Aan:
De ambtenaren van de burgerlijke stand
De buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand
In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over het feit of volstaan
kan worden met het eenmaal afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel
16, vierde lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door ambtenaren van de
burgerlijke stand en buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand.
Uit de parlementaire geschiedenis van de huidige wetgeving inzake de burgerlijke
stand - titel 4 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek - blijkt dat het niet
nodig is dat een ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand
opnieuw de eed of belofte aflegt als hij van standplaats verandert of naast
zijn huidige standplaats, tevens als ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van
de burgerlijke stand benoemd wordt in een andere gemeente.
Met de regeling - aldus blijkt uit de parlementaire stukken - wordt beoogd
te voorkomen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand die van standplaats
verandert opnieuw wordt beëdigd, ook al zou de tweede benoeming plaatsvinden
na een tussenperiode, waarin hij geen ambtenaar van de burgerlijke stand is.
Aangenomen mag worden dat het voorgaande van overeenkomstige toepassing
is voor de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand.
Tijdens de parlementaire behandeling is er niet verder ingegaan op de
verschillende situaties die zich kunnen voordoen in een tussenperiode waarin
de desbetreffende persoon geen ambtenaar of buitengewoon ambtenaar van de
burgerlijke stand is. Daarbij valt te denken aan de situatie dat een ambtenaar
of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand zijn functie neerlegt om
een totaal andere functie te gaan vervullen en daarna wederom ambtenaar of
buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand wordt.
De vraag rijst derhalve wat te doen staat in situaties waarin er geen
sprake is van een aaneengesloten periode gedurende welke het ambt wordt vervuld.
Strikt genomen is het in dat geval op grond van de geldende wetgeving
niet noodzakelijk om betrokkene de eed of belofte opnieuw af te laten leggen.
De Commissie is evenwel van mening dat het wenselijk is een duidelijke
en landelijk eenvormige beleidslijn te hanteren voor de gevallen, waarin er
geen sprake is van continuïteit in de vervulling van de functie van ambtenaar
of buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, ongeacht het feit of de
betrokkene in de tussenperiode een andere functie heeft bekleed dan wel geen
functie heeft vervuld.
Zij adviseert om in de situaties waarin een ambtenaar of buitengewoon
ambtenaar van de burgerlijke stand zijn functie neerlegt of waarin zijn benoeming
door tijdsverloop eindigt en betrokkene eerst op een later tijdstip opnieuw
in die hoedanigheid benoemd wordt, waardoor er sprake is van een onderbreking
in de uitoefening van zijn taken, ter gelegenheid van de nieuwe benoeming
betrokkene opnieuw de eed of belofte te laten afleggen.