Intentieverklaring Agrarische Sectoren

Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. J.F. Hoogervorst,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de heer mr. L.J. Brinkhorst,

hierna te noemen: de overheid

enerzijds,

en

1. Verenigingen voor ondernemingen

LTO-Nederland

CUMELA Nederland

VHG

NVBE

AVIH

2. Verenigingen voor werknemers

FNV Bondgenoten

CNV Bedrijvenbond

hierna te noemen: de sociale partners

anderzijds,

Verder te noemen: partijen;

Overwegende dat,

• goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

• de agrarische sector recent de uitvoering van een arboconvenant inzake arbeidsomstandigheden (Samenwerkingsovereenkomst inzake de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de agrarische sectoren van 7 juli 1994 tussen sociale partners en de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en met een looptijd van 5 jaar) heeft afgerond;

• de uit de genoemde samenwerkingsovereenkomst ontwikkelde kennis en instrumenten als vertrekpunt zullen dienen bij de opzet van een arboconvenant nieuwe stijl, waardoor een zwaarder accent op implementatie van ontwikkelde kennis en instrumenten komt te liggen;

• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

• nochtans een verhoudingsgewijs groot aantal werkenden in de agrarische sectoren is blootgesteld aan lichamelijk belastend werk en aan psychische belasting, waardoor teveel mensen met (fysieke) klachten uit het arbeidsproces vallen;

• nochtans een verhoudingsgewijs groot aantal werkenden in de agrarische sectoren blootstaan aan de risico's van gewasbeschermingsmiddelen;

• verdere verbetering van arbeidsomstandigheden en versnelde reïntegratie gedurende het eerste ziektejaar van zieke werknemers via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen;

• partijen meetbare resultaten willen bereiken in de terugdringing van arbeidsongeschiktheid wegens fysieke klachten en de hiermee samenhangende kosten, enerzijds door vermindering van de blootstelling aan fysieke en psychische overbelasting en anderzijds door verhoging van belastbaarheid;

• partijen meetbare resultaten willen bereiken in een aantal sectoren met betrekking tot de terugdringing van de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen;

• het kabinet in het regeerakkoord, voor de kabinetsperiode van 1998 tot 2002, stelt dat door verbeterde preventie van arbeidsgebonden aandoeningen en versnelde reïntegratie gedurende het eerste ziektejaar in het arbeidsproces van zieke of tijdelijk arbeidsongeschikt geraakte werknemers, belangrijke structurele besparingen in de sociale verzekeringen en gezondheidszorg zijn te realiseren;

• het kabinet in het regeerakkoord extra financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor het afsluiten van convenanten in branches waar de arbeidsrisico's het grootst zijn;

• de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)';

• het kabinet en de leden van de Stichting van de Arbeid, op 3 december 1998, een gemeenschappelijke verklaring hebben ondertekend, waarin zij de aanpak van `Arboconvenanten nieuwe stijl' ondersteunen en als belangrijk instrument zien voor de preventie van ernstige arbeidsrisico's;

• een intentieverklaring niet in rechte afdwingbaar is;

• onderhavige intentieverklaring ter vaststelling dient van:

a) de wijze waarop het convenant tot stand komt;

b) de voorwaarden waaraan het convenant tenminste moet voldoen;

Komen partijen het volgende overeen:

Algemeen

Artikel 1

1. Partijen stellen zich ten doel om zo spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 4 maanden doch uiterlijk binnen 6 maanden na ondertekening van onderhavige intentieverklaring, te komen tot de ondertekening van een convenant met betrekking tot het terugdringen van de fysieke klachten, zowel veroorzaakt door fysieke als door psychische belasting en versnelde reïntegratie van zieke werknemers gedurende het eerste ziektejaar in de Agrarische sectoren. Daarnaast zal in elke agrarische sector afzonderlijk worden bezien of, en zo ja op welke wijze, bereikt kan worden dat op een verantwoorde wijze wordt omgegaan met gewasbeschermingsmiddelen.

2. Partijen stellen hiertoe een branche-begeleidingscommissie (BBC) in ten behoeve van de totstandkoming van een voor alle partijen aanvaardbaar en werkbaar convenant, en de aansturing en begeleiding tijdens de uitvoering van het convenant.

3. De BBC legt de overeengekomen afspraken en maatregelen neer in een conceptconvenant en legt deze voor aan de onderscheiden achterbannen. Na instemming wordt het conceptconvenant definitief, en door partijen ondertekend.

Branche-begeleidingscommissie

Artikel 2

1. De BBC bestaat uit 9 leden, waarvan 3 werkgeversvertegenwoordigers, 3 werknemersvertegenwoordigers, en 3 vertegenwoordigers van de overheid.

2. Tot de taken en bevoegdheden van de BBC behoren:

a) advisering over inhoud en opzet van onderzoek naar de stand der techniek en de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen, zoals nader is omschreven in artikel 3;

b) het doen van voorstellen voor haalbare afspraken omtrent de toepassing van normen en/of maatregelen op basis van de uitkomst van het onderzoek naar de stand der techniek en de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen;

c) het bepalen van de kwantitatieve taakstelling(en) en de termijn van het convenant, zoals nader is omschreven in artikel 4;

d) het opstellen van een plan van aanpak1 voor de uitvoering van het convenant, met inachtneming van de discussienota `Naar minder rugklachten en lichamelijk zwaar werk' van Stigas (zie bijlage 1), en waarin ten minste de volgende doelactiviteiten zowel op brancheniveau, op sectorniveau als op bedrijfsniveau zijn uitgewerkt:

i) het ontwikkelen en aanbieden van een het ontwikkelen en aanbieden van een begeleidingstraject en een `arboverklaring' voor bedrijven, die bereid en in staat zijn een verbetertraject gericht op vermindering van (fysieke) klachten door fysieke en psychische belasting te doorlopen;

ii) het ontwikkelen en aanbieden van trainingen en voorlichting gericht op verhoging van belastbaarheid van werkenden;

iii) mede in samenhang met het voorgaande het ontwikkelen van een handboek voor implementatie van verbeteringen op bedrijfsniveau;

iv) een verdieping van de branche- en sectorspecifieke risico-inventarisatie en -evaluatie en het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek op het gebied van de fysieke en psychische belasting en, in die sectoren waar van toepassing, op het gebied van de gewasbeschermingsmiddelen, alsmede het aanpakken van de knelpunten die zich in de uitvoering voordoen;

v) het campagnegewijs organiseren van voorlichting;

vi) het in samenspraak met de verschillende sectoren opstellen van een top-10 van belangrijkste knelpunten en oplossingen en het, daar waar nuttig, ontwikkelen van normen hieromtrent;

vii) het verbeteren en verankeren van een structurele arbovoorziening in de branche;

viii) het periodiek monitoren (tussen- en eindmeting) van de implementatie van het convenant;

ix) de implementatie van maatregelen op ondernemingsniveau te waarborgen door het versterken van de medezeggenschap en het opleiden van deskundige werknemers;

en kan in aanvulling op het voorgaande ook nog worden overwogen:

x) het uitzetten van pilotprojecten om nieuwe arbeidsmiddelen, -maatregelen en -methoden op ondernemingsniveau te testen;

e) het bepalen van de middelen die van de bijdragende partijen worden gevraagd voor de uitvoering van de doelactiviteiten;

f) het doen van voorstellen voor een procedure voor het oplossen van conflicten in verband met de uitvoering van het convenant, voor het geval één of meer partijen de afspraken in het convenant niet nakomen;

g) het doen van voorstellen voor het waarborgen van de naleving van de afspraken in het convenant op ondernemingsniveau met betrekking tot de geselecteerde arbeidsrisico's tijdens en na de convenantsperiode.

3. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van externe deskundigen of een extern projectbureau noodzakelijk is.

Onderzoek: Stand der techniek & Nulmeting risicopopulatie en maatregelen

Artikel 3

1. Onderzoek zal, voorzover de BBC meent dat de bestaande informatie nog onvoldoende inzicht geeft, worden verricht naar de stand der techniek voor de beheersing van de fysieke en psychische belasting in de agrarische sectoren, de invoering van bronmaatregelen, de wijze waarop medezeggenschap in de agrarische sectoren kan worden ingezet bij de uitvoering van het convenant, en de bevordering van versnelde reïntegratie van zieke werknemers.

2. Met de stand der techniek wordt bedoeld: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen, daarbij gelet op wat gezondheidskundig wenselijk, bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is.

3. Uitgangspunten bij het vaststellen van de stand der techniek kunnen onder andere zijn:

• de arbo-brancheprofielen, zoals deze in opdracht van sociale partners door Relan Arbo ontwikkeld zijn of worden voor respectievelijk de sectoren: mechanisch loonwerk, hoveniers/groenvoorziening/bosbouw, glastuinbouw, veehouderij, akkerbouw/vollegrondsgroententeelt, champignonteelt, fruitteelt/-boomteelt en bollenteelt;

• de cijfers over de mate van implementatie van de risico-inventarisatie en -evaluatie en het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de afzonderlijke sectoren van Stigas / Relan Arbo.

• de verzuim- en arbostatistieken van Stigas / Relan Arbo.

4. Daarnaast kan het nodig zijn om aanvullend onderzoek naar de stand der techniek te doen of de reeds beschikbare gegevens te actualiseren.

5. Een nulmeting wordt verricht van de risicopopulatie die in de agrarische sectoren is blootgesteld aan fysieke en psychische belasting.

6. Een nulmeting wordt verricht van de maatregelen die momenteel in de agrarische sectoren in de praktijk worden toegepast voor de beheersing van fysieke en psychische belasting, de invoering van bronmaatregelen, en (indien mogelijk) de bevordering van versnelde reïntegratie van zieke werknemers gedurende het eerste ziektejaar.

Kwantitatieve taakstelling

Artikel 4

1. De kwalitatieve doelstellingen, zoals vermeld in artikel 1, worden weergegeven in kwantitatieve en meetbare taakstellingen. Deze taakstellingen worden gebonden aan een termijn waarbinnen de taakstellingen moeten worden behaald.

2. Deze taakstellingen worden geformuleerd op basis van het onderzoek naar de stand der techniek, de nulmeting van de risicopopulatie en maatregelen, zoals nader is omschreven in de artikel 3.

3. Deze taakstellingen zijn gericht op:

• reductie van aantal blootgestelden aan fysieke en psychische belasting,

• reductie van aantal blootgestelden aan gewasbeschermingsmiddelen voor die sector(en) waar dit mogelijk en gewenst wordt geacht,

• de mate van toepassing van preventie- c.q. bronmaatregelen,

• een normering van de blootstelling aan fysieke en psychische belasting, waar dit nuttig is.

• het aantal werknemers dat versneld reïntegreert gedurende het eerste ziektejaar.

4. Deze taakstellingen worden zowel op brancheniveau (agrarisch breed), op sectorniveau als op bedrijfsniveau vastgesteld (zie bijlage 2).

Subsidie

Artikel 5

1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten die betrekking hebben op de totstandkoming van het convenant binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) tot een maximum van 100 procent:

a) secretariële, organisatorische, deskundige of logistieke ondersteuning;

b) het doen van onderzoek, in het bijzonder naar de (toepassing) van de stand der techniek en de nulmeting van risicogroepen en maatregelen, op basis van artikel 3;

c) het ontwikkelen van doelactiviteiten;

d) het opstellen van een plan van aanpak.

2. Nadat een convenant is totstandgekomen kan subsidie worden verstrekt voor de volgende activiteiten die betrekking hebben op de implementatie en evaluatie van een convenant binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) tot een maximum van 50 procent:

a) secretariële, organisatorische, deskundige of logistieke ondersteuning;

b) de implementatie en uitvoering van doelactiviteiten, op basis van artikel 2, lid 2, onderdeel d;

c) de opzet en uitvoering van het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de effectiviteit van de in een convenant gemaakte afspraken.

Wijziging en voortijdige beëindiging

Artikel 6

1. Indien:

a) de verplichtingen uit de intentieverklaring niet worden nagekomen;

b) er zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat de intentieverklaring redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

c) door anderen dan bij de intentieverklaring betrokken partijen aangegeven wordt dat de wens bestaat toe te willen treden;

zullen de partijen in overleg treden over (de noodzaak van) nakoming en wijziging van deze intentieverklaring.

2. Partijen treden binnen 4 weken in overleg nadat een partij, op basis van lid 1, onderdelen a t/m c, aan de andere partijen schriftelijk de wens daartoe heeft medegedeeld. Indien het overleg niet binnen 4 weken tot overeenstemming leidt mag elke partij de intentieverklaring schriftelijk opzeggen.

3. De overheid kan zich met het sluiten van onderhavige intentieverklaring niet aan haar bijzondere verantwoordelijkheid voor de bescherming van algemene of bijzondere beschermingswaardige belangen onttrekken, waaronder met name begrepen de belangen op het terrein van arbeidsomstandigheden. De overheid behoudt zich dan ook het recht voor - indien daartoe naar haar mening de noodzaak bestaat - eenzijdige afwijkende maatregelen te treffen. Noodgedwongen algemene maatregelen zullen desalniettemin eerst worden besproken met de BBC.

Looptijd

Artikel 7

Deze intentieverklaring treedt inwerking op de dag van ondertekening en eindigt met de ondertekening van het in artikel 1, lid 1, genoemde convenant, tenzij een partij de intentieverklaring overeenkomstig artikel 6, lid 2, beëindigt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J. F. Hoogervorst.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.
Verenigingen voor ondernemingen,
LTO-Nederland, G.J. Doornbos.
CUMELA Nederland, J. Maris.
VHG, J. Boogaart.
NVBE, ing. G.R. van Woudenberg.
AVIH, ing. C. Boon.
Verenigingen voor werknemers,
FNV Bondgenoten, J.P.W. van der Horst.
CNV Bedrijvenbond, A. Bruggeman.

1 Een plan van aanpak betreft een omschrijving in een convenant van de aard en de omvang van het totaal aan voorgenomen activiteiten en een raming van de hiermee samenhangende kosten per activiteit gericht op de verwezenlijking van de doelstelling van het convenant.

Bijlage 1

Discussienota

Naar minder rugklachten en lichamelijk zwaar werk

Aanzet tot een nieuw bedrijfstakconvenant in de agrarische sectoren

Stichting Gezondheidszorg Agrarische Sectoren

september 1999

1. Inleiding

Na een periode van daling van het ziekteverzuim enkele jaren geleden is weer van een stijgende tendens sprake. Dit verschijnsel zien we ook in de agrarische sector.

Uit een verzuimanalyse blijkt dat in de periode 1996-1998 het verzuimpercentage is gestegen met 23 %. Uit de gegevens blijkt bovendien dat het ziekteverzuim in de agrarische sector voor ruim 50% bepaald wordt door klachten van het bewegingsapparaat en dat de stijging voor een belangrijk deel ook hiermee samenhangt.

Voor zelfstandigen ontbreekt een goed overzicht van de arbeidsongeschiktheid en de oorzaken. Deze gegevens zijn verspreid over de verschillende particuliere verzekeraars. Wel kan op grond van gegevens van de WAZ over zelfstandigen, die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn, geconcludeerd worden dat ook voor deze categorie werkenden klachten van het bewegingsapparaat voor ongeveer eenzelfde percentage de oorzaak zijn van uitval. In bijlage 1 zijn enkele grafieken opgenomen.

Uit een vergelijking met andere sectoren van het bedrijfsleven blijkt de uitval in de agrarische sector door klachten van het bewegingsapparaat bijna tweemaal zo hoog te zijn dan gemiddeld (50% versus 25%). Hieruit blijkt een duidelijke relatie met het werk. De financiële consequenties hiervan zijn enorm. Alleen al aan uitkeringen op grond van de ziektewetverzekeringen, de WAO en de WAZ is al gauw een bedrag van 0,5 mld gemoeid. Met inbegrip van de kosten van vervanging, inkomensverlies, medische kosten e.d. zijn de financiële consequenties wel eens op f 1 mld per jaar becijferd. Een reductie van slechts enkele procenten zou voor de sector tientallen miljoenen guldens opleveren.

Het hoge risico op lichamelijke overbelasting is voor de overheid aanleiding geweest om met de sector van een bedrijfstakconvenant nieuwe stijl te willen gaan afsluiten.

In deze notitie worden voorstellen gedaan voor de invulling van een dergelijk bedrijfstakconvenant. Daarbij wordt gerefereerd aan de initiatieven, die de afgelopen jaren al geweest zijn.

2. Doelstelling

Doelstelling van het meerjarenprogramma is te komen tot schadelastvermindering. Schadelastvermindering kan op twee manieren worden bereikt. Enerzijds door preventie, dat wil zeggen het creëren van zodanige voorwaarden in de werkomstandigheden, zodat gezondheidsklachten of arbeidsongeschiktheid worden voorkomen. Anderzijds door ervoor te zorgen dat werkenden, die arbeidsongeschikt raken of dreigen te raken zo spoedig mogelijk weer hervatten in het werk (verzuimbegeleiding en reintegratie).

Dit project richt zich op preventie. Aan verzuimbegeleiding wordt aandacht besteed voorzover dit informatie oplevert ter verbetering van preventie.

Preventie kan in twee richtingen worden onderscheiden, enerzijds het verlagen van de (lichamelijke) belasting in het werk, anderzijds het verhogen van de belastbaarheid van werkenden.

Ten aanzien van preventie moet worden opgemerkt dat het effect weliswaar meer structureel is dan verzuimbegeleiding, doch voor een belangrijk deel pas na langere tijd zichtbaar wordt.

3. Doelgroepen

Uit onderzoeken en verzuimanalyses blijkt dat in vrijwel alle agrarische sectoren, in meerdere of mindere mate lichamelijk zwaar werk voorkomt. Als doelgroepen kunnen daarom worden genoemd ondernemers en werknemers uit de verschillende agrarische sectoren, die nog geen klachten hebben, doch waarbij de aard van het werk vraagt om aandacht voor preventie of de categorie werkenden waarbij uitval dreigt als er geen maatregelen genomen worden.

4. Wat is er tot nu toe gebeurd?

De afgelopen jaren is al op velerlei wijze aandacht geweest voor lichamelijk zwaar werk in de agrarische sector. Zo is inmiddels al veel kennis opgedaan over de omvang van de problematiek en over mogelijke verbetermaatregelen. Verwezen wordt naar de verzuimanalyse 1996-1998, waarin voor de totale agrarische sector een beeld wordt gegeven van de mate waarin klachten van het bewegingsapparaat oorzaak zijn van verzuim.

Vervolgens kan genoemd worden de ontwikkeling van de zogenoemde arbobrancheprofielen, die per sector een gedetailleerd beeld geven van de mate waarin lichamelijke belasting en klachten een probleem vormen in de afzonderlijke sectoren. Deze arbobrancheprofielen worden gevoed uit gegevens uit verzuimspreekuren, periodiek arbeidsgezondheidskundig (vragenlijst)onderzoek en gegevens uit de branchegewijze risicio-inventarisaties.

Verder kan worden genoemd het project `Lichamelijke belasting, daar kun je best zwaarder aan tillen'. In de periode van 96 tot 98 heeft Stigas in het kader van het lopende arboconvenant dit project uitgevoerd. In dit project zijn voor de verschillende deelsectoren de belangrijkste knelpunten geïnventariseerd op het terrein van lichamelijke belasting en zijn tevens de belangrijkste oplossingen in kaart gebracht, gerangschikt naar bron- en hulpmaatregelen, alsmede dure en goedkope oplossingen. Een en ander is aan sectorale klankbordgroepen voorgelegd en vervolgens vastgelegd in een 7-tal sectorspecifieke publicaties. Deze publicaties zijn bij de uitvoering van de risico-inventarisatie geïntroduceerd op een 70-tal bedrijven met het verzoek om in het werkoverleg hier aandacht aan te besteden. De evaluatie leert dat de aanpak als bijzonder positief is ervaren.

Tot slot de zogenaamde FARBO-regeling (fiscale arboregeling). Mede op grond van de kennis die is opgedaan in laatstgenoemd project zijn diverse voorstellen gedaan bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter verlichting van het werk. Veel van deze voorstellen zijn overgenomen in de arbolijst 1999.

Geconcludeerd kan worden dat lichamelijke belasting nog steeds een van de belangrijkste oorzaken is van arbeidsongeschiktheid en het probleem bijna tweemaal zo hoog is dan gemiddeld in andere sectoren het geval is. Er is dus alle reden om de komende jaren dit probleem bij de kop te pakken. Daarbij hoeven we echter niet van de grond af te beginnen. Gebleken is dat er op het vlak van lichamelijke belasting de afgelopen jaren al het nodige is gebeurd. Het komt er nu op aan de opgedane kennis te benutten om een groter deel van de werkenden te bereiken dan tot nu toe gebeurd is.

De ervaring leert dat dit laatste niet eenvoudig is en vraagt om creatieve oplossingen om de bedrijven en werknemers te motiveren tot preventie.

5. Oplossingsrichtingen

Als het gaat om preventie kunnen drie soorten maatregelen worden onderscheiden:

1. organisatorische maatregelen;

2. technische maatregelen;

3. gedragsmaatregelen.

ad 1)

Hierbij valt te denken aan maatregelen, gericht op verandering van de logistiek in het productieproces. Verbeteringen in de logistiek van het productieproces kunnen vaak eerst noodzakelijk geachte zwaar lichamelijke handelingen overbodig maken. Vaak is er bedrijfsblindheid opgetreden, die creatieve oplossingen weerhoudt. Vaak zijn dergelijke maatregelen heel eenvoudig en goedkoop en leiden ze tot verrassende verbeteringen.

ad 2)

Het gaat hierbij om de technische inrichting van de werkplek, bijvoorbeeld de hoogte van werkbladen, de bereikbaarheid van bedieningsorganen en het inzetten of verbeteren van hulpmiddelen bij het tillen of verplaatsen van zware lasten.

ad 3)

Naast organisatorische of technische maatregelen is ook het gedrag van mensen sterk bepalend voor de mate waarin kans bestaat op gezondheidsklachten. Hierbij kan gedacht worden aan de werkhouding die aangenomen wordt bij het tillen of duwen van lasten, maar ook aan de wijze waarop men zelf zorgt voor een goede lichamelijke conditie. Dit laatste is weer van belang voor het verhogen van de belastbaarheid.

Uit het voorgaande volgt dat preventiemaatregelen enerzijds gericht zijn op het verminderen van de belasting (met name 1. en 2.) en anderzijds op het verhogen van de belastbaarheid van werkenden (met name 3.).

Maatregelen kunnen op verschillende niveaus genomen worden:

• bedrijfstakniveau

• bedrijfsniveau

• individueel niveau

6. Uitgangspunten en randvoorwaarden

Voor een succesvolle aanpak moet aan een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden worden voldaan:

stellen van (haalbare) doelstellingen

Om de eerder genoemde doelstelling - te weten schadelastvermindering - te kunnen bereiken is het nodig om heldere en haalbare doelen vast te stellen. Dit laatste is niet eenvoudig omdat zoals eerder vermeld de effecten van goede preventie in feite pas op langere termijn meetbaar worden. Bovendien zal bij kleinere bedrijven een toevallig incident het gewenste effect volledig kunnen verstoren. Oplossingen kunnen worden gezocht in de richting van een combinatie van doelstellingen op bedrijfstakniveau en (voor de grotere) bedrijven op bedrijfsniveau. Als uitgangspunt kan gelden de mate waarin zwaar lichamelijk werk wordt teruggedrongen. Hiervoor zal een `meetinstrument' (meetlat lichamelijke belasting) moeten worden ontwikkeld. De overheid noemt als optie het terugdringen van het tillen met 30%. De arbo-brancheprofielen kunnen dienen als vertrekpunt.

draagvlak voor de aanpak bij sociale partners en overheid

Zoals gezegd leert de ervaring dat het niet eenvoudig is om ondernemers en werknemers te interesseren voor preventie. Op dit moment wordt weliswaar in veel bedrijven de risico-inventarisatie uitgevoerd, doch de drijfveer is in veel gevallen helaas nog de wettelijke verplichting. Bovendien is de ervaring dat nog (te) veel bedrijven het bij de uitvoering van de risico-inventarisatie laten zitten. Dit vraagt om het nemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid kan tot uiting komen in een bedrijfstakconvenant op het terrein van lichamelijke belasting, waarbij tussen bedrijfsleven en overheid afspraken worden gemaakt over de aanpak van het probleem. Er zal een gezamenlijke strategie ontwikkeld moeten worden om de interesse voor preventie te stimuleren.

gezamenlijke aanpak

Om de acceptatie van adviezen te vergroten is het van belang dat deze via een gezamenlijke en integrale aanpak worden aangeboden. Het is daarom raadzaam de aanpak in de vorm van een campagne uit te werken, waarbij in alle gevallen voor de klant duidelijk is in welk kader bepaalde activiteiten worden uitgevoerd. Hiertoe zal voor het plan een duidelijke marketingstrategie ontwikkeld moeten worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine bedrijven. Om het snelste resultaat te boeken is het van belang met bedrijven en sectoren met grote risico's of relatief hoog verzuim te starten.

laagdrempelig aanbod

Vanwege de kleinschaligheid van de meeste bedrijven, is in veel gevallen de last om individuele advisering in te huren te zwaar. Hierbij moet bedacht worden dat niet alleen ondernemers en werknemers belanghebbenden zijn, maar ook de overheid (gezien geschetste beleid in sociale nota), de branche en de verzekeraars tegen arbeidsongeschiktheid. In dit verband is het dan ook van belang om gezamenlijk tot een verdeelsleutel van de kosten te komen.

sectorale differentiatie

Hoewel het probleem van fysieke belasting in meerdere of mindere mate in alle sectoren voorkomt, zijn de omstandigheden verschillend. Dit vraagt om een zekere mate van differentiatie naar de verschillende deelsectoren.

7. Hoofdlijnen uitwerking plan van aanpak

Algemeen

Hieronder wordt op hoofdlijnen een uitwerking gegeven van het plan van aanpak, waarbij zoveel mogelijk voortgebouwd wordt op de informatie en kennis die de afgelopen jaren is opgedaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten op bedrijfstakniveau, bedrijfsniveau en individueel niveau.

7.1 Bedrijfstakniveau

Creëren draagvlak

Zoals eerder aangegeven is het van groot belang zo breed mogelijk draagvlak te creëren bij alle belanghebbenden. Hierbij gaat het in eerste instantie tussen sociale partners, de overheid en verzekeraars tegen arbeidsongeschiktheid. Wat dit laatste betreft liggen allereerst SAZAS (verzekeraar Ziektewet en PEMBA) en GUO-UVI als uitvoerder van PEMBA voor de hand.

Het sluiten van een convenant kan een logisch uitvloeisel zijn van de afspraken die gemaakt worden. In het convenant dienen meetbare doelstellingen te worden opgenomen, onderscheiden naar bedrijfstakniveau, het niveau van de verschillende deelsectoren en bedrijfsniveau.

Marketing

Zoals gezegd dient het plan in de uitvoering een campagneachtig karakter te hebben. Om dit tot stand te brengen is het nodig tot een duidelijke en consistente marktbenadering te komen. Afgezien van de algehele presentatie dient per dienst of product de meest toegesneden wijze van benadering gekozen te worden.

Voorafgaand hieraan is het raadzaam een (beperkte) marktoriëntatie te laten plaatsvinden om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de individuele klant (ondernemer of werknemer) het beste benaderd kan worden en tevens de bereidheid van de mate van medefinanciering te toetsen.

Onderdeel van de marketingstrategie is de wijze waarop bedrijven en individuen over de streep getrokken kunnen worden om met preventie aan de slag te gaan. Gelet op de ervaringen tot nu is het aan te bevelen hierbij mogelijkheden na te gaan van financiële prikkels om tot preventie aan te zetten. Bijvoorbeeld in de vorm van een tijdelijke (mede)financiering van preventieactiviteiten vanuit collectieve middelen of met een tijdelijke verlaging of opschorting van verhoging van de verzekeringspremie. Over dit laatste moet overigens nog met SAZAS gesproken worden.

Verbreding arbozorg

Zoals bekend zijn de bedrijven met personeel grotendeels aangesloten bij de arbodienst en kunnen derhalve langs deze weg bereikt worden.

Anders ligt dit voor de bedrijven zonder vast personeel, maar wel (regelmatig) arbeid onder gezag inzetten. Om ook deze bedrijven goed te kunnen bereiken verdient het aanbeveling voor deze bedrijven de deelname aan de betreffende raamovereenkomsten met de brancheorganisaties te stimuleren.

Knelpuntenanalyse

De arbo-brancheprofielen zijn het hulpmiddel om per (deel)sector af te lezen welke de belangrijkste knelpunten zijn. Medio 1999 zijn er 3 gereed. Het is van belang om deze profielen uit te breiden naar de andere relevante sectoren en vervolgens actueel te houden.

Deze arbo-brancheprofielen vormen de basis voor de prioriteitstelling op het terrein van lichamelijke belasting.

Van belang is het daarom aan de hand van de arbo-brancheprofielen per (deel)sector te komen tot een prioriteitstelling in de knelpunten op het terrein van fysieke belasting (soort top 10). Dit kan plaatsvinden door de resultaten uit de profielen eventueel schriftelijk voor te leggen aan een klankbord bestaande uit enkele arboadviseurs en arboartsen, die thuis zijn in een bepaalde sector, alsmede sleutelinformanten voor de verschillende sectoren (werkgevers- en werknemersorganisaties, voorlichters, enz.).

Ontwikkeling oplossingenpakket

Van belang is de huidige publicaties met knelpunten en oplossingen te actualiseren naar de laatste inzichten en techniek. In de eerste plaats is het nodig de inventarisatie van knelpunten te toetsen aan de nieuwe arbo-brancheprofielen en de prioriteitstelling daarin. Vervolgens wordt nagegaan of het huidige oplossingenpakket hierop aansluit. Het is raadzaam hierbij naast gespecialiseerde adviseurs tevens de betrokken sectoren, leveranciers, fabrikanten en onderzoeksinstituten te betrekken. Immers, deze zijn op de hoogte van de laatste stand der techniek. Doel van dit laatste is de huidige voorstellen te toetsen en aan te vullen. Waar knelpunten `onopgelost' blijven, worden voorstellen gedaan richting fabrikanten en wetenschappelijk onderzoek.

Om voortdurend de sector te stimuleren naar nieuwe oplossingen te zoeken, kan de jaarlijkse Innovatieprijsvraag worden voortgezet. Hiermee kunnen innoverende en creatieve oplossingen worden beloond en bekend gemaakt.

Tot slot is het van belang om op basis van het actuele oplossingenpakket de FARBO-regeling te herzien en indien noodzakelijk nieuwe voorstellen te doen voor de Arbolijst 2.000+. Anders dan tot dusverre is gebeurd verdient het aanbeveling tevens de afzonderlijke sectoren te betrekken bij het doen van voorstellen voor de FARBO-regeling.

Voorlichting

Voorlichting op brancheniveau maakt deel uit van de branchegewijze benadering. Afgezien van de meer PR-matige voorlichting, zoals genoemd onder 2, kan inhoudelijke voorlichting op de volgende wijzen worden aangeboden:

• via de bestaande media (vakbladen e.d.)

• via beurzen en tentoonstellingen

• via voorlichtingsbijeenkomsten van de organisaties

• via themagerichte workshops

Aan de vakbladen worden periodiek (elke 3 weken) arbotips aangeboden, die seizoensgericht en sectorgewijs, de afzonderlijke oplossingen voor lichamelijk zwaar belastend onder de aandacht brengen.

Voor grote beurzen en tentoonstellingen wordt de campagne `uitgewerkt' in standaankleding en foldermateriaal.

De ondernemers- en werknemersorganisaties worden vervolgens gestimuleerd om in het winterseizoen 1999/2000 en 2000/2001 ruimte in te lassen voor het programma `Lichamelijke belasting'. Doel van deze algemene voorlichtingen is om aandacht te vragen voor het onderwerp lichamelijke belasting en de mogelijkheden om hier iets aan te doen. Het karakter is signaleren, stimuleren en het verstrekken van informatie.

Daarnaast worden sectorgewijs meer inhoudelijke themagerichte workshops ontwikkeld voor 20 tot 25 deelnemers. Basis vormen de knelpunten en oplossingenanalyse. Doel van deze workshops is deelnemers een beeld te geven van wat potentiële risico's zijn in een bepaald bedrijfstype, wat potentiële oplossingen zijn en hoe men tot een plan van aanpak kan komen. Vergeleken met de voorlichtingsbijeenkomsten hebben de workshops een meer interactief karakter en gaan op de specifieke bedrijfssituatie in een bepaalde sector in. De vaktechnische organisaties bieden een goede ingang om dit soort workshops te organiseren.

Voorbeeldbedrijven

Naar het voorbeeld van het milieubeleid kunnen per sector een aantal bedrijven in de gelegenheid gesteld worden om zich als een zogenaamd voorbeeldbedrijf op te werpen. Deze bedrijven zullen voor het grootste deel (bijv. 8) van de in de top-10 genoemde knelpunten een bronoplossing moeten hebben doorgevoerd, verdeeld over organisatorische, technische en gedragsmaatregelen. Beloning voor deze bedrijven is dat men via een innovatiesubsidie 50% van de te maken kosten vergoed krijgt om verbetering door te voeren.

Daarnaast zullen deze bedrijven bereid (moeten) zijn om tegen vergoeding excursiegroepen te ontvangen.

Deze bedrijven kunnen een belangrijke voorlichtende functie vervullen.

Per sector wordt een poster samengesteld, waarop het voorbeeldbedrijf met de daarin doorgevoerde oplossingen, zijn afgebeeld.

Ouderenbeleid/loopbaanontwikkeling

Bekend is dat naarmate de leeftijd hoger wordt, de kans op uitval als gevolg van klachten aan het bewegingsapparaat toeneemt. Vaak is de schade al op jongere leeftijd ontstaan en neemt de belastbaarheid af. In dit verband verdient het aanbeveling om de mogelijkheden te onderzoeken oudere werknemers meer te kunnen ontzien. Hierbij valt te denken aan zaken als taakroulatie, loopbaanontwikkeling en mogelijkheden van minder werken.

7.2 Bedrijfsniveau

Op bedrijfsniveau moet voor een deel onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine bedrijven. Voorts moeten we ons realiseren dat advisering over het voorkomen van zwaar lichamelijk werk voorafgegaan wordt door de risico-inventarisatie in de bedrijven. De risico-inventarisatie vormt het vertrekpunt voor verdere activiteiten.

De volgende activiteiten kunnen worden onderscheiden:

Advisering

Gekoppeld aan (de toetsing van) de risico-inventarisatie kan, indien urgent bij een bepaald bedrijf, door de arboadviseur nader ingegaan worden op fysieke belasting. Aan de orde worden gesteld de geactualiseerde publicaties inzake knelpunten en oplossingen en gevraagd wordt deze met de medewerkers te bespreken. Voorts worden de mogelijkheden van een intensiever begeleidingstraject zoals hierna geschetst aangegeven. Met deze vorm van advisering zijn in de eerdere praktijkproef uiterst positieve ervaringen opgedaan. Voor bedrijven, die de risico-inventarisatie al hebben uitgevoerd, kan deze advisering los van de risico-inventarisatie worden aangeboden.

Werkoverleg

Zoals hiervoor al vermeld vormt het werkoverleg een belangrijk medium om een preventiebeleid te ontwikkelen. Door regelmatig arbo op de agenda te plaatsen, kan het draagvlak voor bepaalde (verander)maatregelen worden vergroot en kan optimaal gebruik worden gemaakt van de kennis die op de werkvloer aanwezig is.

Voorwaarde is wel dat het werkoverleg goed gestructureerd wordt. Hiervoor kan aan bedrijven ondersteuning worden geboden door middel van een toelichtende brochure en standaardagenda. Daarbovenop kan de werkgever advies bij de vormgeving van het werkoverleg en het betrekken van de werknemers in het bedrijf worden aangeboden via een consulentfunctie.

Begeleidingstraject

Aan bedrijven wordt een intensief en integraal begeleidingstraject aangeboden, waarbij onderscheiden naar grote en kleine bedrijven het volgende traject wordt gevolgd.

- Groot bedrijf

• Indien de risico-inventarisatie daartoe aanleiding geeft wordt aan de hand van een bedrijfsbezoek een zogenaamde nulmeting uitgevoerd om te bepalen waar het bedrijf staat op het gebied van lichamelijke belasting. Voor het uitvoeren van deze nulmeting wordt een zogenaamde `meetlat lichamelijke belasting' ontwikkeld.

• Een plan van aanpak wordt opgesteld met verbetermaatregelen en een tijdsplanning.

• Tussen Stigas en klant wordt een intentieverklaring afgesloten, waarin tegenover de aangeboden ondersteuning (en eventuele bonus in de verzekeringspremiesfeer) een resultaatverplichting van de werkgever opgenomen is.

• Evaluaties na 3 maanden (telefonisch), 6 maanden (bedrijfsbezoek), 9 maanden (telefonisch) en eindevaluatie (bedrijfsbezoek). Criteria voor de eindevaluatie zijn de uitkomsten van een nieuwe meting aan de hand van de `meetlat lichamelijke belasting' en de mate van uitvoering van het plan van aanpak (percentage doorgevoerde verbeteringen). Op basis van de eindevaluatie wordt beoordeeld of het bedrijf in aanmerking komt voor de bonus en een certificaat.

De evaluaties worden uitgevoerd door een arboconsulent, die tevens de `motorfunctie' vervult van een arbocoördinator, die in de meeste bedrijven vanwege de kleinschaligheid niet aanwezig is.

- Klein bedrijf

Bij een klein bedrijf wordt een deel van voornoemd begeleidingstraject in groepsverband aangeboden.

• De eerste workshop wordt het begeleidingstraject uitgelegd, wordt een toelichting gegeven op het instrument voor nulmeting die ondernemer met minimaal een van zijn werknemers of personeelsvertegenwoordiging zelf uitvoert en de wijze van opstellen van het plan van aanpak. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat bedrijf ooit eerder door Stigasadviseur bezocht is in het kader van toetsing van de risico-inventarisatie.

• Nulmeting + plan van aanpak wordt ter toetsing opgestuurd aan Stigas.

• Stigas voert bureautoetsing en eventuele correctie uit en rapporteert terug.

• Tweede workshop na 6 maanden met als doel tussentijdse evaluatie voortgang, bespreking tussentijdse knelpunten, uitwisseling van ervaringen, c.q. oplossingen en advisering vervolg.

• Evaluaties na 3 maanden (telefonisch), 9 maanden (telefonisch) en eindevaluatie na 12 maanden (bedrijfsbezoek).

7.3 Individueel niveau

Hierbij gaat het om de individuele medewerker of ondernemer zelf. Activiteiten zijn vooral gericht op het tijdig onderkennen van beginnende klachten en/of dreigende uitval en verhoging van de belastbaarheid.

De volgende activiteiten zijn te onderscheiden:

Arbospreekuur

Bij de arboarts of arboadviseur kan men terecht voor het bespreken van eventuele klachten of knelpunten. Het is zaak om dit arbospreekuur, dat vast deel uitmaakt van de contracten met de afzonderlijke bedrijven en waarvoor de toegang zonder extra kosten is, nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Het tijdig signaleren van klachten is de eerste stap om uitval te voorkomen.

Periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Met het PAGO kunnen meer actief dreigende problemen worden voorkomen. Via voorlichting en eventueel CAO-afspraken kan het PAGO worden gestimuleerd.

Conditietest/bewegingsprogramma

Zoals eerder vermeld is de belastbaarheid sterk afhankelijk van de lichamelijke conditie. In dit verband wordt aan werkenden de mogelijkheid van een conditietest aangeboden, gecombineerd met adviezen om te werken aan een betere conditie. Dit laatste kan in de vorm van een algemene voorlichtingsinfo worden aangevuld met op de persoon toegesneden adviezen naar aanleiding van de conditietest.

Training gezond bewegen

In het verlengde van het voorgaande wordt medewerkers een training gezond bewegen aangeboden, waarin het op een juiste wijze van gebruiken van de eigen lichaamskracht wordt geïnstrueerd en getraind. Voortgebouwd kan worden op de training, die op dit moment in het kader van een arboconvenantproject wordt ontwikkeld.

Bewustwording/voorlichting

Via voorlichting worden werkenden bewust gemaakt van de risico's in het werk en de mogelijkheden om deze te beperken. Voorlichting vindt plaats bij voornoemde diensten, maar daarnaast via de (vak)bladen en voorlichtingsbijeenkomsten van de ondernemers en werknemersorganisaties, zoals hiervoor al geschetst. De activiteiten op bedrijfsniveau zijn er bovendien op gericht om voorlichting over gezond werken tot de reguliere voorlichting over de onderneming te maken.

Ziekteduurbekorting

Gebleken is dat vooral de duur van arbeidsgeschiktheid toeneemt. Steeds meer blijkt dat via specialistische interventies een aanzienlijke bekorting te bereiken is, bijv. mediation, rugtraining enz. Met het Interventie Centrum zijn hier op zich goede resultaten bereikt, doch het aantal interventies is relatief nog te laag. Een versterking van het kennisniveau bij artsen en werkprotocollen en -instructies is nodig om een impuls te geven aan de verdere ontwikkeling.

8. Samenvatting

Onderstaand wordt een samenvattend overzicht gegeven van de verschillende voorgestelde activiteiten.

Bedrijfstakniveau

Draagvlak/convenant

- sociale partners, overheid, SAZAS, UVI

Marketing

Verbreding arbozorg gezinsbedrijven

Knelpuntenanalyse

Ontwikkeling oplossingenpakket

- actualiseren huidige bestand

- innovatie stimuleren

Voorbeeldbedrijven

Voorlichting

- media

- beurzen

- voorlichtingsbijeenkomsten organisaties

- workshops

Ouderenbeleid/loopbaan

- onderzoek taakroulatie

- loopbaanontwikkeling

- minder werken

Bedrijfsniveau

Advisering

Werkoverleg

Begeleidingstraject

- groot bedrijf

- klein bedrijf

Individueel niveau

Arbospreekuur

PAGO

Conditietest/advies

Training gezond bewegen

Bewustwording/voorlichting

Ziekteduurbekorting

9. Kosten

De kosten van dit programma zijn afhankelijk van de omvang en mate waarin de diverse thema's worden opgepakt. Voor een gedegen aanpak moet over een periode van 3 à 4 jaar minimaal aan een bedrag van f 6 à 8 mln worden gedacht. Na vaststelling van de hoofdlijnen kan een gedetailleerde kostenonderbouwing gegeven worden.

BIJLAGE: Gegevens ziekteverzuim werknemers agrarische sector

Ontwikkeling top-5 meest gestelde diagnosen bij beëindigde ziekteverzuimgevallen, 1996-1998

Ontwikkeling top-5 meest gestelde diagnosen bij beëindigde ziekteverzuimdagen, 1996-1998

Aantal ziekmeldingen door klachten aan rug en ledematen per 1000 werkenden, 1996-1998 bij mannen

Aantal ziekmeldingen door klachten aan rug en ledematen per 1000 werkenden, 1996-1998 bij vrouwen

Bijlage 2

Voorbeelden van mogelijke taakstellingen Arboconvenant Agrarische Sectoren

Brancheniveau (Agrarisch breed)

- Realisatie van [aantal] begeleidingstrajecten.

- Bereik arbodienstverlening gezinsbedrijven verhogen (van 2,5% naar 20%).

- Bekendheid met de campagne `Naar minder rugklachten etc. ...' ondernemers en werknemers b.v. 50%.

- Bereik via voorlichtingsbijeenkomsten/workshops minimaal 15.000 werkenden (400 bijeenkomsten).

- Bereik bedrijfsgerichte advisering minimaal 2.500 bedrijven.

- Bereik individugerichte advisering (b.v. cursussen) 10.000.

- Verhoging gebruik FARBO-regeling gericht op investeringen ter vermindering fysieke belasting (10%).

- Minimaal stabilisatie stijging verzuim als gevolg fysieke en psychische belasting.

- Verhoging van het versnelde reïntegratietrajecten met 50%.

Sectorniveau

- Realisatie van [aantal] begeleidingstrajecten.

- Bereik arbodienstverlening gezinsbedrijven verhogen (naar 20%).

- Bereik via voorlichtingsbijeenkomsten/workshop naar rato van sectoromvang .

- Bereik bedrijfsgerichte advisering naar rato van sectoromvang.

- Bereik individugerichte advisering (b.v. cursussen), naar rato van sectoromvang.

- Verhoging implementatie in samenspraak met sector op te stellen top-5 bronoplossingen (10-30%).

- Vermindering (beleving) zwaar tilwerk en gebukt werken met 25%.

- Verhoging van het versnelde reïntegratietrajecten met 50%.

Bedrijfsniveau

Voor individuele ondernemers die deelnemen aan een begeleidingstraject.

- Vermindering (beleving) zwaar tilwerk/gebukt werken b.v. met 50%.

- Bedrijven > 25 werknemers: terugdringing verzuim met 20%.

- Uitvoering Plan van Aanpak risico-inventarisatie (80%, ernstige risico's 100%).

- Percentage geïmplementeerde adviezen fysieke en psychische belasting (50%, waarvan 25% bronmaatregelen) en, voor zover in die sector afgesproken, de gewasbeschermingsmiddelen. *)

*) Hiertoe per sector in samenspraak met werkgevers en werknemers een top 5 samenstellen van knelpunten inzake fysieke en psychische belasting en mogelijke oplossingen.

Naar boven