder kan tot uiterlijk zes weken na de voorgestelde ingangsdatum van de huurverhoging bezwaar maken bij de verhuurder. Het daartoe benodigde bezwaarschriftformulier is verkrijgbaar bij het Distributiecentrum VROM, het secretariaat van de huurcommissies te Den Haag en is eventueel te downloaden van internet. Voorzover met betrekkin

g tot huurverhogingen de bezwaren van de huurder zich evenwel richten op de aanwezigheid van ernstige gebreken of tekortkomingen aan de woonruimte, worden deze bezwaren in deze huurverhogingsprocedure als ongegrond aangemerkt. Wel kan de huurder als bezwaar aangeven dat hij bij de huurcommissie, vanwege de aanwezigheid van een of meer ernstige gebreken, een verzoekschrift om een uitspraak op grond van artikel 18 van de Huurprijzenwet woonruimte heeft ingediend. Gelet op artikel 18 van de Huurprijzenwet woonruimte (ingevoegd bij de wet van 17 mei 1999 tot wijziging van onder meer de Huurprijzenwet woonruimte (Stb. 233)) kunnen sinds 30 november 1999 dergelijke gebreken alleen nog in deze speciaal daarvoor ten behoeve van de huurder in het leven geroepen onderhoudsprocedure aan de orde worden gesteld en wel op ieder naar het oordeel van de huurder passend moment.

Onderstaand de verschillende parameters op een rij:

stcrt-2002-21-p28-SC33078-2.gif

3. Huurprijsliberalisatie

De maximale huurgrens huursubsidie wordt per 1 juli 2002 € 565,44. Aangezien de Huurprijzenwet woonruimte wat betreft de liberalisatiegrens verwijst naar deze grens in de Huursubsidiewet, zal de liberalisatiegrens per 1 juli 2002 eveneens € 565,44 bedragen. Beide bedragen zijn onder voorbehoud tot de bedragen definitief zijn vastgesteld.

De Huurprijzenwet woonruimte is (sinds 1 juli 1994) in beginsel niet meer van toepassing op nieuwe op of na die datum tot stand gekomen huurovereenkomsten met betrekking tot woonruimten die een zelfstandige woning vormen waarvoor een aanvangshuur is overeengekomen boven de maximale huurgrens van de Huursubsidiewet. Dit is de zogenoemde huurprijsliberalisatie van de duurdere woningen. Hierop zijn enkele uitzonderingen van toepassing.

Ten eerste heeft de huurder binnen 6 maanden na het aangaan van de huurovereenkomst de mogelijkheid tot een eenmalige toetsing van de aanvangshuurprijs, door de huurcommissie, aan de maximale huurprijsgrens (artikel 2, derde lid, juncto artikel 17 Huurprijzenwet woonruimte). In de tweede plaats blijven ingevolge artikel 2, tweede lid, Huurprijzenwet woonruimte op geliberaliseerde huurcontracten een viertal bepalingen van de Huurprijzenwet woonruimte van kracht. Dit zijn de artikelen 5 (in beginsel eenmaal per jaar wijziging van de huurprijs), 6 (nietigheid van onredelijke bedingen), 12 (verplichting verhuurder ten aanzien van servicekosten en verrekening daarvan met huurder) en 14 (bij niet naleving van deze artikelen kan slechts de kantonrechter worden ingeschakeld).

Huurder en verhuurder kunnen in de geliberaliseerde huurovereenkomst opnemen dat een eventueel optredend huurgeschil over een (on)redelijk beding, de huurprijswijziging of de servicekosten voor advies zal worden voorgelegd aan de huurcommissie. De huurcommissie zal dergelijke verzoeken op grond van de Wet op de huurcommissies in behandeling nemen.

De huurprijsliberalisatie geldt niet voor huurovereenkomsten die vóór 1 juli 1994 tot stand zijn gekomen, met uitzondering van huurovereenkomsten waarop de interim-huurliberalisatiemaatregel van toepassing was. Onder deze interim-maatregel, van kracht tot 1 juli 1994, vallen huurovereenkomsten met betrekking tot zelfstandige woningen die voor het eerst op of na 1 juli 1989 werden bewoond en waarvoor bij de aanvang van de bewoning een huurprijs was overeengekomen, die uitsteeg boven de maximale huurprijs waarbij individuele huursubsidie werd toegekend.

In de volgende tabel is per jaargang, dat is de periode van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar tot en met 1993, de geldende huurliberalisatiegrens opgenomen zoals in de interim-maatregel is aangegeven. Daarnaast is aangegeven hoe hoog de huurliberalisatiegrens voor de opvolgende jaren is.

Huurliberalisatiegrens

stcrt-2002-21-p28-SC33078-3.gif

4. Huursubsidieparameters 2002

De kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen zullen met de verwachte gemiddelde huurstijging worden geïndexeerd (2,9%). Hierboven op komt een correctiefactor van 0,1% zijnde het verschil tussen de gerealiseerde huurverhoging van 2,6% en de verwachte gemiddelde huurverhoging van 2,5% van het afgelopen jaar. De maximale huurgrens huursubsidie wordt geïndexeerd met de inflatie over het jaar 2001 (4,5%). De op deze basis berekende nieuwe huursubsidieparameters bedragen per 1 juli 2002:

de kwaliteitskortingsgrens € 307,49

de aftoppingsgrens 1- en 2-persoonshuishoudens € 440,12

de aftoppingsgrens 3- en meerpersoonshuishoudens € 471,67

de maximale huurgrens huursubsidie € 565,44

Over de wijzigingen van de overige huursubsidieparameters voor het komende tijdvak zal ik u bij afzonderlijke circulaire, die naar verwachting in de tweede helft van februari zal verschijnen, informeren. De bovengenoemde bedragen zijn dan ook voorlopig tot de definitieve bedragen zijn vastgesteld.

5. Voorbehoud in verband met wijziging wet- en regelgeving

Op het tijdstip van publicatie van deze MG-circulaire zijn de hiervoor genoemde wijzigingen van wet- en regelgeving nog niet vastgesteld. In de tekst van deze MG is reeds uitgegaan van de hiervoor genoemde in procedure gebrachte wijzigingen. Ik wijs u er bij deze met nadruk op dat indien de Staten-Generaal, wat betreft de wijziging van de Huurprijzenwet woonruimte, van de voorgestelde wijzigingen afwijkt, haar goedkeuring daaraan onthoudt, dan wel de totstandkoming van de wijzigingen vertraging ondervindt, dit kan leiden tot wijziging van het beleid zoals in deze MG is verwoord. Dit geldt ook voor de wijzigingen van het Besluit huurprijzen woonruimte, lagere regelgeving van de Huursubsidiewet en het Besluit beheer sociale-huursector.

6. Voorlichting

Zoals uit het voorgaande kan worden afgeleid zullen er diverse wijzigingen in het huurprijsinstrumentarium voor het jaar 2002 optreden. Ik dring er op aan om deze informatie zo spoedig mogelijk onder de aandacht te brengen van zowel de sociale als de particuliere verhuurders en zo mogelijk de huurdersorganisaties in uw gemeente, opdat tijdig overleg tussen verhuurders en huurders over de huurverhoging per 1 juli 2002 kan plaatshebben. Van mijn kant zal ik ook voor een actieve voorlichting zorgen over het nieuwe beleid. Hiertoe zullen verhuurders vanaf februari via verschillende kanalen specifieke informatie ontvangen over de consequenties van de wijzigingen. De informatie richt zich met name op de consequenties voor hun organisatie. Rondom het reguliere traject zullen de huurders worden geïnformeerd over de consequenties van de wijzigingen op de samenstelling van de huur. Hiervoor zullen schriftelijke en digitale communicatiemiddelen worden ingezet.

Deze circulaire zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

7. Tot slot

De circulaire MG 2001-01 over het huurbeleid voor de periode 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 vervalt met ingang van 1 juli 2002.

Hoogachtend,
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.W. Remkes.

Adressen en telefoonnummers

Directie Stad en Regio

Postbus 30941

2500 GX Den Haag

tel. 070-3393939

Het secretariaat van de huurcommissies

Postbus 16495

2500 BL Den Haag

tel. 0800-4887243 (0800-huurcie)

fax 070-3754200

Distributiecentrum VROM

Postbus 2727

3430 GC Nieuwegein

tel. 0900-8052

fax 0900-2018052

Bijlage I

stcrt-2002-21-p28-SC33078-4.gifstcrt-2002-21-p28-SC33078-5.gifstcrt-2002-21-p28-SC33078-6.gifstcrt-2002-21-p28-SC33078-7.gifstcrt-2002-21-p28-SC33078-8.gif

Toelichting onderhouds- en huurprijsbeleid

A. Algemene doelstelling

1. Het totaal aantal in beheer zijnde huurwoningen bedraagt ...

(toelichting: het gaat om woningen die de eigenaar zelf verhuurt danwel die een derde namens de eigenaar verhuurt)

2. Het gemiddelde huurverhogingspercentage van de woningen in het woningcomplex, waarvan de woning deel uitmaakt, bedraagt ...

3. De achtergrond(en) voor de huurverhoging is (zijn):

(kruis hieronder altijd ten minste één hokje aan, geef daaronder een toelichting en sluit zonodig een bijlage voor een uitgebreide toelichting in)

0 Gewenst huurprijsniveau in relatie tot de kwaliteit van de verhuurde woningen of van de marktpositie daarvan

0 Financiële overwegingen / kosten ontwikkelingen

0 Investeringen

0 Afspraken met gemeente/huurdersorganisatie i.h.k. van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Toelichting:

..

B. Onderhouds- en verbeteringsbeleid

4. Ik heb het voornemen om de volgende onderhouds- en verbeteractiviteiten voor het komende huurverhogingsjaar, dat loopt van 1 juli 2002 tot 1 juli 2003, ten aanzien van de woningen van het complex waarvan de woning deel uitmaakt, uit te voeren:

(geef zonodig een toelichting)

0 Planmatig onderhoud ...

(toelichting: onder planmatig onderhoud wordt in dit verband verstaan onderhoud dat met andere daarmee samenhangende onderhoudswerkzaamheden volgens een vastgesteld tijdschema zal worden uitgevoerd)

0 Groot onderhoud ...

(toelichting: onder groot onderhoud wordt verstaan onderhoud dat een verbetering van de bouw- en woontechnische kwaliteit van de woning teweeg brengt en waarvan de kosten op jaarbasis een ondergrens van € 2270,- te boven gaan)

0 Woningverbetering ...

(toelichting: onder woningverbetering wordt verstaan een aangebrachte voorziening in de woning die het woongerief vermeerdert)

Toelichting:

..

C. Huurprijs ten opzichte van de kwaliteit

5. Het percentage van de huurprijs van de betreffende woning na huurverhoging ten opzichte van de maximale huurprijsgrens bedraagt als volgt:

stcrt-2002-21-p28-SC33078-9.gif

Bijlage II

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor zelfstandige woningen per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-10.gif

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor onzelfstandige woonruimten per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-11.gif

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor onzelfstandige woonruimten per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-12.gif

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor onzelfstandige woonruimten per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-13.gif

* maximale huurprijsgrens behorende bij meer dan 750 punten is het bedrag dat wordt verkregen door € 0,82 (dat bedrag komt overeen met het verschil tussen de bedragen, genoemd bij 750 en 749 punten) te vermenigvuldigen met het aantal punten van de woonruimte verminderd met 750, en bij de verkregen uitkomst € 755,28 (dat bedrag komt overeen met het bedrag genoemd bij 250 punten) op te tellen.

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor woonwagens per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-14.gif

Maximale huurprijsgrenzen (uitgedrukt in euro's) voor standplaatsen per 1 januari 2002

stcrt-2002-21-p28-SC33078-15.gif

* maximale huurprijsgrens behorende bij meer dan 250 punten is het bedrag dat wordt verkregen door € 4,44 (dat bedrag komt overeen met het verschil tussen de bedragen, genoemd bij 250 en 249 punten) te vermenigvuldigen met het aantal punten van de woonruimte verminderd met 250, en bij de verkregen uitkomst € 1075,89 (dat bedrag komt overeen met het bedrag genoemd bij 250 punten) op te tellen.

Naar boven