Mededeling inzake beëdiging ambtenaren burgerlijke stand en buitengewone ambtenaren burgerlijke stand

Officiële mededeling nr. 1/2001 van de Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit

Aan:

De ambtenaren van de burgerlijke stand

De buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand

In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over het feit of volstaan kan worden met het eenmaal afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 16, vierde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door ambtenaren van de burgerlijke stand en buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand.

Uit de parlementaire geschiedenis van de huidige wetgeving inzake de burgerlijke stand - titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek - blijkt dat het niet nodig is dat een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand opnieuw de eed of belofte aflegt als hij van standplaats verandert of naast zijn huidige standplaats, tevens als ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand benoemd wordt in een andere gemeente.

Met de regeling - aldus blijkt uit de parlementaire stukken - wordt beoogd te voorkomen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die van standplaats verandert opnieuw wordt beëdigd, ook al zou de tweede benoeming plaatsvinden na een tussenperiode, waarin hij geen ambtenaar van de burgerlijke stand is.

Aangenomen mag worden dat het voorgaande van overeenkomstige toepassing is voor de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand.

Tijdens de parlementaire behandeling is er niet verder ingegaan op de verschillende situaties die zich kunnen voordoen in een tussenperiode waarin de desbetreffende persoon geen ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand is. Daarbij valt te denken aan de situatie dat een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand zijn functie neerlegt om een totaal andere functie te gaan vervullen en daarna wederom ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand wordt.

De vraag rijst derhalve wat te doen staat in situaties waarin er geen sprake is van een aaneengesloten periode gedurende welke het ambt wordt vervuld.

Strikt genomen is het in dat geval op grond van de geldende wetgeving niet noodzakelijk om betrokkene de eed of belofte opnieuw af te laten leggen.

De Commissie is evenwel van mening dat het wenselijk is een duidelijke en landelijk eenvormige beleidslijn te hanteren voor de gevallen, waarin er geen sprake is van continuïteit in de vervulling van de functie van ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, ongeacht het feit of de betrokkene in de tussenperiode een andere functie heeft bekleed dan wel geen functie heeft vervuld.

Zij adviseert om in de situaties waarin een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand zijn functie neerlegt of waarin zijn benoeming door tijdsverloop eindigt en betrokkene eerst op een later tijdstip opnieuw in die hoedanigheid benoemd wordt, waardoor er sprake is van een onderbreking in de uitoefening van zijn taken, ter gelegenheid van de nieuwe benoeming betrokkene opnieuw de eed of belofte te laten afleggen.

Den Haag, 29 januari 2001.
De voorzitter,
E. Lukács.

Naar boven