Wijziging Regeling schoonmaakdiensten particulieren

21 december 2001

AM/RAW/01/83424

Directie Arbeidsmarkt

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Besluit:

Artikel I

De Regeling schoonmaakdiensten particulieren1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, onderdeel f, en 2, eerste lid, wordt `Arbeidsvoorzieningsorganisatie' vervangen door: Centrale organisatie werk en inkomen.

B

Artikel 2, vierde lid, vervalt.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt f 18,80 vervangen door: € 8.75.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt f 20.800,- vervangen door: € 9.850,-.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5 Gegevensverstrekking voor subsidieverlening en -betaling

1. Namens de minister geeft OSB op aanvraag van een werkgever een beschikking tot subsidieverlening.

2. De subsidie wordt verleend vanaf de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

3. De subsidieontvanger zendt binnen 13 weken na de datum van de beschikking tot subsidieverlening een afschrift van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 2, eerste lid, de op de werknemer betrekking hebbende verklaring en consumentencontracten aan OSB.

4. De minister betaalt de subsidie bij wijze van voorschot per kwartaal aan de hand van de declaratie met opgave van de gegevens over arbeidsuren volgens de arbeidsovereenkomst en de gewerkte uren op consumentencontracten, die gefactureerd zijn.

5. Indien de subsidie op jaarbasis hoger is dan de som van de declaraties, bedoeld in het vierde lid, kan de minister bij wijze van voorschot op basis van een ontvangen slotdeclaratie een aanvullende subsidie betalen.

6. De subsidieontvanger draagt, door tussenkomst van OSB, er zorg voor dat de relevante gegevens over een kalenderkwartaal, opgenomen in een door hem ondertekende declaratie als bedoeld in het vierde lid, door de minister zijn ontvangen uiterlijk op de twintigste van de tweede maand volgende op het kwartaal waarop deze betrekking heeft.

7. Het voorschot wordt betaald op of omstreeks de vijftiende van de maand volgend op de maand waarin de declaratie is ontvangen.

8. Een subsidieontvanger ontvangt op of omstreeks 15 februari van een kalenderjaar een eenmalig voorschot van 60% van de gemiddelde subsidie over vier kwartalen. Het eenmalige voorschot wordt berekend aan de hand van de declaratie met opgave van de gegevens over arbeidsuren volgens de arbeidsovereenkomst en de gewerkte uren op consumentencontracten, die gefactureerd zijn, over het vierde kwartaal van het jaar dat ligt twee jaar voor het subsidiejaar en het eerste tot en met derde kwartaal van het voorafgaande subsidiejaar. Jaarlijks wordt aan de hand van de ingediende declaraties door de subsidieontvanger over voornoemde kwartalen bepaald of de hoogte van het eenmalige voorschot aanleiding geeft tot verhoging of verlaging daarvan. De financiële verwerking hiervan vindt plaats binnen 13 weken na kennisgeving aan de subsidieontvanger.

9. Op verzoek van een subsidieontvanger op wie het achtste lid niet van toepassing is, kan de minister op een eerder tijdstip dan bedoeld in het achtste lid, eerste volzin, een eenmalig voorschot op de te verstrekken subsidie betalen. Het eenmalige voorschot bedraagt 60% van de eerst ingediende kwartaaldeclaratie of een veelvoud daarvan als bedoeld in het vierde lid. Het verzoek vindt plaats door tussenkomst van OSB.

10. Op het tijdstip waarop het achtste lid, eerste volzin, van toepassing wordt op de subsidieontvanger, bedoeld in het negende lid, wordt de op grond van het negende lid betaalde eenmalige voorschot verrekend met het eenmalige voorschot, waarvoor hij op grond van het achtste lid in aanmerking komt.

11. Indien een declaratie over enig kalenderkwartaal door de minister niet is ontvangen uiterlijk op de twintigste van de zesde kalendermaand volgend op het kwartaal waarop deze betrekking heeft, wordt het eenmalige voorschot bedoeld in het achtste of negende lid teruggevorderd.

12. De subsidieontvanger informeert OSB schriftelijk binnen vier weken over het tijdstip van beëindiging van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en over de beëindiging van consumentencontracten.

13. Verrekening of terugvordering van het voorschot bedoeld in het achtste of negende lid vindt plaats, indien de subsidieontvanger geen gebruik meer maakt van deze regeling.

E

In artikel 6, tweede lid, wordt f 100.000,- vervangen door: € 50.000,-.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8 Toezichthouders en informatieverplichtingen

1. Met het toezicht op de naleving van de in deze regeling opgenomen verplichtingen zijn belast de Inspectie Werk en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Accountantsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. De subsidieontvanger verstrekt aan de minister desgevraagd kosteloos alle inlichtingen, die zij voor evaluatie, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot deze regeling nodig hebben en verlenen daartoe inzage in ter zake van belang zijnde bescheiden.

Artikel II

De modellen van de declaratie, de slotdeclaratie, de jaaropgave, en de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 7 van de Regeling schoonmaakdiensten particulieren, worden voor het jaar 2002 vervangen door de bij deze regeling behorende modellen.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 21 december 2001.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.

1 Stcrt. 1997, 244; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 december 2000 (Stcrt. 251).

Toelichting

Algemeen

De Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP) wordt elk jaar geactualiseerd. Het subsidiebedrag en de consumentenprijs worden dan geïndexeerd. Daarnaast wordt de regeling aangepast aan de veranderingen als gevolg van ontwikkelingen die hun beslag krijgen met ingang van het nieuwe jaar. Wat betreft het tijdstip van 1 januari 2002 gaat het om drie onderwerpen.

Als eerste wordt genoemd de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking (Invoeringswet SUWI). Als tweede wordt genoemd de wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) in verband met het Belastingplan 2002 V. Tot slot de invoering van de euro. Al deze ontwikkelingen hebben geleid tot wijziging van de RSP.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet SUWI en de Invoeringswet SUWI treedt de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) officieel in functie en gaat haar taken uitvoeren. Hiertoe behoren eveneens de taken die tot deze datum waren opgedragen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, waaronder de in de RSP opgenomen taken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De regeling is daartoe aangepast.

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet SUWI wordt met ingang van 1 januari 2002 ook een nieuwe toezichtstructuur van kracht. Het toezicht op alle betrokken uitvoeringsorganen wordt geïntegreerd en geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de Minister van SZW. Met het toezicht wordt de Inspectie Werk en Inkomen belast. Zij geeft een onafhankelijk toezichtoordeel. De directie Toezicht van het ministerie SZW die met het toezicht op de RSP was belast, is opgegaan in deze nieuwe structuur. Hierin is de grond gelegen de regeling aan te passen.

Met ingang van 1 januari 2002 is de WAO gewijzigd onder andere als gevolg van de invoering van een premievrijstelling. Een werkgever kan als hij voldoet aan de voorwaarden voor een dergelijke premievrijstelling in aanmerking komen. Deze premievrijstelling komt in de plaats van het plaatsingsbudget en het pakket op maat waarvoor werkgevers sinds de invoering van de Wet REA per 1 juli 1998 in aanmerking konden komen, indien zij een arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA in dienst namen. Om te voorkomen dat een werkgever op grond van verschillende regelingen voor subsidie in de loonkosten in aanmerking kon komen was in de RSP een anticumulatiebepaling opgenomen. Als gevolg van de invoering van de premievrijstelling is deze anticumulatiebepaling overbodig geworden. Hierin is de grond gelegen haar te laten vervallen.

Met ingang van 1 januari 2002 vindt invoering van de euro plaats. Als gevolg hiervan zijn de in de RSP opgenomen bedragen aangepast.

Daarnaast heeft een wijziging plaatsgevonden met betrekking tot het verstrekken van voorschotten. Deze bestaat hierin dat aan ondernemingen die van de regeling gebruik maken, eenmalig een kwartaalvoorschot zal worden verstrekt dat jaarlijks op basis van de ingediende declaraties zal worden herberekend. Dit is gedaan omdat de betaling van declaraties altijd achteraf plaatsvindt. Thans krijgt de subsidieontvanger ter overbrugging van een kwartaal een kwartaalvoorschot. Is de subsidieontvanger nalatig in het inzenden van de declaraties, dan wordt dit voorschot teruggevorderd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (Artikel 1)

Met ingang van 1 januari 2002 treedt de Wet SUWI en de Invoeringswet SUWI in werking. De Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) treedt dan officieel in functie en gaat haar taken uitvoeren. Hiervan maken deel uit de in wet- en regelgeving aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie opgedragen taken die CWI heeft overgenomen. Ook in de RSP vervulde de Arbeidsvoorzieningsorganisatie enige taken. Derhalve zijn de artikelen 1, onderdeel f, en 2, eerste lid, van de Regeling schoonmaakdiensten particulieren (RSP) gewijzigd.

Artikel I, onderdeel B (Artikel 2)

Per 1 juli 1998 is de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) in werking getreden. Op grond van deze wet kan een werkgever een subsidie ontvangen indien hij een arbeidsgehandicapte in dienst neemt. Deze subsidie kan worden verstrekt in de vorm van het plaatsingsbudget dan wel in de vorm van een pakket op maat (POM). Dit laatste kan alleen, indien de werkgever aantoont meer kosten te moeten maken. Het POM bestaat voor een deel uit een subsidie in de loonkosten. Aangezien de RSP eveneens betrekking heeft op het verstrekken van een subsidie in de loonkosten diende het verstrekken van een dubbele subsidie te worden voorkomen. Een daartoe strekkende bepaling is medio 1998 in de regeling opgenomen.

Met ingang van 1 januari 2002 is door het Belastingplan 2002 V, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gewijzigd vanwege de invoering van een premievrijstelling. In verschillende omstandigheden kan de werkgever voor een premievrijstelling in aanmerking komen. Onderscheid moet hierbij worden gemaakt of de werknemer reeds arbeidsgehandicapt in de zin van de Wet REA is op het moment dat de werkgever hem in dienst neemt of dat de werknemer gedurende zijn dienstbetrekking arbeidsgehandicapt is geworden. Neemt de werkgever een arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA in dienst, dan is hij gedurende de eerste drie jaar vanaf de aanvang van de dienstbetrekking geen premie verschuldigd over het loon van deze werknemer.

Hervat een werknemer die gedurende zijn dienstbetrekking arbeidsgehandicapt in de zin van de Wet REA is geworden zijn arbeid bij de werkgever, dan is de werkgever gedurende een periode van een jaar geen premie over het loon van deze werknemer verschuldigd. In beide situaties moet de werkgever zelf de premievrijstelling aanvragen. Voorts kan de werkgever ingeval van meerkosten een aanvraag indienen bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Als gevolg van de invoering van de premievrijstelling en het vervallen van het plaatsingsbudget en het POM kan de situatie van cumulatie van subsidie in de loonkosten zich niet langer voordoen. De grond aan artikel 2, vierde lid, van de regeling is hiermee komen te ontvallen. Als gevolg hiervan is het dan ook geschrapt.

Artikel I, onderdeel C (Artikel 3)

Eveneens wordt met ingang van 1 januari 2002 de euro ingevoerd. Als gevolg hiervan dient de wet- en regelgeving aan deze situatie te worden aangepast; dus ook de RSP. Gelijktijdig met de omzetting van de bedragen naar euro zijn deze bedragen op grond van artikel 9 van de regeling geïndexeerd; wat betreft de subsidie aan de werkgever op basis van de ontwikkeling van het minimumloon en wat betreft de uurprijs de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie. Artikel 3, eerste lid, en tweede lid, onderdeel a, van de regeling zijn daaraan aangepast.

Artikel I, onderdeel D (Artikel 5)

Voorts is de systematiek van de bevoorschotting aangepast. Medio 1998 heeft een wijziging van de regeling plaatsgevonden. Het werd toen mogelijk gemaakt om op verzoek van de subsidieontvanger hem een subsidie te verstrekken op een eerder tijdstip dan op basis van een declaratie na afloop van het kwartaal. In de praktijk was namelijk gebleken dat bij kleine startende ondernemingen daaraan behoefte bestond. Daarbij werd er vanuit gegaan dat slechts in uitzonderlijke omstandigheden een beroep op deze mogelijkheid zou worden gedaan. Gebleken is dat veel ondernemingen en niet alleen kleine startende ondernemingen een beroep op deze mogelijkheid doen. Hierin is de grond gelegen om de systematiek van bevoorschotting aan te passen. Op of omstreeks medio februari ontvangt de subsidieontvanger een eenmalig voorschot op de te verstrekken subsidie. Dit eenmalige voorschot zal 60% van de gemiddelde subsidie over vier kwartalen bedragen. Onderscheid dient hierbij te worden gemaakt tussen bestaande ondernemingen en startende ondernemingen. Voor bestaande ondernemingen wordt het eenmalige voorschot berekend aan de hand van de declaratie over het vierde kwartaal van het jaar dat ligt twee jaar voor het subsidiejaar (t-2) en de declaraties over de eerste drie kwartalen van het jaar dat voorafgaat aan het subsidiejaar (t-1). In het achtste lid is dit geregeld.

Voor een startende onderneming en ondernemingen die minder dan een jaar gebruik maken van de regeling, kan geen eenmalig voorschot op basis van vier kwartalen worden berekend. Voor hen is de mogelijkheid geopend om een eenmalig voorschot aan te vragen. In de situatie dat de werkgever een declaratie heeft ingediend over een kwartaal of een veelvoud daarvan, zal het eenmalige voorschot worden bepaald op basis van de door de werkgever ingediende declaratie of declaraties. De declaratie(s) moet hij vergezeld doen gaan van een opgave van de gegevens over arbeidsuren volgens de arbeidsovereenkomst en de gewerkte uren op consumentencontracten, die gefactureerd zijn, over het betreffende kwartaal of kwartalen. Dit is in het negende lid geregeld. Zodra het achtste lid van toepassing is op een werkgever, wordt het eenmalige voorschot op basis van vier kwartalen opnieuw berekend aan de hand van de van de subsidieontvanger ontvangen benodigde declaraties. Op basis van de uitkomst hiervan zal binnen 13 weken na kennisgeving aan de subsidieontvanger de financiële verwerking plaatsvinden. Bij de financiële verwerking wordt rekening gehouden met het eenmalige voorschot dat de subsidieontvanger op grond van het negende lid heeft ontvangen. Dit is geregeld in het tiende lid.

Artikel I, onderdeel E (Artikel 6)

In artikel 6, tweede lid, van de regeling is bepaald dat indien een werkgever een jaaropgave indient die meer bedraagt dan f 100.000,-, hij deze vergezeld moet doen gaan van een accountantsverklaring. Als gevolg van de invoering van de euro is dit bedrag omgezet naar de euro en vastgesteld op € 50.000,-.

Artikel I, onderdeel F (Artikel 8)

De inwerkingtreding van de Wet SUWI per 1 januari 2002 heeft tevens geleid tot een wijziging in de toezichtstructuur. Het toezicht op alle betrokken uitvoeringsorganen is geïntegreerd en geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de Minister van SZW. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de toezichthouder een onafhankelijk toezichtoordeel geeft. De directie Toezicht van het ministerie SZW die met de Accountantsdienst van het ministerie SZW was belast met het toezicht op de naleving van de in de regeling opgenomen verplichtingen, is opgegaan in deze nieuwe structuur, de Inspectie Werk en Inkomen. In verband hiermede is het eerste lid van artikel 8 gewijzigd.

Artikel II

Op grond van het onderhavige artikel zijn de modellen van de declaratie, de slotdeclaratie, de jaaropgave en de accountantsverklaring geactualiseerd voor het jaar 2002.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

Naar boven