Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden

24 januari 2002

HDJZ/SCH/2002-156

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 19, derde en vierde lid, van de Zeevaartbemanningswet,

Besluit:

Artikel 1

De duur van de ziekenhuisstage van zeevarenden ter verkrijging van het certificaat Scheepsgezondheidszorg-O (eerste afgifte) bedraagt 15 kalenderdagen.

Artikel 2

De duur van de stagevervangende medische training van zeevarenden ter verkrijging van het certificaat Scheepsgezondheidszorg-O (eerste afgifte) in een trainingsinstituut bedraagt vijf kalenderdagen.

Artikel 3

De eisen aan de stagevervangende medische training, bedoeld in artikel 2, worden vastgesteld als opgenomen in bijlage I van deze regeling.

Artikel 4

De duur van de herhalingsstage in een ziekenhuis van zeevarenden ter verkrijging van een verlenging van het certificaat Scheepsgezondheidszorg-O bedraagt vijf kalenderdagen.

Artikel 5

De duur van de stagevervangende medische training van zeevarenden ter verkrijging van een verlenging van het certificaat Scheepsgezondheidszorg-O in een trainingsinstituut bedraagt drie kalenderdagen.

Artikel 6

De eisen aan de stagevervangende medische training, bedoeld in artikel 5, worden vastgesteld als opgenomen in bijlage II van deze regeling.

Artikel 7

Het model van het Certificaat Scheepsgezondheidszorg-0, af te geven door een trainingsinstituut, en het model van het Certificaat Scheepsgezondheidszorg-0, af te geven door het hoofd van de Scheepvaartinspectie, worden vastgesteld als opgenomen in onderscheidenlijk bijlage III en bijlage IV van deze regeling.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop Hoofdstuk 4 van de Zeevaartbemanningswet in werking treedt.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Op Nederlandse zeeschepen is de zorg voor de gezondheid van de opvarenden opgedragen aan de gezagvoerder. In de praktijk wordt vaak de eerste stuurman met de praktische uitvoering van deze taak belast. Alle zeevarenden krijgen tijdens hun opleiding op de zeevaartschool het vak `Scheepsgezondheidszorg'. Hierin wordt aandacht geschonken aan de eerste hulp bij ongevallen, en aan de beginselen van ziekteleer en verpleging. Deze lessen zijn voornamelijk theoretisch gericht. Het vak wordt afgesloten met een examen.

De stuurman kan aan boord terugvallen op het `Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart'. Daarnaast kan 24 uur per dag advies op afstand worden verkregen van artsen van de `Radio Medische Dienst voor de Scheepvaart'. Desalniettemin voelen de stuurlieden zich op medisch terrein vaak onzeker door het ontbreken van voldoende praktisch inzicht.

Om hierin verbetering te brengen, wordt al lange tijd aan zeevarenden de gelegenheid geboden om in ziekenhuizen tijdens een stageperiode enige praktische ervaring op te doen. Hiervoor hebben zich ongeveer 65 Nederlandse ziekenhuizen op pro deo basis beschikbaar gesteld. Het gaat hierbij vooral om de confrontatie met gewonde, acuut zieke mensen. Meestal lopen de stagiaires mee op de afdeling Spoedeisende Hulp, waar zij kennis kunnen maken met de verschillende vormen van diagnostiek en eerste behandeling. Incidenteel kijken zij ook rond op de verpleegafdelingen, om wat meer inzicht te krijgen in het verdere verloop van bepaalde aandoeningen.

De bevordering van adequate medische hulpverlening aan boord van zeeschepen heeft sinds een aantal jaren tevens een internationale dimensie gekregen. In 1995 is voor Nederland richtlijn nr. 92/29/EG van kracht geworden, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de medische opleiding van zeevarenden. Deze richtlijn bepaalt daarbij ook, dat op schepen in een onbeperkt vaargebied de bemanningsleden aan wie aan boord het gebruik van de medische uitrusting is toevertrouwd een praktijkopleiding - indien mogelijk in een ziekenhuis - moeten hebben gevolgd. De stage die voorheen werd gevolgd op basis van vrijwilligheid, is hiermee verplicht geworden.

De duur is vastgesteld op 3 weken (15 kalenderdagen), waarna eens in de 5 jaar een korte herhalingsstage van 5 kalenderdagen volgt. Gelet op de praktijk van de bedrijfsvoering door de rederijen is gebleken dat het voor een deel van de maritieme sector op bezwaren stuit om officieren gedurende een periode van drie weken uit te roosteren voor de ziekenhuisstage. Daarom is in 1996 is op initiatief van enkele brancheorganisaties een traject gestart om te komen tot een stagevervangende cursus in een trainingsinstituut, zowel voor de initiële stage als voor de herhalingsstage.

Voor de begeleiding van dit traject is een commissie ingesteld, waarvan alle relevante partijen deel uitmaken. Buiten de partners die het traject zijn gestart, maken vertegenwoordigers van onder meer de Koninklijke Marine, het Ministerie van Verkeer & Waterstaat (DGG) en de Radio Medische Dienst (RMD) deel uit van de commissie. Deze begeleidingscommissie `Medische Zorg aan Boord' heeft met betrekking tot de inhoud en uitvoering van de stagevervangende cursus een aantal voorwaarden en kwaliteitseisen geformuleerd. Ook de leerdoelen zijn door de commissie vastgesteld.

Eens in de 5 jaar volgt zoals eerder vermeld een korte herhaling van 5 kalenderdagen in een ziekenhuis of een stagevervangende cursus van 3 kalenderdagen in een trainingsinstituut. De herhaling van deze praktijkopleiding moet overigens worden gevolgd naast de herhaling van de medische basisopleiding. Laatstbedoelde herhaling is ook verplicht voor de verantwoordelijke bemanningsleden op schepen in een beperkt vaargebied.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Bijlage I bij de Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden

Certificaat scheepsgezondheidszorg-O

basis

Stagevervangende medische training voor zeevarenden

Voorgeschreven leerdoelen

1. Algemeen

De cursist moet

• de patiënt kunnen begeleiden bij het ondergaan van alle onderzoeken of behandelingen.

• bekend zijn met het Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart.

• bekend zijn met de verplichte medische uitrusting aan boord.

2. Basic Life support

De cursist moet

• op de juiste wijze het bewustzijnsniveau kunnen bepalen.

• op de juiste wijze kunstmatige beademing kunnen toepassen.

• op de juiste wijze reanimatie kunnen toepassen, alleen en met twee hulpverleners.

• op de juiste wijze de stabiele zijligging kunnen uitvoeren.

• op de juiste wijze de handgreep van Heimlich kunnen uitvoeren.

3. Toedienen medicinale zuurstof

De cursist moet

• de juiste materialen kunnen vastleggen om zuurstof toe te kunnen dienen.

• het zuurstofapparaat op de juiste wijze gereed kunnen maken en de bediening ervan beheersen.

• kennis hebben van de voor- en nadelen van zuurstoftoediening.

4. Vuiltjes of vloeistof in het oog

De cursist moet

• op de juiste wijze •ook na verdoving) een oogonderzoek kunnen verrichten.

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het oogspoelen.

• de patiënt op de juiste wijze kunnen assisteren bij het oogspoelen.

• weten hoe het oog te beschermen na het schoonmaken.

• op de juiste wijze (met wattenstokje of nylon lisje) een vuiltje of staalsplinter kunnen verwijderen.

5. Subcutane / intramusculaire injectie

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor een subcutane/intramusculaire injectie.

• de verschillen kennen tussen een subcutane en intramusculaire injectie.

• op de juiste wijze met steriel materiaal kunnen omgaan.

• de injectiespuit gereed kunnen maken.

• op de juiste wijze een subcutane / intramusculaire injectie kunnen toedienen.

6. Inbrengen van een infuus

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor een infuus.

• op de juiste wijze met steriel materiaal om kunnen gaan.

• een infuus gereed kunnen maken.

• op de juiste wijze een infuusnaald in kunnen brengen.

• op de juiste wijze een infuus aan kunnen leggen.

7. Algemene wondverzorging

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het behandelen van een wond, op de juiste wijze een wond kunnen beoordelen en op de juiste wijze een wond kunnen behandelen.

8. Wondhechten

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het hechten van een wond.

• op de juiste wijze met steriel materiaal om kunnen gaan.

• op de juiste wijze een verdoving kunnen toedienen.

• kennis hebben van de (maximale) dosering van een middel voor plaatselijke verdoving.

• op de juiste wijze een wond kunnen hechten.

9. Verzorgen bloedingen

De cursist moet

• op de juiste wijze met de hand ernstige uitwendige bloedingen kunnen stoppen.

• de juiste materialen uit een EHBO doos kunnen selecteren om een bloeding te stoppen en op de juiste wijze een verband kunnen aanleggen.

10. Brandwonden en chemische letsel

De cursist moet

• weten hoe brandwonden op de juiste wijze te behandelen en juiste inschatting kunnen maken van de ernst van een verbranding.

11. Immobilisatie

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het immobiliseren van een fractuur.

• op de juiste wijze met de hand de halswervelkolom kunnen immobiliseren.

• op de juiste wijze een spalk kunnen aanleggen, waarbij specifiek aandacht dient te worden besteed aan het aanleggen van een nekspalk.

12. Tillen

De cursist moet

• weten hoe een slachtoffer het best opgetild kan worden.

• op de juiste wijze tiltechnieken kunnen toepassen.

• de gevaren kennen van verkeerd tillen.

13. Transport van gewonden

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het vervoer per brancard.

• weten hoe en patiënt het best op een brancard getild kan worden.

• weten welke gevaren er verbonden zijn aan het vervoer per brancard aan boord.

• de brancard gereed kunnen maken om te kunnen hijsen.

14. Evacuatie per helikopter

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor de evacuatie per brancard.

• de brancard gereed kunnen maken om te kunnen hijsen.

• kunnen assisteren bij het binnenhalen van een redder of een arts.

• de geleidelijn kunnen bedienen.

• weten welke aanwijzingen er gegeven kunnen worden bij een evacuatie door de helikopter of de reddingsboot.

Andere eisen aangaande de leerdoelen

- Voortschrijdend inzicht, wijzigingen in de medische uitrusting aan boord en wensen van zeevarenden rechtvaardigen periodieke bijstelling van de leerdoelen door de Begeleidingscommissie Medische Zorg aan Boord. De trainingsinstituten zullen bij aanpassing van de cursusinhoud zoveel mogelijk worden betrokken, en in ieder geval tijdig op de hoogte worden gesteld.

- Nieuwe ontwikkelingen en protocollen op het gebied van de acute hulpverlening dienen te worden meegenomen in de opzet van de cursus

- Er wordt zo min mogelijk gewerkt met ziektebeelden en diagnoses. De cursist dient te worden getraind in de evaluatie van de patiënt of het slachtoffer, uitgaande van klachten en symptomen, primair gericht op het aanvragen van radio medisch advies.

Eisen aan de opzet:

- De doelstelling is stagevervanging, dus `zien en doen'.

- Zo veel mogelijk vaardigheidsonderwijs; de cursus is niet bedoeld voor ehbo/theorie onderwijs.

- Binnen en buiten trainen in een realistische, zo mogelijk maritieme omgeving moet onderdeel zijn van de cursus. Het moet mogelijk zijn te oefenen in trappenhuizen, kleine accommodaties en smalle looppaden met obstakels zoals aan dek van een schip.

- Elke dag dient gebruik te worden gemaakt van lotusslachtoffers en/of oefenpatiënten.

- Er dient gebruik te worden gemaakt van de aan boord aanwezige materialen, zoals voorgeschreven in de `Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen'.

- De inhoud van de cursus wordt door de begeleidingscommissie vastgesteld. De leerdoelen zijn op pagina 5-7 van dit document opgesomd, en moeten ook in nieuwe cursussen en handboeken teruggevonden kunnen worden.

- Bij de start van de stagevervangende cursus in 1997 is een overzicht van concrete leerdoelen beschreven in het toen ontwikkelde handboek. Het staat de instituten echter vrij eigen lesmateriaal te gebruiken.

- Er dient voor de cursus en het lesmateriaal een kwaliteitsborgingssysteem te zijn.

Eisen aan de docenten:

- Inhoudelijk is een arts verantwoordelijk. Deze dient gedurende de gehele cursus aanwezig te zijn. Deze arts is praktiserend/werkzaam op een relevant gebied in de praktijk.

- De instructie in praktijkvaardigheden vindt tevens plaats door een verpleegkundig docent. Deze docent is een gekwalificeerde en competente verpleegkundig docent en heeft een volwaardige didactische opleiding gevolgd en recente ervaring in acute hulpverlening op een SEH-afdeling van een ziekenhuis en/of in de ambulancehulpverlening.

Eisen aan de lesomgeving:

- Het opleidingsinstituut is bekend met een maritieme werkomgeving en omstandigheden.

- De mogelijkheid tot oefenen aan boord van een schip en met behulp van een helikopter moet bestaan. Dit onderdeel van de training kan worden uitbesteed. Het opleidingsinstituut blijft echter voor de kwaliteit en uitvoering verantwoordelijk.

- De cursus wordt gegeven met een regelmatige frequentie met een minimum van 6 maal per kalenderjaar.

- De verhouding tussen het aantal docenten/trainers en het aantal cursisten moet een voldoende rendement uit de trainingen mogelijk maken. Meer dan 10 cursisten per docent in de uitvoering van het onderwijs leidt tot onvoldoende toezicht en training.

- Het lesmateriaal bevat een heldere handleiding die de filosofie volgt en handelingsschema's bevat.

- Tijdens instructie wordt ondersteunend gebruik gemaakt van video en/of CD-ROM.

- De trainingsfaciliteiten zijn geëigend voor vaardigheidstrainingen. De faciliteiten omvatten minimaal een vaardigheidsoefenlokaal (skillslab), adequate oefenmodellen en gekwalificeerde simulatiepatiënten (bijv Lotus-slachtoffers).

Eisen aan de cursisten:

De cursisten tonen voor aanvang van de training aan dat zij de basisopleiding gezondheidsleer (zeevaartschool: Gezondheidsleer 1 + 2 of trainingsinstituut: Medical First Aid + Medical Care STCW95) hebben voltooid.

Eisen aan de aanwezigheid van cursisten, de opleidingsduur en de toetsing:

- Er is geen formeel afsluitend examen en toetsing vindt in beginsel niet plaats. Na afloop wordt de cursus met de deelnemers geëvalueerd.

- De deelnemers dienen de volle 40 uur aanwezig te zijn, eventueel na een `inhaaldag' in een andere cursus.

Eisen aan de erkenning:

Voordat een cursus wordt erkend dient het programma zowel inhoudelijk als wat betreft onderwijskundige opzet naar het oordeel van de commissie te voldoen aan de vereisten.

Tijdens een periode van voorlopige erkenning zal een delegatie van de begeleidingscommissie een of meerdere bezoeken brengen aan de cursus, teneinde vast te stellen of de kwaliteit ook in de praktijk overeenstemt met de vereisten.

Op de definitieve goedkeuring zal worden vermeld dat de stagevervangende cursus eveneens voldoet aan de eisen van het praktische deel van de STCW95 code `medical care'.

Bijlage II bij de Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden

Certificaat scheepsgezondheidszorg-O

Verlenging

Stagevervangende medische training voor zeevarenden

Voorgeschreven leerdoelen

1. Algemeen

De cursist moet

• de patiënt kunnen begeleiden bij het ondergaan van alle onderzoeken of behandelingen.

• bekend zijn met het Geneeskundig Handboek voor de Scheepvaart.

• bekend zijn met de verplichte medische uitrusting aan boord.

2. Basic Life support

De cursist moet

• op de juiste wijze het bewustzijnsniveau kunnen bepalen.

• op de juiste wijze kunstmatige beademing kunnen toepassen.

• op de juiste wijze reanimatie kunnen toepassen, alleen en met twee hulpverleners.

• op de juiste wijze de stabiele zijligging kunnen uitvoeren.

• op de juiste wijze de handgreep van Heimlich kunnen uitvoeren.

3. Toedienen medicinale zuurstof

De cursist moet

• de juiste materialen kunnen vastleggen om zuurstof toe te kunnen dienen.

• het zuurstofapparaat op de juiste wijze gereed kunnen maken en de bediening ervan beheersen.

• kennis hebben van de voor- en nadelen van zuurstoftoediening.

4. Vuiltjes of vloeistof in het oog

De cursist moet

• op de juiste wijze (ook na verdoving) een oogonderzoek kunnen verrichten.

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het oogspoelen.

• de patiënt op de juiste wijze kunnen assisteren bij het oogspoelen.

• weten hoe het oog te beschermen na het schoonmaken.

• op de juiste wijze (met wattenstokje of nylon lisje) een vuiltje of staalsplinter kunnen verwijderen.

5. Subcutane/intramusculaire injectie

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor een subcutane/intramusculaire injectie.

• de verschillen kennen tussen een subcutane en intramusculaire injectie.

• op de juiste wijze met steriel materiaal kunnen omgaan.

• de injectiespuit gereed kunnen maken.

• op de juiste wijze een subcutane / intramusculaire injectie kunnen toedienen.

6. Inbrengen van een infuus

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor een infuus.

• op de juiste wijze met steriel materiaal om kunnen gaan.

• een infuus gereed kunnen maken.

• op de juiste wijze een infuusnaald in kunnen brengen.

• op de juiste wijze een infuus aan kunnen leggen.

7. Algemene wondverzorging

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het behandelen van een wond, op de juiste wijze een wond kunnen beoordelen en op de juiste wijze een wond kunnen behandelen.

8. Wondhechten

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het hechten van een wond.

• op de juiste wijze met steriel materiaal om kunnen gaan.

• op de juiste wijze een verdoving kunnen toedienen.

• kennis hebben van de (maximale) dosering van een middel voor plaatselijke verdoving.

• op de juiste wijze een wond kunnen hechten.

9. Verzorgen bloedingen

De cursist moet

• op de juiste wijze met de hand ernstige uitwendige bloedingen kunnen stoppen.

• de juiste materialen uit een EHBO doos kunnen selecteren om een bloeding te stoppen en op de juiste wijze een verband kunnen aanleggen.

10. Brandwonden en chemische letsel

De cursist moet

• weten hoe brandwonden op de juiste wijze te behandelen en juiste inschatting kunnen maken van de ernst van een verbranding.

11. Immobilisatie

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het immobiliseren van een fractuur.

• op de juiste wijze met de hand de halswervelkolom kunnen immobiliseren.

• op de juiste wijze een spalk kunnen aanleggen, waarbij specifiek aandacht dient te worden besteed aan het aanleggen van een nekspalk.

12. Tillen

De cursist moet

• weten hoe een slachtoffer het best opgetild kan worden.

• op de juiste wijze tiltechnieken kunnen toepassen.

• de gevaren kennen van verkeerd tillen.

13. Transport van gewonden

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor het vervoer per brancard.

• weten hoe en patiënt het best op een brancard getild kan worden.

• weten welke gevaren er verbonden zijn aan het vervoer per brancard aan boord.

• de brancard gereed kunnen maken om te kunnen hijsen.

14. Evacuatie per helikopter

De cursist moet

• de juiste materialen klaar kunnen leggen voor de evacuatie per brancard.

• de brancard gereed kunnen maken om te kunnen hijsen.

• kunnen assisteren bij het binnenhalen van een redder of een arts.

• de geleidelijn kunnen bedienen.

• weten welke aanwijzingen er gegeven kunnen worden bij een evacuatie door de helikopter of de reddingsboot.

Andere eisen aangaande de leerdoelen

- oortschrijdend inzicht, wijzigingen in de medische uitrusting aan boord en wensen van zeevarenden rechtvaardigen periodieke bijstelling van de leerdoelen door de Begeleidingscommissie Medische Zorg aan Boord. De trainingsinstituten zullen bij aanpassing van de cursusinhoud zoveel mogelijk worden betrokken, en in ieder geval tijdig op de hoogte worden gesteld.

- Nieuwe ontwikkelingen en protocollen op het gebied van de acute hulpverlening dienen te worden meegenomen in de opzet van de cursus

- Er wordt zo min mogelijk gewerkt met ziektebeelden en diagnoses. De cursist dient te worden getraind in de evaluatie van de patiënt of het slachtoffer, uitgaande van klachten en symptomen, primair gericht op het aanvragen van radio medisch advies.

Eisen aan de opzet:

- De doelstelling is stagevervanging, dus `zien en doen'.

- Zo veel mogelijk vaardigheidsonderwijs; de cursus is niet bedoeld voor ehbo/theorie onderwijs.

- Binnen en buiten trainen in een realistische, zo mogelijk maritieme omgeving moet onderdeel zijn van de cursus. Het moet mogelijk zijn te oefenen in trappenhuizen, kleine accommodaties en smalle looppaden met obstakels zoals aan dek van een schip.

- Elke dag dient gebruik te worden gemaakt van lotusslachtoffers en/of oefenpatiënten.

- Er dient gebruik te worden gemaakt van de aan boord aanwezige materialen, zoals voorgeschreven in de `Regeling medische uitrusting aan boord van zeeschepen'.

- De inhoud van de cursus wordt door de begeleidingscommissie vastgesteld. De leerdoelen zijn op pagina 4-6 van dit document opgesomd, en moeten ook in nieuwe cursussen en handboeken teruggevonden kunnen worden.

- Door de begeleidingscommissie is een handboek ontwikkeld. Het staat de instituten echter vrij eigen lesmateriaal te gebruiken.

- Er dient voor de cursus en het lesmateriaal een kwaliteitsborgingssysteem te zijn.

- De herhaling van de stagevervangende training kan uitsluitend worden gegeven door instituten die ook de basistraining verzorgen.

Eisen aan de docenten:

- Inhoudelijk is een arts verantwoordelijk. Deze dient gedurende de gehele cursus aanwezig te zijn. Deze arts is praktizerend / werkzaam op een relevant gebied in de praktijk.

- De instructie in praktijkvaardigheden vindt tevens plaats door een verpleegkundig docent. Deze docent is een gekwalificeerde en competente verpleegkundig docent en heeft een volwaardige didactische opleiding gevolgd en recente ervaring in acute hulpverlening op een SEH-afdeling van een ziekenhuis en / of in de ambulancehulpverlening.

Eisen aan de lesomgeving:

- Het opleidingsinstituut is bekend met een maritieme werkomgeving en omstandigheden.

- De mogelijkheid tot oefenen aan boord van een schip en met behulp van een helikopter moet bestaan. Dit onderdeel van de training kan worden uitbesteed. Het opleidingsinstituut blijft echter voor de kwaliteit en uitvoering verantwoordelijk.

- De cursus wordt gegeven met een regelmatige frequentie met een minimum van 6 maal per kalenderjaar.

- De verhouding tussen het aantal docenten / trainers en het aantal cursisten moet een voldoende rendement uit de trainingen mogelijk maken. Meer dan 10 cursisten per docent in de uitvoering van het onderwijs leidt tot onvoldoende toezicht en training.

- Het lesmateriaal bevat een heldere handleiding die de filosofie volgt en handelingsschema's bevat.

- Tijdens instructie wordt ondersteunend gebruik gemaakt van video en/of CD-ROM.

- De trainingsfaciliteiten zijn geëigend voor vaardigheidstrainingen. De faciliteiten omvatten minimaal een vaardigheidsoefenlokaal (skillslab), adequate oefenmodellen en gekwalificeerde simulatiepatiënten (bijv. Lotus-slachtoffers).

Eisen aan de cursisten:

- De cursisten tonen voor aanvang van de cursus aan dat zij de basisopleiding gezondheidsleer (zeevaartschool: Gezondheidsleer 1+2 of trainingsinstituut: Medical First Aid + Medical Care STCW95) hebben voltooid.

Eisen aan de aanwezigheid van de cursisten, de opleidingsduur en de toetsing:

- Er is geen formeel afsluitend examen en toetsing vindt in beginsel niet plaats. Na afloop wordt de cursus met de deelnemers geëvalueerd.

- De deelnemers dienen de volle 24 uur aanwezig te zijn, eventueel na een `inhaaldag' in een andere cursus.

Erkenning:

Voordat een cursus wordt erkend dient het programma zowel inhoudelijk als wat betreft onderwijskundige opzet naar het oordeel van de commissie te voldoen aan de vereisten. Tijdens een periode van voorlopige erkenning zal een delegatie van de begeleidingscommissie een of meerdere bezoeken brengen aan de cursus, teneinde vast te stellen of de kwaliteit ook in de praktijk overeenstemt met de vereisten. Op de definitieve goedkeuring zal worden vermeld dat de stagevervangende cursus eveneens voldoet aan de eisen van het praktische deel van de STCW95 code `medical care'.

Bijlage III

stcrt-2002-19-p10-SC33021-1.gif

Bijlage IV

stcrt-2002-19-p10-SC33021-2.gif
Naar boven