Tarievenbesluit CTB 2001

11 oktober 2000

C-102

Het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen;

Gelet op artikel 4b van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 1998,690),

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a) het CTB: het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, als bedoeld in artikel 1a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

b) RTB 95: de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 (Stcrt. 1995, nr. 41);

c) de wet: de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288), zoals herplaatst in Stb. 1998, 690.

Artikel 2

De volgende bedragen zijn verschuldigd bij inzending van een aanvraag tot:

a. een toelating van een bestrijdingsmiddel alsmede een verlenging daarvan: f 7.171,- (€ 3.254,06);

b. een afgeleide toelating alsmede een verlenging daarvan: f 1.000,- (€ 453,78);

c. een toelating van een parallel geïmporteerd bestrijdingsmiddel alsmede een verlenging daarvan: f 1.000,- (€ 453,78);

d. een uitbreiding van het gebruiksgebied van een toegelaten bestrijdingsmiddel: f 7.171,- (€ 3.254,06);

e. een uitbreiding van het gebruiksgebied van een afgeleide toelating of van een toelating van een parallel geïmporteerd bestrijdingsmiddel: f 1.000,- (€ 453,78);

f. een wijziging van de samenstelling van een toegelaten bestrijdingsmiddel:

1. indien bij de aanvraag onderzoeksgegevens moeten worden overgelegd: f 7.171,- (€ 3.254,06);

2. overige gevallen: f 1.000,- (€ 453,78);

g. aanwijzing van een werkzame stof als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, van de wet alsmede een verlenging of wijziging daarvan (aanvraag tot plaatsing van nieuwe werkzame stof op Bijlage I van EG-richtlijn 91/414/EEG): f 7.171,- (€ 3.254,06).

Artikel 3

De volgende bedragen zijn verschuldigd voor het samenvatten en evalueren van gegevens over:

a. de werkzaamheid van het bestrijdingsmiddel:

1. indien de aanvraag betrekking heeft of mede betrekking heeft op een gewasbeschermingsmiddel: f 11.382,- (€ 5.164,93);

2. indien de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een niet-landbouwbestrijdingsmiddel: f 5.691,- (€ 2.582,46);

b. de fysische en chemische eigenschappen van het bestrijdingsmiddel onderscheidenlijk van de daarin voorkomende werkzame stof of stoffen: f 3.243,- (€ 1.471,61);

c. de toxiciteit van het bestrijdingsmiddel onderscheidenlijk van de daarin voorkomende werkzame stof of stoffen en van zijn omzettingsproducten:

1. acute toxiciteit: f 1.624,- (€ 736,94);

2. irritatie, sensibilisatie: f 1.624,- (€ 736,94);

3. sub-acute toxiciteit: f 2.448,- (€ 1.110,85);

4. semi-chronische toxiciteit: f 9.790,- (€ 4.442,51);

5. chronische orale toxiciteit of carcinogeniteit: f 12.210,- (€ 5.540,66);

6. mutageniteit: f 4.895,- (€ 2.221,25);

7. reproductie-toxiciteit: f 6.520,- (€ 2.958,65);

8. teratogeniteit: f 8.138,- (€ 3.692,86);

9. metabolisme in proefdieren: f 8.138,- (€ 3.692,86);

10. overige toxiciteit: f 3.243,- (€ 1.471,61);

d. metabolisme in de plant en residuen van het bestrijdingsmiddel onderscheidenlijk van de daarin voorkomende werkzame stof of stoffen;

1. metabolisme in de plant: f 4.066,- (€ 1.845,07);

2. residu-analyse methode: f 1.624,- (€ 736,94);

3. residu gegevens van plantaardige of dierlijke producten of andere substraten: f 2.448,- (€ 1.110,85);

4. overdracht van residuen van plantaardige naar dierlijke producten: f 2.448,- (€ 1.110,85);

e. het gedrag van het bestrijdingsmiddel onderscheidenlijk van de daarin voorkomende werkzame stof of stoffen en zijn omzettingsproducten in de grond:

1. omzetting in de grond: f 8.138,- (€ 3.692,86);

2. mobiliteit in de grond: f 8.138,- (€ 3.692,86);

3. veldonderzoek: f 5.691,- (€ 2.582,46);

4. lysimeteronderzoek: f 5.691,- (€ 2.582,46);

f. het gedrag van het bestrijdingsmiddel onderscheidenlijk van de daarin voorkomende werkzame stof of stoffen en zijn omzettingsproducten in water:

1. omzetting in water: f 4.066,- (€ 1.845,07);

2. adsorptie aan slibdeeltjes: f 3.243,- (€ 1.471,61);

3. fotochemische afbraak: f 2.448,- (€ 1.110,85);

4. aanvullend veldonderzoek: f 6.520,- (€ 2.958,65);

5. analyse methode water: f 1.624,- (€ 736,94);

g. giftigheid voor in het milieu voorkomende organismen:

1. toxiciteit voor vogels: f 4.066,- (€ 1.845,07);

2. toxiciteit voor waterorganismen kortdurend: f 1.624,- (€ 736,94);

3. toxiciteit voor waterorganismen langdurend: f 1.624,- (€ 736,94);

4. toxiciteit voor nuttige insecten en mijten: f 1.624,- (€ 736,94);

5. invloed op bodemorganismen:

a. nitrificatie: f 812,- (€ 368,47);

b. toxiciteit regenwormen: f 812,- (€ 368,47);

6. invloed op afvalwaterzuivering: f 1.624,- (€ 736,94);

7. bio-accumulatie: f 1.624,- (€ 736,94);

8. doorvergiftiging: f 4.066,- (€ 1.845,07).

h. de verwijdering van het niet-landbouwbestrijdingsmiddel en van materiaal dat daarmee behandeld is: f 5.691,- (€ 2.582,46);

i. het effect van het niet-landbouwbestrijdingsmiddel op de luchtkwaliteit: f 8.138,- (€ 3.692,86).

Artikel 4

De volgende bedragen zijn verschuldigd voor de beoordeling van:

a. de werkzaamheid, bedoeld in artikel 3 van de wet:

1. indien de aanvraag betrekking heeft op een gewasbeschermingsmiddel: f 8.138,- (€ 3.692,86);

2. indien de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op een niet-landbouwbestrijdingsmiddel: f 4.066,- (€ 1.845,07);

b. de overige criteria, bedoeld in artikel 3 van de wet, ten aanzien van:

1. de toepasser: f 6.520,- (€ 2.958,65);

2. de volksgezondheid: f 6.520,- (€ 2.958,65);

3. het milieu: f 6.520,- (€ 2.958,65);

4. het welzijn van te bestrijden dieren: f 1.624,- (€ 736,94);

c. het eindoordeel over de toelaatbaarheidsaspecten, bedoeld in artikel 3 van de wet: f 3.243,- (€ 1.471,61).

Voor de beoordeling van een aanvraag tot aanwijzing van een werkzame stof (aanvraag tot plaatsing van nieuwe werkzame stof op Bijlage I van EG-Richtlijn 91/414/EEG) als bedoeld in art. 15 van de RTB 95, is een bedrag verschuldigd van f 257.500,- (€ 116.848,40).

Artikel 5

Bij een inzending van een aanvraag voor een ontheffing ten behoeve van proefnemingen als bedoeld in artikel 15 van de wet is verschuldigd:

a. indien residugegevens moeten worden overgelegd een bedrag van f 1.000,- (€ 453,78);

b. in overige gevallen een bedrag van f 500,- (€ 226,89).

Artikel 6

1. Voor de in artikel 4a, vierde lid, van de wet bedoelde beoordeling van een werkzame stof is de kennisgever, bedoeld in artikel 4a, vierde lid, van de wet, een bedrag verschuldigd van f 257.500,- (€ 166.848,40).

2. Het dossier over de werkzame stof dat de kennisgever ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde beoordeling indient, wordt eerst door het College in behandeling genomen nadat f 10.000,- (€ 4.537,80).van het in het eerste lid bedoelde bedrag is ontvangen.

3. Het dossier, bedoeld in het tweede lid, wordt, nadat het in behandeling is genomen, eerst door het College beoordeeld nadat het resterende gedeelte van het in het eerste lid bedoelde bedrag is ontvangen.

4. Indien er sprake is van meerdere kennisgevers als bedoeld in artikel 4a, vierde lid, van de wet vindt na ommekomst van de in het derde lid bedoelde termijn van betaling, verrekening plaats van het op grond van het eerste lid verschuldigde verminderd met f 247.500,- (€ 112.310,60).

Artikel 7

Kosten die zijn verschuldigd voor de wijziging van de naam van een toegelaten bestrijdingsmiddel, bedoeld in artikel 33 van de RTB 95: f 500,- (€ 226,89).

Artikel 8

1. Voor toegelaten bestrijdingsmiddelen is een jaarlijkse vergoeding verschuldigd met ingang van 1 juni. Hiervoor ontvangt elke houder van toelatingen in juni een rekening van het CTB. De jaarlijkse vergoedingen bedragen het volgende voor:

a. gewasbeschermingsmiddelen, met uitzondering van een middel als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de wet: f 2.615,- (€ 1.186,64);

b. gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de wet: f 1.800,- (€ 816,80);

c. niet-landbouwbestrijdingsmiddelen: f 1.688,- (€ 765,98).

2. De betaling van het in het eerste lid bedoelde bedrag geschiedt aan het CTB binnen één maand na dagtekening van het verzoek tot betaling op de bij het verzoek aangegeven wijze.

Artikel 9

Terzake van het inwinnen van inlichtingen als bedoeld in artikel 4 vierde lid, van de wet is een bedrag verschuldigd van f 75,- (€ 34,03). De kosten voor het inwinnen van inlichtingen dienen tegelijkertijd met het indienen van de aanvraag overgemaakt te worden.

Artikel 10

Het in artikel 26, tweede lid, onderdeel d, en vijfde lid, van de RTB 95 bedoelde bedrag bedraagt f 200,- (€ 90,76);.

Artikel 11

1. Terzake van een verzoek om toezending van een register als bedoeld in artikel 33 van de RTB 95, is verschuldigd:

a. voor een register van toegelaten bestrijdingsmiddelen voor gebruik in de Landbouw (L) een bedrag van f 220,- (€ 99,83);

b. voor een register van toegelaten bestrijdingsmiddelen voor veterinair gebruik (V) een bedrag van f 80,- (€ 36,30);

c. voor een register van toegelaten bestrijdingsmiddelen voor het desinfecteren en voor het gecombineerd reinigen en desinfecteren in industrie, nijverheid en gezondheidszorg (D) een bedrag van f 120,- (€ 54,45);

d. voor een register van toegelaten bestrijdingsmiddelen voor het preventief verduurzamen van hout, voor het behandelen van reeds aangetast hout, voor het weren van aangroei op schepen, voor het weren van schimmels bij beitsen en verven en dergelijk (HC) een bedrag van f 60,- (€ 27,23);

e. voor het register van toegelaten insecticiden voor huishoudelijk gebruik en voor beroepsmatig gebruik in opslag-, bedrijfs- en verblijfsruimten e.d. (H) een bedrag van f 100,- (€ 45,38).

2. De betaling van een in het eerste lid bedoeld bedrag geschiedt vooraf door overmaking van het verschuldigde bedrag aan het CTB onder vermelding van het type register.

Artikel 12

Voor het op verzoek verstrekken van een verklaring ten behoeve van de export van bestrijdingsmiddelen is een bedrag verschuldigd van f 100,- (€ 45,38).

Artikel 13

1. Op aanvragen ingediend voor inwerkingtreding van dit besluit zijn de bepalingen van toepassing zoals deze onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling golden indien is voldaan aan de voor het in behandeling nemen van de betreffende aanvraag geldende vereisten.

2. Voor aanvragen ingediend vóór 7 februari 1994 die bij in werking treden van dit besluit nog niet in behandeling zijn genomen zijn geen bedragen verschuldigd als bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Tarievenbesluit CTB 2001.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Wageningen, 11 oktober 2000.
Het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen,
M. Heuver, plv. voorzitter.

Dit besluit is goedgekeurd bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 26 januari 2001, TRCJZ/2001/974.

Toelichting

Per 1 januari 2000 is het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (hierna het CTB) verzelfstandigd. Ingevolge artikel 4b van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 worden de bedragen, gelden en vergoedingen als bedoeld in de artikelen 4, 4a, 6 en 15 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 door het CTB vastgesteld en in de Staatscourant bekendgemaakt. Dit zijn de kosten die verband houden met de verrichtingen met de behandeling van aanvragen om toelating, uitbreiding van de toelating of wijziging van een toelating. Ook kunnen tarieven worden vastgesteld in verband met de directe betrokkenheid van het CTB bij de beoordeling van werkzame stoffen ter uitvoering van de Gewasbeschermingsrichtlijn (richtlijn 91/414/EEG).

Blijkens artikel 4b, derde lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 behoeven de door het CTB vastgestelde tarieven goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in overeenstemming met de Minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De goedkeuring is eind januari 2001 verleend.

In het onderhavige besluit zijn de bedragen, gelden en vergoedingen vastgesteld die de toelatinghouders en aanvragers om een toelating van een bestrijdingsmiddel of, in Europees verband, een plaatsing van een werkzame stof op bijlage 1 van de Gewasbeschermingsrichtlijn (richtlijn 91/414/EEG) verschuldigd zijn.

Deze tarieven hebben in de eerste plaats tot doel de door het CTB te maken kosten, met inbegrip van de organisatiekosten van het CTB, die verband houden met de indiening, behandeling en beoordeling van aanvragen om toelating of verlenging van een toelating en de instandhouding van toelatingen, te bekostigen. In de tweede plaats dienen deze tarieven ter financiering van de door het CTB te maken kosten in verband met werkzaamheden in het kader van de Gewasbeschermingsrichtlijn (richtlijn 91/414/EEG) en de Biocidenrichtlijn (richtlijn 98/8/EG). Voorts worden uit deze tarieven de door het CTB te maken kosten in verband met de aanwijzing van bestaande en nieuwe werkzame stoffen ter uitvoering van de Gewasbeschermingsrichtlijn, bekostigd. Voor zover het CTB ter uitvoering van laatstgenoemde richtlijn niet als rapporteur optreedt, dan wel geen aanvraag voor een aanwijzing van een werkzame stof in Nederland is gedaan, worden de kosten van het CTB voor de in dat verband verrichte werkzaamheden voor de helft door de toelatingshouders en voor de helft uit departementale bijdragen bekostigd.

Kosten die niet aan anderen in rekening kunnen worden gebracht, zoals beleidsadvisering en de afhandeling van bezwaar- en beroepsprocedures, worden geheel gefinancierd door de betrokken ministeries.

Ten aanzien van de tarieven geldt dat overeenkomstig het rapport `Maat houden, een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten' en het daarover ingenomen kabinetsstandpunt (kamerstukken II, 24 036, nrs. 22 en 64) het principe dat voor het verrichten van werkzaamheden en het verlenen van diensten door de overheid aan derden in rekening te brengen vergoedingen kostendekkend dienen te zijn. Het CTB zal overigens blijven streven naar verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid bij de taakuitoefening en beheersing van de kosten. Op dat gebied zijn reeds de nodige inspanningen verricht.

Bij besluit van 20 december 1999 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, besloten een tariefwijziging door te voeren die noodzakelijk werd geacht voor een volledige kostendekking van de activiteiten van het CTB. Het in één keer verhogen tot een kostendekkend tarief zou echter leiden tot een zodanige verhoging dat besloten is de noodzakelijk geachte aanpassing van de tarieven gefaseerd in te voeren. Daarmee kon ook worden tegemoet gekomen aan de eis voor het CTB een solide financieel fundament te leggen. Circa 2/3 van de noodzakelijke verhogingen zijn in de eerste fase, per 1 januari 2000, doorgevoerd.

Thans voorziet de onderhavige regeling in de aanpassing van de tarieven in een tweede fase, waarbij - gelet op kostenreducties die door diverse maatregelen bij het CTB zijn gerealiseerd - de kosten minder behoefden te worden verhoogd dan een jaar geleden was voorzien. Om die reden is voor het komende jaar gekozen voor een beperkte kostenverhoging, en wel maximaal de helft van de nog resterende 1/3 van de prijsverhoging die in het besluit van 20 december 1999 was aangekondigd. In het komende jaar zullen nieuwe maatregelen kunnen leiden tot een verdere kostenreductie en daarom wordt volgend jaar bezien in welke mate een nieuwe prijsverhoging in een derde fase nodig is, los van de jaarlijkse tariefwijziging ten gevolge van de prijsontwikkeling in Nederland. Vooralsnog is niet gebleken dat er verandering moet worden aangebracht in de tariefstructuur.

De verrichtingen die kostendekkend waren, zijn niet verhoogd. Het CTB heeft deze toch opnieuw vastgesteld en daarom zijn ze ook in dit besluit opgenomen. Dit betreft de volgende kostenposten:

1. de kosten voor de beoordeling van werkzame stof als bedoeld in artikel 4a, vierde lid, van de van de wet;

2. het bedrag dat is verschuldigd terzake van het inwinnen van inlichtingen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de wet;

3. het verschuldigde bedrag als bedoeld in artikel 26, tweede lid, onderdeel d, en vijfde lid van de RTB 95;

4. het bedrag dat is verschuldigd voor een aantekening in het register, bedoeld in artikel 33 van de RTB 95;

5. de verschuldigde bedragen terzake een verzoek om toezending van een register als bedoeld in artikel 33, van de RTB 95;

6. het verschuldigde bedrag voor het op verzoek verstrekken van een verklaring ten behoeve van de export van bestrijdingsmiddelen.

De door de onderhavige besluit vastgestelde tarieven gelden met ingang van 1 februari 2001.

Ingevolge artikel 4, zevende lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 is de toelatinghouder die in het Register voor toegelaten bestrijdingsmiddelen is vermeld periodiek een vergoeding verschuldigd. De opbrengsten uit deze jaarlijkse vergoeding is een belangrijk deel van de inkomsten van het CTB. Door de verzelfstandiging van het CTB per 1 januari 2000 moet een eigen liquiditeitsbeheer plaatsvinden en een kosten/batenstelsel ingevoerd, in plaats van het kasstelsel. Om het CTB in staat te stellen de kosten uit eigen financiële middelen te kunnen voldoen, is het noodzakelijk de jaarlijkse vergoedingen zo vroeg mogelijk in het jaar te ontvangen. Tot nu toe was deze vergoeding verschuldigd met ingang van 1 oktober van het lopende jaar. Het CTB heeft besloten om in twee stappen de peildatum de vervroegen van 1 oktober naar 1 februari van elk jaar. Voor het jaar 2001 is deze peildatum vastgesteld op 1 juni. Dit betekent dat de toelatinghouder naar aanleiding van het onderhavige besluit in het jaar 2001 de jaarlijkse vergoeding is verschuldigd met ingang van 1 juni 2001.

In de `Wet van 12 november 1998 tot wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 in verband met de instelling van een College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen' is in Artikel V bepaald dat de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde tarieven, die zijn vermeld in de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995, van kracht blijven totdat het CTB eigen bedragen, gelden en vergoedingen heeft vastgesteld, die goedgekeurd zijn door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en bekend zijn gemaakt in de Staatscourant.

Door het onderhavige besluit zal na bekendmaking ervan in de Staatscourant de in de Regeling toelating bestrijdingsmiddelen 1995 vermelde bedragen, gelden en vergoedingen vervallen. Dit betreft de artikelen 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 47 van die regeling.

Tenslotte zij opgemerkt dat voor het in rekening brengen van bedragen, gelden en vergoedingen met betrekking tot aanvragen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit reeds bij het CTB waren ingediend een overgangstermijn in het besluit is opgenomen. Voor deze aanvragen blijven de bedragen in de RTB 1995 onverkort gelden.

Voor aanvragen die zijn ingediend voorafgaand aan het in werking treden van dit besluit en voldaan is aan de voor het in behandeling nemen van de betreffende aanvraag geldende vereisten, blijven de tarieven genoemd in de RTB 95 van toepassing.

Aangezien er nog aanvragen zijn die zijn ingediend vóór 7 februari 1994 en bij inwerkingtreding van deze regeling nog niet in behandeling zijn genomen is voor deze groep eveneens een overgangsbepaling opgenomen, omdat destijds bij indiening van de aanvraag een heel ander kostenregiem gold.

Het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen.

Naar boven