Wijziging Besluit hulpverlening door trombosediensten ziekenfondsverzekering

30 november 2001

Z/VU-2233615

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 24 van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering,

Besluit:

Artikel I

Het Besluit hulpverlening door trombosediensten ziekenfondsverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. het aan de verzekerde ter beschikking stellen van apparatuur en toebehoren waarmee hij de stollingstijd van zijn bloed kan meten;

d. het opleiden van de verzekerde, bedoeld in onderdeel c, in het gebruik van de in dat lid aangegeven apparatuur, alsmede het begeleiden van de verzekerde bij zijn metingen;

e. het geven van adviezen aan de verzekerde omtrent de toepassing van geneesmiddelen ter beïnvloeding van de bloedstolling.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3

1. De verzekerde ontvangt de in het artikel 2, onderdeel c, bedoelde apparatuur in bruikleen.

2. De verzekerde ontvangt de in artikel 2, onderdeel c, bedoelde apparatuur met toebehoren slechts nadat hij een opleiding als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, heeft gevolgd.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voornoemd,
E. Borst-Eilers.

1 Stcrt. 1973, 9, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 14 oktober 1996, Stcrt. 200.

Toelichting

Algemeen

De onderhavige regeling strekt ertoe om met ingang van 1 januari 2002 artikel 2, onderdeel c, van het Besluit hulpverlening door trombosediensten ziekenfondsverzekering uit te breiden en een nieuw artikel 3 in te voegen.

Bij brief van 16 februari 2000 (kenmerk 65/2000/OPI) heeft de Federatie Nederlandse Trombosediensten (FNT) zich tot mij gewend met het verzoek om het zelf meten van bloedstollingstijden door patiënten mogelijk te maken. Dit gebeurt door middel van een klein apparaat waarmee patiënten bij zichzelf via een vingerprik een bloedmonster kunnen afnemen en vervolgens met behulp van een teststrip de stollingstijd van het bloed kunnen bepalen. In de huidige situatie kan bloed worden afgenomen op een prikpunt van de trombosedienst, in het ziekenhuis of thuis. Het bloed wordt beoordeeld in een laboratorium, waarna de trombosedienst de dosering van de antistollingsmiddelen bepaalt. De zelfmeetapparatuur kan een uitkomst zijn voor met name lange-termijnpatiënten en voor mensen die door hun werkzaamheden niet in staat zijn zich bij de trombosedienst te laten controleren. Het gaat onder meer om patiënten met de volgende aandoeningen:

- cardiomyopathie;

- kunsthartkleppen;

- hartritmestoornissen;

- longembolie;

- trombosebeen.

Bij de laatste twee categorieën betreft het uitsluitend recidiverende patiënten.

Naar aanleiding van het verzoek van de FNT heb ik het College zorgverzekeringen (CVZ) verzocht na te gaan of het doelmatig is zelfmeetapparatuur op te nemen in de aanspraak op hulpverlening door trombosediensten (brief van 12 september 2000, kenmerk CSZ/ZT/2070657).

In antwoord hierop heeft het CVZ mij op 31 mei 2001 het rapport `Zelfmeting bloedstollingswaarden' aangeboden. Het CVZ geeft in zijn rapport aan dat vanuit de patiëntenverenigingen een grote behoefte bestaat om zelfmeetapparatuur van bloedstollingstijden in het ziekenfondspakket op te nemen. De gemiddelde controlefrequentie in Nederland is één maal per 18,4 dagen (gegevens FNT, 2000). Met name patiënten die voor de bloedafname telkens naar een prikpunt toe moeten, ervaren dit als een grote belasting. Uit het oogpunt van het patiëntenbelang ligt de uitbreiding van de aanspraak op hulpverlening door de trombosedienst met het vergoeden van zelfmeetapparatuur (inclusief accessoires) en voorafgaande training en educatie voor de hand.

Verschillende onderzoeken hebben uitgewezen dat er uit het oogpunt van veiligheid en effectiviteit van de behandeling geen bezwaren zijn tegen zelf meten en doseren. Er zijn zelfs aanwijzingen dat de zelfmeting en dosering de veiligheid en effectiviteit van de behandeling, en daarmee de gezondheidstoestand ten goede komt. Het CVZ merkt hierbij op dat het wel belangrijk is aandacht te schenken aan voorafgaande training en instructie van de patiënten. De kennis en vaardigheden van de patiënt moeten na de opleiding worden getoetst. Bij goed gevolg ontvangt de patiënt dan een certificaat, dat als voorwaarde dient voor de vergoeding van het apparaat in de thuissituatie.

Het ligt voor de hand om de training en instructie te laten doen door het bestaande netwerk van trombosediensten, omdat de Nederlandse trombosediensten reeds beschikken over deskundigheid op het gebied van antistollingsbehandeling en patiëntenvoorlichting. Daarnaast blijven de trombosediensten betrokken bij de patiënten door de periodieke controles (om na te gaan of de zelfmetingen en doseringen goed worden uitgevoerd) en door de eventuele ondersteuning van patiënten in voorkomende gevallen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Artikel 2, onderdeel c, van het Besluit hulpverlening door trombosediensten wordt vervangen door de leden c, d en e.

Onderdeel c regelt dat de trombosedienst apparatuur en toebehoren ter beschikking kan stellen aan de verzekerde waarmee de verzekerde de bloedstollingtijd van zijn bloed zelf kan meten. Toebehoren omvat de accessoires die de verzekerde nodig heeft voor het gebruik van de in dit lid bedoelde apparatuur. Het gaat hier om de bij de apparatuur behorende teststrips, een vingerpriksysteem met lancetten en vloeistof voor kwaliteitscontrole.

Op basis van de gemeten bloedstollingstijd, uitgedrukt in INR (International Normalized Ratio), kan de patiënt zelf, of een arts van de trombosedienst in samenspraak met de patiënt, de dosering van de antistollingsmiddelen aanpassen.

Onderdeel d geeft aan dat de trombosedienst de verzekerde opleidt, zodat de verzekerde het zelf meten van de bloedstollingstijden zelfstandig kan verrichten. De trombosedienst biedt daarnaast begeleiding aan de verzekerde die zelf zijn bloedstollingstijden meet.

In onderdeel e is de behandelend arts vervangen door de verzekerde. Hierbij gaat het zowel om verzekerden die zelf hun bloedstollingstijden meten als om verzekerden die bij de trombosedienst hun bloedstollingstijden laten meten. Voorheen bracht de trombosedienst het advies uit aan de behandelend arts van de verzekerde, waarna de behandelend arts de verzekerde adviseerde. Doordat er inmiddels sprake is van een landelijk dekkend netwerk van trombosediensten brengt de trombosedienst nu altijd rechtstreeks advies uit omtrent de toepassing van geneesmiddelen aan de verzekerde. De tekst van dit onderdeel is aan deze ontwikkeling aangepast.

Onderdeel B

Ingevolge artikel 3, eerste lid, verstrekt de trombosedienst de zelfmeetapparatuur in bruikleen aan de verzekerde. Dit houdt in dat de verzekerde verplicht is het apparaat te retourneren aan de trombosedienst indien hiervan geen gebruik meer wordt gemaakt.

Artikel 3, tweede lid, geeft aan dat de verzekerde alleen de zelfmeetapparatuur van de trombosedienst kan ontvangen indien hij de door de trombosedienst verzorgde opleiding heeft doorlopen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers.

Naar boven