Zeescheepvaart

Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen en Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds 2001/2002

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE STICHTING FONDS SOCIAAL MARITIEME VOORZIENINGEN ZEESCHEEPVAART EN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS ZEESCHEEPVAART

AI Nr. 9698

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Federatie van Werknemers in de Zeevaart namens de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart (VWH), het Sociaal Maritiem Werkgeversverbond (SMW) en Spliethoff Beheer BV als partijen te ener zijde en namens de Bedrijvenbond CNV en de Federatie van Werknemers in de Zeevaart als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Fonds Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2002 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart alsmede de daarbij behorende statuten en reglementen van de Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart en van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Definities

  • 1. Werkgever:

  • De werkgever is:

    • a. de werkgever, die als natuurlijke of als rechtspersoon, de zeescheepvaart uitoefent met zeeschepen < 9000 GT;

  • 2. Werknemer:

  • De werknemer is degene die als kapitein of schepeling met een in het eerste lid bedoelde werkgever een arbeidsovereenkomst voor de vaart ter zee heeft aangegaan en voor wie de werkgever premies voor de Nederlandse werknemersverzekeringen verschuldigd is.

  • 3. Zeescheepvaart

  • De vaart met zeeschepen in de handelsvaart, niet zijnde bagger- en aannemingsmaterieel, offshore-vaartuigen, zeesleepboten en vissersschepen, voorzien van een Certificaat van Deugdelijkheid voor de Zeevaart.

  • 4. Stichting SMV

  • De Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen voor de Zeescheepvaart.

  • 5. Stichting O&O

  • De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Zeescheepvaart.

  • 6. Statuten, Reglementen

  • De statuten en reglementen van de onder leden 4 en 5 genoemde Stichtingen die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgever als bedoeld in artikel 1, lid 1 en de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 2.

  • 2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:

  • Chemgas B.V., gevestigd te Rotterdam.

Artikel 3 Doel

Het doel van deze overeenkomst is het verlenen van financiële bijdragen aan activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de zeescheepvaart. Deze activiteiten die in beginsel ten goede komen aan de werknemers bestaan binnen het doel van de in artikel 1 bedoelde stichtingen uit:

  • a. Voorlichting en informatie door de participerende werknemersorganisaties aan werknemers over onder andere de rechtsgevolgen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsverhoudingen liggen.

  • b. Bevordering van scholing en vorming van werknemers.

  • c. Bevordering van de opleiding en ontwikkeling van de werknemers.

  • d. Bevordering van de scholing van langdurig werklozen.

  • e. Bevordering van de vaktechnische voorlichting in de bedrijfstak.

Artikel 4 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt, met inachtneming van het bepaalde in artikelen 7 en 8 van deze overeenkomst, volgens de bepalingen van de statuten en het reglement van de in artikel 1 bedoelde Stichtingen.

De uitvoering is aan deze Stichtingen opgedragen.

Artikel 5 Verplichtingen

Werkgevers en werknemersorganisaties zijn gehouden de door de Stichtingen in het kader van de doelstelling gevraagde gegevens te verstrekken overeenkomstig datgene wat te dezer zake in de statuten en de reglementen van deze Stichtingen is of wordt bepaald en zullen zich ook dienen te houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichtingen voor zover daaruit ten aanzien van hen verplichtingen voortvloeien.

Artikel 6 Bijdragen

  • 1. De werkgever bedoeld in artikel 1 lid 1 sub a is aan de Stichting O&O en aan de Stichting SMV jaarlijks een bijdrage verschuldigd van respectievelijk 0,4% en 0,192% van het premieplichtig loon WW voor de bij hem in dienst zijnde werknemers.

  • 5. Als grondslag voor de berekening van de bijdragen geldt het premieplichtig loon WW van het lopende jaar.

  • 6. De bijdragen worden geheven door de Vereniging Zee-Risico 1967.

  • 7. Indien de werkgever de bijdragen niet of niet in zijn geheel binnen de daarvoor gestelde termijn betaalt, zijn de Stichtingen bevoegd over het niet tijdig betaalde bedrag interest te vorderen over de termijn gelegen tussen het tijdstip waarop de bijdrage is betaald en het tijdstip waarop de bijdrage had moeten worden betaald.

  • De interest wordt berekend tegen het percentage dat geldt als wettelijke rente.

Artikel 7

De Stichting O&O stelt jaarlijks ter realisering van de doelstellingen omschreven in artikel 3, onder b, c, d en e taakstellingen op, waarbij behalve met te verkrijgen overheidssubsidies ook rekening moet worden gehouden met de middelen zoals deze door de onderscheiden werkgevers zijn of zullen worden opgebracht.

Artikel 8

  • 1. De Stichting SMV stelt jaarlijks een bedrag aan de werknemersorganisaties ter beschikking waarvan de hoogte door het bestuur wordt vastgesteld voor de doelstelling als omschreven in artikel 3, onder a. en b.

STATUTEN VAN DE STICHTING FONDS SOCIAAL MARITIEME VOORZIENINGEN ZEESCHEEPVAART

Artikel 1 Naam en Zetel

De Stichting draagt de naam Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart. De Stichting is de voortzetting van de Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen voor de Kleine Handelsvaart.

De Stichting is gevestigd te Rotterdam

Artikel 2 Definities

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. Zeescheepvaart:

  • Onder zeescheepvaart wordt verstaan de vaart met zeeschepen in de handelsvaart, niet zijnde bagger- en aannemingsmaterieel, offshore-vaartuigen, zeesleepboten en vissersschepen, voorzien van een Certificaat van Deugdelijkheid voor de zeevaart.

  • 2. Werkgever:

  • De werkgever is:

    • a. de werkgever, die als natuurlijke of als rechtspersoon, de zeescheepvaart uitoefent met zeeschepen met een tonnage kleiner dan negenduizend Gross Ton (9.000 GT);

  • 3. Werknemer:

  • De kapitein of schepeling die krachtens een dienstverband met een werkgever werkzaam is in de zeescheepvaart en voor wie de werkgever premies voor de Nederlandse werknemersverzekeringen verschuldigd is.

  • 4. Stichting:

  • De Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart.

  • 5. Bestuur:

  • Het in artikel 5 bedoelde bestuur.

  • 6. Administrateur:

  • De in artikel 9 bedoelde administrateur.

  • 7. Reglement:

  • Het in artikel 15 bedoelde reglement.

  • 8. CAO:

  • De Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart.

Artikel 3 Doel

De Stichting heeft tot doel het verlenen van financiële bijdragen aan activiteiten, die gericht zijn op het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de Koopvaardij.

Deze activiteiten, die in beginsel ten goede komen aan de werknemers, bestaan binnen het doel van de Stichting uit:

  • a. voorlichting en informatie door de participerende werknemersorganisaties aan werknemers over onder andere de rechtsgevolgen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten of wettelijke voorschriften die op het terrein van de arbeidsverhoudingen liggen;

  • b. bevordering van opleiding en vorming van werknemers.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers en/of werkgeversorganisaties;

    • b. bijdragen van werknemers en/of werknemersorganisaties;

    • c. bijdragen van de overheid;

    • d. de te kweken renten;

    • e. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • f. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting is paritair samengesteld en bestaat uit tenminste zes leden, waarvan de helft wordt aangewezen door de gezamenlijke werkgevers en de andere helft door de werknemersorganisaties.

  • 2. De leden worden aangewezen voor onbepaalde tijd.

  • 3. De in lid 1 genoemde partijen hebben te allen tijde het recht de door hen aangewezen bestuursleden te vervangen door anderen of voor hen tijdelijk plaatsvervangers aan te wijzen. De plaatsvervanger treedt alsdan in alle rechten van het bestuurslid dat hij vervangt.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap van de leden van het bestuur eindigt door:

    • a. bedanken;

    • b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 3 van dit artikel;

    • c. ontslag door de Rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 298, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 6. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de oneven kalenderjaren door een werknemerslid. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de even kalenderjaren door een werknemerslid.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur bestuurt de Stichting en draagt zorg voor de uitvoering van de Statuten en het Reglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de doelstelling van de Stichting.

  • 2. Het bestuur stelt de uitgaven van de Stichting vast; deze uitgaven betreffen:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. administratie en bestuur.

  • 3. De Stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het gezamenlijk handelen van de voorzitter en de secretaris dan wel hun plaatsvervanger(s).

  • 4. Het administratief en geldelijke beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 5. Het bestuur dient te zorgen dat de gelden op solide wijzen worden belegd.

  • 6. Het bestuur verbindt aan de Stichting een externe registeraccountant aan wie de controle en het toezicht op de jaarrekening wordt opgedragen.

Artikel 7

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de Stichting en de minister een waarnemer toegelaten.

  • Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste twee van de door de werkgevers aangewezen bestuursleden en twee van de door de werknemersorganisatie aangewezen bestuursleden als genoemd in artikel 5 dan wel hun plaatsvervangers aanwezig zijn.

  • 2. Indien het in lid 1 vastgestelde quorum niet ter vergadering aanwezig is, wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven waarvoor dezelfde zaken worden geagendeerd. Deze tweede vergadering dient tenminste vijf werkdagen later te worden gehouden en kan rechtsgeldige besluiten nemen, indien van zowel werkgevers- als werknemerszijde tenminste één bestuurslid aanwezig is. Alle overige bepalingen inzake de besluitvorming door het bestuur zijn in deze vergadering onverkort van toepassing.

  • 3. De besluiten van het bestuur worden, voorzover in deze statuten niet anders is bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk gestemd. Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist de voorzitter.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 9 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur. De kosten van dit beheer komen voor rekening van de Stichting.

  • 2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgelegd.

Artikel 10 Verplichtingen, participerende organisaties en instellingen

  • 1. Het bestuur bepaalt in verband met de goede uitvoering van het hetgeen in de Statuten en het Reglement is voorgeschreven, welke gegevens nodig zijn en door werkgevers, werknemers of andere belanghebbenden dienen te worden verstrekt.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij de aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden. Jaarlijks zal door de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd onder overlegging van een verklaring van een register accountant.

Artikel 11 Begroting

Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Statuten;

  • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de Statuten;

  • c. de kosten van administratie en bestuur;

  • d. eventuele andere lasten.

De begroting is voor de betrokken werknemers en werkgevers beschikbaar.

Artikel 12 Beleggingen

  • 1. Voor zover gelden van de Stichting voor beleggingen beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenissen worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • De effecten en andere waardepapieren aan toonder worden bewaard door een door het bestuur aan te wijzen trustinstelling.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 13 Verslag, rekening en verantwoording

  • 1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, stelt het bestuur een door een registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.

  • 2. Het bestuur legt in het verslag verantwoording af over het gevoerde beleid.

  • 3. Het verslag wordt ten kantore van de administrateur ter inzage van de daarbij betrokken werkgevers en werknemers gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de Statuten respectievelijk ontbinding van de Stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste vijf bestuursleden aanwezig zijn.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de Stichting.

  • 3. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister.

Artikel 15 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze Statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van toepassing.

  • 3. Het reglement danwel wijzigingen daarop treden niet eerder in werking alvorens deze door het bestuur ondertekend en voor een ieder ter inzage zijn neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Rotterdam.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin het reglement niet voorziet is het bestuur bevoegd besluiten te nemen, mits daarbij niet in strijd met de Statuten wordt gehandeld.

REGLEMENT STICHTING FONDS SOCIAAL MARITIEME VOORZIENINGEN ZEESCHEEPVAART

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 2 van de statuten.

Artikel 2 Realisering doelstelling

De Stichting realiseert de doelen genoemd in artikel 3 van respectievelijk de CAO en de statuten onder meer door het:

  • toekennen van bijdragen in het kader van activiteiten als genoemd in art. 3 van de Stichting.

Artikel 3 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 10, lid 3 van de statuten dienen schriftelijk voor 1 oktober bij het bestuur te worden ingediend.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden met inachtneming van artikel 10, lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor éénmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

STATUTEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS ZEESCHEEPVAART

Artikel 1 Naam en Zetel

De Stichting draagt de naam Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart.

De Stichting is de voortzetting van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Kleine Handelsvaart. De Stichting is gevestigd te Rotterdam.

Artikel 2 Definities

  • 1. Zeescheepvaart

  • Onder zeescheepvaart wordt verstaan: de vaart met zeeschepen in de handelsvaart, niet zijnde baggeren aannemingsmaterieel, offshore-vaartuigen, zeesleepboten en vissersschepen, voorzien van een Certificaat van Deugdelijkheid voor de Zeevaart.

  • 2. Werkgever

  • De werkgever is:

    • de werkgever, die als natuurlijke of als rechtspersoon, de zeescheepvaart uitoefent met zeeschepen kleiner dan negenduizend gross ton – (9.000 GT);

  • 3. Werknemer:

  • De werknemer is degene die als kapitein of schepeling met een in het eerste lid bedoelde werkgever een arbeidsovereenkomst voor de vaart ter zee is aangegaan en voor wie de werkgever premies voor de Nederlandse werknemersverzekeringen verschuldigd is.

  • 4. Stichting:

  • De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart.

  • 5. Bestuur:

  • Het in artikel 5 bedoelde bestuur.

  • 6. Administrateur:

  • De in artikel 9 bedoelde administrateur.

  • 7. Reglement:

  • Het in artikel 15 bedoelde reglement.

  • 8. CAO:

  • De Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake de Stichting Fonds Sociaal Maritieme Voorzieningen Zeescheepvaart en de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Zeescheepvaart.

Artikel 3 Doel

De Stichting heeft tot doel het bevorderen, ontwikkelen en subsidiëren van activiteiten gericht op:

  • a. de scholing en vorming van toekomstige werknemers;

  • b. de opleiding en ontwikkeling van de werknemers;

  • c. de scholing en de arbeidsinpassing van (langdurig) werklozen;

  • d. de vaktechnische voorlichting in de bedrijfstak.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers en/of werkgeversorganisaties;

    • b. bijdragen van werknemers en/of werknemersorganisaties;

    • c. bijdragen van de overheid;

    • d. de te kweken renten;

    • e. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • f. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting is paritair samengesteld en bestaat uit tenminste zes leden, waarvan de helft wordt benoemd door de gezamenlijke partijen aan werkgeverszijde bij de CAO en de andere helft door de gezamenlijke partijen aan werknemerszijde bij de CAO.

  • 2. De leden worden benoemd voor onbepaalde tijd.

  • 3. De in lid 1 genoemde partijen hebben te allen tijde het recht de door hen aangewezen bestuursleden te vervangen door anderen of voor hen tijdelijk plaatsvervangers aan te wijzen. De plaatsvervanger treedt alsdan in alle rechten van het bestuurslid dat hij vervangt.

  • 4. Het bestuurslidmaatschap van een bestuurslid van het bestuur eindigt door:

  • a. bedanken;

  • b. vervanging overeenkomstig het bepaalde in lid 3 van dit artikel;

    • c. ontslag door de Rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 298, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d. schriftelijke ontslagneming van het bestuurslid;

    • e. overlijden van het bestuurslid.

  • 5. Het bestuur kiest – met inachtneming van het in het volgende lid bepaalde – uit zijn midden een voorzitter, een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en een plaatsvervangend secretaris.

  • 6. De functies van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter worden in de even kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de oneven kalenderjaren door een werknemerslid. Omgekeerd worden de functies van secretaris en plaatsvervangend secretaris in de oneven kalenderjaren vervuld door een werkgeverslid en in de even kalenderjaren door een werknemerslid.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur bestuurt de Stichting en draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het reglement van de Stichting. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de doelstelling van de Stichting.

  • Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 2. Het bestuur stelt de uitgaven van de Stichting vast; deze uitgaven betreffen:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. administratie en bestuur.

  • 3. De Stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur alsmede door de voorzitter en de secretaris dan wel hun plaatsvervanger(s) gezamenlijk handelend.

  • 4. Het administratief en geldelijke beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur en met inachtneming van een door het bestuur vastgestelde instructie gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur.

  • 5. Het bestuur dient te zorgen dat de gelden op solide wijze worden belegd.

  • 6. Het bestuur verbindt aan de Stichting een externe registeraccountant aan wie de controle en het toezicht op de jaarrekening wordt opgedragen.

Artikel 7

  • 1. Het bestuur vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee bestuursleden dit nodig achten.

  • 2. De wijze en termijn van oproeping worden bij bestuursbesluit geregeld.

  • 3. Indien door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wens daartoe te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur van de Stichting en de minister een waarnemer toegelaten. Waarnemers zijn gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen en ontvangen alle voor bestuursleden bestemde stukken.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1. Het bestuur kan geen besluiten nemen indien niet tenminste twee van de door de werkgevers aangewezen bestuursleden en twee van de door de werknemersorganisaties aangewezen bestuursleden als genoemd in artikel 5 dan wel hun plaatsvervangers aanwezig zijn.

  • 2. Indien het in lid 1 vastgestelde quorum niet ter vergadering aanwezig is wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven waarvoor dezelfde zaken worden geagendeerd. Deze tweede vergadering dient tenminste 5 werkdagen later te worden gehouden en kan rechtsgeldige besluiten nemen, indien van zowel werkgevers- als werknemerszijde ten minste één bestuurslid aanwezig is.

  • Alle overige bepalingen inzake de besluitvorming door het bestuur zijn in deze vergadering onverkort van toepassing.

  • 3. De besluiten van het bestuur worden, voorzover in deze statuten niet anders bepaald, genomen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Elk werkgeverslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werknemersleden. Elk werknemerslid heeft evenveel stemmen als het aantal aanwezige werkgeversleden.

  • 4. Over zaken wordt mondeling, over personen schriftelijk, gestemd.

  • Bij onzekerheid over de vraag of het om een zaak, respectievelijk om een persoon gaat, beslist de voorzitter.

  • 5. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in de volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 9 Administrateur

  • 1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het voeren van administratief en geldelijk beheer aan de administrateur wordt schriftelijk verstrekt. Bij deze opdracht behoort een instructie welke door het bestuur wordt vastgelegd.

Artikel 10 Verplichtingen, participerende organisaties en instellingen

  • 1. Het bestuur bepaalt in verband met de goede uitvoering van hetgeen in de statuten en het reglement is voorgeschreven, welke gegevens nodig zijn en door werkgevers, werknemers of andere belanghebbenden dienen te worden verstrekt.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij de aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden. Jaarlijks zal door de gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd onder overlegging van een verklaring van een register accountant.

Artikel 11 Begroting

Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 1 van de statuten;

  • b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;

  • c. de kosten van administratie en bestuur;

  • d. eventuele andere lasten.

De begroting is voor de betrokken werknemers en werkgevers beschikbaar.

Artikel 12 Beleggingen

  • 1. Voor zover gelden van de Stichting voor beleggingen beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op ondershandse schuldbekentenissen worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • De effecten en andere waardepapieren aan toonder worden bewaard door een door het bestuur aan te wijzen trustinstelling.

  • 3. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 13 Verslag, rekening en verantwoording

  • 1. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een door een externe registeraccountant gecontroleerde balans, rekening van lasten en baten en verslag over de financiële toestand van de Stichting vast. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de secretaris van de Stichting ondertekend.

  • 2. Het bestuur legt in het verslag verantwoording af over het gevoerde beleid.

  • 3. Het verslag wordt ten kantore van de administrateur ter inzage van de daarbij betrokken werkgevers en werknemers gelegd, alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag wordt op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Statutenwijziging en ontbinding

  • 1. Besluiten tot wijziging van de statuten respectievelijk ontbinding van de Stichting kunnen slechts worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste vier bestuursleden aanwezig zijn.

  • 2. Het ontbindingsbesluit duidt tevens de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening aan. Deze bestemming zal zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met het doel van de Stichting.

Artikel 15 Reglement

  • 1. Het bestuur stelt een reglement vast. De bepalingen van het reglement mogen niet in strijd zijn met deze statuten.

  • 2. Ten aanzien van besluiten tot vaststelling of wijziging van het reglement is het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van toepassing.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin het reglement niet voorziet is het bestuur bevoegd besluiten te nemen, mits daarbij niet in strijd met de statuten wordt gehandeld.

REGLEMENT STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS ZEESCHEEPVAART

Artikel 1 Definities

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in artikel 2 van de statuten.

Artikel 2 Realisering doelstelling

De Stichting realiseert de activiteiten genoemd in artikel 3 van de statuten onder meer door:

  • het aangaan van overeenkomsten met overheid en instanties ter uitvoering van (subsidie)regelingen welke passen binnen de doelstellingen van de Stichting;

  • het toekennen van financiële bijdragen aan werknemers en werkgevers in het kader van de doelen als genoemd in artikel 3 van de statuten.

  • het subsidiëren van activiteiten welke verband houden met de doelstelling van de Stichting.

Artikel 3 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de statuten dienen schriftelijk voor 1 oktober bij het bestuur te worden ingediend.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden met inachtneming van artikel 10 lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel:

  • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

  • voor de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

  • 4. Op beslissing van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 20 december 2001

C. J. Meerhof.

Naar boven