Verordening gemeenschappelijk secretariaat vorderingen Landbouwschap 2000

Nr. JBA.864

De besturen van

- het Hoofdproductschap Akkerbouw, in zijn vergadering van 9 november 2000,

- het Productschap Tuinbouw, in zijn vergadering van 14 november 2000,

- het Productschap Pluimvee en Eieren, in zijn vergadering van 16 november 2000

- het Productschap Vee en Vlees, in zijn vergadering van 8 november 2000,

- het Productschap Zuivel, in zijn vergadering van 15 november 2000,

hebben, gelet op de artikelen 109 t/m 114 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en op de Verordening aanwijzing productschappen van de Sociaal-Economische Raad, de volgende verordening vastgesteld.

Begripsbepaling

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Wet op de bedrijfsorganisatie;

b. instellende productschappen:

het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Tuinbouw, het Productschap Pluimvee en Eieren,

het Productschap Vee en Vlees en

het Productschap Zuivel;

c. bestuur: bestuur van het Gemeenschappelijk secretariaat vorderingen Landbouwschap.

De voorziening

Artikel 2

1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd `Gemeenschappelijk secretariaat vorderingen Landbouwschap' hierna te noemen: gemeenschappelijk secretariaat.

2. Het gemeenschappelijk secretariaat heeft een bestuur, een voorzitter en een of meer secretarissen.

De taak

Artikel 3

Het gemeenschappelijk secretariaat verricht uit hoofde van de Verordening aanwijzing productschappen van de Sociaal-Economische Raad ten behoeve van de instellende productschappen alle uitvoerende werkzaamheden ter zake van de invordering van de aan het Landbouwschap ten tijde van zijn formele beëindiging nog verschuldigde geldschulden met inbegrip van de daarmee samenhangende rechtsvorderingen.

Het bestuur

Artikel 4

1. Het bestuur bestaat uit tien leden, te weten vijf leden afkomstig van ondernemersorganisaties uit de primaire sector en vijf leden afkomstig van werknemersorganisaties, te benoemen uit het midden van de respectieve besturen van:

a. het Hoofdproductschap Akkerbouw, één lid uit elke categorie,

b. het Productschap Tuinbouw, één lid uit elke categorie,

c. het Productschap Pluimvee en Eieren, één lid uit elke categorie,

d. het Productschap Vee en Vlees, één lid uit elke categorie,

e. het Productschap Zuivel, één lid uit elke categorie.

Voor elk lid wordt tevens een plaatsvervangend lid benoemd.

Alle leden zijn telkenmale herbenoembaar voor een volgende zittingsperiode.

2. Het bestuur vergadert indien de voorzitter zulks in verband met de uitvoering van de taak van het gemeenschappelijk secretariaat nodig acht, dan wel indien ten minste twee leden het verlangen daartoe aan de voorzitter hebben kenbaar gemaakt, doch ten minste twee keer per jaar.

3. Een secretaris heeft in de vergaderingen van het bestuur een raadgevende stem.

4. Jaarlijks brengt het bestuur vóór

1 juli verslag uit omtrent de werkzaamheden van het gemeenschappelijk secretariaat in het voorafgaande kalenderjaar. Dit verslag wordt toegezonden aan de besturen van de instellende productschappen alsmede aan de Sociaal-Economische Raad.

5. Het bepaalde in de artikelen 20, 22, 24, 25 en 89, tweede lid, van de wet is op het bestuur van overeenkomstige toepassing.

6. De zittingsperiode van het bestuur bestrijkt een periode van twee jaar. De leden van het bestuur worden voor de eerste maal benoemd voor een periode eindigende op 31 december 2001.

Voorzitter

Artikel 5

1. Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter. Is het bestuur voor de eerste maal in vergadering bijeen, dan treedt zolang de voorzitter niet is benoemd, het oudste bestuurslid in leeftijd als voorzitter op.

2. De voorzitter vertegenwoordigt het gemeenschappelijk secretariaat in en buiten rechte.

Vergoedingen

Artikel 6

Op de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur is de Verordening vacatiegeld en reis- en verblijfkosten Akk 1983 van het Hoofdproductschap Akkerbouw van overeenkomstige toepassing.

Inrichting

Artikel 7

1. Het secretariaat van het gemeenschappelijk secretariaat is gevestigd bij het secretariaat van het Hoofdproductschap Akkerbouw.

2. Het gemeenschappelijk secretariaat heeft geen personeel in dienst. Het benodigd personeel wordt voor rekening van het gemeenschappelijk secretariaat ter beschikking gesteld door het Hoofdproductschap Akkerbouw.

Werkwijze

Artikel 8

Het secretariaat verricht alle rechtshandelingen die noodzakelijk zijn om de verschuldigde geldsommen bedoeld in artikel 3 te kunnen innen.

Geldmiddelen

Artikel 9

1. Het bestuur beheert de inkomsten en uitgaven van het gemeenschappelijk secretariaat.

2. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting vast van inkomsten en uitgaven ten aanzien van huishoudelijke kosten van het gemeenschappelijk secretariaat. De vastgestelde begroting wordt jaarlijks vóór 15 november ter goedkeuring aangeboden aan de Sociaal-Economische Raad en wordt tegelijkertijd ter kennisneming aangeboden aan de besturen van de instellende productschappen.

3. Het bestuur stelt na afloop van ieder kalenderjaar binnen zes maanden een rekening vast van de inkomsten en uitgaven ten aanzien van huishoudelijke kosten van het gemeenschappelijk secretariaat. De rekening wordt ter instemming naar de Sociaal-Economische Raad gezonden en wordt tegelijkertijd ter kennisneming aan de besturen van de instellende productschappen gezonden.

4. De geïnde bedragen als gevolg van de invordering van geldschulden, bedoeld in artikel 3, worden op kwartaalbasis overgedragen aan de Sociaal-Economische Raad.

5. De kosten van de invorderingen van de geldschulden, bedoeld in artikel 3, worden op kwartaalbasis gedeclareerd bij de Sociaal-Economische Raad.

Opheffing

Artikel 10

Het gemeenschappelijk secretariaat kan door de instellende productschappen worden opgeheven wanneer naar het oordeel van het bestuur redelijkerwijs geen substantiële geldsommen meer kunnen worden geïnd.

Slotbepalingen

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Verordening aanwijzing productschappen van de Sociaal-Economische Raad in werking treedt. Indien de Nederlandse Staatscourant waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip, treedt zij in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Nederlandse Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met het in de eerste volzin bedoelde tijdstip.

Deze verordening wordt eveneens geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeenschappelijk secretariaat vorderingen Landbouwschap 2000.

Hoofdproductschap Akkerbouw,
voor het bestuur,
J.H.M. Kienhuis, voorzitter.
R.J.M. ten Berge, secretaris.
Productschap Tuinbouw,
voor het bestuur,
J. van der Veen, voorzitter.
M. van 't Riet, secretaris.
Productschap Pluimvee en Eieren,
voor het bestuur,
R.J. Tazelaar, voorzitter.
S.B.M. Jongerius, secretaris.
Productschap Vee en Vlees,
voor het bestuur,
R.J. Tazelaar, voorzitter.
S.B.M. Jongerius, secretaris.
Productschap Zuivel,
voor het bestuur ,
G. van den Berg, voorzitter.
F. Beekman, secretaris.

Toelichting

Algemeen

Met het in werking treden van het Besluit opheffing Landbouwschap (hierna `het Besluit') heeft de Kroon het Landbouwschap formeel opgeheven. In het Besluit is de Sociaal-Economische Raad (SER) als vereffenaar aangewezen. Eén van de taken waarmee de SER in die hoedanigheid is belast, is de invordering van nog niet betaalde heffingsbedragen voor een totaalbedrag van bijna f 10 miljoen welke het Landbouwschap tot en met 1997 bij ruim 4000 bedrijfsgenoten heeft opgelegd.

Aangezien de SER zelf niet de bevoegdheid bezit dergelijke heffingen te innen, waar de (voorzitters van de) productschappen deze bevoegdheid op grond van de artikelen 126 en 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie wel bezitten, heeft de Kroon de SER opgedragen de medewerking van de productschappen ter zake te vorderen. Daarbij is mede in aanmerking genomen het gegeven dat bepaalde productschappen reeds taken op het gebied van heffingen voor de onderscheiden sectoren van het Landbouw-schap hebben overgenomen.

De SER heeft met zijn Verordening aanwijzing productschappen van 15 september 2000, mede op basis van artikel 96 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, het Hoofdproductschap Akkerbouw, het Productschap Tuinbouw, het Productschap Pluimvee en Eieren, het Productschap Vee en Vlees alsmede het Product-schap Zuivel daarvoor aangewezen.

Ter verdere uitwerking daarvan is gekozen voor het instellen van een rechtspersoonlijkheid bezittend gemeenschappelijk lichaam in de zin van artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie door de besturen van de aangewezen productschappen. De voorzitter van dit gemeenschappelijk lichaam, het Gemeenschappelijk secretariaat vorderingen Landbouw-schap, dient door de voorzitters van de instellende productschappen te worden gemandateerd de achterstallige heffingsbedragen te (laten) innen.

De formele instelling geschiedt door vaststelling van onderhavige verordening door de besturen van de respectieve productschappen. Als zodanig zal deze gezamenlijk vastgestelde instellingsverordening ingevolge artikel 4 van de algemene maatregel van bestuur van 5 december 1950 (Stb. K 550) worden bekendgemaakt in de Staatscourant, naast de gebruikelijke publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

De datum van inwerkingtreding is gekoppeld aan de datum van de formele opheffing van het Landbouw-schap.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Enige begrippen uit de tekst worden gedefinieerd.

Artikel 2

Het tot de voorziening behorende rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, bedoeld in artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, wordt ingesteld. Tevens wordt bepaald dat het lichaam beschikt over een bestuur, voorzitter en één of meer secretarissen.

Artikel 3

De taak van het lichaam zoals deze thans door de Sociaal-Economische Raad wordt gevorderd ingevolge het Besluit opheffing Landbouwschap bij de Verordening aanwijzing productschappen, wordt bepaald.

Artikel 4

Het bestuur van het lichaam wordt samengesteld uit het midden van de besturen van de instellende productschappen, waarbij rekening wordt gehouden met de vertegenwoordiging vanuit de diverse primaire sectoren, te weten de eerste schakel van de productkolommen.

De verordening voorziet in een paritaire samenstelling van werkgevers en werknemers. Omdat de zittingsperiode van de instellende productschappen onderling verschillen, is voor het lichaam een eigen tweejaarlijkse zittingsperiode vastgesteld.

Om reden van de vaststelling van de begroting onderscheidenlijk van de jaarrekening dient het bestuur tenminste twee keer per jaar in vergadering bijeen te komen.

Artikel 114 van de Wet op de bedrijfsorganisatie verklaart reeds enige bepalingen ten aanzien van onder meer productschappen van overeenkomstige toepassing op dit soort lichamen. De van overeenkomstige toepassingverklaring van de in het vijfde lid genoemde artikelen van genoemde wet zijn hieraan toegevoegd.

Artikel 5

De voorzitter van het lichaam komt uit het midden van het bestuur.

Artikelen 6 en 7

Het secretariaat wordt gehuisvest bij het Hoofdproductschap Akkerbouw. Dit bedrijfslichaam stelt ook personele inzet ter beschikking op kosten van het lichaam, met name de secretaris. Het lichaam zal geen eigen personeel in dienst nemen. Personen die uit hoofde van een dienstverband met het Landbouwschap taken hebben verricht, waarvoor thans het lichaam wordt ingesteld, zullen een specifieke dienstbetrekking door het hoofdproductschap aangeboden krijgen.

De basis en de berekening van de hoogte van de vergoedingen ten behoeve van bestuursleden van het lichaam is geënt op de daartoe bestaande verordening van het hoofdproductschap.

Artikel 8

Het lichaam heeft de bevoegdheid alle - thans nog veelal civielrechtelijke - middelen aan te wenden om de verschuldigde gelden daadwerkelijk te innen. De voorzitters van de instellende productschappen dienen uit hoofde van hun bevoegdheid op grond van artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, de voorzitter van het lichaam te mandateren om zo nodig een dwangbevel uit te vaardigen waarmee de deurwaarder betaling kan afdwingen.

Artikel 9

Met betrekking tot de huishoudelijke inkomsten en uitgaven van het lichaam, zoals personeelskosten, vergaderkosten, huisvestingskosten, interest, dient een begroting respectievelijk jaarrekening te worden vastgesteld door het bestuur van het lichaam. Gelet op de specifieke - tijdelijke - taak en het karakter van het lichaam lijkt een eigenstandige verantwoording aan de instellende productschappen naast de formele verantwoording aan de Sociaal-Economische Raad omslachtig. Om die reden is er ook geen dagelijks bestuur voorzien.

Uitvoeringskosten en geïnde bedragen worden ingevolge het Besluit opheffing Landbouwschap verrekend met de Sociaal-Economische Raad.

Artikel 10

Het lichaam zal worden opgeheven wanneer de totale geldschuld is betaald, dan wel wanneer de geldschuld nagenoeg is betaald en de kans op finale betaling niet aanwezig is anders dan gepaard gaande met onevenredig grote uitvoeringskosten. Evident is dat de gezamenlijke instellende productschappen bepalen of het lichaam al dan niet wordt opgeheven. De aan de instellende productschappen gevorderde taak kan overigens eerst beëindigd worden in overleg met de Sociaal-Economische Raad en de betrokken ministers.

Artikel 11

Beoogd wordt de instellingsdatum van het lichaam gelijk te doen zijn aan de formele opheffing van het Landbouwschap, te weten 1 januari 2001.

Hoofdproductschap Akkerbouw,

voor het bestuur,

J.H.M. Kienhuis, voorzitter.

R.J.M. ten Berge, secretaris.

Productschap Tuinbouw,

voor het bestuur,

J. van der Veen, voorzitter.

M. van 't Riet, secretaris.

Productschap Pluimvee en Eieren,

voor het bestuur,

R.J. Tazelaar, voorzitter.

S.B.M. Jongerius, secretaris.

Productschap Vee en Vlees,

voor het bestuur,

R.J. Tazelaar, voorzitter.

S.B.M. Jongerius, secretaris.

Productschap Zuivel,

voor het bestuur,

G. van den Berg, voorzitter.

F. Beekman, secretaris.

De verordening is goedgekeurd door de Bestuurskamer van de SER op 22 februari 2001 en door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, op 6 april 2001.

Naar boven