Algemene machtigingsregeling IND 2001

30 maart 2001

5082961/01/IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

De Minister van Justitie,

Gelet op het Organisatiebesluit Justitie (laatstelijk gewijzigd 9 januari 1997);

Gelet op het Organisatierapport Immigratie- en Naturalisatiedienst (november 1997);

Gelet op de Regeling van de plaats van de Immigratie- en Naturalisatiedienst binnen het Ministerie van Justitie (19 november 1993);

Gelet op het Instellingsbesluit Agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst (29 april 1996);

Gelet op de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 1997, kenmerk DDS, 625191 (25 april 1997, in werking met ingang van 28 april 1997);

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 1984, 628), de Vreemdelingenwet 2000 (Stb. 2000, 495), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2000, 497) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Stcrt. 2001, 10);

Besluit:

Artikel 1 (definities)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Immigratie- en Naturalisatiedienst: de Immigratie- en Naturalisatiedienst bedoeld in artikel 1 van het Instellingsbesluit Agentschap Immigratie- en Naturalisatiedienst binnen het Ministerie van Justitie;

b. hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst: de hoofddirecteur van het agentschap IND, aangesteld als hoofd van het dienstonderdeel Immigratie- en Naturalisatie van het Ministerie van Justitie;

c. Minister: de Minister van Justitie of, indien de aangelegenheid behoort tot de taak van de Staatssecretaris, de Staatssecretaris van Justitie.

Artikel 2 (mandaat; volmacht; machtiging)

1. De Minister verleent mandaat aan het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst om namens hem alle beslissingen te nemen, alle stukken af te doen, alle uitgaande brieven te tekenen ten aanzien van alle aangelegenheden voortvloeiend uit de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

2. De Minister verleent volmacht aan het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, voorzover deze handelingen verband houden met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

3. De Minister machtigt het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst om alle overige handelingen te verrichten, die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, en hem in rechte te vertegenwoordigen en rechtsmiddelen in te stellen, voorzover deze handelingen verband houden met de uitvoering van het bepaalde bij en krachtens de Vreemdelingenwet 2000 of de Rijkswet op het Nederlanderschap, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

4. De Minister machtigt het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst om

a. de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee inlichtingen te vragen over de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000, het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000;

b. aan de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee aanwijzingen te geven over de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000, het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000 en aan de ambtenaren bedoeld in artikel 47, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 individuele aanwijzingen te geven.

Artikel 3 (beleidsregels)

De Minister verleent mandaat aan het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst tot het vaststellen en bekendmaken van beleidsregels in de Vreemdelingencirculaire 2000 en in uitvoeringsinstructies voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Van deze bevoegdheid verleent het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst geen ondermandaat dan aan een lid van zijn Hoofddirectie.

Artikel 4 (geen mandaat, machtiging, volmacht of ondermandaat)

1. De Minister verleent geen mandaat aan het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst in gevallen waarin ingevolge de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 1997 mandaat niet verder mag worden verleend dan aan de secretaris-generaal of de directeur-generaal.

2. De Minister verleent geen mandaat tot het nemen van een besluit in een individueel geval dat contrair is aan het door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken met het oog op dat besluit uitgebrachte advies.

Artikel 5 (ondermandaat)

Het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is bevoegd met inachtneming van het bepaalde in dit besluit ondermandaat te verlenen van de onder artikel 2 genoemde bevoegdheden aan de functionarissen werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Artikel 6 (inwerkingtreding)

Deze regeling wordt gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking op 1 april 2001.

Artikel 7 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als `Algemene machtigingsregeling IND 2001'.

`s-Gravenhage, 30 maart 2001.
De Minister van Justitie,A.H. Korthals.

Toelichting

1. Algemeen

De Algemene machtigingsregeling IND 2001 is een aanpassing van de bestaande regeling aan de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV 2000). Onder andere met het oog op de afdoening van zaken die - procedureel - nog onder de werking van de Vreemdelingenwet 1965 (Stb, 1965, 40) vallen, blijft de Algemene machtigingsregeling IND van 15 december 1997 (Stcrt. 1997, 247) van kracht.

Artikel 3 en artikel 4, tweede lid bevatten wijzigingen ten opzichte van de Algemene machtigingsregeling IND van 15 december 1997. Enkel artikel 2, vierde lid van de Algemene machtigingsregeling IND 2001 is nieuw.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2, vierde lid

In artikel 48 Vw 2000 is ter uitwerking van het regeerakkoord (Kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 9, p. 89) een bepaling opgenomen inzake de bevoegdheid van de Minister van Justitie om aan de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee aanwijzingen te geven over de uitvoering van de Vw 2000. Voorts kan de Minister van Justitie aan de ambtenaren bedoeld in artikel 47, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 individuele aanwijzingen geven. Verder geldt voor genoemde diensten de verplichting om aan de Minister van Justitie alle door hem gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 10:6 Awb bepaalt dat de mandaatgever per geval of in het algemeen instructies kan geven aan de gemandateerde ter zake van de uitoefening van de aan deze toegekende of gemandateerde bevoegdheden. In de Vreemdelingenwet 2000 en in het Vreemdelingenbesluit 2000 is op enkele plaatsen voorzien in de mogelijkheid van mandaatverlening aan de korpschef terzake van met name genoemde bevoegdheden. De daadwerkelijke verlening van het desbetreffende mandaat is in het VV 2000 neergelegd. Het VV 2000 is in dit opzicht te beschouwen als een specifieke mandaatregeling ten behoeve van de korpschef en de ambtenaren belast met de grensbewaking en het toezicht op vreemdelingen.

Dit betekent dat de mandaatgever (in dit geval de Minister) per geval of in het algemeen instructies kan geven aan de gemandateerde (in dit geval de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee) ter zake van de uitoefening van de aan dezen in de Vw 2000, het Vb 2000 of het VV 2000 toegekende of gemandateerde bevoegdheden. Tevens kan op grond van dit artikel de Minister aan de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee inlichtingen vragen over de uitoefening van de bevoegdheden.

In artikel 2, vierde lid van de Algemene machtigingsregeling IND 2001 mandateert de Minister zijn bevoegdheden ex artikel 48, eerste en tweede lid, Vw 2000 en ex artikel 10:6 Awb aan het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Artikel 3

Artikel 3 is ten opzichte van de Algemene machtigingsregeling IND van 15 december 1997 (Stcrt. 1997, 247) in die zin aangepast dat het Hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst niet alleen zijn plaatsvervanger, maar de gehele Hoofddirectie ondermandaat kan verlenen van zijn bevoegdheid tot het vaststellen en bekendmaken van beleidsregels in de Vc 2000 en in uitvoeringsinstructies voor de uitvoering van de Vw 2000 en de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Artikel 4, tweede lid

Gelet op het geringe aantal individuele zaken waarin de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken nog advies zal uitbrengen, bestaat er niet direct een noodzaak uitzonderingen te maken op de beperking van de ondermandaatverlening van het contrair gaan aan adviezen van deze commissie. De Minister verleent derhalve geen mandaat tot het nemen van een besluit in een individueel geval dat contrair is aan het door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken met het oog op dat besluit uitgebrachte advies, ook niet wanneer de afwijking van het advies is gebaseerd op gewijzigde feiten en omstandigheden.

Naar boven