Wijziging Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging
19 december 2001
Nr. KVI20011132556
Directoraat-Generaal Milieubeheer/Directie Klimaatverandering en Industrie/Afdeling
Industrie
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
en
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 3, tweede, vijfde en zesde lid, van het Besluit milieuverslaglegging;
Besluiten:
Artikel I
De Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging1 wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
Als model voor het opstellen van overheidsverslagen als bedoeld in artikel
3, vijfde lid, van het besluit, voor alle in bijlage I van dat besluit aangewezen
gevallen, wordt vastgesteld het model opgenomen in de bijlage behorende bij
deze regeling.
B
1. Artikel 3 vervalt.
2. De artikelen 4 en 5 worden vernummerd tot 3 en 4.
C
De bijlage wordt vervangen door de bijlage, behorende bij deze regeling.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst,
met uitzondering van de bijlage, die in de bibliotheken van het ministerie
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie
van Verkeer en Waterstaat ter inzage zal worden gelegd.
's-Gravenhage, 19 december 2001.
De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.P. Pronk.
De Staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat,J.M. de Vries.
1 Stcrt. 1998, 248; rectificatie Stcrt. 1999, 28.
Toelichting
De onderhavige regeling strekt er toe de Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging
te wijzigen met het oog op het integreren van nieuwe milieurapportages in
het overheidsverslag en het gebruik ervan te verbeteren. De Uitvoeringsregeling
milieuverslaglegging schrijft voor hoe overheidsrapportage als bedoeld in
het Besluit milieuverslaglegging (hierna: het milieujaarverslag) er uit moet
zien. De wijziging houdt in dat een uniform model voor het milieujaarverslag
wordt vastgesteld voor alle categorieën van gevallen waarin een inrichting
ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken welke zijn genoemd
in bijlage I van het Besluit milieuverslaglegging. Dit model zal tevens geschikt
zijn voor elektronische milieuverslaglegging.
In de huidige regeling zijn nog verschillende modellen vastgesteld voor
de diverse categorieën inrichtingen. In de praktijk van de huidige regeling
is gebleken dat naast het basismodel slechts vier van de zestien modellen
worden gebruikt. De inhoudelijke verschillen van deze modellen met het basismodel
zijn klein. Wel bestaan naast het basismodel verschillende stoffenlijsten.
Aangezien binnen afzienbare tijd wordt overgestapt op elektronische verslaglegging
kan worden volstaan met één basismodel waarbij de verschillende
stoffenlijsten per sector als bijlage zijn toegevoegd. In de elektronische
versie van dit model zal een geheugen worden ingebouwd van de basisgegevens
zoals bedrijfsgegevens, stoffenlijsten en installatiegegevens. Deze gegevens
kunnen derhalve bij volgende keren worden teruggeroepen.
Rapportages die voortvloeien uit de `Meerjarenafspraak energie-efficiency
2001 - 2012' (vanaf hier MJA2), het convenant Benchmarking Energie-Efficiency
(vanaf hier Benchmarkconvenant) en het Oplosmiddelenbesluit worden ingevolge
de onderhavige regeling in het milieujaarverslag geïntegreerd. Bedrijven
die onder de hiervoor genoemde kaders vallen kunnen derhalve volstaan met
het overleggen van het milieujaarverslag.
De rapportages die bedrijven moeten maken op grond van het Benchmarkconvenant
zijn in het onderhavige model op hoofdlijnen opgenomen overeenkomstig bijlage
4 van het Benchmarkconvenant. Een nadere uitwerking van deze rapportageplicht
in tabelvorm zal in het eerste kwartaal van 2002 plaatsvinden. De energieparagraaf
van het milieujaarverslag is uitgebreid voor bedrijven die geen convenant
met betrekking tot energie hebben ondertekend (Benchmarkconvenant of de Meerjarenafspraken
Energie II). Het bevoegd gezag krijgt op deze manier gelijkwaardige informatie
van deze bedrijven in vergelijking tot bedrijven die wel een energieconvenant
hebben ondertekend.
Voorts zijn de afvaltabellen in het onderhavige model aangepast aan de
nieuwe Europese afvalstoffenlijst (EURAL) ingevolge beschikking nr. 2000/532/EG
van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2000 tot vervanging
van beschikking 94/3/EG, houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen
overeenkomstig artikel 1, onder a, van richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad
van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en beschikking nr.
94/904/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van
een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, vierde lid,
van richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende
gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 226/3). Het onderscheid tussen procesafhankelijk
en procesonafhankelijk gevaarlijk afval is in de tabellen verdwenen. Dit onderscheid
is wel af te leiden van de ingevulde afvalstoffen. Ook is de kolom met het
percentage verpakkingsafval verdwenen. In de lijst met voorgedrukte afvalstoffen
komen verpakkingsstromen als afzonderlijke stromen terug.
De emissiegegevens die ingevolge de onderhavige regeling moeten worden
opgenomen in het milieujaarverslag dienen tevens om te kunnen voldoen aan
de rapportageverplichting die Nederland heeft ingevolge Beschikking 2000/479/EG
van de Europese Commissie van 17 juli 2000 inzake de totstandbrenging van
een Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (EPER) overeenkomstig
artikel 15 van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie
en bestrijding van verontreiniging (Pb EG L 192). De emissies naar lucht
en water worden gevraagd op inrichtingsniveau. Voor de verplichtingen die
voortvloeien uit het Kyoto protocol ingevolge de Beschikking 1999/296/EG van
de Europese Commissie van 26 april 1999 inzake een bewakingssysteem voor de
uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen in de Gemeenschap is voor wat betreft
de broeikasgassen het onderscheid tussen proces- en verbrandingsemissies nodig.
Ook nieuwe rapportageverplichtingen ingevolge het Verdrag betreffende grensoverschrijdende
luchtverontreiniging over lange afstand (1979) van de Economische Commissie
van Europa van de VN (UN/ECE) vraagt het onderscheid tussen proces- en verbrandingsemissies.
Tenslotte is het onderscheid tussen proces- en verbrandingsemissies noodzakelijk
voor het bijschatten van de industriële emissies van bedrijven die niet
individueel rapporteren.
Van de onderhavige wijziging van de Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging
is tenslotte gebruik gemaakt een kwaliteitsverbetering van het model door
te voeren waarmee het aantal invulfouten naar verwachting zal afnemen.
Bij het nieuwe model is een toelichting beschikbaar. De toelichting kan
worden opgevraagd bij de Faciliterende Organisatie Industrie of worden ingezien
op de website www.fo-industrie.nl.
De totstandkoming van het nieuwe model is besproken met het bedrijfsleven,
diverse organisaties die gegevens uit milieuverslagen gebruiken en het bevoegde
gezag ingevolge de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
Het model is verplicht voor bedrijven die zijn aangewezen in bijlage I van
het Besluit milieuverslaglegging. Het model zal ook worden gebruikt door bedrijven
die zich vrijwillig hebben verplicht om jaarlijks te rapporteren in het kader
van een doelgroepconvenant. Voor deze bedrijven zijn niet altijd alle onderdelen
van het milieujaarverslag relevant. In overleg met het bevoegde gezag kunnen
dan de onderdelen worden bepaald die voor dat bedrijf van belang zijn.
De gegevens van het model worden zoals in het Besluit milieuverslaglegging
vastgelegd aangeleverd aan het bevoegd gezag. Gebruikers van de informatie
zijn naast het bevoegd gezag, het Centraal Bureau voor de Statistiek (voor
afval, energie en afvalwaterzuivering), het Rijksinstituut voor Integraal
Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (voor water), de emissieregistratie,
het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de desbetreffende bedrijfstakken.
De Faciliterende Organisatie Industrie heeft een rol bij het verzenden van
de modellen en het invoeren van de data in een bestaande database en het verstrekken
van gegevens aan de hiervoor genoemde partijen. Al deze organisaties zijn
voor zover het om vertrouwelijke gegevens gaat gebonden aan een geheimhoudingsplicht.
Ingevolge artikel 19.7 van de Wet milieubeheer kunnen bedrijven aan het bevoegd
gezag verzoeken bepaalde bedrijfsgevoelige informatie aan te merken als vertrouwelijk
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.P. Pronk.
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J.M. de Vries.