Verkeersbesluit inhaalverbod voor vrachtauto's

Verkeersbesluit. Inhaalverbod voor vrachtauto's op diverse autosnelwegen (Rijkswegen)

december 2001

UB 2001/11948

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Overwegingen ten aanzien van het besluit

Vereiste van besluit

Op grond van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeers-wet 1994 dient een verkeersbesluit te worden genomen voor de plaatsing of verwijdering van de in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer genoemde verkeerstekens, alsmede voor onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd.

Op grond artikel 18, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 ben ik bevoegd dit verkeersbesluit te nemen.

Belangenafweging en motivering

In het kader van het Nationaal Verkeers-en Vervoersplan 2001-2020 (NVVP, mei 2001) streeft de rijksoverheid naar behoud en verbetering van de bereikbaarheid van internationale en nationale verbindingen over de weg. Om de bereikbaarheid te verbeteren wordt ondermeer ingezet op het intensiever gebruik/benutting van de bestaande infrastructuur.

Eén van de maatregelen uit het totale pakket van maatregelen uit het NVVP waarmee de bereikbaarheid kan worden verhoogd betreft het inhaalverbod voor vrachtauto's. Deze benuttingsmaatregel bevordert de doorstroming van alle weggebruikers doordat homogenisering van snelheid wordt geëffectueerd. De maatregel dat vrachtauto's gedurende bepaalde tijdvakken op de dag niet mogen inhalen leidt tot een betere benutting van de weg en een verbetering van de kwaliteit van de verkeersafwikkeling. Er ontstaat een rustiger verkeersbeeld. De kans op ongevallen is kleiner waardoor de kans op incidentele files afneemt.

Momenteel geldt al een inhaalverbod voor vrachtauto's conform mijn verkeersbesluit `Inhaalverbod voor vrachtauto's op diverse autosnelwegen (Rijkswegen)', nummer UB99/8675 van 1 september 1999.

Dit besluit is gepubliceerd in de Staatscourant nr 168, d.d. 2 september 1999. Het inhaalverbod is alleen op die wegvakken ingesteld waar het een bijdrage levert aan de doorstroming en de verkeersveiligheid. De maatregel geldt op twee-strooks autosnelwegen met een benuttingsgraad van 60% of meer en/of op wegvakken waar een helling aanwezig is. Daarnaast is het inhaalverbod voor vrachtauto's van kracht op vaste tijdstippen van 06.00 uur tot 10.00 uur én van 15.00 uur tot 19.00 uur, van maandag tot en met vrijdag.

Bij besluit van 23 juli 2001 met nummer DNB/AIE/2001/1018 geldt op RW 67 een inhaalverbod voor vrachtauto's tussen km 23.5 en km 37.5 van 6.00 uur tot 19.00 uur, van maandag tot en met vrijdag. Dit verkeersbesluit is gepubliceerd in de Staatscourant nr 141, d.d. 25 juli 2001.

Uit onderzoek dat met het oog op de mobiliteitsgroei is uitgevoerd, is het zinvol gebleken om meer wegvakken voor een inhaalverbod in aanmerking te laten komen conform mijn verkeersbesluit van 1 september 1999. Ook bleek het zinvol om op wegvakken waar thans een inhaalverbod geldt van 6.00 uur tot 10.00 uur én 15.00 tot 19.00 uur een uitbreiding plaats te laten vinden naar 6.00 uur tot 19.00 uur.

De betreffende wegvakken zijn vermeld in de bij dit besluit behorende overzichtslijst.

Voor alle wegvakken geldt het inhaalverbod van maandag tot en met vrijdag. Op de overzichtslijst wordt per wegvak aangegeven de uren waarop het inhaalverbod geldt.

De wegvakken die zijn vermeld in mijn besluiten UB 99/8675 en DNB/AIE/2001/1018 zijn eveneens in de overzichtslijst opgenomen. Voornoemde besluiten zullen, gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit, worden ingetrokken.

Op termijn worden de inhaalverboden, naast borden in verschijnuitvoering, ook volgens de dynamische variant uitgevoerd door middel van elektronische signaleringsborden

Gevolgde procedure

Door mij is geen voorbereidingsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. De reden hiervan is dat overeenkomstig artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer overleg is gevoerd met de korpschef van het Korps landelijke politiediensten. Voorts heeft overleg plaatsgevonden met de betrokken regionale politiekorpsen en het Openbaar Ministerie, alsmede met de wegvervoersbranche-organisaties.

Ik ga er verder van uit dat er geen andere belanghebbenden zijn die door het nemen van dit besluit redelijkerwijs in hun belangen worden aangetast.

De betrokken wegvakken zijn in beheer bij het Rijk.

Gelet op artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit

Artikel 1

De besluiten UB 99/8675 d.d. 1 september 1999 en DNB/AIE/2001/1018. d.d 23 juli 2001 worden bij de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

Artikel 2

Door plaatsing van borden model F3 en F4 dan wel op termijn A3 en F9 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, in verschijnuitvoering dan wel met onderborden, met daarop de tijdstippen van 06.00 uur tot 10.00 uur én van 15.00 uur tot 19.00 uur of van 6.00 uur tot 19.00 uur van maandag tot en met vrijdag, wordt een verbod in gesteld voor vrachtauto's om motorvoertuigen in te halen, op de wegvakken vermeld in de bij dit besluit behorende overzichtslijst.

2. Zodra op de wegvakken een daartoe ingericht meetsysteem geïnstalleerd is zal de maatregel, in afwijking van de genoemde dagen en tijdstippen, alleen dan van kracht zijn wanneer de verkeerssituatie (intensiteit vrachtverkeer en aanwezigheid helling), dan wel de verkeersintensiteit daarom vraagt (benuttingsgraad ten minste 60%). De maatregel zal dan volgens de dynamische variant worden uitgevoerd door middel van elektronische signaleringsborden dan wel door middel van borden in verschijnuitvoering.

Artikel 3

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking met ingang van 1 februari 2002.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,namens deze,
de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat,
namens deze,
de directeur van de Directie Uitvoering,
P. Kieft.

1. Bezwaar

Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan door belanghebbenden tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dat is bekendgemaakt een bezwaarschrift worden ingediend.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Verkeer en Waterstaat en worden gezonden naar de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat.

Het adres van de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat is: postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

• naam en adres van de indiener;

• de dagtekening van het bezwaar;

• vermelding van het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen en de datum en het nummer van het besluit;

• de gronden van het bezwaar (motivering).

2. Voorlopige voorziening

Indien een bezwaarschrift is ingediend is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de president van de arrondissementsrechtbank binnen het rechtsgebied waarin de indiener zijn woonplaats heeft.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

• naam en adres van de indiener;

• de dagtekening van het bezwaar;

• vermelding van de datum en het nummer van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt;

• een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.

Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde president een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

3. Kosten voorlopige voorziening

Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. De griffier van de betrokken arrondissementsrechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

4. Taal

Indien het bezwaarschrift dan wel het verzoek om voorlopige voorziening in een vreemde taal is gesteld en een vertaling van een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

stcrt-2002-15-p18-SC32951-1.gifstcrt-2002-15-p18-SC32951-2.gifstcrt-2002-15-p18-SC32951-3.gif
Naar boven