Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen

24 september 2001

CIM2000/U96593

DGOB/DCIM

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

Besluit:

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

b. de Svb: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. verhuizen: het zich vestigen vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen;

d. de verhuizende persoon:

1o de meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit die op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen is geboren dan wel een meerderjarig persoon die op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen tot Nederlander is genaturaliseerd dan wel een meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit van wie een van de ouders op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen is geboren, en die met de toepassing van deze regeling voornemens is zijn hoofdverblijf in Nederland op te geven om te verhuizen;

2o de meerderjarige persoon met de Nederlandse nationaliteit die vóór 1 januari 1986 op Aruba is geboren dan wel een meerderjarig persoon die vóór 1 januari 1986 op Aruba tot Nederlander is genaturaliseerd dan wel een meerderjarig persoon met de Nederlandse nationaliteit van wie een van de ouders vóór 1 januari 1986 op Aruba is geboren en die met de toepassing van deze regeling voornemens is zijn hoofdverblijf in Nederland op te geven om te verhuizen;

e. de partner: de meeverhuizende echtgenoot van de verhuizende persoon, de meeverhuizende geregistreerde partner van de verhuizende persoon of de ongehuwd meerderjarige die met de verhuizende persoon, die geen bloedverwant is in de eerste graad, een gezamenlijke huishouding voert waarbij betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en die met deze verhuizende persoon meeverhuist, met dien verstande dat deze gezamenlijke huishouding uit niet meer dan twee meerderjarige personen bestaat;

f. het kind: het meeverhuizende minderjarige eigen kind, stiefkind of pleegkind van de verhuizende persoon of zijn partner;

g. de voorzieningen: de voorzieningen, bedoeld in artikel 2.

Hoofdstuk II. Voorzieningen voor verhuizing

Artikel 2

Aan de verhuizende persoon worden onder de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, en voorzover de begrotingswetgever gelden ter beschikking heeft gesteld voor verhuizing als bedoeld in deze regeling, de volgende voorzieningen verstrekt:

a. een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tot de plaats van bestemming van de verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, van zijn partner en hun kinderen die tezamen met de verhuizende persoon vertrekken;

b. een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het vervoer tot de plaats van bestemming van bagage en huisraad van de verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, van zijn partner en hun kinderen.

Artikel 3

1. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

a. per verhuizende persoon € 679,-;

b. per partner € 679,-;

c. per kind van 12 jaar of ouder € 679,-;

d. per kind van 2 tot 12 jaar € 339,-;

e. per kind jonger dan 2 jaar € 69,-.

2. De maximaal voor de eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in aanmerking komende omvang van de bagage en huisraad, bedoeld in datzelfde onderdeel, wordt vastgesteld:

a. voor de verhuizende persoon op 3 m3;

b. voor de partner op 3 m3;

c. voor elk kind van 12 jaar of ouder op 2 m3;

d. voor elk kind van 11 jaar of jonger 1 m3.

3. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per kubieke meter € 504,-.

4. De voorzieningen bedragen per verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen in totaal maximaal € 5900,-.

Hoofdstuk III. Voorwaarden voor de voorzieningen

Artikel 4

1. Om voor de voorzieningen in aanmerking te komen dient de verhuizende persoon:

a. blijkens een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens onmiddellijk twee jaren voorafgaande aan de aanvraag van de voorzieningen ononderbroken hoofdverblijf in Nederland te hebben gehad;

b. aan te tonen door middel van een door een Antilliaanse autoriteit gewaarmerkte aanstellingsbrief van de toekomstige werkgever dat hij een baan heeft op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen en bedoelde brief aan de Svb over te leggen;

c. zijn schulden aan Nederland te hebben voldaan dan wel ten behoeve van bedoelde schulden een afbetalingsregeling te hebben getroffen;

d. geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, op 1 januari van het jaar waarin de voorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar, van meer dan € 91.000,-;

e. niet eerder, noch als verhuizende persoon noch als partner, de voorzieningen te hebben genoten;

f. een schriftelijk bewijs aan de Svb over te leggen, afgegeven door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen, dat zijn partner en hun kinderen zullen worden toegelaten, indien zijn partner en hun kinderen niet de Nederlandse nationaliteit bezitten.

2. Onverminderd het eerste lid dient de verhuizende persoon, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2o, om voor de voorzieningen in aanmerking te komen een schriftelijk bewijs aan de Svb over te leggen, afgegeven door de autoriteiten van de Nederlandse Antillen, dat hij, en, voorzover van toepassing, zo nodig zijn partner en hun kinderen zullen worden toegelaten.

3. Indien de verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner het voornemen hebben met hun pleegkind te verhuizen, dient de verhuizende persoon een schriftelijk bewijs van toestemming tot de voorgenomen verhuizing van het pleegkind aan de Svb te hebben overgelegd van degene die het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefent over het pleegkind.

Artikel 5

De verhuizende persoon komt slechts in aanmerking voor de voorzieningen indien, voorzover van toepassing, ook zijn partner voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d.

Artikel 6

1. Om voor de voorzieningen in aanmerking te kunnen komen, dient de verhuizende persoon een aanvraag in bij de Svb.

2. De Svb neemt het besluit op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk twee maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7

1. Indien de verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen niet binnen een termijn van drie maanden na de datum van het besluit tot toekenning van de voorzieningen zijn verhuisd, kan het besluit geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, tenzij de verhuizende persoon of zijn partner van de overschrijding van die termijn redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

2. De verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen dienen binnen vier weken na vertrek uit Nederland een bewijs van inschrijving in het Antilliaanse bevolkingsregister aan de Svb te zenden.

3. De in het tweede lid bedoelde inschrijving moet hebben plaatsgevonden na de datum van uitschrijving uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens.

4. Indien de verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen niet hebben voldaan aan het zenden van het bewijs van inschrijving, bedoeld in het tweede lid, kan het besluit geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, tenzij de verhuizende persoon of zijn partner van het niet zenden van het bewijs van inschrijving redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

Hoofdstuk IV. Terugvordering

Artikel 8

Indien de verhuizende persoon, voorzover van toepassing, zijn partner of een van hun kinderen, binnen twee jaren na verhuizing, blijkens een inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens, zijn hoofdverblijf wederom in Nederland vestigt, worden de voorzieningen teruggevorderd, voorzover deze voorzieningen ten behoeve van de teruggekeerde personen zijn toegekend.

Artikel 9

De verhuizende persoon en, voorzover van toepassing, zijn partner zijn verplicht aan de Svb op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of op de hoogte van de voorzieningen.

Artikel 10

De Svb wijzigt een besluit tot toekenning van de voorzieningen of trekt dat in:

a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 9 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de voorzieningen;

b. indien anderszins de voorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld.

Artikel 11

1. De voorzieningen die als gevolg van een besluit als bedoeld in de artikelen 7, eerste en vierde lid, en 10, onverschuldigd zijn betaald, worden door de Svb van de verhuizende persoon respectievelijk zijn partner teruggevorderd.

2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de Svb besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering als bedoeld in het eerste lid en artikel 8 af te zien.

3. Indien de verhuizende persoon aan de bij deze regeling gestelde verplichtingen heeft voldaan, en hij in redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten onrechte of op een te hoog bedrag zijn verleend, besluit de Svb geheel of gedeeltelijk van terugvordering als bedoeld in het eerste lid af te zien.

Hoofdstuk V. Taken van en informatieverstrekking door de Sociale verzekeringsbank

Artikel 12

1. De Svb is belast met de rechtmatige en doelmatige uitvoering van deze regeling.

2. De in het eerste lid bedoelde uitvoering omvat in elk geval het nemen van besluiten en het verrichten van overige rechtshandelingen en feitelijke handelingen in het kader van deze regeling.

3. Op verzoek van de Minister verstrekt de Svb overeenkomstig de daarbij door de Minister gestelde eisen en binnen de door de Minister gestelde termijn alle door de Minister gevraagde inlichtingen, gegevens en bescheiden, die voor de uitoefening van zijn taak in verband met deze regeling nodig zijn.

4. De Svb biedt een handhavingsplan aan de Minister aan overeenkomstig artikel 3 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank.

Artikel 13

1. Aan de Svb worden de uitgaven door de Minister vergoed van de voorzieningen die op grond van deze regeling door de Svb zijn betaald.

2. Aan de Svb worden de kosten door de Minister vergoed die door de Svb bij de uitvoering van haar taak, bedoeld in artikel 12, worden gemaakt.

Artikel 14

1. Ten behoeve van een goede uitvoering van deze regeling zijn de artikelen 8c, eerste lid, 8i en 8j van de Remigratiewet en de artikelen 2 tot en met 6 van het Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet van overeenkomstige toepassing.

2. Ten behoeve van de controle van de in artikel 13, eerste en tweede lid, bedoelde uitgaven en kosten zijn de artikelen 8d, 8e en 8f van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

1. Met ingang van 1 januari 2006 worden verplichtingen en vorderingen op grond van deze regeling voor de toepassing van dit hoofdstuk beschouwd als verplichtingen en vorderingen op grond van de Remigratiewet.

2. De verplichtingen en vorderingen, bedoeld in het eerste lid, worden verantwoord op de wijze zoals voorzien bij of krachtens de artikelen 8b tot en met 8f en 8h van de Remigratiewet.

Artikel 16

Voor het aan de Minister verstrekken van inlichtingen, gegevens en bescheiden door de Svb zijn artikel 8h van de Remigratiewet, artikel 5, aanhef, onderdeel a, b en d, artikel 6, aanhef, onderdeel b, artikel 7, aanhef, onderdeel b, artikel 9, en artikel 10 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17

Artikel 1, onderdeel b luidt tot inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen als volgt:

b. de SVB: de Sociale Verzekeringsbank, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;.

Artikel 18

1. Artikel 3, eerste lid, luidt tot 1 januari 2002 als volgt:

1. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

a. per verhuizende persoon f 1.496,32;

b. per partner f 1.496,32;

c. per kind van 12 jaar ouder f 1.496,32;

d. per kind van 2 tot 12 jaar f 747,06;

e. per kind jonger dan 2 jaar f 152,06.

2. Artikel 3, derde lid, luidt tot 1 januari 2002 als volgt:

3. De eenmalige tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per kubieke meter f 1.110,67.

3. Artikel 3, vierde lid, luidt tot 1 januari 2002 als volgt:

4. De voorzieningen bedragen per verhuizende persoon, zijn partner en kinderen in totaal maximaal f 13.001,89.

Artikel 19

1. Artikel 4, eerste lid, onderdeel d, luidt tot 1 januari 2002 als volgt:

d. geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, op 1 januari van meer dan f 200.000,- van het jaar waarin de basisvoorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, geen vermogensbelasting verschuldigd te zijn over het daaraan voorafgaande jaar;.

2. Voorzover de in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, genoemde peildata zijn gelegen vóór 2002 moet voor € 91.000,- worden gelezen f 200.000,-.

Artikel 20

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Een aanvraag om voor de voorzieningen in aanmerking te komen dient uiterlijk op 30 september 2004 bij de Svb te zijn ingediend.

Artikel 21

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,R.H.L.M. van Boxtel.

Toelichting

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel van de regeling

Tijdens de parlementaire behandeling van de Remigratiewet is door de Nederlandse regering de bereidheid uitgesproken met de Antilliaanse overheid te willen spreken over specifieke remigratieprojecten voor beperkte duur, omdat Antillianen geen doelgroep zijn van deze wet (Kamerstukken II 1997/98, 25 741, nr. 5, pag. 3). De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft bij verschillende gelegenheden deze bereidheid herhaald. Sinds januari 1999 wordt tussen de Nederlandse Antillen en Nederland op gestructureerde wijze gesproken over de migratieproblematiek. Doel van het overleg is het gezamenlijk formuleren en uitvoeren van maatregelen die enerzijds kansen bieden aan jongeren op de Nederlandse Antillen en anderzijds het vertrek van Antillianen naar Nederland reguleren.

In januari 2000 vond op Curaçao een bestuurlijk overleg plaats tussen de regeringen van de Nederlandse Antillen en Nederland, waarbij tevens gesproken werd over de migratieproblematiek en de uitvoering van de nota Migratie Antilliaanse jongeren. In de Slotverklaring van dit bestuurlijk overleg spreken beide regeringen hun bezorgdheid uit over het toegenomen vertrek van Antillianen richting Nederland en zijn het erover eens dat in beide landen maatregelen moeten worden genomen om een kentering teweeg te brengen in deze ontwikkeling. Tevens werd in de Slotverklaring van 7 januari 2000 betreffende remigratie de volgende afspraak vastgelegd:

`Overeengekomen is om een project op te zetten om in Nederland woonachtige Antillianen te ondersteunen die naar de Nederlandse Antillen willen terugkeren. Het project is bedoeld voor Antillianen die - aantoonbaar - een baan op de Nederlandse Antillen hebben gevonden en zelf niet in de remigratiekosten kunnen voorzien.'

Dit project is bedoeld als een tijdelijke en beperkte faciliteit. Doel ervan is, dat op tijdelijke basis (maximaal drie jaren) in Nederland woonachtige Antillianen - die beschikken over een baan op de Antillen - worden ondersteund bij hun hervestiging op de Antillen.

In de Remigratiewet is remigratie gedefinieerd als `het zich buiten het Koninkrijk in het land van herkomst vestigen'. Gelet op het feit dat het in deze regeling gaat om vestiging op de Nederlandse Antillen zal in verband met de betekenis die in de Remigratiewet aan de term remigratie is gegeven, in deze regeling gesproken worden van verhuizen. In artikel 1, onderdeel c wordt verhuizen gedefinieerd als `het zich vestigen vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen'.

2. Gezamenlijke bijdrage van Nederland en van de Nederlandse Antillen

Beide landen dragen aan de uitvoering van dit project bij. Nederland zal voor een periode van maximaal drie jaren financiële ondersteuning bieden voor overtochtkosten (reis en bagage) van Antillianen (met gezin), die kunnen aantonen een baan te hebben op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen. De Antillen zullen voorzieningen treffen om arbeidsbemiddeling te bieden en overige bemiddelingen zoals huisvesting e.d.

2.1. De Nederlandse bijdrage aan het project

De Nederlandse bijdrage aan het project is een geplafonneerd jaarlijks budget voor een periode van maximaal drie jaren. Nederland betaalt tot een maximum bedrag van € 5903,- per gezin de overtochtkosten uit een gemaximeerd jaarlijks budget, onder de voorwaarden die in deze regeling zijn opgenomen. De bijdrage voor de overtochtkosten omvat een tegemoetkoming in de reiskosten en in de transportkosten van de bagage afhankelijk van de persoonlijke situatie van de verhuizende persoon, dat wil zeggen alleenstaand, alleenstaand met kind(eren), of een gezin. Hij is zelf verantwoordelijk voor de organisatie en boeking van hun overtocht. De regeling wordt in Nederland uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank.

2.2. De Antilliaanse bijdrage aan het project

De Antilliaanse bijdrage bestaat uit het opzetten van een nationale vacaturebank en het opnieuw inrichten van het Centraal Arbeidsbureau. Voorts zal de Antilliaanse regering in overleg treden met de betreffende eilandelijke instanties over: arbeidsbemiddeling, bemiddeling huisvesting en trajectbegeleiding.

In het kader van dit project is arbeidsbemiddeling op de Antillen een belangrijke factor. Hiertoe zal het Centraal Arbeidsbureau van het departement van Arbeid en Sociale Zaken worden ingezet. Het Centraal Arbeidsbureau is in samenwerking met de eilandelijke arbeidsdiensten verantwoordelijk voor de coördinatie en de uitvoering van de Antilliaanse bijdrage aan deze verhuiskostenregeling. Onder de Antilliaanse bijdrage vallen, zoals reeds gesteld, het opzetten van een vacaturebank, informatie-uitwisseling met Nederland, informatievoorziening naar de potentiële verhuizende personen toe en alle andere noodzakelijke bemiddeling op de Antillen. In het kader van het opnieuw inrichten van het Centraal Arbeidsbureau ontwikkelt het departement van Arbeid en Sociale Zaken een internetsite waarop vacatures op alle eilanden bij elkaar worden gebracht en waar voor werkzoekenden tevens de mogelijkheid bestaat hun gegevens (CV) te plaatsen zodat werkgevers een directe link met de werkzoekenden hebben. Ook informatie over de verhuiskostenregeling kan hier een plaats krijgen.

3. Juridische grondslag

De tegemoetkoming in de verhuiskosten van Antillianen is een subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb vereist dat bestuursorganen subsidies slechts verlenen op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt (artikel 4:23, eerste lid).

Met wettelijk voorschrift wordt in beginsel een wet in formele zin bedoeld.

Op dit uitgangspunt geldt een aantal uitzonderingen. Voor het Rijk is er de mogelijkheid om bij gebreke van een wet in formele zin de subsidie te baseren op een zelfstandige algemene maatregel van bestuur (amvb) (artikel 4:23, tweede lid). Daarbij geldt wel dat die amvb vier jaar na inwerkingtreding vervalt (tenzij voor dat tijdstip alsnog een wet in formele zin bij het parlement is ingediend).

Ten behoeve van het Nederlandse deel van dit project zal een zelfstandige amvb met een beperkte werkingsduur tot stand worden gebracht. Het project geldt immers voor een beperkte periode van maximaal drie jaar.

Vooruitlopend op de zelfstandige amvb kan met het Nederlandse deel van het project worden gestart op basis van een ministeriële regeling. De onderhavige ministeriële regeling strekt daartoe.

De zelfstandige amvb dient binnen een jaar na inwerkingtreding van de ministeriële regeling te zijn vastgesteld. Is zo'n zelfstandige amvb niet binnen een jaar na inwerkingtreding van deze ministeriële regeling vastgesteld dan is de juridische grondslag voor het verstrekken van de subsidie (in casu de tegemoetkoming in de verhuiskosten) vervallen. De ministeriële regeling zal in dat geval worden ingetrokken.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Onderdeel c

Zowel uit de omschrijving van de term `verhuizen' als uit de omschrijving van de term `verhuizende persoon' blijkt dat de regeling bedoeld is voor Antillianen die zich vanuit Nederland op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen willen vestigen. De regeling is niet van toepassing op Arubanen die zich vanuit Nederland willen vestigen op de Nederlandse Antillen of op Aruba.

Onderdeel d

De regeling strekt zich ook uit tot de tweede generatie Antillianen die in Nederland wonen. De reden hiervan is dat niet alleen de eerste, maar ook de tweede generatie Antillianen behoren tot de doelgroepen van het integratiebeleid. Voor beide generaties heeft de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, bij de behandeling van de Remigratiewet in de Eerste Kamer (Handelingen I, 1998/99, pag. 1257), toegezegd dat een project zal worden opgezet om in Nederland woonachtige Antillianen te ondersteunen, die naar de Nederlandse Antillen willen terugkeren. Zoals uit het laatste deel van de omschrijving van de term `verhuizende persoon' blijkt dient de betrokkene zijn hoofdverblijf in Nederland op te geven om van de regeling gebruik te kunnen maken. M.a.w. de betrokkene dient het voornemen te hebben zicht voor een langere periode op de Nederlandse Antillen te vestigen.

Onder de definitie van de term `verhuizende persoon' vallen ook de personen die op de Nederlandse Antillen tot Nederlander zijn genaturaliseerd, onafhankelijk of zij op de Nederlandse Antillen zijn geboren.

Gelet op de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk vóór 1 januari 1986 is in onderdeel d, onder ten tweede, geregeld dat ook de personen met de Nederlandse nationaliteit die op Aruba zijn geboren vóór die datum dan wel vóór die datum op Aruba tot Nederlander zijn genaturaliseerd, ook behoren tot de doelgroep van deze regeling.

Onderdeel e

Indien een echtpaar, geregistreerde partners of ongehuwd samenlevenden verhuizen, dient een van beide partners te voldoen aan de voorwaarden van deze regeling. In voorkomende gevallen kan dan ook met het begrip partner de vrouw van de verhuizende persoon worden bedoeld, als de man van de verhuizende persoon. Gelet op de enkelvoudige formulering van de begrippen partner en ongehuwd samenlevende is in deze regeling sprake van een gezamenlijke huishouding indien deze huishouding bestaat uit niet meer dan twee meerderjarige personen.

Onderdeel f

De regeling is ook van toepassing op minderjarige kinderen, die met hun ouders meeverhuizen. De aanspraken houden op te bestaan bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Meerderjarige kinderen kunnen eveneens van de regeling gebruik maken. Hiertoe dienen zij een eigen aanvraag voor de voorzieningen in te dienen en dienen zij zelfstandig aan de voorwaarden van de regeling te voldoen.

Artikel 2

Voor de Nederlandse financiële bijdrage is voor een periode van maximaal drie jaren jaarlijks een geplafonneerd budget beschikbaar. Voor het jaar 2001 en voor het jaar 2004 bedraagt de Nederlandse bijdrage een procentuele deel van het jaarlijkse budget, afhankelijk van de periode dat de regeling in 2001 en in 2004 van toepassing is.

Indien de Svb het beschikbare bedrag in een bepaald jaar, nadat de voor dat betreffende jaar geprognosticeerde uitvoeringskosten in mindering zijn gebracht, aan verhuizende personen heeft uitbetaald, is in dat jaar het geplafonneerde budget verbruikt. Ten behoeve van nieuwe verhuizende personen kunnen door de Svb wel in datzelfde jaar besluiten worden genomen. Echter op grond van de aanhef van artikel 2 kunnen deze verhuizende personen pas in het daarop volgende jaar met de voorzieningen verhuizen, omdat deze voorzieningen door de Svb eerst in dat jaar kunnen worden uitbetaald.

De voorzieningen zijn een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het persoonlijk vervoer, in de kosten van de bagage en huisraad van de verhuizende persoon, zijn partner en hun kinderen naar een van de eilanden van de Nederlandse Antillen tot de plaats van bestemming.

Artikel 3

Aan de bedragen, genoemd in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel, is een maximum verbonden van € 5900,- per gezin (verhuizende persoon en eventuele partner en kinderen). Dit maximum is in het vierde lid opgenomen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is gesteld zijn betrokkenen zelf verantwoordelijk voor de organisatie en boeking van hun overtocht.

De hoogte van de bedragen is gebaseerd op de oude Basisremigratiesubsidieregeling 1985 toen deze regeling nog van toepassing was op Antillianen.

Artikel 4, eerste lid

Onderdeel a

Deze voorwaarde is opgenomen om te voorkomen dat de regeling aanzuigende werking heeft voor wat betreft oneigenlijk gebruik. Het ligt niet voor de hand dat Antillianen die nog maar kort in Nederland zijn van de regeling gebruik zouden kunnen maken. Van de andere kant dient deze periode echter niet zodanig lang te zijn dat daardoor de wens van Antillianen die een baan hebben op de Antillen en daarom wensen terug te keren, wordt belemmerd. Gelet hierop is in deze regeling uitgegaan van een periode van twee jaren ononderbroken hoofdverblijf in Nederland onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag van de voorzieningen. Een en ander dient te blijken uit een inschrijving in de GBA.

Onderdeel b

De hier bedoelde Antilliaanse autoriteit is het Departement Arbeid en Sociale Zaken, te Curaçao. Deze autoriteit dient de aanstellingsbrief van de toekomstige werkgever van de verhuizende persoon op waarheid te toetsen en te waarmerken. Dit houdt in dat getoetst moet worden of de werkgever bestaat en of de verhuizende persoon bij die werkgever een baan heeft. Met zo'n gewaarmerkte aanstellingsbrief is door de verhuizende persoon aangetoond dat hij een baan heeft op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen. Deze gewaarmerkte aanstellingsbrief dient aan de Svb te worden overgelegd.

Onderdeel c

De voorwaarde in dit onderdeel is opgenomen omdat de voorzieningen van deze regeling verstrekt worden door Nederland. Het gaat niet aan om deze voorzieningen aan personen te verstrekken, die zich door hun verhuizing feitelijk kunnen onttrekken aan invordering van hun schulden aan diezelfde rijksoverheid. Het gaat hierbij om rijksbelastingen, welke door de aanslag van de inspecteur der belastingen verschuldigd zijn geworden, om niet betaalde justitiële boetes en om ten onrechte ontvangen individuele huursubsidies. De onderhavige bepaling maakt het ook mogelijk dat reeds tot verhuizing wordt overgegaan, indien met de desbetreffende instantie een afbetalingsregeling is getroffen. De Svb controleert of de verhuizende persoon schulden heeft bij bedoelde instanties en of hiervoor een afbetalingsregeling is getroffen.

Onderdeel d

De in dit onderdeel opgenomen hoogte van het bedrag aan rendementsgrondslag komt grosso modo overeen met het minimale vermogen waarbij op grond van de Wet op de Inkomstenbelasting vermogensbelasting verschuldigd was.

Onderdeel e

Deze voorwaarde is onder meer opgenomen om oneigenlijk gebruik van de regeling te voorkomen.

Onderdeel f

De bepaling in onderdeel f is van belang voor de partner en de kinderen van de verhuizende persoon, indien zij niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit. Is dat het geval dan dienen zij voor vertrek een schriftelijk bewijs van toelating te hebben van de Antilliaanse autoriteiten.

Artikel 4, tweede lid

In verband met de Antilliaanse wetgeving is het nodig dat de categorie verhuizende personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder ten tweede, eveneens voor vertrek een schriftelijk bewijs van toelating dient te hebben van de Antilliaanse autoriteiten.

Artikel 4, derde lid

Op grond van deze regeling kunnen ook pleegkinderen van de verhuizende persoon of zijn partner meeverhuizen. Omdat pleegouders niet in alle gevallen het ouderlijk gezag of de voogdij uitoefenen over de pleegkinderen is in dit lid bepaald dat een pleegkind alleen kan meeverhuizen indien de verhuizende persoon een schriftelijk bewijs van toestemming van de voorgenomen verhuizing overlegt aan de Svb van degene die het ouderlijk gezag of de voogdij wel uitoefent. Het overleggen van een dergelijk schriftelijk bewijs is een voorwaarde voor het recht op de voorzieningen ten behoeve van het pleegkind.

Artikel 5

In artikel 4 zijn de voorwaarden opgenomen waaraan de verhuizende persoon moet voldoen om voor de voorzieningen in aanmerking te komen. In het onderhavige artikel is nog een voorwaarde voor de verhuizende persoon opgenomen, namelijk dat ook zijn partner, indien deze meeverhuist, moet voldoen aan een tweetal voorwaarden, voordat de verhuizende persoon in aanmerking komt voor de voorzieningen. Dit zijn de volgende voorwaarden:

- de partner dient ook zijn schulden aan Nederland te hebben voldaan of ten behoeve van bedoelde schulden een afbetalingsregeling te hebben getroffen;

- de partner dient ook geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag van meer dan € 91.000,- (f 200.000,-) over het jaar, waarin de voorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, over het daaraan voorafgaande jaar.

Artikel 6

Op grond van artikel 13 is de Svb belast met de uitvoering van deze regeling. Een van de uitvoeringstaken is het door de Svb aan de verhuizende persoon verstrekken van de voorzieningen ten behoeve van verhuizing.

De voorzieningen kunnen door de Svb alleen op aanvraag van de verhuizende persoon worden verstrekt. De termijn waarbinnen de Svb op de aanvraag een besluit moet nemen is in het tweede lid bepaald op 2 maanden. Het belang dat voor deze verhuizende personen is verbonden aan het daadwerkelijk kunnen accepteren van de aangeboden baan rechtvaardigt een kortere beslistermijn van de Svb dan de in de Remigratiewet opgenomen termijn van vier maanden.

Artikel 7, eerste lid

Niet is uitgesloten dat aanvragen worden ingediend door aspirant-verhuizende personen die achteraf, op grond van een nadere afweging, besluiten alsnog definitief of voorlopig van verhuizing af te zien, ook al is het besluit tot toekenning van de voorzieningen reeds genomen. Teneinde te voorkomen dat het besluit voor onbepaalde tijd van kracht blijft, is in dit artikel bepaald dat het besluit geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken, indien binnen drie maanden na het nemen van het besluit niet tot verhuizing is overgegaan. De Svb kan besluiten het besluit niet in te trekken of gedeeltelijk niet in te trekken, indien de termijn voor kortere of langere periode is overschreden en deze overschrijding redelijkerwijs niet aan de aspirant-verhuizende persoon of zijn partner kan worden verweten.

Artikel 7, tweede, derde en vierde lid

Met deze leden wordt beoogd de kans van uitschrijving uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens zonder feitelijk vertrek uit Nederland te verminderen.

Artikel 8

De onderhavige regeling is bedoeld voor personen die voornemens zijn zich voor een langere periode op een van de eilanden van de Nederlandse Antillen te vestigen. Op grond van dit uitgangspunt bepaalt dit artikel dat van verhuizende personen die binnen twee jaren na verhuizing naar de Antillen hun hoofdverblijf wederom in Nederland vestigen, de voorzieningen worden teruggevorderd.

De wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens (Stb. 2000, 154) biedt instrumenten voor de handhaving terzake. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot verbeterde verificatie van (voorgenomen) vestiging op de Antillen of van eventuele hervestiging in Nederland.

Artikel 10

Uitgangspunt is dat in alle gevallen in principe correctie van fouten moet plaatsvinden. Op grond hiervan is in dit artikel verplichtend geregeld dat de Svb in geval van situaties zoals omschreven in de onderdelen a en b van dit artikel een besluit dient te wijzigen of in te trekken.

Artikel 11

Een verplichting tot terugvorderen is de meest geëigende vorm om te bewerkstelligen dat het onverschuldigd betaalde wordt teruggevorderd. Het instrument van de terugvordering dient te waarborgen dat een verhuizende persoon, na teveel te hebben ontvangen, in de juiste voorzieningensituatie geplaatst wordt door hem het te veel ontvangene te ontnemen. In beginsel maakt het niet uit wat de oorzaak is van het onverschuldigd zijn van de betaling. Het kan daarbij gaan om gevallen waarin een wijziging in de omstandigheden of (nieuw) gebleken feiten nopen tot wijziging van de (primaire) toekenning. De oorzaak kan ook zijn dat een verhuizende persoon door een administratieve vergissing van de Svb meer krijgt dan waar hij op grond van het correcte toekenningsbesluit recht op heeft. In al deze gevallen zal terugvordering moeten plaatsvinden. De terugvordering omvat zowel het nemen van de terugvorderingsbesluit als het effectueren van die beslissing (de tenuitvoerlegging). De verplichting om een terugvorderingsbesluit te nemen houdt in beginsel ook de verplichting in om ervoor te zorgen dat het teruggevorderde bedrag daadwerkelijk wordt betaald.

Om tot uitdrukking te laten komen dat aan bedoelde verplichting niet een absoluut karakter wordt toegekend, in de zin dat nooit ruimte voor welke afwijking dan ook zou bestaan, is in het tweede lid een uitzonderingsbepaling opgenomen die betrekking heeft op de terugvordering, bedoeld in het eerste lid, en de terugvordering, bedoeld in artikel 8. Hierbij wordt gedacht aan gevallen waarbij in de individuele situatie van de belanghebbende op het moment waarop over terugvordering wordt besloten sprake is van zo ernstige financiële en/of sociale omstandigheden dat terugvordering in redelijkheid niet aanvaardbaar kan worden geacht.

Het derde lid is eveneens een uitzondering op het eerste lid. Hierin is voor de Svb een verplichting opgenomen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien de verhuizende persoon aan alle bij of krachtens deze regeling gestelde verplichtingen heeft voldaan, en hij in redelijkheid niet heeft kunnen begrijpen dat de voorzieningen ten onrechte of op een te hoog bedrag zijn vastgesteld.

Artikel 12, eerste lid

De uitvoering van de Remigratiewet is opgedragen aan de Svb. De uitvoering van die wet heeft duidelijke raakvlakken van de uitvoering van de onderhavige regeling. Gelet op deze samenhang en gelet op de bevredigende wijze waarop de Svb al jaren de uitvoering en handhaving van de remigratieregelingen uit 1985 heeft verricht, wordt de Svb ook met de uitvoering van de Tijdelijke regeling tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen belast.

Artikel 12, tweede lid

Als voorbeelden van de in dit onderdeel genoemde rechtshandelingen en feitelijke handelingen kunnen de volgende worden genoemd:

- het verrichten van betalingen op grond van de genomen besluiten op basis van de regeling;

- het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures op basis van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12, derde lid

De in de artikel 16 bedoelde inlichtingen, gegevens of bescheiden dienen door de Svb halfjaarlijks of jaarlijks aan de Minister te worden verstrekt. Op basis van het onderhavige derde lid dient de hier bedoelde informatie, indien de Minister daarom vraagt en binnen een door de Minister gestelde termijn, ook op andere momenten te worden verstrekt. Bovendien kan de Minister op basis van dit lid om andere inlichtingen, gegevens of bescheiden vragen dan die die in de artikel 16 zijn bedoeld. Hierbij moet met name worden gedacht aan zaken die van bijzonder beleidsmatig belang zijn.

Artikel 12, vierde lid

In het handhavingsplan dat ter kennisneming aan de Minister wordt aangeboden dient te worden vastgelegd welke maatregelen zullen worden genomen ter bevordering van een rechtmatige uitvoering van deze regeling. Het bevat interne instructies ten behoeve van de uitvoering en een administratieve organisatie (AO) die door de accountantsdienst van de Svb is gecontroleerd. Een wijziging van het plan dient eveneens aan de Minister ter kennisneming te worden aangeboden. De Minister kan over het plan en over de wijziging ervan opmerkingen maken. Het handhavingsplan wordt ook aangepast indien op basis van praktijkervaring of nieuw beleid hiertoe aanleiding bestaat.

Artikel 13

Voor wat betreft de systematiek van de uitvoeringskosten wordt aangesloten bij de systematiek van de uitvoeringskosten van de Remigratiewet.

Artikel 14, eerste lid

In dit artikel is de informatiestroom tussen de Svb en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgenomen. Deze informatiestroom is de basis voor de raming, de bijsturing en verantwoording van de financiële middelen en voor de bijsturing en verantwoording van de werkzaamheden van de Svb.

In artikel 8c, eerste lid, van de Remigratiewet is opgesomd welke stukken de Svb ten behoeve van een goede uitvoering van de Remigratiewet aan de Minister aanbiedt. Ten behoeve van een goede uitvoering van de onderhavige regeling dient de Svb dezelfde stukken aan de Minister aan te bieden. Deze zijn:

- een begroting en een driejarige raming van de in artikel 13 bedoelde uitgaven en kosten, alsmede van de te verwachten ontvangsten. De begroting behoeft goedkeuring van de Minister;

- een aanvraag om een voorschot ten behoeve van een komend begrotingsjaar. De Minister stelt de hoogte van het voorschot vast;

- een tussentijdse rapportage over het lopende kalenderjaar over de in artikel 13 gerealiseerde uitgaven en kosten ten opzichte van de verstrekte voorschotten;

- een jaarrekening, een verslag van werkzaamheden en het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid van werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder en een aanvraag tot vaststelling van de in artikel 13 bedoelde uitgaven, kosten en ontvangsten. De Minister stelt de hoogte van het definitieve bedrag van de eindafrekening vast;

- een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een rechtmatigheidsrapportage over de uitvoering van deze regeling, afgegeven door de interne accountant van de Svb. Ten behoeve van de rechtmatigheid, met inbegrip van de getrouwheid, stelt de Minister een controleprotocol vast.

In de artikelen 2 tot en met 6 van het Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet worden regels gesteld over de inhoud, de inrichting en het tijdstip van aanbieding van bovenstaande stukken en over het tijdstip van betaling van het voorschot.

Tevens zijn in dit lid de artikelen 8i en 8j van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In artikel 8i van de Remigratiewet is geregeld dat de Minister besluiten kan nemen waarmee voorzieningen worden getroffen voor het geval de Svb haar verplichtingen niet naar behoren nakomt. In artikel 8j van de Remigratiewet zijn hoofdstukken en artikelen van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 niet van toepassing verklaard.

Artikel 14, tweede lid

Dit lid houdt in dat ten behoeve van de controle van de in artikel 13 bedoelde uitgaven en kosten de Svb desgevraagd aan de door de Minister daartoe aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 22 van de Comptabiliteitswet, de voor de controle benodigde informatie verschaft en desgevraagd aan deze ambtenaren toegang tot en inzage verleent in alle gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen.

Voor de controle van de in artikel 13 bedoelde uitgaven en kosten is het van belang dat het boekjaar gelijk is aan het boekjaar zoals dat bij de uitvoering van de Remigratiewet geldt. In dat kader is het tevens van belang dat de administratie op dezelfde wijze wordt gevoerd, als bij de uitvoering van de Remigratiewet. Gelet hierop zijn in dit lid tevens de artikelen 8d en 8f van de Remigratiewet van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 15

De regeling kent een gedefinieerde looptijd. Na de looptijd van de regeling kunnen aanvragen niet meer worden gehonoreerd. De dan nog op grond van de regeling uitstaande verplichtingen en vorderingen moeten echter nog wel worden beheerd en afgewikkeld. Het kan zijn, dat hiervoor nog geruime tijd nodig is. Deze activiteiten worden met ingang van 1 januari 2006 administratief gevoegd bij de verplichtingen en vorderingen op het gebied van remigratie, omdat ook voor de bepalingen inzake uitvoering en controle van deze regeling wordt aangesloten bij de bepalingen in de Remigratiewet, die eveneens door de Svb wordt uitgevoerd.

Artikel 16

De in dit artikel bedoelde inlichtingen, gegevens en bescheiden hebben betrekking op:

- het aantal aanvragen;

- het aantal feitelijke toekenningen van de voorzieningen en de daarmee verband houdende uitkeringsbedragen;

- het aantal afwijzingen;

- de samenstelling en de leeftijdsopbouw van de populatie verhuizende personen;

- het aantal besluiten inzake voorzieningen dat is ingetrokken naar aanleiding van het weer terugkeren naar Nederland.

Voorts biedt de Svb de Minister ten minste zes maal per jaar tussentijdse rapportages aan. Deze rapportages dienen inzicht te geven in de definitieve en de voorlopige uitgaven en kosten, bedoeld in artikel 13. In artikel 9 van de Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank is aangegeven vóór welke data deze tussentijdse rapportages aan de Minister moeten zijn aangeboden.

Artikel 17

Dit artikel bevat een overgangsbepaling ten behoeve van artikel 1, onderdeel b. Naar verwachting treedt op 1 januari 2002 de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking. In deze wet wordt de naam van de Sociale Verzekeringsbank gewijzigd in: Sociale verzekeringsbank. Op grond hiervan wordt de afkorting SVB gewijzigd in Svb.

Artikel 18

Dit artikel bevat een overgangsbepaling ten behoeve van artikel 3. Tot invoering van de euro op 1 januari 2002 worden de bedragen in guldens aan de verhuizende personen uitbetaald.

Artikel 19, eerste en tweede lid

Deze twee leden bevatten overgangsrecht ten behoeve van artikel 4, eerste lid, onderdeel d. Dit overgangsrecht is om twee redenen noodzakelijk.

De eerste reden betreft de wijziging van het belastingstelsel, zoals dat op 1 januari 2001 is ingevoerd. De oude vermogensbelasting is per die datum komen te vervallen. Gelet hierop wordt in het eerste lid in de periode vanaf 1 januari 2001 uitgegaan van de rendementsgrondslag op grond van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 en in de periode vóór 1 januari 2001 uitgegaan van de vermogensbelasting op grond van de Wet op de inkomstenbelasting.

De tweede reden betreft de invoering van de euro op 1 januari 2002. De omzetting van de f 200.000,- naar € 91.000,- is als volgt berekend.

Op grond van de vuistregels met betrekking tot de introductie van de euro (Kamerstukken II 1998/99, 25 107, nr. 32, pag. 10-11) mogen grote grensbedragen (meer dan f 40.000,-) worden gesteld op een mooi afgerond eurobedrag. Tevens is een van de vuistregels dat afrondingen plaatsvinden in het voordeel van de burger. Aan beide vuistregels is in casu voldaan. De exacte omzetting is € 90.756,04. Het bedrag van f 200.000,- is met de omzetting in € 91.000,- grosso modo verhoogd met f 550,-. Dit betekent dat na 1 januari 2002 een verhuizende persoon niet in aanmerking komt voor de basisvoorzieningen indien hij beschikt over een rendementsgrondslag van meer dan f 200.550,-.

Artikel 20, tweede lid

In het algemene deel van de toelichting is aangegeven dat deze regeling een tijdelijke voorziening is voor een periode van maximaal drie jaren. Gelet hierop is in het tweede lid van dit artikel aangegeven dat aanvragen om voor de voorzieningen in aanmerking te komen uiterlijk tot en met 30 september 2004 bij de Svb kunnen worden ingediend. Op 1 oktober 2004 kunnen geen nieuwe aanvragen meer op basis van deze regeling worden behandeld. Over aanvragen die voor 1 oktober 2004 zijn ingediend kunnen na 1 oktober 2004 nog besluiten worden genomen, op grond waarvan personen met inachtneming van de in deze regeling genoemde termijn nog kunnen verhuizen.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

Naar boven