Vergoedingenregeling leden Adviesraad internationale vraagstukken

23 februari 2001

DJZ/BR/1952-00

De Minister van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges, de artikelen 3 en 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges en mede gelet op de Wet op de Adviesraad internationale vraagstukken,

Besluit:

Artikel 1

De voorzitter van de Adviesraad internationale vraagstukken en de voorzitters van de permanente commissies ontvangen een vaste vergoeding overeenkomstig schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 met inachtneming van een deeltijdfactor van 0,2.

Artikel 2

De ondervoorzitters van de permanente commissies ontvangen een vaste vergoeding overeenkomstig schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 met inachtneming van een deeltijdfactor van 0,1.

Artikel 3

De voorzitters van de werkgroepen uit de permanente commissies ontvangen een vergoeding van f 420 per vergadering.

Artikel 4

De leden van de permanente commissies ontvangen een vergoeding van f 300 per vergadering.

Artikel 5

De leden van de Adviesraad internationale vraagstukken die niet op grond van de artikelen 1 of 2 voor een vergoeding in aanmerking komen, ontvangen een vaste vergoeding overeenkomstig schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 met inachtneming van een deeltijdfactor van 0,09.

Artikel 6

In afwijking van de artikelen 1 tot en met 4, bedraagt de hoogte van de vergoedingen, bedoeld in deze artikelen, voor het jaar 1998 f 45.000, f 20.000, f 400 onderscheidenlijk f 200. De vergoedingen voor de jaren 1999 en 2000 worden vastgesteld door de vergoedingen van het daaraan voorafgaande jaar te verhogen met het door de Minister van Financiën vastgestelde inflatie-indexcijfer van het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De artikelen 1 tot en met 5 werken terug tot en met 1 januari 2001. Artikel 6 werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling leden Adviesraad internationale vraagstukken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,J.J. van Aartsen.

Toelichting

De Adviesraad internationale vraagstukken, ingesteld bij de Wet op de Adviesraad internationale vraagstukken1, is een adviescollege in de zin van artikel 4 van de Kaderwet adviescolleges. Taak van de Adviesraad internationale vraagstukken (hierna: de raad) is de regering en het parlement te adviseren over internationale vraagstukken, in het bijzonder met betrekking tot de rechten van de mens, vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking en Europese integratie. De raad heeft voor elk van deze vier onderwerpen een permanente commissie ingesteld.

Ingevolge het krachtens artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges vastgestelde Vergoedingenbesluit adviescolleges dienen de vergoedingen voor de leden van een adviescollege bij ministeriële regeling te worden vastgesteld. Deze regeling voorziet daarin.

Op grond van artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges jo artikel 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges is voor de voorzitter van de raad en voor de voorzitters en ondervoorzitters van de permanente commissies een vaste vergoeding vastgesteld. Deze vergoedingen zijn gebaseerd op het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (inclusief vakantie-uitkering) en de daarop toegepaste deeltijdfactoren 0,2 onderscheidenlijk 0,1.

Gelet op artikel 14 van de Kaderwet adviescolleges jo artikel 3 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges, wordt in de artikelen 3 en 4 van deze ministeriële regeling de vergoeding per vergadering van de voorzitters en de leden van de werkgroepen vastgesteld. Hierbij zij opgemerkt dat de vergoeding van f 420 op grond van artikel 3 niet geldt voor diegenen die als voorzitter of ondervoorzitter van een van de permanente commissies reeds op grond van de artikelen 1 of 2 van deze regeling een vaste vergoeding ontvangen.

De vergoeding van de leden van de raad, niet zijnde de voorzitter van de raad en de voorzitters en ondervoorzitters van de permanente commissies, is geregeld in artikel 5. Deze vaste vergoeding is gebaseerd op het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (inclusief vakantie-uitkering) en de daarop toegepaste deeltijdfactor 0,09.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J.J. van Aartsen.

1 Stb. 1998, 209.

Naar boven