Ontwerp-besluit tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (locatiewijziging en verkorting vergunningprocedure introductie in het milieu)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt ingevolge artikel 61, eerste lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen bekend dat gedurende vier weken na dagtekening van deze Staatscourant een ieder schriftelijk zijn zienswijze naar voren kan brengen over onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur. Adres: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, t.a.v. CDJZ/Afdeling Wetgeving - IPC 115, Postbus 20951, 2500 EZ Den Haag.

Besluit van ... tot wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (locatiewijziging en verkorting vergunningprocedure introductie in het milieu)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van ..., nr. ..., Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

De Raad van State gehoord (advies van ..., nr. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van ..., nr. ..., Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Onze Minister neemt het besluit op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, uiterlijk zeventien weken na ontvangst van de aanvraag.

B

Na artikel 24 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

1. Een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, geldt tevens voor een wijziging van de locatie, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 2, onder a, bij dit besluit, die niet leidt tot andere of grotere risico's voor mens of milieu dan die het gevolg kunnen zijn van de vergunde handeling, indien:

a. de voorgenomen wijziging van de locatie er uitsluitend toe leidt dat de vergunde handeling op een andere locatie wordt verricht;

b. de voorgenomen wijziging van de locatie voldoet aan de in de vergunningvoorschriften neergelegde criteria voor locatiekeuze;

c. de voorgenomen locatie waar de handeling wordt uitgevoerd ligt binnen de in de vergunning vermelde gemeente;

d. is voldaan aan het vergunningvoorschrift dat, indien gebruik is gemaakt van de vergunning, een verslag van verrichte werkzaamheden voor het eind van het kalenderjaar waarin die werkzaamheden hebben plaatsgevonden, aan Onze Minister is verstrekt;

e. het voornemen tot wijziging van de locatie waar de handeling wordt uitgevoerd door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de in het tweede lid gestelde voorwaarden aan Onze Minister is gemeld, en

f. Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen wijziging van de locatie waar de handeling wordt uitgevoerd, voldoet aan de voorwaarden in dit artikellid en de wijziging van de locatie naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 24, vijfde lid.

2. Bij de melding als bedoeld in het eerste lid, onder e, vermeldt de vergunninghouder:

a. zijn naam en adres;

b. de vergunning waarop de voorgenomen wijziging van de locatie betrekking heeft;

c. de wijziging van de locatie, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 2, onder a, bij dit besluit, en

d. gegevens waaruit blijkt dat de voorgenomen wijziging van de locatie voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.

Artikel 24b

1. Een besluit als bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder f, wordt uiterlijk drie weken na ontvangst van de melding, bekendgemaakt.

2. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt het besluit ter inzage gelegd. Met het besluit worden ter inzage gelegd:

a. een exemplaar van de melding, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder e, met de daarbij behorende stukken;

b. de vergunning, waarop de wijziging van de locatie betrekking heeft, en

c. andere stukken die betrekking hebben op het besluit, voorzover deze redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het besluit.

3. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft Onze Minister in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze kennis van het besluit. De kennisgeving wordt in ieder geval in de Staatscourant geplaatst.

4. In de kennisgeving wordt vermeld:

a. wat de zakelijke inhoud van het besluit is;

b. waar en wanneer de stukken ter inzage liggen;

c. wie in de gelegenheid worden gesteld om bezwaar te maken tegen het besluit, en

d. op welke wijze dit kan geschieden.

5. Onze Minister deelt de in de kennisgeving vermelde gegevens tevens mee aan degene die de melding, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder e, heeft gedaan.

6. De stukken liggen gedurende zes weken ter inzage.

7. Indien bepaalde stukken niet ter inzage worden gelegd, als gevolg van een besluit van Onze Minister tot geheimhouding daarvan op grond van artikel 56 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, wordt daarvan mededeling gedaan.

8. Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten wordt afschrift van de ter inzage gelegde stukken verstrekt.

C

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

In onderdeel 2, onder a, wordt `plaats' vervangen door: locatie.

Artikel II

Op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen die is ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt beslist overeenkomstig het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sedert de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

...
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,...

Nota van toelichting

I. Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot een tweetal wijzigingen van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen (verder: Besluit GGO).

Aanleiding voor dit besluit is in de eerste plaats jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State met betrekking tot de beschrijving van de locatie waar de introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (verder: ggo's) wordt uitgevoerd. Naar aanleiding van deze jurisprudentie is gekozen voor het introduceren van een korte procedure voor de wijziging van de vergunde locaties.

Verder is in dit besluit de termijn voor het beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor introductie in het milieu van ggo's verkort, omdat deze procedure in de praktijk veel tijd vergde.

De wijzigingen worden hierna nader toegelicht.

2. Procedure voor wijziging van vergunde locatie (gevolg van jurisprudentie)

Bij uitspraak van 16 november 20001 heeft de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zeven vergunningen voor veldproeven met ggo's geschorst. De Voorzitter leidde uit artikel 24, tweede lid, van het Besluit GGO, in samenhang met bijlage 3, onderdeel twee, aanhef en onder a, van het Besluit GGO af dat bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 van het Besluit de plaats en de omgeving waar de veldproeven worden uitgevoerd, nauwkeurig moeten zijn beschreven.

Bij uitspraak van 1 augustus 20012 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak de beroepen tegen de zeven geschorste vergunningen gegrond verklaard en deze vergunningen vernietigd.

In de praktijk worden vergunningen voor veldproeven verleend voor een periode van circa zeven jaar. Deze geldigheidsduur van de vergunning is gerelateerd aan de duur van het onderzoeks- en veredelingstraject. Bovendien heeft de vergunninghouder belang bij zekerheid voor een langere termijn: voordat een vergunninghouder aan een onderzoek begint, wil hij zekerheid dat hij dit onderzoek kan afmaken. Volgens de huidige landbouwkundige praktijk kan de vergunninghouder de locatie waar de veldproeven zullen plaatsvinden pas kort voor de aanvang van de werkzaamheden definitief aanwijzen. De reden hiervoor is dat de keuze van de locatie afhankelijk is van onder meer klimatologische omstandigheden, de gesteldheid van de grond, de resultaten van eerdere veldproeven, de mogelijkheid om contracten met boeren af te sluiten, de omvang van de veldproeven en de noodzaak van vergelijkbare omstandigheden van veldproeven.

Vóór de inwerkingtreding van dit besluit werden in vergunningaanvraag voor veldproeven met genetisch gemodificeerde planten `slechts' de gemeenten aangegeven waarbinnen de veldproeven mochten plaatsvinden op basis waarvan de vergunning werd verleend. Daarnaast werd in de vergunning de verplichting opgenomen minimaal 15 dagen vóór aanvang van de werkzaamheden met een `beschrijving van voorgenomen werkzaamheden' de exacte locaties te melden aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM). Deze gegevens werden gepubliceerd op Internet, waarbij werd aangegeven dat de gegevens in de bibliotheek van het ministerie van VROM kunnen worden ingezien. De locaties werden verder bekendgemaakt aan de gemeenten waar de veldproeven zouden plaatsvinden. Tegen de `beschrijving van voorgenomen werkzaamheden' kon geen bezwaar worden gemaakt of beroep worden ingesteld.

De systematiek van bekendmaking van de exacte locaties door middel van een beschrijving van voorgenomen werkzaamheden is in voormelde uitspraak van 16 november 2000 door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak in twijfel getrokken.

De Ministers van VROM en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: LNV) hebben naar aanleiding van deze uitspraak en met het oog op verbetering van de kenbaarheid voor derden, geconcludeerd dat aanvragen om een vergunning voor veldproeven met genetisch gemodificeerde organismen een nauwkeurige beschrijving van de locaties dienen te bevatten. Verder zou voor derden rechtsbescherming tegen de bekendmaking van de exacte locaties moeten openstaan. Beide ministers hebben bezien hoe zij hieraan kunnen voldoen.

Zoals gezegd kan de vergunninghouder de locatie waar de veldproeven zullen plaatsvinden pas kort voor de aanvang van de werkzaamheden definitief aanwijzen. Gelet op onder meer de belangen van de vergunninghouder bij zekerheid voor de langere termijn, is het verlenen van vergunningen met een geldigheidsduur van één jaar geen optie. Voor de situatie dat er tijdens de vergunningduur aanleiding is om naar een andere locatie uit te wijken, is de volgende oplossing gevonden. In het Besluit GGO is een korte procedure voor een wijziging van de in de vergunning vermelde locatie opgenomen, waarbij een nauwkeurige beschrijving van de locatie van de veldproeven voor het komend jaar kan worden aangegeven. De vergunninghouder kan een wijziging van de locatie waar de veldproeven plaatsvinden melden aan de Minister van VROM, die in overeenstemming met de Minister van LNV binnen drie weken een besluit moet nemen. Deze procedure kan alleen worden gebruikt voor melding van een wijziging van de locatie, indien deze wijziging niet leidt tot andere of grotere risico's voor mens en milieu dan die het gevolg kunnen zijn van de vergunde handeling en indien is voldaan aan de in artikel 24a, eerste lid, vermelde criteria. In verband met de kenbaarheid voor derden is voorzien in de kennisgeving van het besluit, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder f, in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en in de Staatscourant, en is tevens voorzien in de terinzagelegging van het besluit, de melding, de vergunning waarop de wijziging van de locatie betrekking heeft en andere stukken die betrekking hebben op het besluit. Tegen het besluit op de melding kan bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep worden ingesteld.

Het betreft een soortgelijke procedure als de meldingprocedure, die in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer is opgenomen. De Wet milieugevaarlijke stoffen is een kaderwet, die de basis biedt voor specifieke algemene maatregelen van bestuur. Omdat de hier beschreven meldingprocedure specifiek betrekking heeft op de wijziging van de locatie die in vergunningen voor veldproeven met genetisch gemodificeerde planten zijn vermeld, is deze meldingsprocedure in het Besluit GGO opgenomen en niet in de Wet milieugevaarlijke stoffen, die daarvoor overigens in artikel 24, tweede lid, onder i, de basis biedt.

Deze procedure komt zowel tegemoet aan de belangen van de vergunninghouder (zekerheid voor de langere termijn omdat de vergunningen meerdere jaren geldig zijn en een korte procedure voor de wijziging van de vergunde locatie, die aansluit bij de eisen van de landbouwkundige praktijk), als aan de belangen van derden (kenbaarheid van de locaties en rechtsbescherming tegen het besluit op de melding).

3. Verkorting vergunningprocedure introductie in het milieu

Volgens het oude besluit mocht de procedure voor vergunningverlening voor introductie in het milieu van ggo's op basis van artikel 26, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen in samenhang met de paragrafen 3.5.2. tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer, maximaal zes maanden in beslag nemen. De Ministers van VROM en LNV hebben besloten deze procedure te versnellen, dat wil zeggen binnen 17 weken (119 dagen) te doorlopen. Hiertoe hebben beide ministers werkafspraken gemaakt, waarin termijnen zijn vastgelegd. Deze werkafspraken komen in het kort op het volgende neer.

Uiterlijk zes weken na ontvangst van de aanvraag wordt het ontwerpbesluit geparafeerd door de Minister van LNV en ondertekend door de Minister van VROM. Vervolgens wordt het ontwerpbesluit aan de Commissie genetische modificatie (verder: COGEM) gezonden met verzoek om advies3. De termijn voor het uitbrengen van advies zal maximaal zes weken bedragen.

Uiterlijk in de achtste week na ontvangst van de aanvraag wordt het ontwerpbesluit toegezonden aan de aanvrager en wordt daarvan mededeling gedaan door terinzagelegging en kennisgeving (overeenkomstig artikel 3:19 van de Awb). Ingevolge artikel 3:22 van de Awb liggen de stukken gedurende vier weken ter inzage. Ingevolge artikel 3:24 van de Awb kunnen binnen vier weken na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd bedenkingen worden ingebracht.

Na verloop van deze termijn van vier weken (er zijn dan elf weken verstreken sinds de ontvangst van de aanvraag) begint de Minister van VROM met het opstellen van het besluit. Uiterlijk een week later zal de COGEM advies uitbrengen, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij het opstellen van het besluit. Uiterlijk zeventien weken na ontvangst van de aanvraag neemt de Minister van VROM het besluit op de aanvraag.

Naast de kortere termijnen is een groot verschil met de procedure, zoals die werd uitgevoerd tot de inwerkingtreding van dit besluit, dat niet wordt gewacht met het opstellen van een ontwerpbesluit totdat de COGEM advies heeft uitgebracht. Eerst bij het opstellen van het definitieve besluit heeft de Minister van VROM de beschikking over het advies van de COGEM. Het is niet mogelijk om met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure binnen 17 weken op de aanvraag om vergunning te beslissen, als het advies al zou moeten zijn uitgebracht voordat het ontwerpbesluit wordt opgesteld.

Gelet op het bovenstaande is in artikel 24, vierde lid, Besluit GGO bepaald dat het besluit op de aanvraag om een vergunning uiterlijk 17 weken (119 dagen) na ontvangst van de aanvraag wordt genomen. Deze termijn van 17 weken valt binnen de zes maanden die de Awb als maximumtermijn voorschrijft.

Overigens sluit deze verkorte termijn aan bij de termijn van artikel 6 van richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie in het milieu en tot intrekking van richtlijn 90/220/EEG (Pb EG L 106; verder: richtlijn 2001/18).

In artikel 6 van richtlijn 2001/18 is een standaard toelatingsprocedure opgenomen voor de doelbewuste introductie van ggo's voor andere doeleinden dan het in de handel brengen. De bevoegde instantie dient binnen 90 dagen te beslissen. Deze termijn kan met 30 dagen worden verlengd indien de bevoegde instantie een openbaar onderzoek houdt of het publiek raadpleegt. De procedure mag derhalve maximaal 120 dagen duren. Voor de berekening van deze termijn wordt geen rekening gehouden met de tijd gedurende welke de bevoegde instantie wacht op nadere informatie die zij aan de kennisgever heeft gevraagd.

Overigens zal de implementatie van richtlijn 2001/18 in het Besluit GGO later plaatsvinden, maar in ieder geval op 17 oktober 2002.

4. Administratieve lasten

Dit besluit brengt geen wijziging in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven met zich mee.

De kortere vergunningprocedure leidt niet tot een wijziging van de administratieve lasten. Met betrekking tot de introductie van de korte meldingsprocedure voor de wijziging van de locaties waar veldproeven plaatsvinden, wordt het volgende opgemerkt.

Zoals hiervoor is uiteengezet heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aanvraag om een vergunning een nauwkeurige beschrijving van de locatie van de veldproeven moet bevatten. In verband met de in paragraaf 2 vermelde omstandigheden is het niet mogelijk in de vergunningaanvraag de locaties voor de gehele duur van de vergunning aan te geven. De systematiek van een jaarlijkse `beschrijving van voorgenomen werkzaamheden' waarin de exacte locaties voor het komende jaar werden aangegeven, is door de Raad van State in twijfel getrokken. Gelet hierop zou, indien de korte procedure voor wijziging van locaties niet in het Besluit GGO zou zijn opgenomen, een vergunninghouder telkens indien een wijziging van de locatie van de veldproeven nodig is een wijziging van de vergunning moeten aanvragen. Daarvoor dient een volledige vergunningaanvraag te worden opgesteld, waarbij een risicoanalyse moet worden opgesteld waarop de exacte locatie is aangegeven. De administratieve lasten van aanvragen om wijziging van de vergunning zouden voor het bedrijfsleven € 385.713,18 per jaar bedragen. Dit zou tot een verhoging van de administratieve lasten leiden, vergeleken met de situatie vóór de uitspraak van de Raad van State van 16 november 2000. De nieuwe korte procedure maakt het mogelijk dat een vergunninghouder alleen de wijziging van de locatie hoeft te melden. Het opstellen van een melding tot wijziging van de locatie vergt beduidend minder tijd dan het opstellen van een aanvraag om wijziging van de vergunning. Het wijzigen van de vergunde locaties door middel van een melding kost € 27.226,81 per jaar. Deze kosten moest het bedrijfsleven voorheen ook al maken, omdat het aanwijzen van de exacte locatie onderdeel uitmaakte van de jaarlijks op te stellen beschrijving van voorgenomen werkzaamheden.

Ten opzichte van de situatie, zoals die was vóór de uitspraak van de Raad van State van 16 november 2000, blijven de administratieve lasten voor het bedrijfsleven derhalve gelijk.

Bezien is of de korte procedure voor wijzigingen ook voor andere onderdelen van de vergunning kan worden ingevoerd.

Bij de beoordeling van de aanvragen om vergunning wordt overwogen of de voorgenomen werkzaamheden plaats mogen vinden binnen de aangegeven gemeente. De eventuele risico's van de handelingen met ggo's worden voor de gehele gemeente in kaart gebracht en beoordeeld. De korte procedure voor wijziging van de locaties kan daarom worden gevolgd voor zover de nieuwe locaties liggen binnen de in de vergunning vermelde gemeente. Deze korte procedure is mogelijk vanwege de opgedane ervaring met de beoordeling van wijzigingen van locaties in relatie tot de bestaande praktijk van de beoordeling.

Voor andere onderdelen van de vergunning is het thans nog niet mogelijk om een korte procedure voor wijzigingen in te voeren, omdat voor andere mogelijke wijzigingen die ervaring nog niet is opgebouwd. Voor die wijzigingen zal het opstellen van een nieuwe risicoanalyse noodzakelijk zijn.

Het ontwerpbesluit is tijdig aan de Adviescommissie toetsing administratieve lasten (Actal) overgelegd. Actal heeft laten weten niet te zullen adviseren.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel B

Artikel 24a

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om een wijziging van de locatie waar de vergunde handelingen worden verricht aan de Minister van VROM te melden zonder dat een wijziging van de vergunning noodzakelijk is. In dit artikel is een soortgelijke procedure opgenomen als in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer. Als de Minister van VROM verklaart dat de wijziging van de locatie voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden, geldt de vergunning tevens voor de wijziging van de locatie.

De wijziging van de locatie mag er uitsluitend toe leiden dat de vergunde handelingen met ggo's op een andere locatie worden verricht. Dit betekent dat de wijziging van de locatie niet mag leiden tot andere of grotere risico's voor mens of milieu dan die de vergunde handelingen kunnen opleveren. De wijziging van de locatie mag er bijvoorbeeld niet toe leiden dat de klasse van werkzaamheden, zoals aangeduid in de vergunning, wordt gewijzigd.

Op grond van het eerste lid, onder e, kan de Minister van VROM, in overeenstemming met de Minister van LNV, schriftelijk verklaren dat de wijziging van de locatie voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden. Indien beide ministers van oordeel zijn dat de melding niet voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden, en de vergunninghouder de gemelde wijziging toch wenst door te voeren, dient hij een verzoek om wijziging van de vergunning bij de Minister van VROM in te dienen. Op de totstandkoming van het besluit op een dergelijk verzoek om wijziging is de procedure van paragraaf 3.5.6 van de Awb van toepassing.

Tegen het besluit op de melding kunnen belanghebbenden op grond van de Wet milieubeheer en de Awb bezwaar en vervolgens beroep instellen.

Artikel 24b

Naar analogie van de meldingsprocedure van artikel 8.19 van de Wm, wordt met `het besluit' in het eerste lid de verklaring bedoeld van de Minister van VROM, in overeenstemming met de Minister van LNV, inhoudende dat de wijziging van de locatie geen aanleiding geeft tot wijziging van de vergunning. Tegen dit besluit kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Omdat het slechts een beperkte wijziging betreft, die aan vastgelegde criteria wordt getoetst, is een korte beslistermijn mogelijk. Bovendien sluit een korte beslistermijn aan bij de landbouwkundige praktijk. Hoe korter de termijn tussen het aanwijzen van de locatie en de start van het teeltseizoen, hoe nauwkeuriger de locatie kan worden aangewezen. Zoals in het algemene deel van de toelichting is vermeld, hangt dit onder meer samen met klimatologische omstandigheden en de gesteldheid van de grond.

In het tweede en derde lid is voorzien in de terinzagelegging van de stukken en in de kennisgeving van het besluit in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, alsmede in de Staatscourant, in verband met de kenbaarheid van de besluitvorming voor derden.

De termijn van terinzagelegging van de stukken is zes weken, welke termijn aansluit bij de bezwaartermijn van zes weken. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat de terinzagelegging geen schorsende werking heeft.

Onderdeel C

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de terminologie aan te passen.

Artikel II

Deze overgangsbepaling heeft alleen betrekking op de aanvraag om een vergunning voor de introductie in het milieu van ggo's en niet op een voorgenomen locatiewijziging. Het is niet mogelijk een voor de inwerkingtreding van dit besluit ingediende aanvraag om een vergunning, versneld af te handelen. De meldingsprocedure voor een locatiewijziging wordt met het onderhavige besluit geïntroduceerd, om welke reden met betrekking tot locatiewijziging overgangsrecht niet aan de orde is.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

..

1 Kenmerk 200002946/1, 200004252/1, 200004254/1, 200004255/1, 200004256/1, 200004258/1, 200004259/1.

2 Kenmerk 200002946/2, 200004252/2, 200004254/2, 200004255/2, 200004256/2, 200004258/2, 200004259/2.

3 De COGEM heeft ingevolge artikel 2.27 van de Wet milieubeheer onder meer tot taak de Minister van VROM te adviseren over aanvragen om vergunning met betrekking tot het vervaardigen van of handelen met ggo's en over veiligheidsmaatregelen die in het kader daarvan moeten worden getroffen ter bescherming van mens en milieu.

Naar boven