Besluit mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media

Besluit van het College van het Commissariaat voor de Media houdende mandatering, volmacht en machtiging van bevoegdheden van het Commissariaat aan leden van het College, onderscheidenlijk ambtenaren in dienst van het Commissariaat

11 december 2001

CvdM/MBe

Het Commissariaat voor de Media,

Overwegende:

dat in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media van 15 augustus 2000 is beschreven op welke wijze de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen dan wel andere handelingen te verrichten, is neergelegd bij een of meer leden van het College, onderscheidenlijk ambtelijke functionarissen binnen het bureau van het Commissariaat voor de Media;

dat het ten gevolge van een interne reorganisatie van het bureau van het Commissariaat voor de Media per 1 juni 2001 en de introductie van de euro per 1 januari 2002 wenselijk is om het Besluit mandaat volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media van 15 augustus 2000 te wijzigen en de tekst daarvan opnieuw vast te stellen en in de Staatscourant te plaatsen;

Besluit:

Paragraaf 1: Algemene bepaling

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. College: de Voorzitter en de leden van het Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 9 Mediawet;

b. mandaat: de bevoegdheid op basis van artikel 10:1 Awb om in naam van het College besluiten te nemen;

c. volmacht: de bevoegdheid op basis van artikel 10:12 Awb juncto artikel 3:60 BW om in naam van het College privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

d. machtiging: de bevoegdheid op basis van artikel 10:12 Awb om in naam van het College handelingen te verrichten die noch een publiekrechtelijke rechtshandeling, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Paragraaf 2: Algemene mandatering van bevoegdheden, volmacht en machtiging

Artikel 2

Aan de onderscheiden leden van het College wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van aangelegenheden die tot hun portefeuille behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het College behoren te worden afgedaan.

Artikel 3

Aan de secretaris, de communicatiemanager, de P&O-functionaris, de coördinator Bedrijfsbureau en de hoofden van de afdelingen Financieel Toezicht, Juridische Zaken, Programma Toezicht en Zendtijd- en Kabelzaken dan wel bij hun afwezigheid hun plaatsvervangers wordt volmacht en machtiging verleend ten aanzien van aangelegenheden die tot hun werkterrein behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het College, onderscheidenlijk de leden van het College behoren te worden afgedaan.

Paragraaf 3: Bijzondere bepalingen

Artikel 4

De uitoefening van bevoegdheden waardoor namens het College financiële verplichtingen tot een bedrag van € 5.000 worden aangegaan, is voorbehouden aan de secretaris, de communicatiemanager, de P&O-adviseur, de coördinator Bedrijfsbureau en de hoofden van de afdelingen Financieel Toezicht, Juridische Zaken, Programma Toezicht en Zendtijd- en Kabelzaken dan wel bij hun afwezigheid hun plaatsvervangers. De uitoefening van bevoegdheden waardoor namens het College financiële verplichtingen boven een bedrag van € 5.000 worden aangegaan, is voorbehouden aan het lid van het College wiens portefeuille het betreft. De uitoefening van bevoegdheden waardoor namens het College financiële verplichtingen boven een bedrag van € 10.000 worden aangegaan, is voorbehouden aan het College.

Artikel 5

Aan het College is voorbehouden:

1. het nemen van besluiten van het Commissariaat voor de Media, waaronder in ieder geval de besluiten:

a. tot de aanstelling, schorsing of het ontslag van een ambtenaar;

b. tot het vaststellen van de begroting van het Commissariaat voor de Media;

c. tot het vaststellen van het jaarverslag van het Commissariaat voor de Media;

d. tot het vaststellen van de vergoedingen aan de landelijke omroepinstellingen;

e. tot het vaststellen van de bijdragen aan de regionale omroepinstellingen;

f. tot het toewijzen, intrekken of weigeren van zendtijd voor landelijke, regionale en lokale omroep met uitzondering van het intrekken of wijzigen van de zendtijdtoewijzing op verzoek van de omroepinstelling;

g. tot het verlenen, intrekken of weigeren van toestemming voor commerciële omroep met uitzondering van het intrekken of wijzigen van de toestemming op verzoek van de commerciële omroep;

h. tot het vaststellen, wijzigen en intrekken van beleidsregels;

i. tot het opleggen van een administratieve sanctie;

2. het voornemen tot het opleggen van een administratieve sanctie;

3. de aangelegenheden betreffende:

a. de hoofdlijnen van het personeelsbeleid, waaronder begrepen:

- het vaststellen van kaders voor het te voeren arbeidsvoorwaardenbeleid;

- het vaststellen van kaders voor het te voeren sociaal beleid;

b. de hoofdlijnen van het algemeen communicatiebeleid, waaronder begrepen de bekendmaking van belangrijke (voorgenomen) besluiten en de daarmee verband houdende communicatiestrategieën;

c. de hoofdlijnen van het formatiebeleid, alsmede de verdeling van de personele middelen;

4. de afdoening en ondertekening van stukken;

a. gericht aan ministers en staatssecretarissen;

b. gericht aan de Eerste en Tweede Kamer;

c. gericht aan de Algemene Rekenkamer;

d. gericht aan de Nationale Ombudsman.

Paragraaf 4: Ondertekening

Artikel 6

1. Het in een document vastleggen van een besluit, een privaatrechtelijke rechtshandeling of een andere handeling door of namens het College, dient te geschieden op briefpapier van het Commissariaat voor de Media met het hoofd `Commissariaat voor de Media'.

2. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld door het College, wordt ondertekend door de Voorzitter en het lid van het College dat het aangaat en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media'.

3. Bij afwezigheid van de Voorzitter of het betrokken lid van het College wordt het door het College vastgestelde document in naam van het afwezige lid ondertekend door het andere lid van het College en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media'.

4. Bij afwezigheid van twee leden van het College wordt het door het College vastgestelde document ondertekend door het andere lid van het College en in naam van het afwezige lid van het College door de in artikel 3 genoemde functionaris, wiens werkterrein het betreft, dan wel bij diens afwezigheid diens plaatsvervanger, en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media'.

5. Bij afwezigheid van de Voorzitter en de andere leden van het College wordt het door het College vastgestelde document in naam van de afwezige leden ondertekend door de in artikel 3 genoemde functionaris, wiens werkterrein het betreft, dan wel bij diens afwezigheid diens plaatsvervanger, en de secretaris en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media'.

6. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld overeenkomstig artikel 2, wordt ondertekend door het betrokken lid van het College en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media, namens het College'.

7. Bij afwezigheid van het betrokken lid van het College wordt het document in naam van het afwezige lid ondertekend door een ander lid van het College en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media, namens het College'.

8. Bij afwezigheid van de Voorzitter en de andere leden van het College wordt het document in naam van het afwezige lid ondertekend door de in artikel 3 genoemde functionaris, wiens werkterrein het betreft, dan wel bij diens afwezigheid diens plaatsvervanger, en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media, namens het College'.

9. Een document als bedoeld in het eerste lid, vastgesteld overeenkomstig artikel 3, wordt ondertekend door de betrokken functionaris, dan wel bij diens afwezigheid diens plaatsvervanger en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media, namens het College'.

10. Bij afwezigheid van de betrokken functionaris en diens plaatsvervanger wordt het document in naam van de afwezige functionaris ondertekend door de secretaris en vermeldt aan het slot `Commissariaat voor de Media, namens het College'.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 7

Dit besluit vervangt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media van 15 augustus 2000.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Hilversum, 11 december 2001.
Het Commissariaat voor de Media,
J.J. van Cuilenburg, voorzitter.
I. Brakman, commissaris.
L. van der Meulen, commissaris.

Toelichting

Algemeen

Artikel 11, lid 2 Mediawet stelt dat het Commissariaat slechts met instemming van alle leden aan één of meer van zijn leden mandaat en machtiging kan verlenen tot het uitvoeren van delen van zijn taak. Het wettelijk vereiste van instemming van alle leden brengt volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 11 het collegiaal karakter van de besluitvorming van het Commissariaat tot uitdrukking (TK, 1985-1985, 19 136, nrs. 1-3, p. 111). De term machtiging is in artikel 11, lid 2 Mediawet gekomen bij de aanpassing van de Mediawet en andere bijzonder wetten aan de derde tranche van de Awb (Aanpassingswet derde tranche Awb III. Volgens de Memorie van Toelichting was deze aanpassing noodzakelijk omdat de in artikel 9 Mediawet genoemde taak van het Commissariaat voor de Media naast het nemen van besluiten ook het verrichten van feitelijke taken als het bevorderen van overleg, coördinatie en samenwerking en het verstrekken van inlichtingen aan de minister behelst (TK, 1996-1997, 25 464, nr. 3, p. 19). Bij dergelijke feitelijke werkzaamheden wordt gesproken van machtiging.

In het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Commissariaat voor de Media (hierna: Besluit) wordt alleen mandaat aan individuele leden van het College verleend en is afgezien van mandaatverlening aan ambtenaren. Er is voor gekozen om de bestaande situatie waarin het altijd het College dan wel een individuele Commissaris is die een besluit neemt, te codificeren in het Besluit. Met `besluit' wordt dan bedoeld een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In de dagelijkse praktijk van het Commissariaat komt dat neer op de besluiten die genomen worden door het College tijdens de wekelijkse Collegevergadering. De brieven waarin deze besluiten worden vastgelegd worden doorgaans ondertekend door de Voorzitter en de verantwoordelijke Commissaris. Indien het beschikkingen betreft, namelijk besluiten die niet van algemene strekking zijn, met inbegrip van de afwijzing van de aanvraag daarvan, zijn deze vatbaar voor bezwaar en beroep en bevatten deze brieven aan het slot ook een bezwaarclausule c.q. beroepsclausule. Bij de bevoegdheid om namens het bestuursorgaan andere beslissingen dan besluiten (in de zin van de Awb) te nemen spreekt men niet van mandaat maar van volmacht (privaatrechtelijke rechtshandelingen) dan wel machtiging (overige rechtshandelingen).

Er is bewust afgezien van een gedetailleerde omschrijving van de bevoegdheden die op grond van mandaat, volmacht dan wel machtiging liggen bij de leden van het College of de medewerkers. Een uitputtende omschrijving van alle bestaande en mogelijke toekomstige aangelegenheden is immers onmogelijk. Het zal soms van de aard en inhoud van de zaak afhangen wie een beslissing kan nemen in een voorkomend geval. Verder worden leden van het College en medewerkers van het Commissariaat met functie aangeduid en niet met naam. Op deze wijze biedt het Besluit betrokkenen voldoende duidelijkheid over wie bevoegd is een bepaald besluit te nemen maar hoeft niet elke personele wisseling of organisatorische wijziging bij het Commissariaat tot aanpassing van het Besluit te leiden. Op deze wijze voorziet het Besluit zowel in de noodzakelijke rechtszekerheid als flexibiliteit bij de verlening van mandaat, volmacht en machtiging binnen het Commissariaat voor de Media.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Hierin wordt in algemene zin aan de leden van het College mandaat, volmacht en machtiging verleend voor het uitoefenen van bevoegdheden ten aanzien van aangelegenheden die tot hun portefeuille behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het College moeten worden afgedaan.

Artikel 3

Hierin wordt de secretaris, de communicatiemanager, de P&O-adviseur, de coördinator Bedrijfsbureau, de hoofden van de afdelingen Financieel Toezicht, Juridische Zaken, Programma Toezicht en Zendtijd- en Kabelzaken en hun plaatsvervangers machtiging en volmacht verleend voor het uitoefenen van bevoegdheden ten aanzien van aangelegenheden die tot hun werkterrein behoren en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het College respectievelijk de leden van het College afgedaan moeten worden.

Artikel 4

Dit artikel maakt duidelijk wanneer de individuele leden van het College respectievelijk ambtenaren (de budgethouders) een volmacht van het College hebben tot het aangaan van financiële verplichtingen. Omdat het in dat geval gaat om privaatrechtelijke rechtshandelingen in de zin van artikel 3:60 BW wordt gesproken van volmacht.

Artikel 5

Dit artikel onderstreept dat in beginsel alle besluiten van het Commissariaat voor de Media worden genomen door het College. De meest voorkomende besluiten worden genoemd. Het betreft hier zwaarwegende besluiten zoals besluiten over de rechtspositie van ambtenaren, het opleggen van administratieve sancties en het vaststellen van de hoofdlijnen op allerlei terreinen. De zinsnede `waaronder in ieder geval' geeft aan dat de opsomming niet limitatief is. Een uitputtende opsomming van alle mogelijke besluiten is ondoenlijk. Aard en inhoud van deze bevoegdheden verzetten zich tegen mandatering aan individuele leden van het College. Er is voor gekozen om niet te refereren aan artikelen uit Mediawet en Mediabesluit omdat dan elke wijziging en vernummering van artikelen zou noden tot een aanpassing van het Besluit.

Artikel 6

Dit artikel regelt de ondertekening van besluiten. Hierbij wordt ook voorzien in de nodige ondertekeningsmandaten bij afwezigheid van degenen die het besluit hebben genomen.

Het Commissariaat voor de Media,

J.J. van Cuilenburg, voorzitter.

I. Brakman, commissaris.

L. van der Meulen, commissaris.

Naar boven