Wijziging regelgeving inzake verzamelen van runderen, schapen en geiten

21 december 2001

Nr. TRCJZ/2001/17888

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224), op artikel 11 van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van de Europese Unie van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in schapen, onderscheidenlijk geiten en varkens (PbEG L 121) en op beschikking 2001/327/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten en houdende intrekking van beschikking 2001/263/EG (PbEG L 115);

Gelet op de artikelen 18, eerste en tweede lid, 30, eerste en vierde lid, en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel I

De Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 20001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De omschrijving van het begrip `blokperiode' in onderdeel o komt te luiden:

blokperiode: tijdseenheid, die begint vanaf het tijdstip van eerste verzameling, van:

- ten hoogste 48 uur op een schapenverzamelcentrum, of

- ten hoogste 144 uur op een runderverzamelcentrum, voorzover het fokrunderen betreft die zijn bestemd voor export naar een lidstaat van de Europese Unie, niet zijnde Nederland, of

- ten hoogste 30 dagen op een runderverzamelcentrum, voorzover het fokrunderen betreft die zijn bestemd voor export naar een land niet zijnde Nederland en niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, of

- ten hoogste 24 uur op een varkensverzamelcentrum, geitenverzamelcentrum, onderscheidenlijk runderverzamelcentrum voorzover het varkens, geiten, onderscheidenlijk andere runderen dan fokrunderen betreft.

2. In onderdeel z wordt de zinsnede `runderen, ouder dan 2 maanden en jonger dan 36 maanden' vervangen door: runderen, ouder dan 2 maanden en jonger dan 50 maanden.

3. In onderdeel bb wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 maanden' vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden.

B

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden

4. Het bijeenbrengen van runderen als bedoeld in het derde lid geschiedt

a. op het bedrijf van afvoer, grenzend aan de openbare weg;

b. voorzover aanwezig, vanaf een voorziening op het bedrijf van afvoer waar de af te voeren runderen tijdelijk bijeengebracht worden met het oog op het bijeenbrengen op een vervoermiddel, of

c. indien het stieren, ouder dan twaalf maanden, betreft, op een andere wijze, mits contact tussen de verblijfplaats van de bijeen te brengen dieren en het vervoermiddel is uitgesloten.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het zesde lid door een komma wordt de volgende zinsnede toegevoegd: met uitzondering van de afvoer van runderen in de categorieën 3 tot en met 6 als bedoeld in de Bijlage van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten 1993 naar een door de Minister aangewezen inrichting ten behoeve van noodslachting.

C

Artikel 9d wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding `1.' geplaatst.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 3, wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 maanden' vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden.

3. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. de aanbieder meldt de aanvang en het einde van elke blokperiode uiterlijk om 14.00 uur op de werkdag voorafgaande aan de blokperiode aan de Rijksdienst;

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is het toegestaan op een runderverzamelcentrum fokrunderen en runderen, jonger dan 12 maanden, aanwezig te hebben, mits de fokrunderen en de runderen, jonger dan 12 maanden, van elkaar gescheiden worden gehouden door middel van epidemiologische eenheden en de aan- of afvoer van fokrunderen niet geschiedt op dagen waarop runderen, jonger dan 12 maanden, aan- of afgevoerd worden.

D

Artikel 9e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien aan het einde van een blokperiode de fokrunderen, bedoeld in artikel 9d, eerste lid, onderdeel a, onder 1, niet zijn afgevoerd, worden de runderen door de aanbieder na voorafgaande kennisgeving aan de Rijksdienst met gebruikmaking van een door de Rijksdienst daartoe ter beschikking gesteld formulier:

- afgevoerd naar een slachthuis, of

- op het verzamelcentrum gedurende 30 dagen in een epidemiologische bedrijfseenheid gescheiden gehouden van de overige fokrunderen, waarna de fokrunderen wederom voor een blokperiode kunnen worden aangeboden, of

- op het verzamelcentrum in een epidemiologische bedrijfseenheid gescheiden gehouden van andere fokrunderen gedurende een periode, die aanvangt op de eerste dag van de scheiding en het bloed of ander weefsel van de fokrunderen op de vijfde dag van de scheiding worden onderzocht op de aanwezigheid van mond- en klauwzeer en de uitslag van dat onderzoek negatief is, waarna de fokrunderen worden vervoerd naar een in Nederland gelegen bedrijf.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De termijn van 30 dagen, bedoeld in het tweede lid, tweede en derde gedachtestreepje, vangt aan nadat het laatste fokrund aan de epidemiologische eenheid is toegevoegd.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het is verboden op een bedrijf, niet zijnde een slachterij of een Nederlands bedrijf als bedoeld in het tweede lid, derde gedachtestreepje, fokrunderen afkomstig van een runderverzamelcentrum te ontvangen.

E

Artikel 9g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef en onderdeel c, en tweede, derde en vierde lid, wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 maanden' telkens vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden.

2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 weken' vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden.

F

Artikel 9h wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 maanden' vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De in het eerste lid bedoelde regio van waaruit runderen worden ontvangen kan door de mesterij worden gewijzigd nadat gedurende 30 dagen geen runderen op de desbetreffende mesterij zijn aangevoerd van een runderverzamelcentrum of een starterbedrijf.

G

Artikel 9k wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de zinsnede `op één bedrijf, waaronder mede wordt verstaan één slachthuis of één schapenverzamelcentrum, onderscheidenlijk één geitenverzamelcentrum' vervangen door: op één slachthuis of één schapenverzamelcentrum, onderscheidenlijk één geitenverzamelcentrum.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het bijeenbrengen van geiten, jonger dan vier weken, afkomstig van een bedrijf dat uitsluitend is ingericht op het houden van geiten voor melkproductie, op een vervoermiddel, mits vervolgens lossing geschiedt op één in Nederland gelegen bedrijf dat:

a. is geregistreerd bij de Rijksdienst en

b. geiten uitsluitend afvoert naar een slachthuis.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Het bijeenbrengen van schapen of geiten als bedoeld in het derde lid geschiedt

a. op het bedrijf van afvoer, grenzend aan de openbare weg, of

b. voorzover aanwezig, vanaf een voorziening op het bedrijf van afvoer waar de af te voeren schapen of geiten tijdelijk bijeengebracht worden met het oog op het bijeenbrengen op een vervoermiddel.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. De registratie, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, geschiedt met gebruikmaking van een daartoe door de directeur van de Rijksdienst ter beschikking gesteld formulier.

Artikel II

De Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten2 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. ingeschaarde schapen: schapen, die op een bedrijf uitsluitend ter beweiding voor een beperkte periode aanwezig zijn, niet in contact komen met evenhoevigen op het bedrijf waar ze beweid worden en die zijn afgevoerd van één bedrijf, terwijl de verantwoordelijkheid voor het voeden en verzorgen van deze dieren bij de houder die deze dieren heeft afgevoerd blijft berusten en de betrokken dieren na afloop van deze periode weer afgevoerd worden naar het bedrijf van herkomst.

B

Artikel 6, tweede lid, komt te vervallen.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede `niet zijnde varkens' vervangen door: niet zijnde varkens en ingeschaarde schapen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor de afvoer van evenhoevigen rechtstreeks of via een erkend verzamelcentrum naar een slachthuis, indien de af te voeren evenhoevigen direct voorafgaand aan de afvoer tenminste 30 aaneengesloten dagen op de plaats van afvoer hebben verbleven.

3. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. uitsluitend runderen, jonger dan 26 maanden, die op ten hoogste drie verschillende bedrijven zijn geboren, en droogstaande koeien houdt.

4. In het vierde lid, aanhef, wordt de zinsnede `runderen, jonger dan 8 maanden,' vervangen door: runderen, jonger dan 12 maanden, en droogstaande koeien.

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Het in het eerste en zesde lid bedoelde verbod alsmede de verplichting, bedoeld in het tweede lid, gelden niet voor het vervoer van meer dan licht zieke of licht gewonde evenhoevigen ter noodslachting, bedoeld in artikel 10 van het Besluit dierenvervoer 1994, en voor het vervoer van runderen, jonger dan zes maanden, van een op grond van artikel 9 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra erkend runderspermawincentrum naar een slachthuis.

Artikel III

De Regeling handel levende dieren en levende producten3 wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van Hoofdstuk 3, Afdeling 2 komt de zinsnede `, bestemd voor een lidstaat' te vervallen.

B

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding `1.' geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In zoverre in afwijking van het eerste lid, onderdeel d, aanhef, en van artikel 6, eerste lid, eerste gedachte-streepje, tweede alinea, van richtlijn 64/432/EEG, en onverminderd artikel 9e van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 is het toegestaan fokrunderen, die via een op grond van artikel 9b van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 erkend runderverzamelcentrum buiten Nederland gebracht worden en bestemd zijn voor een derde land, voor een periode van ten hoogste 30 dagen op voornoemd erkend runderverzamelcentrum bijeen te brengen.

C

In artikel 7.1 wordt een begripsomschrijving toegevoegd, luidende:

beschikking 2001/327/EG: beschikking 2001/327/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten en houdende intrekking van beschikking 2001/263/EG (PbEG L 115).

D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 7.3, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van beschikking 2001/327/EG.

E

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 7.6, eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma wordt aan artikel 7.3 een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. onverminderd artikel 14 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten voldaan wordt aan artikel 2, eerste lid, onderdelen c, d, e, f en g, en tweede lid van beschikking 2001/327/EG.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

1 Stcrt. 2000, 121; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 augustus 2001, Stcrt. 158.

2 Stcrt. 2001, 107; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 augustus 2001 (Stcrt. 158).

3 Stcrt. 1994, 250; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 17 augustus 2001 (Stcrt. 158).

Toelichting

Met onderhavige regeling wordt een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000. De wijzigingen dragen bij aan een betere aansluiting van de voorschriften bij de praktijk zonder afbreuk te doen aan de veterinaire garanties en behelzen het volgende.

Artikel I, onderdeel A, onderdeel E en onderdeel F

De blokperiode waarbinnen schapen op een schapenverzamelcentrum mogen worden bijeengebracht wordt uitgebreid van 24 uur naar 48 uur. Het begrip fokrund wordt uitgebreid in die zin dat de maximumleeftijd om als fokrund te worden aangemerkt wordt verlegd van 36 maanden naar 50 maanden. Ook wordt de categorie mesterijen verbreed door in de begripsbepaling op te nemen dat als mesterij wordt beschouwd een bedrijf waar runderen worden gehouden die jonger zijn dan 12 maanden. Deze wijziging vindt plaats om zo ook de afvoer van rosékalveren van deze gespecialiseerde kalvermesterijen mogelijk te maken.

Artikel I, onderdeel B

Het bijladen van runderen op een vervoermiddel leverde in de praktijk problemen op gelet op het voorschrift dat het bijladen dient te geschieden aan de openbare weg, grenzend aan het bedrijf van afvoer. Om die reden is het vanaf heden toegestaan om de runderen op een vervoermiddel bij te laden op het erf, grenzend aan de openbare weg. Indien op het bedrijf van afvoer (buiten de stal waar de af te voeren dieren zich bevinden) een aflevervoorziening aanwezig is, waar de af te voeren dieren tijdelijk bijeen worden gebracht alvorens bijgeladen te worden op het vervoermiddel, is het toegestaan daarvan gebruik te maken. Verder is het toegestaan stieren, ouder dan twaalf maanden, op het erf zelf bij te laden, mits elk contact tussen het vervoermiddel en de bedrijfsgebouwen waar de runderen hebben verbleven wordt vermeden. Dit betekent concreet dat het vervoermiddel niet in de stallen mag worden gebracht. Ook is het niet toegestaan om de laadklep van het vervoermiddel binnen de stallen te plaatsen. Overigens zij erop gewezen dat indien gekozen wordt om de dieren op het erf op te laden tevens voldaan dient de worden aan de hygiënevoorschriften van artikel 6 van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten. Voorts wordt in dit wijzigingsonderdeel een voorziening getroffen voor het vervoer van runderen met uitwendig waarneembare afwijkingen, die bezoedeling tijdens het slachtproces en de keuring na het slachten zouden kunnen geven, en van dieren met ziekteverschijnselen van een slachthuis naar een noodslachthuis teneinde daar te worden geslacht. Van belang is dat de keuringsdierenarts aangeeft naar welke noodslachtplaats de betreffende runderen vervoerd moeten worden.

Artikel I, onderdeel C

Uit oogpunt van controle en handhaafbaarheid van de eisen ten aanzien van het bijeenbrengen van runderen is het vanaf heden verplicht om elke blokperiode aan de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) te melden. Tot dusver gold deze verplichting uitsluitend voor de aanbieder van fokrunderen ten behoeve van de export. Voorts wordt het in dit wijzigingsartikel mogelijk gemaakt om op een runderverzamelcentrum zowel kalveren als fokrunderen bijeen te brengen, mits de beide categorieën runderen van elkaar gescheiden blijven via epidemiologische eenheden en de aan- en afvoer van fokrunderen niet plaatsvindt op dagen dat kalveren aan- of afgevoerd worden. Op die manier wordt voorkomen dat een mogelijke besmetting wordt overgedragen op een andere categorie runderen.

Artikel I, onderdeel D

Deze wijziging maakt het mogelijk om fokrunderen, die aan het eind van een blokperiode op een runderverzamelcentrum niet geëxporteerd worden, na het voldoen aan stringente veterinaire voorwaarden af te voeren naar een in Nederland gelegen bedrijf. Deze voorwaarden behelzen het volgende. De aan het eind van de blokperiode overgebleven fokrunderen worden afgezonderd in een aparte epidemiologische eenheid. Op de vijfde dag na verplaatsing naar de epidemiologische eenheid moet bloed of ander weefsel van alle afgezonderde fokrunderen onderzocht worden op de aanwezigheid van mond- en klauwzeer en indien de uitslag van het onderzoek negatief is, mogen de runderen vervoerd worden naar een Nederlands bedrijf. Deze mogelijkheid laat overigens onverlet de overgebleven fokrunderen na een blokperiode af te voeren naar een slachthuis of na een afzonderingsperiode van dertig dagen opnieuw aan te bieden voor de export.

Artikel I, onderdeel F

Abusievelijk is bij de wijziging van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 van 17 augustus 2001 (Stcrt. 158) artikel 9h, vijfde lid, komen te vervallen. Dit wordt thans hersteld. Op grond van deze bepaling is het voor mesterijen mogelijk om 30 dagen na de laatste aanvoer van kalveren na voorafgaande kennisgeving aan de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees van aanvoerregio te wisselen.

Artikel I, onderdeel G

Deze wijziging van de bepaling omtrent het bijladen van schapen of geiten op een vervoermiddel houdt verband met het verbod op het afleveren van bijeengebrachte schapen of geiten op een bedrijf, niet zijnde een erkend schapen- of geitenverzamelcentrum of een slachthuis. De afvoer van bijeengebrachte schapen en geiten van verschillende bedrijven voor een periode korter dan 30 dagen naar een ander bedrijf is niet toegestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor de afvoer van jonge geiten, afkomstig van melkgeitenhouderijen, naar gespecialiseerde mestbedrijven.

Artikel II, onderdeel A en onderdeel C

Deze wijziging van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten ziet op het inscharen van schapen. Inscharen is het voor een bepaalde, korte periode laten weiden van schapen in natuurgebieden (in de zomer) en op weilanden van melkveehouderijen (in de winter), waarbij de verantwoordelijkheid en het houderschap van die schapen blijft berusten bij de ondernemer van wiens bedrijf de schapen zijn afgevoerd (de uitschaarder). Na de periode van inscharen, dat overigens op verschillende bedrijven kan plaatsvinden, keren de schapen weer terug naar het bedrijf van de uitschaarder. Zoals in de brief aan de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer van 15 november 2001 (kenmerk VVA.2001/4100) reeds is aangekondigd wordt het thans mogelijk gemaakt om op bedrijven, die schapen inscharen binnen de voorgeschreven periode van dertig dagen, de betreffende schapen af te voeren naar een ander bedrijf, waar de dieren worden ingeschaard, of naar het bedrijf van oorsprong. De ingeschaarde schapen kunnen dus op elk moment vervoerd worden naar een perceel van een andere partij. Het inscharen geschiedt onder voorwaarde dat de schapen niet in contact komen met evenhoevigen op bedrijven waar de schapen uitgeschaard zijn. Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat de periode van dertig dagen waarbinnen het verboden is om evenhoevigen, niet zijnde varkens of ingeschaarde schapen, van een bedrijf af te voeren ook geldt voor het bedrijf dat schapen inschaart. Ter illustratie: indien een melkveehouderij schapen inschaart, mogen gedurende dertig dagen vanaf de dag dat inscharing plaatsvindt geen evenhoevigen van het bedrijf worden afgevoerd, anders dan de reeds toegestane afvoermogelijkheden van bijvoorbeeld kalveren. Zodra de schapen weer terugkeren op het uitscharende bedrijf (dus op het bedrijf van degene die verantwoordelijk is voor de verzorging van de schapen) gaat het verbod in om gedurende dertig dagen evenhoevigen af te voeren. In dit wijzigingsonderdeel wordt voorts een voorziening getroffen om meer dan licht zieke of licht gewonde evenhoevigen van het bedrijf af te voeren indien in een periode korter dan dertig dagen daarvoor evenhoevigen op het bedrijf zijn aangevoerd. Afvoer van die dieren kan dan uitsluitend plaatsvinden naar een erkende bijzondere slachtplaats. Ook wordt een voorziening getroffen voor de afvoer van jonge stieren van een runderspermawincentrum binnen de 30-dagen-periode.

Artikel II, onderdeel B

Aangezien de dierziektesituatie in Nederland na de mond- en klauwzeeruitbraken weer is genormaliseerd kan ten aanzien van de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen van varkens teruggevallen worden op het structurele regime van de Regeling hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten. Om die reden komt de verplichting om na ieder transport van varkens het vervoermiddelen te reinigen en ontsmetten op een geregi-streerde wasplaats te vervallen en herleeft het normale regime op grond waarvan reiniging en ontsmetting op een geregistreerde wasplaats na ten hoogste vier varkenstransporten dient plaats te vinden (artikel 10, vierde lid, van de Regeling hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten).

Artikel III, onderdelen A en B

In deze onderdelen van het wijzigingsartikel wordt de Regeling handel levende dieren en levende producten gewijzigd in die zin dat de regelgeving ten aanzien van het exporteren van levende fokrunderen naar derde landen in overeenstemming wordt gebracht met de praktijk en de voorschriften van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 op grond waarvan fokrunderen, die zijn bestemd voor een derde land, gedurende ten hoogste dertig dagen op een runderverzamelcentrum bijeen mogen worden gebracht alvorens geëxporteerd te worden.

Artikel III, onderdelen C, D en E

Nu krachtens de ministeriële regeling van 11 december 2001 (Stcrt. 241) de invoer van schapen en geiten weer is toegestaan, dient bij invoer uit lidstaten naast de reeds geldende bepalingen van de Regeling handel levende dieren en levende producten en de Tijdelijke monitoringsregeling besmettelijke dierziekten voldaan te worden aan beschikking 2001/327/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 april 2001 tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten en houdende intrekking van beschikking 2001/263/EG (PbEG L 115). Op grond van deze beschikking gelden aanvullende eisen ten aanzien van het in het intracommunautaire handelsverkeer brengen van schapen en geiten. Met onderhavige wijziging wordt de betreffende beschikking geïmplementeerd. Hierbij zij opgemerkt dat ten aanzien van de eis, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de beschikking op grond van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten, die mede gebaseerd is op de Europese vrijwaringsbepalingen, nationaal strengere eisen gelden voor de periode waarbinnen voor schapen en geiten een afvoerverbod geldt. Thans geldt op grond van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en de Europese vrijwaringsbepalingen een verbod op het gebruik van halteplaatsen. Voorts zij opgemerkt dat het exportverbod, dat krachtens Europese regelgeving geldt voor o.m. schapen en geiten uit het Verenigd Koninkrijk, automatisch is geïmplementeerd in de Regeling handel levende dieren en levende producten.

Ten aanzien van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven het volgende. De Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 is als gevolg van de uitbraak van mond- en klauwzeer in Nederland verschillende malen gewijzigd. Met die wijzigingen zijn strenge eisen gesteld aan het verzamelen van runderen, schapen en geiten. Onderhavige regeling ziet op een aantal aanpassingen, die over het algemeen leiden tot een vermindering van de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven. Met het uitbreiden van de leeftijdsgrenzen van runderen wordt de categorie runderen die verzameld mogen worden vergroot. Dit brengt geen administratieve lasten met zich mee. Ook het aanpassen van de bepaling inzake de plaats waar runderen, schapen of geiten op een vervoermiddel bijeengebracht mogen worden leidt niet tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Een aantal wijzigingsonderdelen leiden tot een lichte verhoging van de administratieve lasten. Het betreft de volgende onderwerpen. De eis om iedere blokperiode vooraf te melden bij de RVV leidt tot een uitbreiding van de informatieplicht. Het is uit oogpunt van de bescherming van de diergezondheid noodzakelijk om zorgvuldig toezicht te houden op situaties waar het grootste risico op verspreiding van besmettelijke dierziekten (namelijk het bijeenbrengen van dieren) zich voordoet en om die reden dient de RVV vooraf op de hoogte gesteld te worden van een verzameling van runderen, schapen of geiten. De melding leidt tot te verwaarlozen kosten voor het bedrijfsleven aangezien een enkele telefonische mededeling voldoende is om aan deze eis te voldoen. De hoeveelheid aan te melden blokperiodes is sterk afhankelijk van de categorie runderen die verzameld worden, aangezien de duur van de verschillende blokperiodes verschilt. De praktijk wijst uit dat op een verzamelcentrum circa drie keer per week kalveren bijeen worden gebracht, die ten hoogste 24 uur aldaar mogen verblijven. Fokrunderen ten behoeve van de export kunnen dertig dagen aanwezig blijven. Daarnaast kan een verzamelcentrum gebruik maken van epidemiologische eenheden, waarvoor afzonderlijke blokperiodes gelden. Het is niet in te schatten hoeveel blokperiodes daadwerkelijk aangemeld zullen gaan worden, omdat die hoeveelheid afhankelijk is van de bedrijfsvoering van de individuele verzamelcentra en de vraag en het aanbod van de verschillende categorieën runderen. De kosten voor het serologisch onderzoek van fokrunderen, dat is voorgeschreven om de fokrunderen vervolgens naar een in Nederland gelegen bedrijf te vervoeren, bedragen ongeveer f 200,- (€ 90,76) tot f 300,- (□ 136,13) per fokrund. In deze kosten zijn ook berekend de kosten voor het afgezonderd houden van de runderen. Verwacht wordt dat er circa duizend runderen per jaar over de gehele sector gezien op die wijze afgezonderd zullen worden en naar een Nederlands bedrijf vervoerd zullen worden. De totale hoeveelheid is echter sterk afhankelijk van het aanbod van en de vraag naar fokrunderen, waardoor een nauwkeurige schatting niet mogelijk is. Het afzonderen van de runderen behoeft niet afzonderlijk aan de RVV gemeld te worden. De administratieve lasten voor de registratie van de bedrijven die geitenbokjes ontvangen van melkgeitenhouderijen zijn laag, aangezien registratie geschiedt door een eenmalige invulling en toezending van een formulier. Deze registratie is nodig om in beeld te hebben welke vervoersbewegingen plaatsvinden, hetgeen van groot belang is voor een snelle tracering bij een eventuele dierziekteuitbraak. De verwachting is dat het aantal geregistreerde bedrijven laag zal zijn (circa 10 à 20).

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven