CTB-besluit prioritering werkzame stoffen 2002

12 juni 2002

C-122

Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen,

Gelet op artikel 25d, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962,

Besluit:

Artikel 1

Als werkzame stoffen als bedoeld in artikel 25d, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 worden aangewezen de werkzame stoffen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 25d van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 in werking treedt.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: CTB-besluit prioritering werkzame stoffen 2002.

Wageningen, 12 juni 2002.
Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen,
D.K.J. Tommel, voorzitter.

Bijlage: Aangewezen stoffen

stcrt-2002-178-p20-SC36339-1.gifstcrt-2002-178-p20-SC36339-2.gifstcrt-2002-178-p20-SC36339-3.gifstcrt-2002-178-p20-SC36339-4.gif

Toelichting

Om capaciteitsredenen heeft het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (hierna: het College) in 2000 besloten prioritering aan te brengen in de behandeling van werkzame stoffen. Daartoe is door het College aan de hand van het oordeel van een aantal deskundigen en maatschappelijke organisaties in de eerste helft van 2000 een inventarisatie van werkzame stoffen gemaakt voor opname in de zogeheten A-, B- en C-lijsten, waarbij stoffen met een hoog risico (arbo, milieu en/of volksgezondheid) door het College op lijst A zijn geplaatst. Van de stoffen die op lijst B en C zijn geplaatst was ten tijde van het opstellen van de lijsten niets gebleken van een hoog risico voor de toepasser (arbo), het milieu en/of de volksgezondheid. In augustus 2000 is deze wijze van prioriteitstelling door het College voor commentaar is voorgelegd aan alle betrokkenen bij de toelating van bestrijdingsmiddelen. Deze commentaarronde heeft geleid tot een bijstelling van de lijsten. De definitieve stoffenlijsten A, B en C zijn in werking getreden per 1 januari 2001, zoals in december 2000 is gecommuniceerd met alle betrokkenen.

Artikel 25d van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Bmw), dat bij amendement van de Kamerleden Feenstra en Udo (TK 2001-2002, 27 085, nr 9) in de Bmw is opgenomen, voorziet in een van rechtswege toelating van bestrijdingsmiddelen op basis van werkzame stoffen welke door het College zijn aangewezen. In de toelichting bij bovenbedoeld amendement wordt gesteld: `Een indicatie met betrekking tot werkzame stoffen die in principe voor aanwijzing in aanmerking komen, kan gevonden worden in de zogenaamde B- en C-lijsten die het CTB in het kader van de huidige herprioritering aan de hand van het risicoprofiel van de betrokken stoffen heeft opgesteld. Werkzame stoffen waarvan het risicoprofiel aanleiding geeft tot onverkorte herbeoordeling in het kader van de verlenging van de lopende toelatingen en registraties, zullen niet worden aangewezen. Als indicatie voor deze werkzame stoffen kan gewezen worden op de zogenaamde A-lijst die het CTB hanteert.' Hiermee geven de indieners van het amendement al duidelijk aan dat het risicoprofiel (hiermee worden de risico's ten aanzien van de toepasser (arbo), volksgezondheid (residuen) en milieu bedoeld) een belangrijke parameter is bij de selectie van B- en C-stoffen door het College (zoals dat ook het geval was bij de prioritering door het College in 2000). Het onderhavige besluit van het College tot aanwijzing van de betrokken werkzame stoffen wordt door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gedurende dertig dagen aan beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd en vervolgens gepubliceerd in de Staatscourant.

Na aanvaarding van het amendement door de Tweede Kamer in december 2001 is door het CTB met belanghebbenden bij de toelating van bestrijdingsmiddelen gecommuniceerd over de aan te wijzen werkzame stoffen. Artikel 25d Bmw gaat uit van een zorgvuldige afweging bij de aanwijzing van de stoffen op de B- en C-lijst. Daarom heeft het College besloten externen te betrekken bij de samenstelling van de lijsten. Uitgangspunt voor het College waren de sinds begin 2001 vigerende stoffenlijsten A, B en C. De maatschappelijk betrokken organisaties zijn uitgenodigd om te reageren op de lijsten. De volgende organisaties hebben gereageerd op de uitnodiging van het College: KAVB, LTO Nederland, Nefyto, Biocidenplatform, Stichting Natuur en Milieu, Zuid-Hollandse Milieufederatie, FNV Bondgenoten, Bayer en de Vereniging van Waterwinbedrijven in Nederland. Ook van de kant van de Unie van Waterschappen en de betrokken departementen is een reactie ontvangen. Het College heeft de reacties beoordeeld en verwerkt, hetgeen heeft geresulteerd in de lijst van werkzame stoffen, zoals die als bijlage bij het onderhavige besluit is gevoegd.

Sinds 2001 zijn voor een aantal middelen op basis van B- en C-stoffen toelatingen beëindigd of heeft het College een voornemen daartoe uitgesproken. Waar de toelatingen van die middelen zijn beëindigd, behoeven die middelen niet in aanmerking te komen voor een toelating van rechtswege. De betrokken werkzame stoffen zijn daarom niet in het onderhavige besluit aangewezen.

Voor die middelen waarvan het voornemen tot beëindiging nog niet ten uitvoer is gebracht en waarvan de Europese besluitvorming over de werkzame stof niet op afzienbare termijn is te verwachten, is de werkzame stof niet aangewezen, zodat het voornemen tot beëindiging ten uitvoer kan worden gebracht.

Voor de aangewezen werkzame stoffen zijn de volgende toepassingsgebieden van toepasing (zoals aangegeven in de kolom T-gebied):

D: Desinfectiemiddelen e.d.

H: Bestrijdingsmiddelen voor gebruik in en om woningen, alsmede voor beroepsmatig gebruik in opslag-, bedrijfs- en verblijfsruimten e.d.

V: Bestrijdingsmiddelen voor veterinair gebruik als insecticide.

C: Bestrijdingsmiddelen voor houtconservering en voor wering van aangroei op schepen.

L: Gewasbeschermingsmiddelen.

Overigens kunnen in de lijst met aangewezen werkzame stoffen combinaties van stof en toepassingsgebied voorkomen die op grond van het zesde lid van artikel 25d Bestrijdingsmiddelenwet 1962 niet in aanmerking komen voor een toelating van rechtswege.

Naar boven