Rechtspositieregeling voorzitter RWI

20 december 2001

WBJA/W1/01/86783

Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 16, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. RWI: Raad voor werk en inkomen;

b. voorzitter: de voorzitter, tevens lid van de RWI.

Artikel 2. Bezoldiging

1. De bezoldiging van de voorzitter bedraagt € 8.936,29 bruto per maand.

2. De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

3. De voorzitter heeft per jaar recht op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8% van de door hem genoten bruto bezoldiging, die eenmaal per jaar wordt uitgekeerd.

4. De voorzitter heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de eindejaarsuitkering van de sector rijk.

5. Het bedrag, bedoeld het eerste lid, wordt aangepast aan de salarisontwikkeling van rijksambtenaren.

Artikel 3. Kostenvergoedingen

1. De voorzitter heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten overeenkomstig het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland.

2. De voorzitter ontvangt een representatievergoeding overeenkomstig het Besluit vergoeding representatiekosten rijkspersoneel.

3. De voorzitter ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten overeenkomstig het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel.

4. De voorzitter heeft recht op vergoeding van redelijkerwijs uit hoofde van zijn functie te maken kosten, zulks binnen het geldende fiscale regime.

Artikel 4. Verlof

De voorzitter heeft aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de sector rijk.

Artikel 5. Arbeidsongeschiktheid

In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, alsmede de suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de sector rijk, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Ontslag en niet-herbenoeming

1. In geval van niet-herbenoeming of tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, heeft de voorzitter aanspraak op een uitkering overeenkomstig de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

2. De uitkering wordt toegekend voor een periode gelijk aan het tijdvak waarin betrokkene zonder onderbreking als voorzitter benoemd is geweest, doch ten minste voor de duur van twee jaren en ten hoogste voor de duur van zes jaren, of indien dit eerder is, tot betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt of komt te overlijden.

3. De uitkering bedraagt gedurende het eerste jaar 80% en vervolgens 70% van de als voorzitter genoten bruto-bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering.

4. De inkomsten die betrokkene geniet uit of in verband met arbeid of bedrijf die niet reeds werden genoten voor het ontslag worden met de uitkering verrekend. Deze verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bruto-bezoldiging en de vakantie-uitkering, waarvan de uitkering is afgeleid, overschrijdt.

5. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald.

Artikel 7. Functievervulling

1. De voorzitter onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor de goede vervulling van zijn functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zouden zijn verzekerd.

2. Het is de voorzitter verboden nevenbetrekkingen te vervullen die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

3. Het is de voorzitter in zijn ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 8. Uitvoering van deze regeling

1. De kosten die voortvloeien uit deze regeling komen ten laste van de RWI.

2. De RWI is belast met de uitvoering van deze regeling.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling voorzitter RWI.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 20 december 2001.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,W.A. Vermeend.

Toelichting

In artikel 16, zevende lid, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is bepaald dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de schadeloosstelling van de leden van de Raad voor werk en inkomen (RWI). vaststelt. De RWI wordt op basis van de Wet SUWI een belangrijk overlegorgaan voor de minister van SZW.

De RWI zal uit zestien leden bestaan, onder wie een voorzitter, en vijftien plaatsvervangende leden, die allen door de minister van SZW worden benoemd (artikel 16, tweede lid, Wet SUWI). Met betrekking tot de samenstelling van de RWI kunnen de door de minister van SZW aangewezen werknemersorganisaties een voordracht doen voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden, de door hem aangewezen werkgeversorganisaties voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden en de door hem aangewezen rechtspersoon die de gemeenten vertegenwoordigt voor vijf leden en vijf plaatsvervangende leden (artikel 16, derde lid, Wet SUWI). Mede op basis van het advies van de Sociaal-Economische Raad van 17 augustus jl. hebben de volgende organisaties leden en plaatsvervangende leden mogen voordragen:

Vereniging VNO-NCW: 2 leden en 2 plaatsvervangende leden

MKB-Nederland: 1 lid en 1 plaatsvervangend lid

LTO-Nederland: 1 lid en 1 plaatsvervangend lid

FNV: 2 leden en 2 plaatsvervangende leden

CNV: 2 leden en 2 plaatsvervangende leden

Unie mhp.: 1 lid en 1 plaatsvervangend lid

Raad voor Overheidspersoneelsbeleid: 1 lid en 1 plaatsvervangend lid van de werknemersdelegatie, alsmede 1 lid en 1 plaatsvervangend lid van de werkgeversdelegatie

Vereniging van Nederlandse Gemeenten: 5 leden en 5 plaatsvervangende leden

Deze ministeriële regeling voorziet in een uitputtende regeling met betrekking tot de rechtspositie van de voorzitter van de RWI. De hoogte van de bezoldiging van de voorzitter is tot stand gekomen op basis van de belangrijkste organisatiekenmerken van de RWI (een belangrijk overlegorgaan van de minister van SZW op het gecompliceerde terrein van werk en inkomen, dat functioneert in een politieke omgeving).

Voor de overige arbeidsvoorwaarden, zoals de vergoeding voor representatie- en vervoerkosten, ziektekosten, verlof en arbeidsongeschiktheidsuitkering, is aansluiting gezocht bij de secundaire arbeidsvoorwaarden die voor topmanagers in rijksdienst gelden.

In verband met het feit dat het hier een bestuurlijke functie betreft is voor wat betreft de aanspraak op een wachtgelduitkering de regeling van het wachtgeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA) van overeenkomstige toepassing.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W.A. Vermeend.

Naar boven