Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart

24 januari 2002

HDJZ/SCH/2002-126

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 34, eerste en tweede lid, en artikel 36 van de Zeevaartbemanningswet, in verband met de artikelen 93, 95, 97 en 103 van het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, alsmede met de artikelen 49, 51, 53 en 59 van het Besluit zeevisvaartbemanning,

Besluit:

Artikel 1

Het model van de monsterrol wordt vastgesteld zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2

1. De kapitein zendt binnen één dag na het opmaken of wijzigen van de monsterrol een exemplaar hiervan aan de scheepsbeheerder.

2. De scheepsbeheerder stelt het hoofd van de Scheepvaartinspectie binnen vijf werkdagen na ontvangst schriftelijk in kennis van het feit dat hij de voor het eerst opgemaakte monsterrol dan wel een wijziging daarop van de kapitein van een bepaald schip heeft ontvangen.

3. De scheepsbeheerder bewaart de aldus opgemaakte monsterrollen geordend naar individueel schip en naar datum, en wel zodanig dat het laatste exemplaar steeds de actuele en volledige bemanning weergeeft.

4. Per individueel schip is een kopie van het voor dat schip geldende bemanningscertificaat gevoegd, alsmede indien van toepassing een kopie van de beschikking waarbij ontheffing is verleend van de nationaliteitseis voor de kapitein.

5. De scheepsbeheerder heeft zijn administratie zodanig ingericht, dat van de op de monsterrol genoemde bemanningsleden per bemanningslid onverwijld inzicht kan worden gegeven in:

a. de door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie afgeven vaarbevoegdheid alsmede de eventuele ontheffing daarvan;

b. het voldoen aan de lichamelijke gezondheidseisen, alsmede die voor ogen en oren.

Artikel 3

Met inachtneming van artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht kan het hoofd van de Scheepvaartinspectie de scheepsbeheerder schriftelijk verplichten de monsterrollen gedurende een bepaalde periode onverwijld aan hem toe te sturen.

Artikel 4

Naast het hoofd van de Scheepvaartinspectie en de kapitein zijn de volgende personen of instellingen bevoegd tot het maken van de hierna omschreven aantekeningen in het monsterboekje van een zeevarende:

a. tot het maken van aantekeningen betreffende het door deze zeevarende met goed gevolg hebben afgesloten van een veiligheidstraining, zoals bedoeld in de artikelen 63 tot en met 85 van het Besluit Zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk de artikelen 44 tot en met 47 van het Besluit zeevisvaartbemanning: het bevoegd gezag van een door de Minister erkende opleiding als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de Zeevaartbemanningswet;

b. tot het maken van aantekeningen van een gunstige uitslag van een onderzoek op tuberculose: een bevoegd geneeskundige als bedoeld in artikel 100, eerste lid, van het Besluit Zeevaartbemanning handelvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk artikel 63, eerste lid, van het Besluit zeevisvaartbemanning.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop paragraaf 1 van Hoofdstuk 4 van de Zeevaartbemanningswet in werking treedt.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

In tegenstelling tot voorheen is toezending van de monsterrollen aan de Scheepvaartinspectie niet meer nodig. Wel dient er wel te allen tijde een `lijst' aan boord te zijn van de bemanning van het desbetreffende schip en moet de scheepsbeheerder te allen tijde weten welke personen er aan boord van een bepaald schip zijn. Dit betekent dat vrijstelling van de monsterplicht geen enkel toegevoegde waarde meer heeft, noch voor het toezicht op de kwaliteit en kwantiteit van de bemanning, noch voor het terugdringen van administratieve lasten voor de scheepsbeheerder. Deze regeling bevat dan ook geen vrijstellingsbepalingen.

Op die categorieën Nederlandse zeeschepen waar voorheen een (vormvrije) lijst met daarop de aanwezige bemanning aan boord was, is er nu een lijst aan boord in de vorm van een monsterrol.

In deze regeling wordt een aantal nadere regels gegeven inzake de procedure voor het ter inzage geven van de monsterrollen aan de Scheepvaartinspectie, de wijze waarop deze monsterrollen door de scheepsbeheerder moeten worden bewaard, de gegevens die door de scheepsbeheerder dienen te worden overgelegd teneinde de formele kwaliteitseisen waaraan de individuele zeevarenden moeten voldoen te kunnen vastleggen, en wordt het model van de monsterrol vastgesteld. Een en ander ter uitvoering van het daartoe bepaalde in de Zeevaartbemanningswet en haar uitvoeringsbesluiten.

Daarnaast bevat deze regeling nadere regels inzake het monsterboekje dat iedere zeevarende in zijn bezit moet hebben, wil hij aan boord van Nederlandse schepen te werk gesteld kunnen worden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het model van de monsterrol wordt vastgesteld, teneinde er voor zorg te dragen dat alle ingevolge de Zeevaartbemanningswet en haar uitvoeringsbesluiten vereiste gegevens daarin kunnen worden opgenomen. Het model dient er tevens voor de particuliere producenten van monsterrolformulieren in staat te stellen deze op uniforme wijze aan de afnemers aan te bieden. Voor de vorm is aangesloten bij het model van de Crew List, (IMO FAL Form 5) zoals vastgesteld door de Internationale Maritieme Organisatie te Londen, welk model ook is overgenomen in ontwerp-Richtlijn C 180 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. Bedoelde richtlijn voorziet in een acceptatieplicht voor de lidstaten van genoemd formulier. Dit wil niet zeggen dat formaliteiten dienen te worden ingevoerd die voor de inwerkingtreding van de richtlijn niet bestonden, maar dat voor de vervulling van formaliteiten niet om bijkomende informatie mag worden gevraagd. Ter minimalisering van de administratieve last voor de scheepsbeheerder zal ditzelfde formulier ook dienen voor de controle op de naleving van de Zeevaartbemanningswet.

Artikel 2

Ingevolge het bepaalde in artikel 3 van de Zeevaartbemanningswet moet de scheepsbeheerder een overzicht bijhouden van de bemanningsleden aan boord van zijn schip of schepen. Teneinde daarin te kunnen voorzien wordt door de kapitein binnen vijf werkdagen nadat de monsterrollen door hem zijn opgemaakt, dan wel de wijzigingen in de bemanning hierin door hem zijn opgenomen, de actuele monsterrol gezonden naar de scheepsbeheerder. Ter controle op de naleving van de bemanningsvoorschriften kan het hoofd van de Scheepvaartinspectie de scheepsbeheerder verzoeken hem deze monsterrollen en wijzigingen ter beschikking te stellen. De scheepsbeheerder zorgt daar per omgaande voor, maar in elk geval op de eerstvolgende werkdag.

Derde lid

Aangezien directe controle door de Scheepvaartinspectie op basis van ontvangen monsterrollen niet meer mogelijk is, zal de verantwoordelijke inspecteur de gelegenheid moeten worden geboden om in een zo kort mogelijk tijdsbeslag inzicht te hebben in de wettelijke bemanningseisen. Uit het bemanningscertificaat is in een oogopslag af te leiden aan welke kwaliteits- en kwantiteitseisen de bemanning van het desbetreffende schip moet voldoen.

Vierde lid

Naast het objectief kunnen controleren van het aantal bemanningsleden en de bevoegdheids- en gezondheidseisen is het zaak dat op snelle en effectieve wijze controle van de vaarbevoegheids- en de gezondheidseisen van het individuele bemanningslid mogelijk is. In de praktijk blijkt dat het nu reeds usance is bij het overgrote deel van de reders om deze gegevens te administreren.

Uiteraard mag toezending van de monsterrol door de kapitein, respectievelijk de scheepsbeheerder ook langs elektronische weg plaatsvinden.

Artikel 3

Indien het hoofd van de Scheepvaartinspectie daartoe een gerede aanleiding heeft, kan hij een scheepsbeheerder schriftelijk verzoeken de monsterrollen en wijzigingen daarop van een bepaald schip of schepen gedurende een bepaalde tijd aan hem toe te blijven sturen, en wel onmiddellijk nadat zij door de scheepsbeheerder zijn ontvangen. Een dergelijk verzoek kan bijvoorbeeld zijn grond vinden in het herhaaldelijk hebben overtreden van de geldende bepalingen inzake de samenstelling en hoeveelheid van de bemanning door de scheepsbeheerder.

Artikel 4

Het monsterboekje kent een aantal pagina's die speciaal zijn opgenomen voor het aantekenen van internationaal voorgeschreven trainingen buiten de reguliere zeevaartopleidingen. Het betreft hier trainingen zoals speciale veiligheidstrainingen voor het kunnen dienst doen aan boord van tankers, passagiersschepen en hoge snelheidsvaartuigen, brandweertrainingen, radartrainingen en andere trainingen; sommige van deze trainingen moeten periodiek herhaald worden. Al deze trainingen moeten worden gevolgd aan door de Minister erkende opleidingsinstituten; hiervan wordt een register door de Scheepvaartinspectie bijgehouden waarin aan elk opleidingsinstituut een uniek nummer is toebedeeld. Naast het afgeven van certificaten dat deze trainingen met goed gevolg zijn afgelegd is het bevoegd gezag van een dergelijk opleidingsinstituut gerechtigd de betreffende trainingen ook aan te tekenen op de daarvoor bestemde pagina's van het monsterboekje onder vermelding van het aan haar verleende registratienummer. Op deze wijze wordt een eenvoudig systeem van controle mogelijk om te beoordelen of een zeevarende alle voor een bepaalde functie aan boord van een specifiek schip vereiste trainingen heeft gevolgd en zonodig herhaald.

Elk jaarlijks algemeen lichamelijk onderzoek naar de medische geschiktheid van zeevarenden dient vooraf te worden gegaan van een onderzoek op tuberculose. Dit tuberculoseonderzoek wordt over het algemeen niet verricht door dezelfde arts als die het algemeen onderzoek verricht. Ingevolge de procedures die in acht moeten worden genomen bij de algemene lichamelijke keuring moet de zeevarende zijn monsterboekje aan de keuringsarts overleggen. De aantekening van een gunstige uitslag van het tuberculoseonderzoek in het monsterboekje stelt de arts die de algemene keuring uitvoert in de gelegenheid dit te controleren. De tot tuberculoseonderzoek bevoegde geneeskundigen, die tevens de aantekening in het monsterboekje mogen maken, worden daartoe door de Minister aangewezen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

stcrt-2002-19-p14-SC33024-1.gif
Naar boven